Persberichten

 

Hieronder zijn in chronologische volgorde persberichten opgenomen die belangrijk (kunnen) zijn voor rusthuizen, serviceflatcomplexen, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf

 

14 oktober 2003: buurt- en nabijheidsdiensten

13 oktober 2003: blindegeleidehonden in restaurants

15 juli 2003: structurele aanpak van zomercomfort

25 april 2003: ontwerpdecreet eerstelijnsgezondheidszorg goedgekeurd

25 april 2003: ontwerpdecreet over gezondheidsinformatiesysteem

23 april 2003: wijziging van de prijswetgeving

4 april 2003: financiering rustoorden vanaf 1 januari 2004

14 maart 2002: wijziging Vipa-reglementering inzake subsidiabele oppervlakte

16 januari 2003: nieuw protocol ouderenzorg en parlementaire vraag van 22 januari 2003

03 januari 2003: veteranenziekte of legionellose

20 december 2002: psychotherapie

20 december 2002: wijziging hulp aan bejaarden

18 december 2002: oude liefde roest niet

13 december 2002: aanpassing zorgverzekering

13 december 2002: rechtsbescherming en inspraak van gebruikers van welzijnsvoorzieningen

6 december 2002: meer subsidies voor lokale dienstencentra

30 oktober 2002: zorgverzekering moet rusthuisfactuur doen dalen

25 oktober 2002: een nieuw kwaliteitsdecreet dient zich aan

2 oktober 2002: verzorgingsproducten inbegrepen in het forfait (Frank Vandenbroucke)

28 september 2002: duidelijke facturen in rusthuizen (Frank Vandenbroucke)

27 september 2002: studentenarbeid (Frank Vandenbroucke)

24 september 2002: kwaliteitsvolle rusthuizen (Mieke Vogels)

16 september 2002: toekomst zorgverzekering (Mieke Vogels)

13 september 2002: financiering van de rusthuizen (Federale regering)

5 juli 2002: de zorgverzekering in Brussel (Vlaamse regering)

3 juli 2002: tenlasteneming in de zorgverzekering (Mieke Vogels)

31 mei 2002: nieuwe regeling aansprakelijkheid bij medische fouten (Frank Vandenbroucke, Charles Picqué en Magda Aelvoet)

31 mei 2002: doorzichtiger factuur in rusthuizen (Frank Vandenbroucke)

17 mei 2002: erkenning ouderenvoorzieningen (Vlaamse regering)

17 mei 2002: indeling in zorgregio's (Mieke Vogels)

7 december 2001: dagverzorgingscentra (Mieke Vogels)

30 november 2001: erkenning en kwaliteitsdecreet (Mieke Vogels)

26 oktober 2001: verlaging registratierechten (Vlaamse regering)

19 oktober 2001: sociale tarieven elektriciteit (Vlaamse regering)

8 juni 2001: rechten van de patiënt (Federale regering)

1 juni 2001: kinesitherapie (Federale regering)

1 juni 2001: invoering euro (Vlaamse regering)

 

De Buurt- en Nabijheidsdiensten

Na twee jaar experimenteren volgt nu de grote uitdaging : duizenden jobs creëren in de Buurt-en Nabijheidsdiensten (BND).

In het najaar van 2001 besloot toenmalig federaal minister van Sociale Economie, Johan Vande Lanotte, in samenwerking met de regionale ministers van werkgelegenheid een experimentenfonds “buurt-en nabijheidsdiensten” op te starten.
Het beheer van het fonds werd toevertrouwd aan de Koning Boudewijnstichting. Eén van haar taken was het opstellen van beleidsaanbevelingen, gebaseerd op de ervaringen van het terrein.

De buurt- en nabijheidsdiensten nemen zorgtaken op die ons dagdagelijks leven kwaliteitsvoller maken door bijvoorbeeld het verlenen van thuishulp aan senioren, een klusjesdienst, een vervoersdienst, enz. Dankzij de financiële ondersteuning van een zeventigtal organisaties door het experimentenfonds, werden niet alleen honderden klanten geholpen maar een 500-tal banen gecreëerd. 
Zowel lokale overheden, OCMW’s als private initiatieven, ontwikkelen deze projecten.

Federaal minister van Mobiliteit en Sociale Economie, Bert Anciaux heeft samen met Renaat Landuyt, de minister vice- president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Toerisme en Werkgelegenheid en Philippe Courard, Waals minister van Werkgelegenheid en Opleiding besloten om het experimentenfonds voor één jaar te verlengen zodat de betrokken overheidsdiensten in tussentijd aan structurele maatregelen kunnen werken.

Op maandag 13 oktober te Brussel, werden, in aanwezigheid van al de projectverantwoordelijken, de beleidsaanbevelingen overhandigd aan de betrokken ministers. Deze aanbevelingen zijn het verslag van de
debatten tussen de projectpromotoren, belangenverenigingen (vakbonden en VVSG) evenals deskundigen.
Tevens werd het boek ‘buurt-en nabijheidsdiensten : meer dan een job’ voorgesteld. Het is een verhalenbundel met zorgvuldig gekozen getuigenissen die de impact van arbeid op een individu schetsen en het belang en de noodzaak van de BND.

De reactie van minister ANCIAUX : “Vanuit mijn bevoegdheid als minister van sociale economie, verbind ik mij er ook toe een impulsfonds op te richten om nieuwe initiatieven in het domein van de buurt - en nabijheidsdiensten mogelijk te maken. Dit fonds zal het ontstaan van nieuwe, innoverende projecten toelaten en hen ondersteunen om de kritieke beginfase door te komen. Het is dus met grote tevredenheid dat ik de resultaten van de werkzaamheden die alle actoren hebben geleverd, bekijk. Ik kijk vooral met ongeduld naar de toekomst, benieuwd om nieuwe projecten te ontdekken en begaan met het voortbestaan van de lopende projecten. “

De reactie van minister LANDUYT : “De buurt-en nabijheidsdiensten beschouw ik niet alleen als een belangrijke bron van jobcreatie, maar ook als een instrument dat de sociale samenhang moet versterken. Het is immers belangrijk voor de mensen om een job te hebben, maar even belangrijk dat ze zich goed voelen in hun job en dat ze zich nuttig voelen voor de maatschappij”

Voor meer info: Peter Thesin:
02-549 02 56, 0478-31 20 27.
thesin.p@kbs-frb.be

U vindt de beleidsaanbevelingen en de publicatie 'buurt-en nabijheidsdiensten' op de webstek van de Koning Boudewijnstichting www.kbs-frb.be
 

 

FAVV: wetgeving voedinsmiddelenhygiëne laat toegang blindengeleidehond in restaurants en voedingswinkels toe

Naar aanleiding van een incident waarbij een blindengeleidehond de toegang werd geweigerd tot een restaurant houdt het Voedselagentschap er aan er op te wijzen dat dit strikt gezien niet zomaar op basis van de voedingsmiddelenhygiënewetgeving kon.

Immers het KB van 7 februari 1997 inzake de algemene voedingsmiddelenhygiëne voorziet in bijlage, hoofdstuk III Andere algemene hygiëne-eisen punt 3.1.4.:

«De aanwezigheid van huisdieren is in de lokalen verboden.

Dit verbod is niet van toepassing:

- op de huisdieren in lokalen of gedeelten van lokalen, die uitsluitend gebruikt worden voor het verbruik van voedingsmiddelen, op voorwaarde dat de dieren geen risico voor besmetting van voedingsmiddelen uitmaken;
- op afgerichte of af te richten honden, die gezichtsgestoorden en andere motorische gehandicapten in hun bewegingen begeleiden, enkel in de lokalen waar voedingsmiddelen in de handel worden gebracht. De africhter moet een daartoe geëigend attest voorleggen.»

contactpersoon voor de Nederlandstalige pers: pascal houbaert 0475 20 66 73
contactpersoon voor de Franstalige pers: renaud klee 0476 543 198

 

Structurele aanpak van zomercomfort in rusthuizen

Vlaams Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke kansen, Adelheid Byttebier, vindt dat er bij te hoge temperaturen in de rusthuizen onmiddellijk moet opgetreden worden om het comfort van de bejaarden te garanderen. Kleine mobiele luchtkoelsystemen kunnen op korte termijn voor verkoeling zorgen.

De minister wil echter het zomercomfort in de rusthuizen ook in de toekomst verzekeren door een structurele aanpak. De installatie van een airco-systeem lijkt een evident alternatief maar is niet per definitie de beste  oplossing. Dikwijls zijn verschillende vormen van buitenzonwering een betere, goedkopere én duurzamere oplossingen.

In de toekomst zal bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen of bij renovatie gelet worden op én het zomercomfort van de mensen én een laag energieverbruik. Hiervoor zijn een aantal ecologische evaluatiecriteria vastgelegd die bij investeringssubsidies zullen toegepast worden op welzijns- en verzorgingsinstellingen. Deze gelden sinds 1 juli van dit jaar. Op die manier stimuleren we het gebruik van overhangende delen, goede dakisolatie, buitenzonweringen, lichtgekleurde facades en andere toepassingen bij nieuw te bouwen of te renoveren instellingen.

 

Ontwerpdecreet betreffende de eerstelijns-gezondheidszorg en de samenwerking tussen zorgaanbieders is goedgekeurd

Vlaamse regering - 25 april 2003

Het voorontwerp van decreet betreffende de eerstelijns- gezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders is op voorstel van Vlaams minister van gezondheid Mieke VOGELS principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering.

Voor het eerst in de Belgische en Vlaamse geschiedenis wordt het begrip 'eerstelijnsgezondheidszorg' ingevoerd in de regelgeving. Deze decretale verankering geeft de eerstelijnsgezondheidszorg de erkenning die ze dringend nodig heeft.

Het voorontwerp van decreet legt voor het eerst de opdrachten en de werkingsbeginselen van de eerstelijnsgezondheidszorg in een wettekst vast.

Ook voorziet het in de mogelijkheid om diverse vormen van samenwerkingsverbanden op praktijkniveau te erkennen en te subsidiëren. Er is over gewaakt een goede afstemming met federale initiatieven mogelijk te maken en een brede waaier aan praktijkvormen toe te laten in plaats van een bepaald type van praktijkvoering naar voren te schuiven.

In haar beleid benadrukt de minister steeds het belang van multidisciplinaire samenwerking om zorg op maat van de gebruiker te kunnen aanbieden. Daarom vormen de samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg (SEL) de kern van dit ontwerpdecreet. Die SEL's bouwen verder op de positieve ervaringen van de huidige SIT's (samenwerkingsinitiatieven inzake thuisverzorging) die ze zullen vervangen.

De SEL's treden niet in de plaats van de zorgaanbieders, maar hebben de opdracht om de samenwerking te bevorderen. Dit gebeurt zowel op het vlak van het afstemmen van het aanbod van de zorg op de noden van de bevolking als op het vlak van het multidisciplinair overleg rond de gebruiker en het opmaken en opvolgen van het zorgplan.

De afbakening van de werkgebieden van deze SEL's zal gebeuren volgens het recent door de commissie Welzijn en Volksgezondheid goedgekeurde ontwerpdecreet betreffende de indeling van Vlaanderen in zorgregio's, dat hiermee haar eerste toepassing krijgt.

Om de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders te ondersteunen voorziet het voorontwerp van decreet in de erkenning en subsidiëring, via een beheersovereenkomst, van partnerorganisaties.

Met dit voorontwerp van decreet worden de afspraken van 25 juli 2001 met de overige ministers bevoegd voor volksgezondheid in dit land gerealiseerd. Hiermee wordt ook consequent verder gebouwd aan het project om de eerstelijnsgezondheidszorg toegankelijker te maken voor iedereen.

Het voorontwerp van decreet wordt nog voor advies voorgelegd aan de SERV, de privacy-commissie en de Raad van State.

 

Gezondheidsinformatiesysteem

De Vlaamse regering beslist principieel een gezondheidsinformatiesysteem op poten te zetten dat bestaat uit twee dimensies: een operationele en een epidemiologische dimensie. Dit legt de decretale basis voor gegevensuitwisseling en de onderlinge afstemming van diverse gegevensbanken. Het operationele informatie- systeem heeft betrekking op de individuele gezondheids- verlening aan een cliënt en beoogt de continuïteit en de kwaliteit van de individuele zorgverlening te verzekeren; zoals de opvolging van programmatische preventieacties, bijvoorbeeld borstkankerscreening en vaccinatiecampagnes.

Het epidemiologische systeem betreft niet-individualiseerbare gegevens. Doel hiervan is een globaal inzicht te verwerven in de gezondheidstoestand van de bevolking, zorgbehoeften, zorgaanbod en zorggebruik en zo beleidsinformatie te genereren. Het voorontwerp van decreet over het gezondheidsinformatiesysteem wordt nog voor advies voorgelegd aan de privacy-commissie, de SERV, de VLOR en de Raad van State.

 

Rusthuisfactuur: Persbericht Frank Vandenbroucke van woensdag 23 april 2003

Rusthuisfactuur zonder onaangename verrassingen

Binnen afzienbare tijd moet iedere oudere die een rusthuis zoekt precies weten welke kosten daar bovenop de dagprijs aangerekend kunnen worden. Dat zei minister van Sociale Zaken en Pensioenen Frank Vandenbroucke vandaag tijdens een toespraak voor gepensioneerden en bruggepensioneerden van het ABVV. Samen met minister Charles Picqué (Economische zaken) heeft hij immers een lijst gemaakt van alle kosten die per definitie in de dagprijs opgenomen zijn. Deze lijst gaat voor een aantal rusthuizen heel wat verder dan wat zij momenteel doen. De lijst kan ingevoerd worden via een protocolakkoord tussen de betrokken gewest- en gemeenschapsministers en de federale regering. In zo’n protocolakkoord moeten ook richtlijnen komen om te vermijden dat de ligdagprijzen ongeoorloofd stijgen. Aansluitend bij de toespraak bezocht Frank Vandenbroucke ook Home Info en Infor-Homes, twee Brusselse vzw’s die ouderen die zoeken naar, of verblijven in een rusthuis bijstaan met raad en daad.

Momenteel zijn ouderen, wanneer ze intrekken in een rusthuis vaak slecht geïnformeerd over de factuur die ze maandelijks mogen verwachten. De basiskost van het verblijf (de dagprijs) is uiteraard bekend, maar welke kosten daar nog bovenop kunnen komen, is bij de (voorbereiding van een) opname vaak onduidelijk. Het kan gaan om kosten voor de woonfunctie (bv. herschilderen kamer), de zorgfunctie (bv. beheer rusthuisapotheek), de leeffunctie (bv. aangepaste maaltijden) en het beheer van het rusthuis (bv. administratiekost). Deze extra kosten bedragen gemiddeld 7,7% van de dagprijs, maar ze variëren sterk naargelang de instelling.

Om paal en perk te stellen aan deze onaangename verrassingen hebben Vandenbroucke en Picqué nu een regeling uitgewerkt. Ze hebben daarvoor overlegd met de gewesten en gemeenschappen (die bevoegd zijn voor de erkenning van rusthuizen) en met de vertegenwoordigers van de rusthuiskoepels. Deze laatsten waren mee vragende partij voor een duidelijke regeling: ze zijn het immers ook moe dat bepaalde instellingen de hele sector in discrediet brengen. Bovendien druist de onduidelijkheid over de bijkomende kosten in tegen de consumentenrechten en kan ze leiden tot concurrentievervalsing.

De voorgestelde regeling bevat een lijst van meer dan 60 “posten” die de kostprijs in de instellingen beïnvloeden. Per post is duidelijk aangegeven of hij verplicht in de dagprijs moet zitten, dan wel of hij forfaitair of per stuk aangerekend mag worden. Om hierover te beslissen zijn drie principes gevolgd:

-     De voorziening is een thuisvervangend milieu waar ouderen verzorgd worden maar ook wonen én leven. De maaltijden, het onderhoud, verpleging en verzorging, animatie zijn daarbij normale kosten en moeten dus in de dagprijs vervat zijn.

-     De dagprijs is een weerspiegeling van de visie van de instelling op de aangeboden dienstverlening. Bv. diensten die uitgevoerd worden door personeel dat in vast loonverband aangeworven is, mogen niet afzonderlijk aangerekend worden. De instelling wordt hier immers al voor vergoed door het Riziv en/of door de dagprijs die de oudere betaalt. Dus: geen extra kost als een vast personeelslid het haar van de oudere knipt, wel als er iemand van buitenaf moet komen.

-     Keuzevrijheid voor de bewoner in het aanbod van bijkomende diensten. Diensten die niet duidelijk door de oudere gevraagd zijn, mogen niet aangerekend worden. De overeenkomst met de oudere moet dus heel duidelijk zijn, ook bv. over de kortingen die de oudere kan krijgen als hij afwezig is.

Het voorstel wordt goed ontvangen door de rusthuiskoepels en door verenigingen die het opnemen voor de rechten van rusthuisbewoners. Deze laatsten vragen zich wel af of de maatregel niet zal leiden tot een forse stijging van de dagprijs. Stijgingen zijn inderdaad mogelijk, maar voor zover het gaat om de verrekening van kosten die nu als supplement betaald worden, stelt dit in principe geen probleem. De oudere betaalt in het totaal niets extra, maar er komt wel meer duidelijkheid.

Tegelijk willen Vandenbroucke en Picqué in het protocolakkoord omschrijven onder welke voorwaarden nog prijsstijgingen aangevraagd kunnen worden (bv. verbouwingen). Andere redenen zullen niet meer aanvaard worden.

Beide ministers wijzen er tenslotte nog op dat de dagprijs in rusthuizen de laatste 4 jaar gemiddeld niet meer gestegen is dan de inflatie. Dat is vooral te danken aan de massieve investeringen die er voor ouderenzorg gebeurd zijn: het budget is bijna verdubbeld tot van 674,3 tot 1320,9 miljoen euro./.

 

De dagprijs in de residentiële sector voor ouderen.

1. Situering

In de federale begroting voor 2003 werd in totaal 160 miljoen euro extra uitgetrokken voor ouderenzorg in instellingen. Het grootste deel daarvan is nodig om de vaste kostenstijging op te vangen. De besteding van de overige middelen (22,9 miljoen euro) werd via een tweede protocolakkoord vastgelegd. De regio’s beslissen zelf over de besteding van dit geld. Ze kunnen er effectief nieuwe RVT-bedden mee "openen", maar kunnen het ook gebruiken voor het verder omvormen van ROB-bedden (d.w.z. het verbeteren van de personeelsomkadering voor zorgafhankelijke mensen die verblijven in ROB-bedden), of voor het uitbreiden van kortverblijf, van dagverzorging of van psychiatrische zorg in rusthuizen. Ook hebben ze zich geëngageerd om bij hun invulling maximaal te streven naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid voor de ouderen. Het zorgaanbod moet zo georganiseerd worden, dat een opname in een rusthuis zo lang mogelijk uitgesteld kan worden. Alternatieve vormen van ouderenzorg (bv. kortverblijf en dagcentra) krijgen bijkomende middelen, zodat mensen die instaan voor de opvang en de verzorging van de oudere thuis, af en toe op adem kunnen komen.

In een samenleving die steeds verder vergrijst, nemen de noden voor een kwaliteitsvolle opvang en verzorging van ouderen sterk toe. Om aan deze noden te voldoen, zijn heel wat extra investeringen nodig. Anders dreigt de kwaliteit van de zorg erop achteruit te gaan en worden steeds meer kosten doorgeschoven naar de bewoner die een hogere dagprijs moeten betalen.

Tabel 1 Evolutie budget ouderenzorg 1998-2002

 

1998

1999

2000

2001

2002

 

Definitieve uitgaven

Definitieve uitgaven

Definitieve uitgaven

Definitieve uitgaven

Doelstelling

Totaal
(miljoen euro)

674,31

755,48

867,88

1.001,26

1.160,79

Groei t.o.v. jaar ervoor 

9,19%

12,04%

14,88%

15,37%

15,93%

Het eerste protocolakkoord had, samen met het sociaal akkoord van 1 maart 2000, een belangrijke budgettaire impact. In vergelijking met 1998 stijgt de inspanning van de federale regering voor de rustoorden en de rust- en verzorgingstehuizen met ongeveer 72% (van 674,31 miljoen euro in 1998 naar 1.160,79 miljoen euro in 2002). Door die investeringen zijn de laatste jaren de dagprijzen gemiddeld niet meer zo sterk gestegen.

Tabel 2: Evolutie van de dagprijs (uitgedrukt in euro per dag)

 

I-1998

I-1999

I-2000

I-2001

I-2002

I-2003

Vlaams Gewest

33,32

33,81

34,11

34,62

35,27

35,70

Waals Gewest

28,21

28,56

28,83

29,31

29,89

30,19

Brussels Gewest

32,50

32,97

33,24

34,43

35,06

35,48

België

30,59

31,01

31,28

31,86

32,49

32,87

Tijdens de reconversiefasen (1998-2002) kan vastgesteld worden dat de gemiddelde dagprijs (inclusief de supplementen) stijgt met 6 à 7%, wat ongeveer overeenkomt met het inflatieritme. Let wel : deze cijfers zijn gemiddelden en zeggen niks over de evolutie van de dagprijs in een individuele instelling. Via het eerste protocolakkoord waarbij voor de periode van 1998 tot 2002 25.000 ROB-bedden werden gereconverteerd naar RVT-bedden was er de verwachting dat de dagprijzen zouden dalen. Indien er een betere financiering wordt gegeven aan gewone rusthuisbedden door deze om te bouwen naar RVT-bedden zou bij dezelfde personeelskosten de dagprijs dalen. Paradoxaal daalden de dagprijzen niet omdat de zorgbehoefte zeer sterk blijft stijgen. De valide oudere gaat minder vlug naar een rusthuis. Zij stellen het verlaten van de eigen woonst steeds langer uit waardoor zijn behoefte aan hulp en zorg in het rusthuis een stuk hoger ligt. Het rusthuis evolueert meer en meer naar een rust- en verzorgingstehuis waarvoor meer en beter gekwalificeerd personeel nodig is.

Op basis van een steekproef bij ongeveer een kwart van de Vlaamse rusthuispopulatie, kan de impact van de federale initiatieven op de kosten (de “zorgkost”) en de inkomsten (tussenkomst van het RIZIV) afgeleid worden.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen instellingen die minder dan 20% RVT-bedden  hebben (hierna gemengde instellingen genoemd) en instellingen die over 20% of meer RVT-bedden beschikken (hierna RVT-bedden genoemd).

Tabel 3: Evolutie zorgkost in gemengde instellingen en RVT’s

Zorgkost

1997

1998

1999

2000

2001

Gemengde instelling

100

106

114

121

136

RVT

100

103

109

115

127

De zorgkost stijgt over de jaren heen met 36% in een gemengde instelling en met 27% in een instelling met meer dan 20% RVT-bedden. Dit is voornamelijk te verklaren door een toename van het verzorgend personeel. Deze stijging is het gevolg van een toename van het aantal zwaar zorgbehoevenden in het algemeen en het aantal RVT-bedden in het bijzonder. De personeelsnormen voor een bewoner met een zwaarder profiel van zorgbehoevendheid ligt namelijk beduidend hoger dan voor een bewoner met een lichte graad van zorgbehoevendheid. Bovendien zijn de normen voor een RVT-bed ook hoger dan deze voor een ROB-bed (cfr. ook punt 2.5).

De impact van de reconversie op de zorgkost blijkt ook groter te zijn bij instellingen die procentueel weinig of geen RVT-bedden hebben dan bij instellingen die reeds vóór de reconversie over RVT-erkenningen beschikten. De reden hiervoor is dat zij bij de organisatie van de personeelsequipe voor de volledige instelling reeds rekening hielden met de RVT-normen. Bijvoorbeeld de prestaties inzake kinesitherapie. De kinesitherapie in instellingen zonder RVT-erkenningen wordt voornamelijk georganiseerd op zelfstandige basis terwijl dit in een instelling met RVT-erkenningen gebeurt door kinesisten in dienstverband omdat dit ook de wettelijke basis is. De reconversie heeft dan als gevolg dat in het ene geval kinesisten in dienst moeten worden genomen terwijl dit bij het andere geval minder nodig is omdat deze instellingen reeds voor hun volledige bewonerspopulatie werken volgens de RVT-normen (en dus niet alleen voor het aantal bedden waarvoor een RVT-erkenning werd gegeven).

De grotere stijging van de zorgkost van 2000 naar 2001 is voornamelijk te verklaren door het sociaal akkoord van 1 maart 2000 dat vanaf 1/10/2000 over een periode van 5 jaar de barema’s van het personeel harmoniseert op het niveau van het ziekenhuis. 

Tabel 4: evolutie uitgaven RIZIV voor gemengde instellingen en RVT’s

RIZIV

1997

1998

1999

2000

2001

Gemengde instelling

100

120

138

149

180

RVT

100

106

117

119

135

De federale overheid heeft de afgelopen jaren ook heel wat inspanningen geleverd. Hogerop werd reeds aangehaald dat de budgetten voor de sector van de rusthuizen, RVT’s en dagverzorgingscentra met ongeveer 72% is gestegen.

Op microniveau betekent dit een stijging van 80% van de RIZIV-inkomsten voor een gemengde instelling en 35% voor een instelling met meer dan 20% RVT-bedden. 

Maar de stijgende zorgbehoefte en de daarmee gepaard gaande personeelsomkadering, is niet de enige kostendrijvende factor. De verzorging is belangrijk en blijft een kernactiviteit van het rusthuis maar in de rusthuizen moet er in de eerste plaats ook geleefd worden. Er is de jongste tijd meer en meer aandacht voor de kwaliteit van het leven en het wonen. Dit komt tot uiting in de erkenningsnormen waarvoor de verschillende gemeenschappen en gewesten bevoegd zijn maar ook dit heeft een prijskaartje. Het in de hand houden van de dagprijzen voor de ouderen is met andere woorden een bekommernis van alle betrokken overheden waar gezamenlijk aan moet gewerkt worden. Bijkomende investeringen in de zorgkost kunnen de dagprijzen op een betaalbaar niveau houden indien ook de budgettaire middelen van allerlei andere eisen die aan de sector worden opgelegd correct worden ingeschat en gefinancierd.

Op initiatief van minister Vandenbroucke werd samen met het kabinet van minister Picqué een werkgroep opgericht waaraan alle bevoegde overheden aan deelnamen alsook de wergeversorganisaties van de rusthuizen. Uit de werkzaamheden van deze werkgroep werd een lijst gedestilleerd met alle mogelijke items die de kostprijs van een rusthuis kunnen beïnvloeden. Hoe we tot die lijst gekomen zijn verneemt u in het volgende hoofdstuk.

2. De dagprijs

2.1 De doelstelling

De prijs van een rusthuis wordt uitgedrukt in een prijs per dag. De erkenningsnormen van de gemeenschappen en de gewesten bepalen dat deze dagprijs moet vermeld staan in de overeenkomst die wordt gesloten tussen de oudere en het rusthuis. Bovendien moeten alle diensten en leveringen waarvoor een extra vergoeding (= supplementen of voorschotten ten gunste van derden) wordt gevraagd, uitdrukkelijk in de overeenkomst worden vermeld. Sommige gemeenschappen gaan zelfs verder in de normering. Zo bepalen de normen voor de rusthuizen in Wallonië een lijst van elementen die in de dagprijs moeten inbegrepen zijn en dus niet meer als supplement mogen worden aangerekend én leggen zij een maximale prijsverhoging op.

Indien de familie of een bewoner de kostprijs van verschillende rusthuizen wil vergelijken, dan moet hij niet alleen rekening houden met de dagprijs maar ook met alle kosten die niet in de dagprijs inbegrepen zijn. Dit maakt het vergelijken zeer moeilijk. We zijn het allemaal eens dat het hanteren van een basis dagprijs met een beperkt aantal supplementen de vergelijkbaarheid verhoogt van de kostprijs van een opname. Op die manier zou de bewoner of zijn familie de juiste inhoud kennen van de factuur en zou men niet langer onaangenaam verrast zijn door allerlei supplementen op de dagprijs die het uiteindelijke factuurbedrag toch gevoelig kan doen stijgen.

Het aanrekenen van supplementen betekent een bijkomende verhoging van gemiddeld 7,7% op de dagprijs maar kan zeer sterk verschillen van instelling tot instelling. Er zou dus moeten gestreefd worden naar een dagprijs die voor alle instellingen een zelfde pakket van diensten omvat. Toeslagen zouden pas onder bepaalde voorwaarden kunnen aangerekend worden: ze moeten beperkt zijn in omvang, onderling vergelijkbaar, duidelijk en controleerbaar.

De prioritaire doelstelling van deze werkgroep bestond er dus in om een consensus te hebben over een lijst van elementen die hetzij in de dagprijs, hetzij als supplement of als voorschot ten gunste van derden kan worden aangerekend. Niet onbelangrijk is hierbij het onderscheid dat werd gehanteerd tussen supplement en voorschot ten gunste van derden. Ze hebben als gemeenschappelijk karakter dat ze boven op de dagprijs worden aangerekend. Een voorschot ten gunste van derden betekent dat de dienstverlening door externen wordt geleverd en door de instelling wordt betaald. Op zijn beurt gaat de instelling dan deze kost recupereren via de maandelijkse bewonersfactuur. Een voorbeeld betreft de kosten voor de medicatie. Een supplement daarentegen is een kost voor een product die de instelling, op vraag van de bewoner, zelf levert. Bijvoorbeeld dranken buiten de maaltijd met uitzondering van drinkbaar water.

De lijst van elementen die in de dagprijs moet aanwezig zijn is een basisminimum. Dit betekent dat iedere instelling kan beslissen om veel meer elementen op te nemen in de dagprijs en zelfs zover te gaan dat er een all-inprijs wordt aangerekend, hetgeen vandaag in sommige instellingen het geval is.

We moeten hierbij vermelden dat de lijst van elementen die al dan niet in de dagprijs moeten inbegrepen zijn geen uitspraak doet over de prijs-kwaliteitverhouding in een instelling.

De doelstelling bestaat er dus in om meer transparantie in de verblijfskost te garanderen zodat het aanbod betaalbaar en toegankelijk blijft én de resident en zijn familie voldoende geïnformeerd zijn over de factuur voor zijn verblijf in de voorziening.

In de inleiding werd reeds aangehaald dat de dagprijs van een instelling door heel wat verschillende bevoegde overheden wordt beïnvloed waarbij de verschillende gemeenschappen en gewesten een belangrijke rol spelen in de erkenning van de instellingen.

De bedoeling van deze lijst is dus een standaard te bieden die minimaal voor het ganse land van toepassing is en die in het regelgevend kader van de gemeenschappen en gewesten wordt verankerd. Bovendien kan iedere gemeenschap of gewest beslissen om nog meerdere elementen, dan diegene die de lijst voorziet, op te nemen in de dagprijs én zij kunnen verdere bepalingen omtrent de prijszetting opnemen in hun regelgevend kader. Een gemeenschap of gewest kan er bijvoorbeeld voor kiezen om het incontinentiemateriaal in de dagprijs op te nemen of de maaltijdbedeling op de kamer voor valide bewoners.

De ministers Vandenbroucke en Picqué gaan op korte termijn in overleg treden met de gemeenschappen en de gewesten omtrent de operationalisering van deze minimale standaard in de regelgeving.

2.2 De principes

Om deze doelstelling te bereiken werd uitgegaan van een drietal principes.

1. De voorzienig is een thuisvervangend milieu waar ouderen verzorgd worden maar ook wonen én leven.

Het basisprincipe bestaat erin dat elementen die behoren tot de taken van de voorziening en de normale kosten die daarmee verbonden zijn, worden opgenomen in een lijst die op geen enkele manier nog als supplement kan worden aangerekend.

2. De dagprijs is een weerspiegeling van de visie van de instelling op de aangeboden dienstverlening.

De visie en de organisatie van de aangeboden producten en dienstverlening in een instelling zouden een weerspiegeling moeten zijn van de manier waarop de dagprijs wordt berekend en de keuze wordt gemaakt over het al dan niet aanrekenen van kosten boven op de dagprijs. Een voorbeeld ter verduidelijking. Indien een instelling ervoor opteert om in zijn dienstverlening een kapper ter beschikking te stellen van alle bewoners omdat dit bijdraagt tot het welbevinden van deze oudere, dan kan deze instelling een volledig uitgerust kapsalon voorzien met eventueel een kapper in loondienst. Zowel het kapsalon als de kapper zullen dan vervat zitten in de dagprijs. Indien daarentegen de instelling de kapper niet zelf wenst te organiseren, dan kan een kapper van buiten de instelling worden aangetrokken. Zijn diensten worden dan als voorschot ten gunste van derden gefactureerd.

3.       Keuzevrijheid voor de bewoner in het aanbod van bijkomende diensten.

Het aanbieden van bijkomende diensten kan alleen maar gebeuren voor zover de bewoner het zelf ook wenst en mag dus niet opgelegd worden. In de overeenkomst tussen de bewoner en de instelling moet duidelijk de lijst van de supplementen en voorschotten ten gunste van derden gedefinieerd zijn alsook hun bedrag en berekeningsmethode. Daarnaast moet de overeenkomst ook alle kortingen op de dagprijs duidelijk omschrijven die het gevolg zijn van hetzij het statuut van de bewoner hetzij een afwezigheid in het verblijf van de bewoner In het rusthuis.

2.3   De componenten van de lijst

De verblijfskosten werden opgesplitst in 4 delen:

- de kosten met betrekking tot het wonen

- de kosten met betrekking tot het leven

- de kosten met betrekking tot de zorg

- de kosten met betrekking tot het beleid en de organisatie

2.4 De betaalbaarheid van de prijzen.

Naast de prioritaire doelstelling inzake transparantie van de dagprijs is er een tweede belangrijk element met name de betaalbaarheid van de prijzen. Het is evident dat de bijkomende middelen die de overheid in de sector investeert, correct moeten worden aangewend en dus in de eerste plaats moeten ten goede komen aan de bewoners van de rusthuizen. Zoals we reeds in punt 1 hebben aangehaald, kan dit zich vertalen in een kwalitatieve vooruitgang van de dienstverlening of in een stabielere dagprijsevolutie.

Het rusthuis bepaalt niet vrij de dagprijs die hij wenst aan te rekenen. Het rusthuis moet een dossier voor prijsverhogingaanvraag indienen bij het ministerie van economische zaken die hierover zijn akkoord moet geven. De dagprijzen in de rusthuizen volgen noch de evolutie van de index noch de evolutie van de huurprijzen.

De administratie bestudeert de prijzendossiers en neemt contact op met de instelling om eventueel bijkomende informatie in te winnen. Deze procedure noopt een instelling om op voorhand toch goed na te denken over de aangevraagde prijsverhoging. Hierdoor is er dus inherent een voorzichtige prijszetting aanwezig. Bovendien weigert de administratie sommige elementen in een prijzendossier waardoor de prijsverhoging slechts gedeeltelijk wordt aanvaard.

De analyse van een prijzendossier zou nog kunnen verhoogd worden indien er een goede informatie-uitwisseling zou georganiseerd worden tussen de bevoegde administraties. Er kunnen namelijk verschillende redenen zijn waarom een instelling beslist tot het indienen van een prijzendossier. Naast indexatie kunnen wijzigingen in de regelgeving en financiering een rol spelen. Denk maar bijvoorbeeld aan de nieuwe normen inzake brandbeveiliging of wijzigingen in de erkenningnormen.

De redenen tot het indienen van een prijsverhoging kan worden samengevat in drie grote rubrieken en kunnen als leidraad worden gehanteerd door het ministerie van economische zaken bij het beoordelen van de motivatie voor een aangevraagde prijsverhoging:

- investeringen tot renovatie en/of uitbreiding van het gebouw en/of verbetering van het comfort en de veiligheid van de bewoners;

- een stijging van de personeelskosten, na vermindering van de RIZIV tegemoetkomingen;

- één of meerdere redenen van economische noodzaak.

 

Kostenelement

Inbegrepen

Supplement

Voorschot ten gunste van derden

 

 

 

 

WOONFUNCTIE

 

 

 

-     het gebruik van de kamer

X

 

 

-     het meubilair van de kamer (aangepast aan de toestand van de bewoner

-     basisaccommodatie en meubilair overeenkomstig de erkenningnormen van de gemeenschappen en gewesten met een minimum van een bed, tafel, hang- en legkast, nachttafel en leunstoel


X





X

 

 

 

-     het ter beschikking stellen van een nachtstoel wanneer de toestand van de bewoner dit vereist


X

 

 

-     het gebruik en het onderhoud van de sanitaire installaties, individueel en gemeenschappelijk


X

 

 

-     het gebruik van de gemeenschappelijke plaatsen, met inbegrip van de liften, overeenkomstig het huishoudelijk reglement



X

 

 

-     het onderhoud van het patrimonium, het algemene onderhoud en het reinigen van de gemeenschappelijke plaatsen, materiaal en producten inbegrepen; de herstellingen van de kamers en huisvestingen die uit een gewoon huurgebruik voortvloeien





X

 

 

-     het aangepaste meubilair van de gemeenschappelijke plaatsen

X

 

 

-     de afvalverwijdering

X

 

 

-     de verwarming van de kamer en gemeenschappelijke plaatsen, het onderhoud van de installaties en elke wijziging van de verwarmingsapparatuur



X

 

 

-     het stromende koude en warme water en het gebruik van elke sanitaire installatie

X

 

 

-     de elektrische installaties, hun onderhoud en elke wijziging ervan en het elektriciteitsverbruik.


X

 

 

-     de installaties voor bescherming tegen brandgevaar en voor interne communicatie in functie van gemeenschappelijk gebruik



X

 

 

-     de kosten voor de installatie, het onderhoud en de aansluiting van een publiek toegankelijke telefoon waarbij de persoonlijke gesprekken aan de bewoners worden verrekend aan de kostprijs




X

 

 

-     het ter beschikking stellen in de gemeenschappelijke ruimten van televisie, radio of andere audiovisueel materiaal

X

 

 

-     de keukeninstallaties, het onderhoud ervan en de wijzigingen gebonden aan de ontwikkeling van de wetgeving en de toevoer van de stoffen en de opslag ervan



X

 

 

-     het onderhoud van de individuele kamers en het meubilair en het materiaal in de kamers



X

 

 

-     elke hygiënische maatregel conform de erkenningnormen van de gemeenschappen en gewesten met inbegrip van het desinfecteren van de kamers na het overlijden of het vertrek van de bewoner




X

 

 

-     het beschikbaar stellen, het onderhoud en de hernieuwing van het beddengoed: aangepaste matras, dekens, spreien, lakens, hoofdkussens, steeklakens

-     de bescherming van het beddengoed in geval van incontinentie



X

 

 

-     gordijnen en overgordijnen, behangsel en meubelstoffen

X

 

 

-     onderhoud-, schoonmaak- en herstellingskosten t.g.v. normale slijtage (bv. behang, schilderwerk)


X

 

 

-     was en droogkuis van het niet-persoonlijke linnen

X

 

 

-     was en droogkuis van het persoonlijk linnen:

  1. hetzij dit intern georganiseerd wordt door de instelling via loontrekkende 
  2. hetzij dit door een  externe dienst of op zelfstandige basis wordt georganiseerd.

 

  

X(1.)

 

 

 

 

 

 

 

  

 

 

X (2.)

-     het elektriciteitsverbruik dat te wijten is aan een gebruik van individuele toestellen die behoren tot het basiscomfort zijnde de koelkast, TV en radio



X 

 

 

 

 

-     de kosten voor de installatie en onderhoud van radio, televisie, frigo en telefoon in de kamer die ter beschikking worden gesteld aan de bewoner

-     de kosten voor de individuele aansluiting en abonnement op radio, televisie en telefoon in de kamer

-     de kosten voor een collectieve aansluiting en abonnement op radio, televisie en telefoon in de kamer



X

  

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 
X

 

ZORGFUNCTIE

 

 

 

-     alle verpleging en verzorging (lichaamshygiëne van kop tot teen)

X

 

 

-     alle bijdragen ziektefonds

 

 

X

-     Honorarium

 

 

X

-     gederfd RIZIV forfaitbedrag voor niet-verzekerden

 

X

 

-     Medicatie (min de korting)

 

 

X

-     De bevoorrading, het beheer, het stockeren en de verdeling van de geneesmiddelen


X

 

 

-     de verstrekkingen van het paramedisch personeel en de kinesitherapie die niet door de ziekteverzekering gedekt zijn

 

 

X

-     hospitalisatiekosten

 

 

X

-     Incontinentiemateriaal


 

 

 

X

(de aan te rekenen kost mag niet meer zijn dan de aankoopprijs)

-     Kosten voor hoorapparaat, bril, tandprothesen

 

 

X

-     Kosten voor rolstoel, krukken, looprek

X

 

 

-     Verzorgingsmateriaal dat niet gedekt is door de RIZIV-forfaits

 

 

X

 

LEEFFUNCTIE 

 

 

 

-     de bereiding en verdeling van de maaltijden met inbegrip van de dranken, het naleven van diëten, de tussendoortjes en de dranken waarvan de verdeling tussen de maaltijden systematisch gebeurt

-     de dienst in de kamer als deze door medische redenen verantwoord is.



X

   



X

 

 

 

-     Onbeperkte beschikbaarheid van drinkbaar water


X

 

 

-     Drank buiten de maaltijd op individuele vraag van de bewoner met uitzondering van drinkbaar water

 



X

 

-     Het gebruik van de maaltijd op de kamer voor valide ouderen

 


X

 

-     Voedingsprodukten buiten de maaltijd op individuele vraag van de bewoner

 


X

 

-     Lichte en dadelijk opneembare voedingsstoffen:

  1. enterale voeding
  2. voedingssupplementen
  3. een speciale maaltijd ter vervanging van de normale maaltijd[1]

 

 

X (1., 2. en 3.)

-          Pedicure :

  1. hetzij dit intern georganiseerd wordt door de instelling via loontrekkende 
  2. hetzij dit door een externe dienst of op zelfstandige basis wordt georganiseerd.

 


X (1.)

 

 

 

 

 

 

 

 

X (2.)

-          Manicure:

  1. hetzij dit intern georganiseerd wordt door de instelling via loontrekkende 
  2. hetzij dit door een externe dienst of op zelfstandige basis wordt georganiseerd.

 

X (1.)

 

 

 

 


 

 

X (2.)

-          Esthetische verzorging:

  1. hetzij dit intern georganiseerd wordt door de instelling via loontrekkende 
  2. hetzij dit door een externe dienst of op zelfstandige basis wordt georganiseerd.

 

X (1.)

 

 

 

 

X (2.)

-          Kapper:

1.   hetzij dit intern georganiseerd wordt door de instelling via loontrekkende 

2.   hetzij dit door een externe dienst of op zelfstandige basis wordt georganiseerd.

 

 

X (1.)

 

 

 

 

 

 

 

 

X (2.)

 

-     toiletartikelen (wc-papier, handzeep, shampoo) die door de instelling ter beschikking worden gesteld


X

 

 

-     toiletartikelen die op uitdrukkelijke vraag van de bewoner (cfr. huishoudelijk reglement) door de instelling worden aangekocht

 



X

 

-     animatie georganiseerd buiten de instelling

 

X

 

-     de collectieve animatie-, recreatie- en therapeutische activiteiten wanneer ze in en door de instelling worden georganiseerd



X

 

 

-     herstellingkosten van het persoonlijk linnen:

1.   hetzij dit intern georganiseerd wordt door de instelling via loontrekkende 

2.   hetzij dit door een externe dienst of op zelfstandige basis wordt georganiseerd.

 

X (1.)

 

 

 

 

 

 
 

 

 

X (2.)

-          Vervoerskosten die verband houden met de gezondheid van de bewoner:

  1. hetzij dit intern georganiseerd wordt door de instelling en waarvan de kost niet vervat zit in de dagprijs en/of niet vanuit de overheid gesubsidieerd is
  2. hetzij dit door een externe dienst wordt georganiseerd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X (1.)

 

X (2.)

-     huisdierensupplement (alle mogelijke kosten verbonden aan het houden van een huisdier)

 


X

 

 

BELEIDSFUNCTIE

 

 

 

-     de administratieve kosten, ongeacht de aard ervan, die gebonden zijn aan de huisvesting of de opvang van de bewoner of die de werking van de instelling betreffen




X

 

 

-     verzekeringspolissen van allerlei aard: de verzekeringen burgerlijke aansprakelijkheid, de brandverzekering alsmede alle verzekeringen die de beheerder overeenkomstig de wetgeving heeft aangegaan, met uitzondering van elke persoonlijke verzekering van de bewoner






X

 

 

-          de kosten van mortuarium

  1. verbonden aan de instelling, met uitzondering van het ter beschikking stellen van een lokaal door de instelling.
  2. door een externe dienst georganiseerd

 

  

X (1)

 

 

 

X(2)

-     de kost van de begrafenis

 

 

X

-     belastingen eigen aan de instelling

X

 

 


 

[1] De kost van een  speciale maaltijd wordt aanzien als een voorschot ten gunste van derden waarbij een korting wordt gegeven op de dagprijs ten belopen van het bedrag van een normale maaltijd.

 

Financiering rustoorden

Federale regering - Ministerraad van 4 april 2003

Het eerste ontwerp van koninklijk besluit stelt vanaf 1 januari 2004 een jaarlijks quotum aan huisvestingsdagen vast voor de rustoorden voor bejaarden (ROB) en de rust- en verzorgingstehuizen (RVT)(MRS). Het aantal forfaitaire tegemoetkomingen dat een inrichting aan de verplichte ziekteverzekering kan aanrekenen tijdens een facturatiejaar wordt beperkt tot dit quota. De maatregel moet toelaten de uitgaven in deze sector te beperken.

Het tweede ontwerp van koninklijk besluit heeft betrekking op de harmonisatie van de toegangscriteria voor de afhankelijkheidscategorie B in de ROB en de RVT. Op dit ogenblik zijn de criteria om ondergebracht te worden in de afhankelijkheidscategorie B in RVT niet dezelfde als in ROB. Het nieuwe financieringssysteem zal bijdragen tot een administratieve vereenvoudiging.

Deze ontwerpen worden overgemaakt aan de Raad van State voor advies binnen de maand.

 

Wijziging Vipa-reglementering inzake subsidiabele oppervlakte

Vlaamse regering - 14 maart 2003

Op voorstel van Vlaams minister Mieke VOGELS :

De Vlaamse regering past de VIPA-regelgeving aan en wijzigt het besluit betreffende de investeringssubsidie en bouwtechnische normen voor de verzorgingsinstellingen. (VIPA: Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.) De aanpassing behelst een wijziging van de maximale subsidiabele oppervlakte met het oog op de uitbreiding van het woon-, leef- en zorgcomfort voor langdurig zorgbehoevenden.

 

Actuele vraag in het Vlaams Parlement over het nieuwe protocol

Vlaams Parlement - zitting 22 januari 2003

Eenvormige rusthuisfactuur

 

De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van mevrouw Becq tot mevrouw Vogels, Vlaams minister

van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de eenvormige

rusthuisfactuur.

Mevrouw Sonja Becq : De persverklaringen van de minister over de ouderenzorg stemmen niet altijd

overeen met haar verklaringen in de commissie en met de werkelijkheid.

Vanmorgen verklaarde ze dat er een eenvormige rusthuisfactuur zal komen. Minister Vandenbroucke heeft

dat reeds een tijd geleden aangekondigd. Ook wij vinden dat ouderen niet alleen de kwaliteit maar ook de

prijs van de voorzieningen moeten kunnen vergelijken. Gaat het om een belofte of zijn er concrete stappen

gezet ?

Minister Mieke Vogels : Mijn uitleg in de commissie stemt overeen met de persmededeling. Ik heb met de

federale minister afgesproken dat er vanaf 2003 een nieuw protocol voor vijf jaar komt. Voor het bepalen

van de verdeelsleutel zal men rekening houden met de demografische evolutie. Twee derde van de middelen

gaat naar Vlaanderen, een derde naar Wallonië. De gemeenschappen zullen er autonomer over kunnen

beslissen.

Vlaanderen heeft 10.000 rusthuisbedden en de 1000 dagverzorgingsplaatsen uit het eerste protocol zijn nog

niet gerealiseerd. Door het akkoord zullen die er toch nog komen.

Negentig procent van de nieuwe middelen zal besteed worden aan de omzetting van bedden in rusthuizen

voor bejaarden (ROB) naar bedden in rust- en verzorgingstehuizen (RVT). In een eerste fase zal het gaan

over 2000 bedden, gelijk verdeeld over de verschillende rusthuizen. Dat zal hen meer ademruimte geven en

de facturen verlagen.

De overige 10 procent zal besteed worden aan nieuwe initiatieven om bejaarden zoveel mogelijk in hun

eigen omgeving te verzorgen. De prioriteit zal liggen bij de serviceflats. Door de voortzetting van het eerste

protocol zullen er dus bijkomende plaatsen komen. In 2003 gaat het om 1000 bijkomende

planningsvergunningen en 200 bijkomende dagverzorgingsplaatsen.

We hopen om op de interministeriële conferentie gezondheid van februari de eenvormige rusthuisfactuur in

te voeren. De onderhandelingen zijn reeds ver gevorderd. We willen echter zeker voor de verkiezingen

dergelijke factuur realiseren.

Mevrouw Sonja Becq : Het persbericht verschilt van de verklaringen van de minister in de commissie. Het

is ook duidelijk dat er enkel verklaringen zijn afgelegd over de eenvormige rusthuisfactuur. Concrete

maatregelen zijn er niet.

De voorzitter : Het incident is gesloten.

 

Persbericht Frank Vandenbroucke van 16 januari 2003:

Duizenden ouderen beter opgevangen dankzij akkoord over aanwending van extra-geld voor ouderenzorg

Voor nieuwe initiatieven in de ouderenzorg kan Vlaanderen nog dit jaar rekenen op 15 miljoen euro, naar Wallonië gaat 7 miljoen, naar Brussel 449.000 euro en naar de Duitstalige Gemeenschap 318.000 euro. In totaal gaat het om 22,9 miljoen euro federaal geld. Het zal toelaten duizenden ouderen die in een instelling verblijven of die een beroep doen op centra voor kort verblijf of voor dagverzorging beter op te vangen en te verzorgen.

Over de verdeling bereikte minister van Sociale Zaken en Pensioenen Frank Vandenbroucke woensdag een akkoord met de Gewesten en Gemeenschappen. Het akkoord is niet alleen vernieuwend wat de doelstellingen betreft, ook in de wijze waarop samengewerkt wordt tussen de federale overheid en de Gewesten en Gemeenschappen klinkt een nieuw geluid: in een kader van federale solidariteit krijgen Gewesten en Gemeenschappen ruimte om zelf keuzes te maken, op basis van hun behoeften.

In de federale begroting voor 2003 werd in totaal 160 miljoen euro extra uitgetrokken voor ouderenzorg in instellingen. Het grootste deel daarvan is nodig om de vaste kostenstijging op te vangen. Via een protocol waaraan woensdag de laatste hand werd gelegd en dat eerstdaags ondertekend wordt, is nu bepaald hoe de overige middelen (22,9 miljoen euro) besteed kunnen worden.

In een samenleving die steeds verder vergrijst, nemen de noden voor een kwaliteitsvolle opvang en verzorging van ouderen sterk toe. Om aan deze noden te voldoen, zijn heel wat extra investeringen nodig. Anders dreigt de kwaliteit van de zorg erop achteruit te gaan en worden steeds meer kosten doorgeschoven naar de patiënt. Frank Vandenbroucke heeft daarom tijdens deze legislatuur stelselmatig meer geld uitgetrokken voor ouderenzorg, waardoor het budget tussen 1998 en 2003 quasi verdubbelde van 674,3 tot 1320,9 miljoen euro. In dezelfde periode is de tewerkstelling in de ouderenzorg gestegen van 30.000 naar ruim 35.000 mensen (toestand eind 2001).  

De toewijzing van deze middelen gebeurt in overleg met de Gemeenschappen en Gewesten, volgens afspraken die vastgelegd worden in een protocol. Het eerste protocol liep van 1998 tot 2002. Het bepaalde dat er maar een afgesproken aantal rusthuisbedden bij mochten komen en dat de extra middelen gebruikt moesten worden om de zorg op de bestaande plaatsen te verbeteren door een grotere personeelsomkadering. Mensen die vandaag naar een rusthuis gaan zijn immers over het algemeen meer afhankelijk van verzorging – en hebben dus grotere personeelsomkadering nodig - dan tien jaar geleden. Of technischer geformuleerd: het geld moest gaan naar de reconversie van 25.000 ROB-bedden naar RVT-bedden. Ouderen die in een Rust- en Verzorgingstehuis (RVT) verblijven, hebben immers recht op een beter uitgebouwde verzorging dan ouderen die in een Rustoord voor Bejaarden (ROB) verblijven (zie bijlage).

Het nieuwe protocol zal maar voor één jaar gelden. Minister Vandenbroucke vindt het immers ongepast om zijn opvolger op te zadelen met een langlopend akkoord, waaraan niet meer te tornen valt. Bovendien legt het protocol niet meer strikt vast wat Vlaanderen, Wallonië, Brussel en de Duitstalige Gemeenschap precies met het extra geld moeten doen. Ze kunnen dat zelf invullen, zolang ze daarbij enkele omrekeningsregels respecteren.

Ook hebben ze zich geëngageerd om bij hun invulling maximaal te streven naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid voor de ouderen. Het zorgaanbod moet zo georganiseerd worden, dat een opname in een tehuis zo lang mogelijk uitgesteld kan worden. Alternatieve vormen van ouderenzorg (bv. kortverblijf en dagcentra) krijgen bijkomende middelen,  zodat mensen die instaan voor de opvang en de verzorging van de oudere thuis, af en toe op adem kunnen komen.

Concreet: er is becijferd dat de beschikbare 22,9 miljoen euro overeenstemt met de kostprijs van 1223 extra RVT-bedden. Het protocol verdeelt daarom 1223 zogenaamde “RVT-equivalenten”. Rekening houdend met de ouderdom van de bevolking, gaan hiervan 800 eenheden naar Vlaanderen, 382 naar Wallonië, 24 naar Brussel en 17 naar de Duitstalige Gemeenschap.

De regio’s beslissen zelf over de besteding van dit geld. Ze kunnen er effectief nieuwe RVT-bedden mee "openen", maar kunnen het ook gebruiken voor het verder omvormen van ROB-bedden (d.w.z. het verbeteren van de personeelsomkadering voor zorgafhankelijke mensen die verblijven in ROB-bedden), of voor het uitbreiden van kortverblijf, van dagverzorging of van psychiatrische zorg in rusthuizen. Aan de hand van de omrekeningsregels weten ze b.v. dat de prijs van 1 extra RVT-bed gelijk staat met 3,21 plaatsen voor kortverblijf. Daarnaast moet in elk geval een deel van het geld gaan naar het tot stand brengen van nieuwe vormen van opvang. Men kan bv. denken aan de samenwerking van een dienst voor thuiszorg met een rusthuis om 24-uur-continuïteit van de zorg in het thuismilieu te waarborgen (b.v. met een oproepsysteem voor verpleegkundigen uit het rustoord dat de oudere van thuis uit kan activeren.)../.

Tweede protocolakkoord ouderenzorg

1. Evaluatie van het eerste protocolakkoord

Op 9 juni 1997 sloten de federale overheid en de overheden van gewesten en gemeenschappen een eerste protocol-akkoord om te komen tot een coherent ouderenzorgbeleid. Daarin spraken ze af hoe de middelen die de federale overheid voor ouderenzorg ter beschikking stelt, besteed konden worden door de gemeenschappen en gewesten.

In het streven om voor eenzelfde zorgbehoefte eenzelfde financiering te garanderen, werd in dit protocol m.b.t. de residentiële ouderenzorg overeengekomen dat de RVT-programmatie met ingang van 1 januari 1998, progressief binnen een termijn van 5 jaar, jaarlijks verhoogd zou worden met 5.000 bedden. Het nieuwe aantal RVT-"bedden" in de rusthuizen werd als bijzondere erkenning toegevoegd aan bestaande woongelegenheden in het rusthuis die, in het kader van de RIZIV-financiering, geleidelijk aan van ROB-forfaits naar RVT-forfaits konden overschakelen. We komen in punt 2.5 terug op het verschil in omkadering en financiering tussen ROB en RVT.

Bij de bepaling van het aandeel van de verschillende gemeenschappen en gewesten in de pool van bijkomende RVT-bedden werd rekening gehouden met de bevolkingspyramide van de gemeenschap in kwestie op 1/1/1997. Het criterium werd toen het aantal 80-plussers.
 

Tabel 1: Verdeling 25.000 RVT-bedden op basis van aantal 80-plussers in 1997

N.I.S. 1/1/1997

80+

%

25.000

Vlaanderen

212.879

56,42

14.105

Wallonië

119.575

31,69

7.922

Brussel

44.851

11,89

2.973

TOTAAL

377.305

100

25.000


De verdeling van de 25.000 RVT-erkenningen werd vastgelegd voor de periode 1998 tot en met 2002. Zo verviel de vroegere RVT-programmatienorm van 1,7 bedden per honderd bejaarden van 65 jaar en ouder. In de plaats daarvan werd afgesproken dat het aantal RVT-bedden op 1/7/2002 ten hoogste 45.126 zou mogen bedragen.
 

Tabel 2: Programmering maximum aantal RVT-bedden 1997-2002

JAAR

Vlaanderen

Wallonië

Brussel

Duitst. Gem

TOTAAL

31/12/1997

12.546

5.244

2.182

155

20.126

01/01/1998

15.369

6.821

2.750

186

25.126

01/01/1999

18.192

8.398

3.320

216

30.126

01/01/2000

21.015

9.975

3.890

246

35.126

01/01/2001

23.838

11.552

4.460

276

40.126

01/07/2002

26.662

13.129

5.029

306

45.126

 
Tabel 3: Evolutie budget ouderenzorg 1998-2002

 

1998

1999

2000

2001

2002

 

Definitieve uitgaven

Definitieve uitgaven

Definitieve uitgaven

Definitieve uitgaven

Doelstelling

Totaal
(miljoen euro)

674,31

755,48

867,88

1.001,26

1.160,79

Groei t.o.v. jaar ervoor 

9,19%

12,04%

14,88%

15,37%

15,93%


Het eerste protocolakkoord had, samen met het sociaal akkoord van 1 maart 2000, een belangrijke budgettaire impact. In vergelijking met 1998 stijgt de inspanning van de federale regering voor de rustoorden en de rust- en verzorgingstehuizen met ongeveer 72% (van 674,31 miljoen euro in 1998 naar 1.160,79 miljoen euro in 2002).

Op basis van een steekproef bij ongeveer een kwart van de Vlaamse rusthuispopulatie, kan de impact van de federale initiatieven op de kosten (de “zorgkost”) en de inkomsten (tussenkomst van het RIZIV) afgeleid worden.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen instellingen die minder dan 20% RVT-bedden  hebben (hierna gemengde instellingen genoemd) en instellingen die over 20% of meer RVT-bedden beschikken (hierna RVT-bedden genoemd).
 

Tabel 4: Evolutie zorgkost in gemengde instellingen en RVT’s

Zorgkost

1997

1998

1999

2000

2001

Gemengde instelling

100

106

114

121

136

RVT

100

103

109

115

127


De zorgkost stijgt over de jaren heen met 36% in een gemengde instelling en met 27% in een instelling met meer dan 20% RVT-bedden. Dit is voornamelijk te verklaren door een toename van het verzorgend personeel. Deze stijging is het gevolg van een toename van het aantal zwaar zorgbehoevenden in het algemeen en het aantal RVT-bedden in het bijzonder. De personeelsnormen voor een bewoner met een zwaarder profiel van zorgbehoevendheid ligt namelijk beduidend hoger dan voor een bewoner met een lichte graad van zorgbehoevendheid. Bovendien zijn de normen voor een RVT-bed ook hoger dan deze voor een ROB-bed (cfr. ook punt 2.5).

De impact van de reconversie op de zorgkost blijkt ook groter te zijn bij instellingen die procentueel weinig of geen RVT-bedden hebben dan bij instellingen die reeds vóór de reconversie over RVT-erkenningen beschikten. De reden hiervoor is dat zij bij de organisatie van de personeelsequipe voor de volledige instelling reeds rekening hielden met de RVT-normen. Bijvoorbeeld de prestaties inzake kinesitherapie. De kinestherapie in instellingen zonder RVT-erkenningen wordt voornamelijk georganiseerd op zelfstandige basis terwijl dit in een instelling met RVT-erkenningen gebeurt door kinesisten in dienstverband omdat dit ook de wettelijke basis is. De reconversie heeft dan als gevolg dat in het ene geval kinesisten in dienst moeten worden genomen terwijl dit bij het andere geval minder nodig is omdat deze instellingen reeds voor hun volledige bewonerspopulatie werken volgens de RVT-normen (en dus niet alleen voor het aantal bedden waarvoor een RVT-erkenning werd gegeven).

De grotere stijging van de zorgkost van 2000 naar 2001 is voornamelijk te verklaren door het sociaal akkoord van 1 maart 2000 dat vanaf 1/10/2000 over een periode van 5 jaar de barema’s van het personeel harmoniseert op het niveau van het ziekenhuis. 

Tabel 5: Evolutie uitgaven Riziv voor gemengde instellingen en RVT’s

Riziv

1997

1998

1999

2000

2001

Gemengde instelling

100

120

138

149

180

RVT

100

106

117

119

135


De federale overheid heeft de afgelopen jaren ook heel wat inspanningen geleverd. Hogerop werd reeds aangehaald dat de budgetten voor de sector van de rusthuizen, RVT’s en dagverzorgingscentra met ongeveer 72% is gestegen.

Op microniveau betekent dit een stijging van 80% van de RIZIV-inkomsten voor een gemengde instelling en 35% voor een instelling met meer dan 20% RVT-bedden. 

Tabel 6: Evolutie dagprijs voor gemengde instelling en RVT

Dagprijs

1997

1998

1999

2000

2001

Gemengde instelling

100

103

105

105

106

RVT

100

103

104

106

107


Tijdens de reconversiefasen kan vastgesteld worden dat de gemiddelde dagprijs (inclusief de supplementen) stijgt met 6 à 7%, wat ongeveer overeenkomt met het inflatieritme. Let wel : deze cijfers zijn gemiddelden en zeggen niks over de evolutie van de dagprijs in een individuele instelling.

Tegelijk hebben de bijkomende middelen belangrijke gevolgen voor het personeel. Ten eerste zijn heel wat middelen gegaan naar een betere verloning van de werknemers in de instellingen. Ten tweede is het aantal verzorgenden, verplegenden en paramedici in RVT en ROB tussen 1998 en 2001 gestegen van 30.000 naar ruim 35.000 mensen (toestand eind 2001). In onderstaande tabel en figuur is dit geïllustreerd aan de hand van de gegevens uit de vragenlijsten die het Riziv jaarlijks verzamelt.

Tabel 7: tewerkgesteld personeel (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) in ROB en RVT

personeel in FTE

verpleegkundigen

verzorgenden

kine/ergo/logo

paramedici

TOTAAL

1996

11.594

16.204

1.398

319

29.515

1997

11.912

16.493

1.556

350

30.311

1998

12.298

16.810

1.692

319

31.119

1999

12.394

17.361

1.863

333

31.951

2000

13.067

18.598

2.210

366

34.241

2001

13.250

19.096

2.334

404

35.084

 

Figuur 1: Aantal personeelsleden (verzorgend, verplegend en paramedisch) in RVT en ROB



2. Het tweede protocolakkoord
2.1 De open coördinatiemethode

Niettegenstaande er eenzelfde financiering bestaat vanuit de federale ziekteverzekering, hebben de verschillende regio’s een andere bevolkingspyramide en is de dubbele vergrijzing niet overal op hetzelfde moment en in dezelfde mate voelbaar. Bovendien voeren de regio’s een ouderenbeleid met eigen klemtonen.

Tabel 8: Verwachte evolutie aantal ouderen (+60 jaar) per leeftijdsgroep tss. 2002 en 2007

 



Het is wenselijk dat de federale overheid ruimte laat voor deze diversiteit en dat er samen met de gemeenschappen en de gewesten gewerkt wordt aan een coherent ouderenbeleid, in zekere mate volgens de methode van de “open coördinatie”. Deze methode is een proces waarbij expliciete, duidelijke en onderling overeengekomen doelstellingen worden gedefinieerd, waarna peer review de regio’s in staat stelt de beste praktijken te onderzoeken en hieruit te leren. In het tweede protocolakkoord zijn we nog niet zo ver dat we al duidelijk afgebakende doelstellingen hebben gedefinieerd maar het is een voorloper die ons moet toelaten om tegen eind 2003 te evalueren of deze werkwijze, die vooral op Europees vlak wordt toegepast, wel de goede is.

2.2. De doelstellingen van het tweede protocolakkoord.

Met de Gemeenschappen en de Gewesten werd overeenstemming bereikt over de volgende doelstellingen waaraan moet gewerkt worden:

-     In het licht van de vergrijzing van de bevolking moet de financiering van de sociale zekerheid budgettair in evenwicht zijn waarbij verder wordt gebouwd aan een toegankelijk en kwalitatief hoogstaande dienstverlening en waarbij gestreefd wordt naar een doelmatig gebruik van het bestaande zorgaanbod zodat elke zorgvraag een gepast antwoord krijgt: “zorg op maat van de oudere”.

 

-       De nadruk in de zorg moet zich verplaatsen van het deficitmodel naar het competentiemodel waarbij de oudere wordt gestimuleerd in zijn zelfredzaamheid en de klemtoon wordt gelegd op het herwinnen van zijn capaciteiten en indien dit niet meer mogelijk is, moeten de gevolgen ervan zo sterk mogelijk ingeperkt worden.

 

-       De integratie van de financiering van de rust- en verzorgingstehuizen zodat voor elke bewoner met een zwaar zorgprofiel eenzelfde zorgomkadering en eenzelfde financiering wordt voorzien (één prijs één product).
 

-       Het voorzien van alternatieve opvangmogelijkheden ter ondersteuning en erkenning van de mantelzorger en om tegemoet te komen aan het verlangen van de oudere om zolang mogelijk thuis te kunnen verblijven. Hierbij denken we aan het stimuleren van de centra voor dagverzorging en kort verblijf.

 

-       Het voorzien van alternatieve formules van zorg in samenwerking met de thuiszorg en de instellingen die we hier samenvatten onder de zorgvernieuwingsprojecten.
 

-       Het voorzien van residentiële structuren die aangepast zijn aan de behoeften van ouderen met gestabiliseerde chronische psychische stoornissen met een mogelijkheid naar bijkomende bedden voor psychiatrische verzorging (PVT-bedden).


1.3. Het moratorium

Om de beheersing van de uitgaven in het kader van het budget van de ziekteverzekering, dat door de federale overheid voor de sector van de rusthuizen wordt vastgesteld, mogelijk te maken, verbinden de Gemeenschappen en Gewesten zich tot het respecteren van een moratorium. Dit moratorium is tegelijkertijd het resultaat van het eerste protocolakkoord èn het vertrekpunt van het tweede protocolakkoord.

Per regio wordt de maximale capaciteit vastgelegd voor de  rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen en centra voor dagverzorging op 31 december 2002.
 

Tabel 9: Geprogrammeerde tegenover bestaande capaciteit in ROB

Rusthuizen

Aantal bedden

Programmatie

Overblijvende programmatorische ruimte

Vlaanderen

36.908

45.334

8.426

Wallonië

33.300

35.645

2.345

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

10.764

12.986

2.222

Duitstalige Gemeenschap

323

544

221

Totaal

81.295

94.509

13.214

 

Over de verschillende regio’s heen blijkt dus dat er nog een programmatieruimte kan ingevuld worden van 15.332  rusthuisbedden voor heel België.

 

Tabel 10: Geprogrammeerde tegenover bestaande capaciteit in RVT

Rust- en verzorgingstehuis

Aantal bedden

Programmatie

Overblijvende programmatorische ruimte

Vlaanderen

26.124

26.662

538

Wallonië

13.129

13.129

0

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

5.045

5.029

- 16

Duitstalige Gemeenschap

306

306

0

Totaal

44.604

45.126

522

 

Tabel 11: Geprogrammeerde tegenover bestaande capaciteit in dagverzorgingscentra

Dagverzorgingscentra

(aantal plaatsen)

Bestaande

Programmatie

Overblijvende programmatorische ruimte

Vlaanderen

818

1.675

857

Wallonië

230

870

640

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

110

248

138

Duitstalige Gemeenschap

5

19

14

Totaal

1.163

2.812

1.649

 

Sinds 1 januari 2000 wordt voor de erkende dagverzorgingscentra een forfait voorzien voor de zwaar zorgbehoevende ouderen. In het aanhangsel n°2 van het eerste protocolakkoord werden specifieke bepalingen opgenomen inzake de dagverzorgingscentra. De federale programmatie voorziet in een maximum van 1,5 plaats per duizend inwoners van 60 jaar of ouder te verwezenlijken over een periode van 5 jaar. Vanaf 1999 tot en met 2003 kunnen er dus jaarlijks 0,3 bijkomende plaatsen per duizend inwoners van 60 jaar of ouder worden erkend.

Voor heel België waren er eind 2002 1.163 plaatsen erkend terwijl de federale programmatie 2.812 plaatsen toeliet. De programmatie is dus voor ongeveer 41% ingevuld. Deze plaatsen komen in aanmerking voor het dagforfait (op 1/10/2002 = 25,01 euro), en zijn dus bestemd voor zwaar zorgbehoevende ouderen (categorie B, C en Cd). De voornaamste verklaring van dit verschil kan waarschijnlijk gevonden worden doordat een plaats in dagverzorging pas geopend kon worden wanneer een bed in ROB of RVT werd ingeleverd. Om de dagverzorgingscentra verder te stimuleren werd beslist deze link definitief op te heffen.

1.4. De invulling van de budgettaire ruimte o.b.v. RVT-equivalenten.

De programmatieruimte die voortvloeit uit het eerste protocolakkoord kan worden uitgebreid. Het principe dat hierbij wordt gehanteerd bestaat erin om de budgettaire ruimte te vertalen in RVT-equivalenten. Eén RVT-equivalent komt overeen met de gemiddelde prijs van 1 nieuw RVT-bed (= 51,4659 euro RIZIV tussenkomst per dag)

Uitgaande van de demografische evolutie van de verschillende regio’s voor de periode 2002 tot 2007 werd een schatting gemaakt van de toename van het aantal ouderen. In vergelijking met het eerste protocolakkoord (waar de leeftijdscategorie van 80-plus werd gebruikt om een verdeling te maken van het aantal RVT-bedden) werd het criterium verfijnd door rekening te houden met de bevolkingsevolutie binnen de verschillende leeftijdsklassen boven de 60 jaar. Voor elke leeftijdsklasse werd vervolgens berekend hoeveel procent van die klasse gebruik maakt van de residentiële ouderenzorg:

Tabel 12: Aandeel per leeftijdsgroep dat gebruik maakt van residentiële ouderenzorg

Leeftijdsgroep >= 60 tot < 75

1,43%

Leeftijdsgroep>=75 jaar tot < 80

5,22%

Leeftijdsgroep >=80 jaar tot< 85

13,67%

Leeftijdsgroep >=85 jaar tot <90

27,34%

Leeftijdsgroep >=90 jaar en <95

51,53%

Leeftijdsgroep >=95 jaar en meer

83,05%

 

Zo blijkt dat naarmate de leeftijd vordert, de kans op een opname in een rusthuis sterk stijgt tot zelfs 83% voor de leeftijdsklasse van 95 jaar en meer. Deze percentages werden vervolgens toegepast op de demografische evolutie van elke regio. Dit geeft de onderstaande tabel:

Tabel 13: Voorspelde toename rusthuisopnames 2003-2007

 

2003

2004

2005

2006

2007

Vlaanderen

1.352

1.670

2.373

2.896

2.505

Wallonië

645

738

1.165

1.484

1.328

Brussel

41

60

188

260

140

Duitstalige gemeenschap

29

17

42

34

31

Totaal

2.067

2.485

3.768

4.674

4.004

 

Binnen het budget van de rusthuizen voor 2003 is er een ruimte van ongeveer 32,8 mio.euro waarvan een gedeelte (9,9 mio euro) wordt toegewezen aan de meerkost van de nieuwe instellingsfinanciering die vanaf 1 oktober 2003 zal van start gaan. De budgettaire basis van het tweede protocolakkoord bedraagt aldus 22,9 mio euro.

Het beschikbare budget wordt omgerekend naar RVT-equivalenten door het budget van 22,9 mio euro te delen door de gemiddelde kost van 1 RVT-bed. Dit geeft 1.223 RVT-equivalenten die dan verhoudingsgewijs over de verschillende regio’s worden verdeeld. Dit betekent dat de bijkomende middelen om te investeren in institutionele ouderenzorg volgens een eenvormig objectief criterium en in functie van de demografische ontwikkeling worden beschikbaar gesteld voor nieuwe initiatieven in de Gemeenschappen en Gewesten. 

Tabel 14: Verdeling beschikbare RVT-bedden op basis van voorspelde behoefte voor 2003

 2003

Voorspelde behoefte (absoluut)

Voorspelde behoefte (relatief)

Verdeling extra
RVT-bedden

Vlaanderen

1.352

65,4 %

800

Wallonië

645

31,2 %

382

Brussel

41

2 %

24

Duitstalige gemeenschap

29

1,4 %

17

Totaal

2.067

100 %

1.223

 

 

Om rekening te houden met de diversiteit in de beleidsopties van de verschillende regio’s, kan een RVT-equivalent aangewend worden voor:

- de uitbreiding van een nieuw RVT-bed
- de reconversie van bestaande ROB- naar RVT-bedden
- de uitbreiding van het aantal plaatsen voor kortverblijf
- de uitbreiding van het aantal plaatsen in psychiatrische verzorgingstehuizen
- de uitbreiding van het aantal plaatsen in een centrum voor dagverzorging
- creëren van nieuwe opvangvormen

Gezien elk zorgaanbod een verschillende kostprijs heeft werden equivalentieregels bepaald :  

Tabel 15: Equivalentieregels

Gemiddelde kostprijs van 1 RVT-equivalent = 51,4659 euro

Equivalentieregel

Gemiddelde kostprijs 1 nieuw RVT-bed = 51,4659 euro

1

Gemiddelde kostprijs van de reconversie

van 1 ROB- naar 1 RVT-bed = 19,6983 euro

2,61

Gemiddelde kostprijs van 1 plaats voor kortverblijf =

16,0549 euro

3,21

Gemiddelde kostprijs van 1 PVT-bed = 57,85 euro

0,89

Gemiddelde kostprijs van 1 plaats voor dagverzorging =

25,01 euro

2,06

 

Concreet betekent dit dus dat 1 RVT-equivalent aanleiding kan geven tot het openen van 1 nieuw RVT-bed of  3,21 plaatsen voor kortverblijf of 0,89 PVT-bedden of 2,06 plaatsen voor dagverzorging of de reconversie van 2,61 reeds bestaande ROB- naar RVT-bedden.

De regio’s verbinden zich ertoe om een jaarplan op te stellen waarin zij duidelijk de aanwending van de RVT-equivalenten omschrijven en waarbij zij zich ertoe verbinden om prioriteit te verlenen aan de omschakeling van bestaande rusthuisbedden naar RVT-bedden.

De RVT-equivalenten moeten tot slot voor een deel ook nog aangewend worden om projecten aan te moedigen die vernieuwend zijn in de zorg voor ouderen. Dit moet gebeuren vanuit een gezamenlijke aanpak met de thuiszorg. Vanuit het rusthuis kan er samengewerkt worden met bijvoorbeeld de thuisverpleging om deskundigheid samen te leggen ten behoeve van de oudere in de thuissituatie en op die manier zo een zorg op maat van de oudere te organiseren.

Een voorbeeld : Ondanks een goed uitgebouwde en toegankelijke hulp- en dienstverlening overdag, lopen veel thuiszorgsituaties stuk op een gebrek aan continuïteit in de zorgverlening. In dergelijke situaties wordt in de eerste plaats de mantelzorger, voor zover deze beschikbaar is, ingeschakeld maar die houdt het soms niet lang vol omwille van de zware belasting tijdens de avond- en nachturen. De druk op een opname in een rusthuis of in het ziekenhuis, bij een crisissituatie zoals een valpartij, wordt dan wel zeer groot.

In samenspraak met de oudere, de mantelzorger, de huisarts en de professionele thuiszorg en rusthuiszorg kan gedacht worden aan een project waarbij ’s avonds en in de nacht hulp, ondersteuning en controle kan geboden worden. Op die manier kan de oudere zo lang als mogelijk in zijn thuismilieu verblijven en kan het onnodig en voortijdig afglijden naar een residentiële voorziening worden vermeden. Deze projecten hebben ook als doelstelling om een uitwisseling tot stand te brengen van de deskundigheid en de know how van het rusthuis, de mantelzorger en de professionele thuiszorg en het bewerkstelligen van een goede communicatie en overleg tussen alle betrokkenen partijen.

De organisatie van de zorg en het beheer van de financiële middelen kan gebeuren via de structuur van de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging. In het Belgisch Staatsblad van 5/10/2002 werd het Koninklijk Besluit gepubliceerd inzake de vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging. Voor het gehele land kunnen er ongeveer 145 diensten worden erkend.

In het kader van de open coördinatiemethode is het uitermate interessant om tussen de verschillende regio’s een uitwisseling te hebben van “goede praktijkvoeringen”. Hiertoe zal een werkgroep worden opgericht die de verschillende projecten gaat evalueren waarbij wordt nagegaan of het al dan niet mogelijk is om een project te veralgemenen over het gehele grondgebied zodat dit initiatief kan ingeschreven worden in de reguliere regelgeving en financiering.

Het tweede protocolakkoord maakt afspraken tussen de federale overheid en de gemeenschappen voor het jaar 2003. Het is echter duidelijk dat, na een positieve evaluatie, de principes van dit akkoord de basis moeten vormen voor een volgend akkoord.  

1.5 Het tweede protocolakkoord: een betere omkadering voor de zorgbehoevende oudere en een time-out voor zijn mantelzorger.

De verzorgingskosten worden door het RIZIV gefinancierd op basis van een forfaitaire tegemoetkoming per dag die door de instelling wordt gefactureerd aan de verzekeringsinstellingen. Om aanspraak te kunnen maken op deze financiering moet een inrichting toegetreden zijn tot de Nationale Overeenkomst die afgesloten wordt tussen de instelling en de verzekeringsinstellingen.

Het RIZIV-forfait dekt de verzorging verleend door verpleegkundigen, verzorgenden, logopedisten, ergotherapeuten en een limitatief aantal verzorgingsmaterialen. Tenslotte dekt het RVT-forfait, in tegenstelling tot het rusthuisforfait, eveneens de kinesitherapie. Het is de bedoeling om vanaf 1.10.2003 ook de kosten van de kinesitherapie in het ROB te integreren in de tussenkomst van de ziekteverzekering.

Om een RIZIV-tegemoetkoming te bekomen moet de patiënt aan een aantal afhankelijkheidscriteria voldoen die terug te vinden zijn op de KATZ-schaal. Deze schaal meet voornamelijk de afhankelijkheid op basis van fysische criteria : wassen, kleden, verplaatsen, toiletbezoek, eten en incontinentie. Afhankelijk van de score op de verschillende items bekomen we vier categorieën van licht naar zwaar zorgbehoevendheid: O, A, B en C.

Tot slot is er nog de categorie Cd waar de toevoeging van de ‘d’ wijst op desoriëntatie in tijd en ruimte, kortweg ook wel ‘dementie’ genoemd.

De doelgroep ouderen is zeer heterogeen zodat de noden en de behoeften van deze ouderen erg kunnen verschillen. Denken we maar bijvoorbeeld aan de groep dementerenden waarvoor de zorgbehoefte onvoldoende tot uiting komt  in de huidige KATZ-schaal (enkel de categorie Cd). Er wordt vandaag ook op geen enkele manier rekening gehouden met de onmiskenbare rol van de mantelzorger als ondersteuning in de zorg voor de oudere zodat deze langer in zijn thuissituatie kan verblijven.

Vandaar dat vanaf 1 januari 2003 een studie werd goedgekeurd die onder andere als doelstelling heeft om beleidsinstrumenten en –procedures te ontwikkelen die toelaten de problematiek van een zorgbehoevende oudere in kaart te brengen, individuele doelstellingen voor de zorg te formuleren, de behoefte aan mantelzorg, professionele zorg en desgevallend opname te bepalen en op te volgen, de daaraan verbonden kosten in te schatten en te vergelijken met de huidige situatie.

Deze studie wordt ook uitgevoerd over de grenzen heen van de intramurale ouderenzorg. Binnen het ruime aanbod, weze het nu thuiszorg, een woon- en zorgcentrum of een geriatrische ziekenhuisdienst, zou men eenzelfde taal moeten spreken opdat de verschillende zorgvormen zo goed mogelijk op elkaar kunnen aansluiten en er geen hiaten in de zorgverlening optreden.

Het tweede protocolakkoord maakt het mogelijk dat in 2003 het aantal te reconverteren rusthuisbedden naar RVT-bedden maximaal met 3.192 kunnen toenemen. Voor de oudere betekent dit een garantie op een betere zorgomkadering voor de zwaar zorgbehoevenden bewoner. De onderstaande tabel maakt dit duidelijk : per 30 bewoners met een B-profiel is er een verhoging van 6,45 voltijdse equivalent (VTE) naar 11 VTE, voor bewoners met een C-profiel is er een verhoging van 9,1 VTE naar 12,5 VTE en tot slot voor bewoners met een Cd-profiel verhoogt de omkadering van 10,1 VTE naar 13 VTE.  

Figuur 2: Personeelsomkadering RVT t.o.v. RVT

Het uitbreiden van het aantal plaatsen in een centrum voor kortverblijf of dagverzorging enerzijds en het stimuleren van zorgvernieuwingsprojecten proberen een oplossing te bieden voor de ondersteuning van de mantelzorgers zodat zij ook af en toe eens tot rust kunnen komen. Daarnaast hebben deze voorzieningen ook een belangrijke sociale rol te vervullen zodat de contacten met leeftijdsgenoten in stand wordt gehouden of zelfs worden uitgebreid zodat een sociaal isolement wordt voorkomen. Deze voorzieningen hebben dus als doel dat ouderen langer in hun thuissituatie kunnen verblijven zodat het verhuizen naar een rusthuis kan worden uitgesteld.

Hierna volgt ter informatie nog een overzicht van de verschillende forfaits op 1/10/2002 per categorie van zorgbehoevendheid en de personeelsequipe die er tegenover staat.

Tabel 16: Personeelsomkadering per afhankelijkheidcategorie en soort rusthuis (ROB of RVT)

RUSTHUIZEN

 RUST- EN VERZORGINGSTEHUIZEN

 Cat.

Financiering (1/10/2002)

Personeelsnormen
(per 30 rechthebbenden)

  Cat.

Financiering (1/10/2002)

Personeelsnormen
(per 30 rechthebbenden)

 O

 1,25

 0,25 VP
voldoende ergo en/of logo

 -

 -

 -

 A

 8,48

0,95 VP
0,25 Vp of Para
0,80 VZ
voldoende ergo en/of logo

 -

 -

-

 B

 25,64

2,10 VP
4,00 VZ
0,35 Para

voldoende ergo en/of logo

 B4

41,03

4 VP
5 VZ
1 kiné en/of ergo en/of logo

 C

36,70

3,75 VP
0,35 PARA
5,00 VZ

voldoende ergo en/of logo

 B5

45,90

5 VP
5 VZ
1 kiné en/of ergo en/of logo

 C+

 38,61

4,10 VP
0,385 PARA
5,06 VZ

voldoende ergo en/of logo

 C

51,77

5 VP
6 VZ
0,5 PARA
1 kiné en/of ergo en/of logo

 Cd

  36,70

idem C + 1 VP of PARA of VZ

  Cd

  53,58

5 VP
6,5 VZ
0,5 PARA

1 kiné en/of ergo en/of logo

 Cd+

38,61

idem C+ + 1 VP of PARA of VZ

 

Coörd.
Genees-heer

0,47

2 uur 20' per week

 CDV

25,01

2 VP
3 VZ
1 Para

Palliatieve functie

 0,27

 

 

 

 

Veteranenziekte of legionellose

PERSMEDEDELING VAN HET KABINET VAN MINISTER MIEKE VOGELS, VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, GEZONDHEID, GELIJKE KANSEN en ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 

03 januari 2003 

De veteranenziekte of legionellose is een ernstige aandoening waaraan, zonder intensieve behandeling in een ziekenhuis, tot een kwart van de patiënten overlijdt. De ziekte komt vrij frequent voor, zowel in ons land als in het buitenland. Redenen genoeg om zoveel als mogelijk preventief in te grijpen. 

Vandaar dat Mieke Vogels, Vlaams gezondheidsminister, een aantal maatregelen heeft genomen. Er is een nieuw wettelijk kader gemaakt, via een besluit van 22 november 2002.

Er is ook een informatiebrochure gedrukt op 5.000 exemplaren met preventietips en uitleg over de nieuwe reglementering. De brochures wordt de volgende dagen verstuurd naar onder meer gemeentebesturen, uitbaters van zwembaden, sauna's, sportzalen, ziekenhuizen en rusthuizen.

Legionellabacteriën zijn kiemen die zich ontwikkelen in een waterige omgeving. Ze veroorzaken een besmetting bij de mens door de inademing van besmette fijne neveldruppeltjes, aërosol.

Na een epidemie in Kapellen op 16 november 1999 nam Vlaams minister van Gezondheid Mieke Vogels al een besluit met tijdelijke preventieve maatregelen om nieuwe uitbraken van deze ernstige ziekte te voorkomen. Dit besluit verbood (vooral) het tentoonstellen van apparaten die aërosol produceren.

Het besluit van 1999 werd gewijzigd en vooral verfijnd op 24 maart 2000. Het tentoonstellen van aërosolproducerende apparaten bleef principieel verboden, maar onder strikte voorwaarden kon hiervan afgeweken worden.

Op 6 juli 2001 stemde het Vlaams Parlement vervolgens het decreet betreffende de primaire preventie van schadelijke effecten bij de mens, veroorzaakt door biologische agentia. Dit decreet geeft de Vlaamse regering de mogelijkheid preventieve maatregelen te nemen tegen sommige biologische agentia, inclusief legionellabacteriën, vanwege hun bedreigendkarakter voor de volksgezondheid. Het decreet vormt nu een stevig wettelijk kader voor het legionellabesluit.

Het legionellabesluit werd opgemaakt om blootstelling en besmetting in alle publieke plaatsen tot een minimum te beperken. Met het besluit wil minister Vogels mensen beschermen die zich op publiek toegankelijke plaatsen
bevinden. Het is niet de bedoeling om ook voor privé-woningen, bijvoorbeeld voor gezinnen, maatregelen op te leggen. Wel is de term "publiek toegankelijke plaatsen" vrij ruim gedefinieerd. Dit betekent dat onder meer ziekenhuizen, bejaardentehuizen, tentoonstellingsruimten, winkels, restaurants, hotels, sportcentra, openluchtrecreatieve verblijven en tentoonstellingsruimten onder de toepassing van de reglementering vallen.

Aangezien legionellabacteriën zich het gemakkelijkst vermenigvuldigen in water met een temperatuur tussen 25 en 55 graden Celsius, zijn de preventieve maatregelen er vooral op gericht om die vermenigvuldiging te voorkomen.

Daarom stelt het Legionellabesluit dat de temperatuur in koudwatervoorzieningen steeds lager moet zijn dan 25 graden Celisius. In warmwatervoorzieningen moet de temperatuur steeds minstens 55 graden Celsius bedragen. De temperatuur van het water bij vertrek in de verdeelleiding aan het warmwaterproductietoestel moet minstens 60 graden Celsius bedragen.

Essentieel om problemen te voorkomen, is het opstellen van een beheersplan dat vanaf nu verplicht wordt. Het beheersplan geeft aan waar zich eventuele problemen en kritieke risicopunten bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt. Het beheersplan bestaat uit een beschrijving van het systeem, een risicoanalyse en controlemaatregelen. Aandachtspunten hierbij zijn de risicopunten voor aërosolvorming en voor de groei van legionellakiemen. Er zijn overgangsmaatregelen voorzien voor bestaande installaties.


De brochure is te vinden op www.wvc.vlaanderen.be/gezondmilieu
 

 
Psychotherapie 
Federale regering 20 december 2002
Op voorstel van de heer Jef Tavernier, Minister van Consumentenzaken, 
 Volksgezondheid en Leefmilieu, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet 
 goed betreffende de wettelijke regeling van de psychotherapie als autonoom 
 gezondheidsberoep.
 
 Het wetsontwerp op de psychotherapie stelt een viervoudige voorwaarde aan de 
 erkenning als psychotherapeut.
 
 Men moet:
 
 ten minste een basisopleiding hebben van het hoger onderwijs buiten de 
 universiteit;
 13 welbepaalde universitaire vakken gevolgd hebben;
 een klinische stage van 6 maanden uitgevoerd hebben;
 een psychotherapie-opleiding van ten minste 500 contacturen verspreid over 
 drie jaren voleindigd hebben.
 
 De tekst wordt opnieuw goedgekeurd na advies van de Raad van State en de 
 Ministerraad heeft beslist dat dit voorontwerp van wet mag worden ingediend 
 bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
 
 
Hulp aan bejaarden 
Federale regering 20 december 2002
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en 
 Pensioenen, en mevrouw Greet Van Gool, Regeringscommissaris voor Sociale 
 Zekerheid, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit (*) goed 
 rond de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB).
 
 Ter herinnering: op de Ministerraad van 20 november 2002 (**) werd beslist de 
 grenzen van het met de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden cumuleerbaar 
 inkomen op te trekken. Dit besluit bepaalt dat de categorieën "alleenstaande 
 gerechtigde" en "samenwonende gerechtigde" voortaan dezelfde vrijstelling 
 genieten. Hierdoor ontstaat een ongewenst neveneffect voor de gezinnen waarin 
 beide partners een THAB genieten.
 
 Dit ongewenst neveneffect houdt in dat gezinnen waarin slechts één partner een 
 handicap heeft slechts één keer de vrijstelling genieten, terwijl de gezinnen 
 waarin beide partners een handicap hebben 1,6 keer deze vrijstelling genieten. 
 Om deze discriminatie te vermijden wordt de vrijstelling voor elk van beide 
 partners nu gedefinieerd als de helft van de gezinsvrijstelling en niet meer 
 als gelijk aan de vrijstelling voor samenwonenden.
 
 

 (*) tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de 
 tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden
 (**) zie eveneens bericht nr. 2 van de Ministerraad van 20/11/2002.
  

Oude liefde roest niet?

Time : 5:19:52 PM

Date : Wednesday, December 18, 2002

Sender Name: VVI

De Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) en het Caritas Verbond van Verzorgingsinstellingen (VVI) hebben woensdag in het federale parlement de resultaten voorgesteld van de actie “Oude liefde roest niet?”. Gedurende een paar maanden kregen federale en Vlaamse parlementsleden de kans, een dag mee te leven met bewoners en hulpverleners van woon- en zorgcentra, rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen. 
Heel wat politici participeerden aan dit inleefproject in instellingen.

Zowel beleidsmakers als instellingen rapporteerden het belang van “zorg met een gelaat”: de fragiele oudere heeft nood aan menselijke bejegening, naast technisch goede zorg. Zorg dient wanneer nodig te worden geboden in een omgeving met oog voor de sociale, psychologische én lichamelijke behoeften van deze ouderen.

Om de betaalbaarheid van deze zorg voor de gebruiker te kunnen garanderen, dient gewerkt te worden aan een billijke financiering. Het uitbouwen van de zorgverzekering en het optrekken van de laagste en oudste pensioenen en van de RIZIV vergoedingen voor ouderen, zijn stappen in de goede richting, maar hiermee zijn nog niet alle noden
gelenigd. Specifieke problematieken zoals palliatieve zorg of incontinentiezorg vergen specifieke en adequate regelingen. Via de ROB-RVT reconversie, moeten uiteindelijk àlle zwaar zorgbehoevende ouderen aanspraak kunnen maken op financiering volgens de RVT norm. Hiertoe is een protocolakkoord en een lange termijn engagement van de bevoegde overheden gewenst.

Zorg voor de zorgenden is belangrijk. Een goed sociaal statuut en de daarbij horende financiering zijn essentieel om de huidige onzekerheid in de rusthuizen weg te nemen.

In de ouderenzorg is vandaag meer dan elders nood aan een éénduidig beleid, of dat nu Vlaams of federaal is.

Verder wordt er gepleit voor meer netwerking op regionaal niveau, waarin taakafspraken en planning kunnen worden ontwikkeld op basis van gelijkwaardigheid der partners. Ook zorgvernieuwing en de daarvoor noodzakelijke ondersteuning van vernieuwende initiatieven vergen enige soepelheid.

Om dit alles te realiseren willen de koepelverenigingen van de ouderensector erkend worden als gesprekspartners in de gestructureerde adviesorganen.

 

Aanpassing zorgverzekering

Vlaamse regering van 13 december 2002, op voorstel van Vlaams minister Mieke Vogels:

Eind september vorig jaar keurde de Vlaamse regering 2 besluiten goed met betrekking tot de Zorgverzekering. Ingevolge de beslissing van de Vlaamse regering betreffende de verdere uitbouw en financiering van de Vlaamse zorgverzekering en ingevolge bijsturingen die vereist zijn naar aanleiding van de evaluatie van de zorgverzekering, beslist de Vlaamse regering het ene besluit aan te passen en het andere op te heffen. Het gaat onder meer om de invoering van 1 forfaitaire tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg (90 euro per maand), de opheffing van de erkenningsverplichting van een productverstrekker, een forfaitaire uitbetaling (125

euro/maand) voor residentiële zorg, een regeling van eventuele sancties inzake subsidiëring van zorgkassen en opheffing van het besluit in verband met de uitvoering van de tenlasteneming (zorgcheques, kredietopbouw, terugbetaling op basis van facturen, derdebetalersbelasting).

 

Rechtsbescherming en inspraak van gebruikers van welzijnszoorzieningen

Vlaamse regering van 13 december 2002, op voorstel van Vlaams minister Mieke VOGELS :

Met het oog op de bespreking in het Vlaams Parlement bepaalt de Vlaamse regering haar standpunt inzake het voorstel van decreet van de Vlaamse Volksvertegenwoordigers Ria Van Den Heuvel, Patricia Ceysens, Guy Swennen, Jan Roegiers en Sonja Becq houdende de rechtsbescherming en de inspraak van gebruikers van welzijnsvoorzieningen. Het voorstel wil bijdragen tot het versterken van de gebruikersrechten in de relatie gebruiker-zorgvoorziening. Het gaat ervan uit dat het Kwaliteitsdecreet en de zogenaamde sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen veeleer betrekking hebben op de relatie overheid-voorziening en bijgevolg in onvoldoende mate een directe rechtsbescherming biedt aan de gebruiker.

 

Vlaamse regering 6 december 2002: meer subsidie voor lokale dienstencentra

Een lokaal dienstencentrum (LDC) biedt in het kader van thuiszorg volgende diensten aan: informatie, recreatie en vorming (versterking sociaal netwerk), warme maaltijden, hulp bij huishoudelijke klussen, uitlenen van personenalarm etc. De meeste LDC's zijn ingericht door OCMW's. Nu blijkt dat vele LDC's jaarlijks afsluiten met een financieel tekort. Daarom beslist de Vlaamse regering tot verhoging van de subsidie-enveloppe van de LDC's.

 

VLAREG Vogels: Zorgverzekering moet rusthuisfactuur doen dalen

PERSMEDEDELING VAN HET KABINET VAN MINISTER MIEKE VOGELS
VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, GEZONDHEID, GELIJKE KANSEN en ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
31 oktober 2002

Zorgverzekering moet rusthuisfactuur doen dalen

De Vlaamse zorgverzekering keert sinds 1 oktober 125 euro per maand uit aan de zwaarst zorgbehoevenden (mensen met een C-attest) in de Vlaamse rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen. Vanaf april 2003 komen de bewoners met een B-attest ook in aanmerking en vanaf 1 april 2004 alle bewoners.

Het is de bedoeling dat de 125 euro per maand (of 1500 euro per jaar) en van de zorgverzekering bij de bewoner zelf terechtkomt. Hij moet voelen dat zijn totale zorgkost daalt. Daarom zal de 1500 euro per jaar (of 60.000 oude Belgische franken) binnenkort altijd rechtstreeks naar de bewoner gaan.

Minister Vogels wil op die manier bijdragen aan het betaalbaar maken en houden van de rusthuizen.

Vlaams minister van Welzijn Mieke Vogels is teleurgesteld over de signalen die ze ontvangt dat sommige rusthuizen en sommige gemeenten en OCMW's de invoering van de zorgverzekering aangrijpen om de kostprijs van het rusthuis verder te verhogen of om kortingen op de dagprijs van het rusthuis te verminderen.

De minister meent dat de kostprijs van de rusthuizen op dit moment reeds te hoog is. De forfaitaire dagprijs van een rusthuis bedraagt gemiddeld meer dan 1000 euro per maand.

De zorgverzekering mag niet gebruikt (of zelfs misbruikt) worden om andere (budgettaire) problemen van gemeenten of OCMW's op te lossen. Ook al heeft minister Vogels begrip voor de vaak moeilijke situatie waarin bepaalde OCMW's verkeren.

De minister onderzoekt op welke (eventueel juridische) manier dit kan gestopt worden. Ze wil evenwel eerst met de gemeenten en OCMW's overleggen (via VVSG) om dit probleem op een constructieve manier aan te pakken.

Minister Vogels kan op zich prijsverhogingen niet verbieden. De prijsbepaling in de rusthuizen valt immers onder de bevoegdheid van de federale minister van Economische Zaken, Charles Picqué.

Minister Vogels zal ook bij haar federale collega van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke aandringen om samen rond de tafel te zitten om een vernieuwd ouderenbeleid uit te werken dat onder meer een effectieve daling van de rusthuisfactuur moet garanderen.

 

Vlaamse regering 25 oktober 2002

Op voorstel van Vlaams minister Mieke VOGELS :

De Vlaamse regering keurt principieel het voorontwerp van decreet goed betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen. Dit ontwerp harmoniseert de twee bestaande kwaliteitsdecreten. Het kadert binnen de vereenvoudiging van de regelgeving (deregulering) en een sectoroverschrijdend kwaliteitsbeleid. De krachtlijnen van dit ontwerp zijn: invoering van een kwaliteitsmanagementsysteem en systematische zelfevaluatie; de uitdrukkelijke inbreng van gebruiker, mantelzorger en vrijwilliger; zorg voor de zorgende; meer zichtbaar maken van het effect van de kwaliteitszorg op de kwaliteit van de verleende zorg. Het voorontwerp van decreet wordt nog voor advies aan de SERV en de Raad van State voorgelegd.

 

Persbericht Frank Vandenbroucke van 2 oktober 2002: Rusthuisfactuur

Rusthuisfactuur wordt doorzichtiger: bewoners krijgen duidelijkheid over verzorgingsmateriaal dat opgenomen is in het rusthuisforfait
 

Rusthuizen weten sinds gisteren, 1 oktober 2002, met zekerheid welke verzorgingsproducten precies opgenomen zijn in het rustoordforfait. De lijst met deze verzorgingsproducten en –materialen werd goedgekeurd door het Verzekeringscomité van het Riziv. Ze geldt sinds 1 oktober 2002. Producten die op deze lijst staan, zoals bijvoorbeeld ontsmettingsmiddelen, mogen niet apart aangerekend worden aan de bewoners.

Behalve ontsmettingsmiddelen bevat deze lijst ook materiaal voor intramusculaire injecties, bepaalde verbanden en kompressen, enzovoort.  Ze geldt voor rustoorden voor bejaarden (ROB’s), rust-en verzorgingstehuizen (RVT’s) en centra voor dagverzorging.

De maatregel vormt een eerste concrete stap in het transparanter maken van de dagprijs. Tot nu toe bestond er wel een officieuze lijst, maar toch bleef er onduidelijkheid over wat al dan niet opgenomen was in het forfait. Dit leidde tot onderlinge verschillen tussen rusthuizen. De huidige lijst zorgt voor duidelijkheid over de inhoud van het forfait. En hij garandeert dat bewoners maar één keer voor een materiaal of product moeten betalen.

De materialen die niet op de lijst staan, worden niet opgenomen in het forfait en moeten dus door de bewoners zelf betaald worden. Dit is bijvoorbeeld het geval voor alle terugbetaalbare producten, zoals terugbetaalbare steriele kompressen. Voor deze producten moeten de bewoners enkel het remgeld betalen. Deze remgelden worden verrekend in de Maximumfactuur, waardoor de kosten beperkt blijven.

Een omzendbrief vertrekt deze week nog van bij het Riziv naar de rusthuizen met informatie over de nieuwe regeling. Ook zal een enquête gehouden worden bij rusthuizen over de werkelijke kosten van de materialen die op de lijst staan en over andere materialen die de bewoner nog wel moet betalen.

Frank Vandenbroucke beschouwt dit als een eerste, beperkte stap in de richting die hij verder wil aanhouden: enerzijds zou de dagprijs die rusthuizen aanrekenen aan hun bewoners in de mate van het mogelijke een “alles-in” prijs moeten zijn, waarin alle
normale kosten van het verblijf begrepen zijn; anderzijds moet het duidelijk zijn dat de kost van bepaalde aspecten van de verzorging door het RIZIV vergoed wordt, en dus noch in, noch naast de dagprijs mag aangerekend worden.

Lijst van de verzorgingsproducten die inbegrepen zijn in het forfait

Persbericht Frank Vandenbroucke van 28 september 2002: Rusthuizen

Vandenbroucke wenst "klare rekeningen" voor patiënten en rusthuisbewoners

Naar aanleiding van de lancering van het “Groot Onderhoud” legde Frank Vandenbroucke zaterdag in Leuven enkele klemtonen die volgens hem belangrijk zijn voor het debat in de sp.a, en ging hij ook in op de actualiteit.

Ook als het gaat over de vergrijzing van de samenleving, is een “Groot Onderhoud” van onze standpunten nodig, aldus Vandenbroucke. We moeten een verouderde visie op de veroudering grondig ter discussie durven stellen. De vraag wat de uitdaging is en wie daarin een rol te spelen heeft, zullen we in de toekomst anders beantwoorden dan in het verleden.

Onder het motto “Alle dagen zondag” verzet de congrestekst zich tegen een zwartgallige benadering van de vergrijzing. De uitdaging is: in de nieuw begonnen eeuw de verworven sociale vooruitgang - die leidt tot een langere levensduur - kunnen verzilveren. Dat mensen langer leven betekent dat ze meer leef-tijd hebben. Meer leef-tijd betekent: meer geniet-tijd en meer kwali-tijd. Leef-tijd omzetten in geniet-tijd en kwali-tijd is niet alleen een uitdaging voor het pensioenbeleid en het gezondheidsbeleid, maar ook voor het beleid inzake mobiliteit, huisvesting, ruimtelijke ordening, cultuur, sport. Lokale besturen en de senioren zèlf hebben daarin een heel grote rol te spelen. Elke gemeente zijn Zilverplan!

Een zondag moet natuurlijk een zorgeloze dag zijn. Zorgeloosheid veronderstelt goede bescherming tegen de gevolgen van tegenslagen, zoals een minder goede gezondheid.

De gezondheidszorg is natuurlijk dè gemeenschapsvoorziening bij uitstek, en Vandenbroucke ontwikkelde ter zake ook enkele voorstellen op korte termijn. “Als de zon schijn, zijn socialisten nodig om de zonneschijn eerlijk te verdelen, als het regent, zijn socialisten nodig om de paraplu’s eerlijk te verdelen”. Dat gezegde is van toepassing op het economische en sociale beleid in het algemeen, maar zeker ook op de gezondheidszorg.

Eén van de paradoxen van onze gezondheidszorg is dat wij wel heel goede paraplu’s hebben voor wie nu en dan een spatje water riskeert, maar geen goede paraplu’s hebben voor wie voortdurend in de regen staat.

De Maximumfactuur is het antwoord op deze paradox en moet verder uitgebouwd worden tot een sluitende sociale bescherming, die ervoor zorgt dat noodzakelijke gezondheidsuitgaven niet te zwaar wegen op het gezinsbudget, zonder onderscheid van rang, of stand, of sociale klasse.

Frank Vandenbroucke benadrukte dat hij niet de minister is die alle medicamenten goedkoper zal maken. Integendeel, als we geld willen overhouden om nieuwe en noodzakelijke medicatie terug te betalen, zullen we sommige medicamenten duurder moeten maken, ook medicamenten die nogal “populair” zijn (soms té populair). Maar mensen die heel veel medicamenten nodig hebben, en daaraan een groot deel van hun inkomen moeten besteden, moeten béter beschermd worden.

Daarom moet de teller van de Maximumfactuur (waarmee de remgelden die wegen op het gezinsbudget worden opgeteld) uitgebreid worden tot nieuwe categorieën geneesmiddelen (met name de geneesmiddelen van categorie C). En medische materialen die nu niet gedekt worden door de ziekteverzekering, maar wel door ziekenhuizen aangerekend worden aan de patiënten moeten ook in de Maximumfactuur opgenomen worden (bijvoorbeeld: zgn. “shavers”, d.w.z. mesjes die gebruikt worden bij kijkoperaties in gewrichten, zoals de schouder, of bij kijkoperaties op de sinussen).

Omdat de Maximumfactuur een betrouwbare bescherming is tegen de gevolgen van ziekte op het budget van het gezin, houdt ze rekening met het gezinsinkomen. Het systeem zou echter geen enkel onderscheid mogen maken tussen werknemers, ambtenaren of zelfstandigen. Ook daar moet nog aan gewerkt worden, zo zei de minister.

Opdat de Maximumfactuur een betrouwbare bescherming zou bieden – een echte garantie -  moeten de mensen zekerheid hebben over en inzicht in de facturen die zorgverstrekkers, ziekenhuizen en rusthuizen hen kunnen aanrekenen. Klare rekeningen, waarbij “onaangename verrassingen” zoveel mogelijk vermeden worden. Ter zake zijn enkele belangrijke Koninklijke Besluiten op komst. Frank Vandenbroucke wil echter een stap verder zetten, en zo snel mogelijk na de begrotingsopmaak overleg opstarten met de zorgverstrekkers, met de ziekenhuissector, met de rustoorden en met de ziekenfondsen, met een drievoudige doelstelling: (1) tariefzekerheid garanderen in 2003; (2) grotere eenvormigheid in wat ziekenhuizen en rusthuizen als bijkomende kosten mogen aanrekenen, en (3) de stijging van de dagprijzen van de rustoorden beperken.

Wat de rustoorden betreft, is het streefdoel dat de dagprijzen gemiddeld geen reële stijging zouden kennen, maar ook dat er duidelijkheid moet bestaan over de vraag welke supplementen buiten de dagprijs aan bewoners bijkomend aangerekend mogen worden. Zo zou bijvoorbeeld overal in de dagprijs moeten inbegrepen zijn: TV en TV-distributie, de koelkast, basisaccommodatie en meubilair, vetarm of zoutarm dieet, zeep- en toiletartikelen, telefoonaansluiting, … Dat leidt tot een duidelijke en goed vergelijkbare “alles-in prijs”. Bepaalde andere kosten die vandaag aangerekend worden bovenop de dagprijs, zouden door het RIVIZ volledig ten laste moeten genomen worden, zodat het aanrekenen daarvan eenvoudigweg verboden kan worden. Een voorbeeld van die laatste categorie is het incontinentiemateriaal, rolstoelen, kine…. Of dit laatste mogelijk is, hangt natuurlijk af van de beschikbare middelen.

Gezondheidszorg is een gemeenschapsvoorziening, omdat de belangen van de patiënten voorop moeten staan en niet commerciële of industriële belangen. Dat zijn de redenen waarom een halt moet toegeroepen worden aan de hardnekkige tendens in de Europese Unie om inzake geneesmiddelenbeleid, industriële belangen te laten voorgaan op patiëntenbelangen en volksgezondheid. Het gevecht over de ontwerp-richtlijn en ontwerp-verordening van de Europese Commissie met betrekking tot de geneesmiddelen is daarin een eerste cruciale testcase. Frank Vandenbroucke beklemtoont dit punt ook omdat inzake Europese politiek de sp.a nood heeft aan een “Groot onderhoud”.

 

Federale minister Frank Vandenbroucke, 27 september 2002

Studentenarbeid

Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit (*) goed tot wijziging van de wetgeving op de studentenarbeid.

Deze wijziging is bedoeld om het begrip "maand" nauwkeuriger te definiëren voor wat de studentenarbeid betreft. Dit begrip zal niet meer geïnterpreteerd worden als een periode van 31kalenderdagen maar als een periode van 23 werkdagen. Deze definitie is zeer belangrijk want de werkgevers moeten geen sociale bijdragen betalen voor studenten indien het prestaties betreft van maximum één maand tijdens de periode juli, augustus en september.

Deze wijziging was nodig om de discriminatie af te schaffen tussen de werkgever die met een student een overeenkomst sluit van een maand en een werkgever die een beroep doet op een student via een uitzendkantoor en daardoor diezelfde student gedurende een periode van 31 werkdagen (zijnde een periode van zes weken) vrij van RSZ kan tewerkstellen.

(*) tot wijziging van artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

 

 

Gewestminister Mieke Vogels, 24 september 2002

Minister Vogels: 'Ik ga voor kwaliteitsvolle ouderenvoorzieningen'

Iedereen is het erover eens dat ouderen die zorg nodig hebben zo lang mogelijk in een hun vertrouwde thuissituatie verzorgd moeten worden. Minister Vogels heeft binnen haar eigen bevoegdheidsdomeinen een aantal maatregelen genomen om dat ook waar te maken; denken we maar aan de Vlaamse Zorgverzekering en het gevoelig optrekken van het aantal gesubsidieerde uren in de thuiszorg en het ondersteunen van de verenigingen voor mantelzorgers.

Wie toch naar een rusthuis, een dagcentrum of een kortverblijf gaat, verwacht terecht dat de verzorging kwaliteitsvol is en dat de instelling in kwestie aangepast is aan de hedendaagse normen van hygiëne en kwaliteit.

'Geen gedoogbeleid meer'

Minister Vogels is bevoegd voor het erkennen van de Vlaamse rusthuizen en kijkt via de inspectie van de Vlaamse gemeenschap toe op het naleven van de gestelde kwaliteitseisen. Federaal minister Vandenbroucke staat, via het RIZIV, in voor de gedeeltelijke financiering van de rusthuizen en, via de RSZ, voor de controle op de betaling van hun sociale bijdragen.

Het overgrote deel van de Vlaamse instellingen in de ouderenzorg levert goed werk. Het weze hier duidelijk onderstreept. Toch zijn er een aantal voorzieningen die ofwel kampen met serieuze financiële problemen ofwel niet in orde zijn met de gestelde kwaliteitsnormen. Of een combinatie van beide. Geschat wordt dat het gaat om een getal tussen de 300 en 500 van de totale 60.000 woongelegenheden in de Vlaamse ouderenzorg. In procenten uitgedrukt: tussen de 0,5 en 0,8 procent.

In het verleden werden de gebrekkig functioneerde rusthuizen redelijk gerust gelaten. Er werd wel gedreigd met het intrekken van de erkenning, maar in de praktijk kregen de 'overtreders' heel wat respijt om alsnog hun werking bij te stellen. Dat gebeurde niet altijd, of stelde de inspectie vast dat na een korte periode van beterschap de oude 'slechte' gewoonten terugkwamen.

Maar omdat voor minister Vogels de levenskwaliteit van de ouderen prioritair is en dat misbruiken echt niet kunnen, wil ze hier een krachtig signaal geven. Sinds enkele maanden kijkt minister Vogels, samen met de administratie, strenger toe op het verlengen en het geven van erkenningen. Daarmee wordt in feite afgestapt van het vroegere gedoogbeleid. Minister Vogels beklemtoont dat de wettelijke procedures sowieso gevolgd worden bij het niet verlengen van erkenningen en dat er dus beroepsmogelijkheden zijn.

Op termijn zijn sluitingen van rusthuizen wellicht niet te vermijden. In dat geval wordt iedere sluiting begeleid door een commissie met vertegenwoordigers van de administratie, het plaatselijke OCMW, de burgemeester en zijn sociale diensten.

Zo veel als mogelijk wordt uitgezocht naar oplossingen binnen de regio. Een oplossing kan zijn dat een andere instelling of voorziening de uitbating en de erkenning overneemt, of dat de ouderen in andere voorzieningen in de buurt terecht kunnen. De minister is er zich van bewust dat kant en klare oplossingen niet altijd meteen voorhanden zijn en dat daarom soms tijdelijke (en niet altijd de meest ideale) maatregelen genomen moeten worden.

De minister beklemtoont dat er voortdurend overleg is daarover met de koepels van de voorzieningen (VVI, VVSG, FOS.) en met het OOK (het Ouderen Overleg Komite) die de minister principieel steunen in haar aanpak en waarmee constructief op het terrein wordt samengewerkt.

'Inhaalbeweging voor de bouw van kwaliteitsvolle ouderenvoorzieningen'

Eén aspect van de kwaliteit bij rusthuizen is natuurlijk het gebouw zelf. Een aangename, ruime en modern ogende omgeving draagt al veel bij tot de kwaliteit. Veel instellingen in problemen kampen daarmee. Vandaar dat minister Vogels tijdens de recente begrotingsbesprekingen geijverd heeft voor een inhaalbeweging voor de bouw van ouderenvoorzieningen.

De Vlaamse overheid subsidieert, via VIPA, gedeeltelijk de bouw van ouderenvoorzieningen die uitgebaat worden door vzw's of de openbare sector. De puur commerciële initiatiefnemers hebben geen toegang tot de VIPA- subsidies.

In de begrotingscontrole van 2002 was al een extra krediet ingeschreven van 6,25 miljoen euro. Daar is nu via het FFEU nog eens 37,5 miljoen euro bijgekomen. Daarmee kunnen samen 840 nieuwe woongelegenheden gecreëerd worden, naast de 1.000 die sowieso al gepland waren. (zie ook bijlage van wat er in de pijplijn zit voor dit en volgend jaar)

'Federaal moet nu ook inspanning leveren'

Bakstenen is één zaak. De financiering van personeel een ander. Soms wordt opgemerkt dat voorzieningen het niet makkelijk hebben omdat ze door de overheid te weinig financieel worden ondersteund.

Minister Vogels steunt volop de vraag van federale collega Frank Vandenbroucke om in de federale begroting meer geld uit te trekken voor de ouderenzorg en het Vlaamse voorbeeld te volgen om ouderenzorg prioritair te stellen.

De factuur voor de rusthuisbewoner moet omlaag - de Vlaamse overheid doet via de zorgverzekering hier inspanningen met een jaarlijkse zorgpremie van 1.500 euro per jaar voor alle rusthuisbewoners - en tergelijkertijd moeten de voorzieningen meer financiële ademruimte krijgen.

'Eerste Vlaams geld voor financiering personeel rusthuizen'

Alhoewel strikt genomen de financiering een federale aangelegenheid is, kan Vlaanderen indien ze dat wil ook een financieringsstroom invoeren. Dat zal voor het eerst gebeuren vanaf 2003. Dat is een echte primeur. Minister Vogels heeft op haar begroting 2003 27.500.000 euro uitgetrokken om de zogeheten animatiefunctie te ondersteunen.

De animatiefunctie is een verplichte kwaliteitsvraag vanuit de Vlaamse overheid, waar totnutoe geen financiering tegenover stond. De animator moet - in tegenstelling tot het woord misschien oproept - niet zorgen voor de pannenkoekennamiddag of de kaartdag in het rusthuis. Wel moet hij of zij de ombouw van het 'klassiek' rusthuis naar een vernieuwd woon- en zorgcentrum waarmaken en dat proces begeleiden. Per vijftig bewoners moet er nu een halftijdse animator in dienst zijn.

De financieringsstroom voor de animatiefunctie is een van de speerpunten van het nieuwe zorgdecreet dat eerstdaags met de sociale partners (koepels en vakbonden) wordt besproken en dat tegen het eind van het jaar aan de regering wordt voorgelegd.

In het zorgdecreet wordt het vernieuwde ouderenbeleid, zoals uitgewerkt in werkgroepen de voorbije twee jaar, structureel vastgelegd. Centraal uitgangspunt is dat de zorg naar de mensen toe moet gaan en niet langer dat de mensen naar de zorg moeten komen. Dus zorg op maat, flexibele woonvormen en lokale dienstencentra.

Ook het versterken en ondersteunen van de gebruiker en de ouderenverenigingen is een ander belangrijk uitgangspunt.

Kwaliteit staat voorop. In het nieuwe decreet worden daarom ook nieuwe instrumenten voorzien om zoveel mogelijk wantoestanden in de sector te vermijden. En hier zijn we terug bij het begin van het verhaal. Zo wordt ook de managementsfunctie in een voorziening verder ondersteund.

Naast het dreigen met het intrekken van de erkenning, als stok achter de deur, kan er ook een systeem van administratieve boetes voorzien worden, als blijkt dat er geen gevolg gegeven wordt aan de gevraagde kwaliteitsnormen. Het geld van de boetes kan dan in een soort fonds gestort worden, waarmee in noodsituaties sluitingen beter opgevangen kunnen worden.

 

Gewestminister Mieke Vogels 16 september 2002

Toekomst zorgverzekering verzekerd: akkoord over de verdere uitbouw en financiering

In het kader van de begrotingsbesprekingen heeft de Vlaamse Regering een politiek akkoord bereikt over de verdere uitbouw en financiering van de Vlaamse zorgverzekering voor de komende jaren.

Wie chronisch ziek is of veel zorg nodig heeft, kan via de Vlaamse zorgverzekering niet-medische kosten (gedeeltelijk) terugbetaald krijgen. De zorgverzekering is een solidair systeem en is gebaseerd op het principe 'sparen voor later'. Iedere Vlaming boven de 25 jaar draagt zijn steentje bij via een jaarlijkse persoonlijke bijdrage (via een zorgkas). De overheid legt ook ieder jaar 100 miljoen euro aan de kant.

De Vlaamse zorgverzekering werd effectief opgestart op 1 oktober 2001 en is sindsdien een groot succes. Er zijn meer aansluitingen dan verwacht, maar ook het aantal aangevraagde premies viel hoger uit dan was berekend.

Om de Vlaamse zorgverzekering op termijn alle levenskansen te geven die ze verdient, was een bijsturing nodig. Het is logisch dat een totaal nieuw systeem dat wordt opgestart voortdurende evaluatie en bijsturing nodig heeft. Bovendien moesten er nog afspraken gemaakt worden over de verdere uitbouw en financiering voor de jaren 2003 en 2004. Iedereen is het erover eens dat het maatschappelijk draagvlak van de zorgverzekering moet worden uitgebreid.

De Vlaamse regering heeft daarom de volgende beslissingen genomen:

Uit de algemene middelen van 2002 wordt extra 25 miljoen euro overgeheveld naar het reservefonds van de zorgverzekering. Ook in 2003 (27,3 miljoen euro) en 2004 (12 miljoen euro) wordt er geld vrijgemaakt uit de algemene middelen om te reserveren voor later. De Vlaamse regering spaart dus extra voor later. Om de begroting van de zorgverzekering voor 2002 in evenwicht te houden, komen er éénmalige herschikkingen.(Via posten waarbij het toegekende krediet voor dit jaar niet volledig is opgenomen)

Ook aan de burger wordt gevraagd om wat extra te sparen voor later. De jaarlijkse individuele bijdrage wordt vanaf 1 januari 2003 verhoogd van 10 euro naar 25 euro. Behalve voor leefloners en zogeheten WIGW's, waarvoor de bijdrage op 10 euro blijft. Ongeveer 500.000 Vlamingen blijven dus slechts tien euro betalen. Dit betekent dat de Vlaamse overheid rekening houdt met de inkomens, zoals eerder aangekondigd.

Het premiestelsel wordt vereenvoudigd en er komt minder papier bij kijken. Bovendien wordt de keuzevrijheid verhoogd. Dit onder meer op vraag van Europa. De drie bestaande systemen in de thuiszorg waaruit men een keuze moest maken - professionele thuiszorg, mantelzorg en cumul van beide voorgaande - worden vervangen door één forfaitair bedrag van 90 euro per maand die vrij besteed kan worden aan mantelzorg en/of professionele zorg. Dus moeten er geen facturen meer worden ingediend. Deze regeling gaat in vanaf 1 januari 2003

De zorgverzekering wordt gradueel uitgebreid naar alle bewoners van een residentiële voorziening. (rusthuis/psychiatrische instelling) Dit betekent dat er voor de totale zorgverzekering er nu 64.902 personen in het systeem zitten; in 2003 zal dit 108.308 worden en in 2004 zullen er dat 132.974 zijn. Een verdubbeling op 2 jaar dus.

De discriminatie die onstond tussen de verschillende soorten 'bedden' - type C en B wel in aanmerking, A en O niet - wordt hiermee opgeheven. Vanaf 1 oktober 2002 komen de bewoners met een C-attest in aanmerking, vanaf april 2003 de bewoners met een B-attest en vanaf 1 april 2004 de personen met een A en O attest. De premie wordt vanaf 1 oktober 2002 voor alle bewoners van een residentiële voorziening vastgelegd op 125 euro per maand.

De Vlaamse regering is van oordeel dat met deze reeks beslissingen de toekomst van de Vlaamse zorgverzekering verzekerd is. Het is en blijft een ideaal instrument om op Vlaams niveau een sociaal stelsel op te bouwen. Sparen voor later is in het licht van de vergrijzing een moedige politieke beslissing. Wie binnen enkele jaren plots veel zorg nodig heeft, zal zich gelukkig prijzen dat de Vlaamse regering de zorgverzekering

 

Federale regering 13 september 2002

Financiering van de rustoorden 
Op voorstel van de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en 
 Pensioenen, keurde de Ministerraad twee ontwerpen van koninklijk besluit goed 
 betreffende de financieringsregels voor de rustoorden en de rust- en 
 verzorgingstehuizen.
 
 Bijgevolg zullen de barema's van de werknemers van de rustoorden en de rust- 
 en verzorgingstehuizen worden aangepast aan de barema's van de werknemers 
 tewerkgesteld in de ziekenhuizen.
 
 Het eerste ontwerpbesluit (*) maakt het mogelijk om de verbintenis van de 
 federale overheid te valideren die werd aangegaan in het meerjarenplan van de 
 federale gezondheidssector van 1 maart 2000, ook al ontbreken de collectieve 
 arbeidsovereenkomsten die de principes van dat meerjarenplan weergeven.
 
 Het tweede ontwerpbesluit (**) voorziet in een financiering voor de uitvoering 
 van het meerjarenplan van 1 maart 2000 voor het boven norm zorgpersoneel, het 
 administratief personeel en het werklieden- en technisch personeel 
 tewerkgesteld in de rustoorden en de rust- en verzorgingstehuizen (RVT).
 
 
 (*) ontwerp van koninklijk besluit houdende vaststelling van de datum van 
 inwerkingtreding van artikel 35 van de programmawet van 2 augustus 2002.
 (**) ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 57 en 59 van de 
 programmawet van 2 januari 2001 betreffende de harmonisering van de barema's 
 en de baremaverhoging in bepaalde gezondheidsinrichtingen.

 

Vlaamse regering 5 juli 2002

Op voorstel van Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking Mieke VOGELS heeft de Vlaamse regering beslist om zogeheten bicommunautaire (tweetalige) voorzieningen in Brussel toe te laten tot het systeem van de zorgverzekering. De zorgbehoevende Vlaamse Brusselaar moet wel in het Nederlands behandeld worden.

Zorgbehoevenden hebben niet-medische zorgen nodig.

Daarvoor kunnen ze rekenen op mantelzorgers, professionele zorgverleners of zorgvoorzieningen. De Vlaamse zorgverzekering voorziet in een gedeeltelijke terugbetaling van die kosten waardoor de levenskwaliteit verhoogd wordt. Afhankelijk van de zorg kan dit gaan van 75 euro per maand (mantelzorg) tot 160 euro (residentiële zorg). Voorwaarde is wel dat de diensten geleverd worden door een vereniging, voorziening of instelling die erkend is door de Vlaamse overheid.

Het is algemeen geweten dat er weinig Vlaamse voorzieningen zijn in Brussel, waardoor de uitvoering van de zorgverzekering in de hoofdstad bemoeilijkt werd.

Daarom is er nu een nieuw besluit van de Vlaamse regering dat toelaat dat de bicommunautaire voorzieningen, die erkend zijn door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), overeenkomsten kunnen afsluiten met het Vlaams zorgfonds. Net zoals andere Vlaamse erkende voorzieningen.

De budgettaire kost van de gelijkstelling wordt voor het jaar 2003 geraamd op 2,2 miljoen euro.

 

Vlaamse regering 3 juli 2002

Op voorstel van Vlaams minister Mieke VOGELS :

Op basis van vaststellingen van het projectteam zorgverzekering en van opmerkingen van actoren binnen het toepassingsgebied van de verzekering beslist de Vlaamse regering principieel tot wijziging van het besluit dat de uitvoering van de tenlastenemingen in het kader van de zorgverzekering regelt. Het wijzigingsbesluit voegt een derde mogelijkheid toe voor terugbetaling door de zorgkassen van niet-medische hulp- en dienstverlening, nl. betaling aan de gebruiker op basis van attesten die het verblijf in een residentiële zorgvoorziening aantonen. Dit wijzigingsbesluit wordt nog voor advies voorgelegd aan de Raad van State.

 

Persbericht Frank Vandenbroucke, Charles Picqué en Magda Aelvoet van 31 mei 2002:
Aansprakelijkheid bij medische fouten

Voorstel nieuwe regeling aansprakelijkheid bij medische fouten

De Ministerraad heeft op vrijdag 31 mei 2002 de hoofdlijnen goedgekeurd van een nieuwe procedure om slachtoffers van medische fouten te vergoeden en heeft een verdere werkmethode vastgelegd. In de toekomst zullen slachtoffers sneller een schadeloosstelling bekomen, omdat ze de fout van de zorgenverstrekker niet meer moeten aantonen. Over het voorstel zal spoedig overleg gepleegd worden met artsen, ziekenhuizen en ziekenfondsen. Rekening houdend met hun opmerkingen, zullen de ministers Frank Vandenbroucke (Sociale Zaken), Charles Picqué (Economie) en Magda Aelvoet (Volksgezondheid), daarna een wetsontwerp uitwerken.

Volgens het voorstel zullen alle zorgverstrekkers, zowel personen als instellingen, verplicht een verzekering voor objectieve beroepsaansprakelijkheid moeten afsluiten bij een verzekeraar naar keuze. Daarnaast zou ook een bijdrage betaald worden aan het, nog op te richten, Solidariteitsfonds. Dit fonds kan:

-          voorschotten geven aan het slachtoffer, als de verzekeraars het oneens zijn;

-          de schadeloosstelling betalen als de zorgverstrekker de verplichte verzekering niet afgesloten heeft;

-          het deel boven het plafond betalen, als de schadeloosstelling een bepaald plafond overschrijdt;

-          gegevens verzamelen en analyseren om zo preventie door de zorgverstrekkers te stimuleren.

Met de beslissing heeft de Ministerraad een belangrijke kaap gerond om tot een definitieve oplossing te komen voor deze ingewikkelde problematiek. Het voorstel wordt nu voorgelegd aan de betrokkenen (artsen, ziekenhuizen en ziekenfondsen), waarna het, rekening houdend met hun opmerkingen, in een wetsontwerp gegoten wordt. Gezien het ingrijpende karakter van de voorgestelde wijzigingen en het grote aantal betrokkenen, kan nog niet voorspeld worden wanneer de regeling effectief van kracht wordt.

Persbericht Frank Vandenbroucke van 31 mei 2002:
Rusthuizen

Ook in rusthuizen moeten facturen doorzichtiger worden
 

Niet alleen in ziekenhuizen, maar ook in rusthuizen moet de factuur doorzichtiger gemaakt worden, zodat duidelijk blijkt welke supplementen aangerekend worden. Dat zei minister Vandenbroucke vandaag bij een bezoek aan rusthuis A Capella te Kapelle-op-den-Bos. De minister van Sociale Zaken kondigde ook aan dat hij een debat wil lanceren over de belangrijke ondersteunende rol van de kinesitherapeut en andere paramedici in de rusthuissector. Volgens Vandenbroucke moet de rusthuisfinanciering op een passende manier rekening houden met de manier waarop deze zorgverleners ingeschakeld worden in de dagelijkse werking van de rusthuizen.

Twee weken geleden kondigde minister Vandenbroucke al aan dat hij de ziekenhuisfactuur doorzichtiger zal maken en dat patiënten vooraf moeten weten welke kosten ze kunnen verwachten. Vandaag verklaarde hij dat deze lijn doorgetrokken moet worden naar de rusthuizen.

Een tweede opvallende uitlating van Vandenbroucke betreft de rol van de kinesitherapeut en andere paramedici in de rusthuissector. Volgens de minister van Sociale Zaken moet dringend een debat gestart worden over de mogelijkheid om de activiteiten van ondermeer kinesisten en ergotherapeuten beter in te schakelen in de vaste werking in het rusthuis. Zo kan de kine- of ergobehandeling geïntegreerd worden in het leefpatroon van de oudere (bv. verplaatsingen, verzorging).

De globale visie van minister Vandenbroucke is beschreven in bijgevoegde nota “Actief ouder worden en zijn”.

 

Vlaamse regering 17 mei 2002

ouderenzorg - erkenning ouderenvoorzieningen

De Vlaamse regering beslist principieel tot aanpassing van het besluit dat de erkenning en sluiting regelt van serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen. 
Tot nu toe bleven de woongelegenheden of bedden waarvan de sluiting bevolen of de erkenning ingetrokken was, nog minstens twee jaar in de programmatie. Op deze wijze werden de cijfers scheefgetrokken, terwijl de nood aan opvang voor bejaarden nochtans acuut is. Daarom wordt deze regel aangepast, en verdwijnen de gesloten of geschrapte woongelegenheden of bedden voortaan meteen uit de programmatie. 
Het besluit zal nog voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.

en persbericht van 7 juni 2002:

Op voorstel van Vlaams minister Mieke VOGELS :

Na advies van de Raad van State beslist de Vlaamse regering definitief tot aanpassing van het besluit dat de erkenning en sluiting regelt van serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen. Tot nu toe bleven de woongelegenheden of bedden waarvan de sluiting bevolen of de erkenning ingetrokken was, nog minstens twee jaar in de programmatie. Op deze wijze werden de cijfers scheefgetrokken, terwijl de nood aan opvang voor bejaarden nochtans acuut is. Daarom wordt deze regel aangepast, en verdwijnen de gesloten of geschrapte woongelegenheden of bedden voortaan meteen uit de programmatie.

Vlaamse regering 17 mei 2002

Indeling in zorgregio's en programmatie welzijns- en gezondheidsvoorzieningen

De Vlaamse regering stemt principieel in met een voorontwerp van decreet betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen.
Het decreet bepaalt dat de samenwerking en de programmatie van (aantal en spreiding van) welzijns- en gezondheidsvoorzieningen bepaald kan worden volgens de door het decreet vastgestelde indeling in zorgregio's.

De ruimtelijke ordening van deze zorgregio's is bepaald op basis van zgn. natuurlijke fluxen (waar trekken de mensen uit de regio naartoe voor de aanschaf van goederen en diensten).

Per zorg- of welzijnsvorm kan dan in een latere fase het samenwerkings- of programmatieniveau bepaald worden aan de hand van sectorspecifieke indicatoren.

Het voorontwerp van decreet zal voor advies worden voorgelegd aan de SERV en de Raad van State.

 

 

Vlaamse regering 7 december 2001

Op voorstel van Vlaams minister Mieke VOGELS :

Sinds 1 januari 1999 zijn dagverzorgingscentra thuiszorgvoorzieningen en worden zij erkend en gesubsidieerd ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1998. Op dit ogenblik zijn er zo'n 60 erkende dagverzorgingscentra in Vlaanderen. Zij kunnen door datzelfde decreet tot maximaal 24.789 euro (1 miljoen fr.) werkingssubsidies krijgen. Sinds 1 januari 2000 kan het RIZIV dagforfaits toekennen voor zwaar zorgbehoevenden die gebruik maken van een dagverzorgingscentrum. Om voor deze bijkomende financiering in aanmerking te komen, moet het dagverzorgingscentrum over een bijzondere erkenning beschikken. Daarom keurt De Vlaamse regering een besluit goed dat de erkenningsprocedure voor dagverzorgingscentra wijzigt.

* * *

Na advies van de Raad van State keurt de Vlaamse regering een besluit definitief goed dat het mogelijk maakt inspecteurs van de administratie Gezondheidszorg (ministerie van de Vlaamse Gemeenschap) te belasten met het toezicht op de verzorgingsinstellingen.

 

Vlaamse regering 30 november 2001

Op voorstel van Vlaams minister Mieke VOGELS :

Na advies van de Raad van State keurt de Vlaamse regering een besluit definitief goed dat de erkenningsvoorwaarden en -procedure voor de voorzieningen voor bejaarden in overeenstemming brengt met het Kwaliteitsdecreet voor de welzijnsvoorzieningen.

Na advies van de Raad van State kent de Vlaamse regering definitief een subsidie toe aan OCMW's en vzw's als tegemoetkoming in de vergoeding voor het verwerven van serviceflatgebouwen die op hun grond zijn opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst met een BEVAK.

Vlaamse regering 26 oktober 2001

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting Dirk VAN MECHELEN heeft de Vlaamse regering een principieel akkoord bereikt over een verlaging van de registratierechten bij de aan- of verkoop van een onroerend goed, op voorwaarde van een technisch nazicht.

Naast twee tariefverlagingen wordt in het voorontwerp van decreet ook het principe van de 'meeneembaarheid' van de in het verleden betaalde registratierechten opgenomen en wordt een franchise voorzien voor de aankoop van een eerste woning. De Vlaamse regering voert hiermede verder het aanvullend Vlaams Regeerakkoord uit en wijst verder op het grote belang van de wijzigingen voor de uitvoering van het mobiliteitsbeleid.

Door de goedkeuring van de Lambermontakkoorden zal de volledige bevoegdheid m.b.t. het registratierecht op verkopen van onroerende goederen binnen enkele maanden overgeheveld worden naar de gewesten. In haar aanvullende regeringsverklaring kondigde de Vlaamse regering al aan om de registratietarieven gevoelig te verlagen.

Het nu voorgelegde voorontwerp van decreet omvat twee belangrijke hoofdlijnen.

Vooreerst wordt het algemeen geldende tarief voor de overdracht ten bezwarende titel van onroerend goed van 12,5 % verlaagd tot 10 %. Deze regeling geldt voor alle transacties en zowel natuurlijke als rechtspersonen (vennootschappen, enz.) zullen hiervan kunnen genieten. De tariefverlaging geldt meteen voor alle verrichtingen die aan dit tarief worden onderworpen:

- zuivere en eenvoudige aankopen van volle eigendom,

naakte eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen

- vestigingen van conventionele erfdienstbaarheden

- ruilingen van onroerende goederen

- inbrengen in vennootschappen van een woning door een natuurlijk persoon

- overname van scheidingsmuur.

Daarnaast wordt eveneens het tarief voor de verkoop ven bescheiden woningen - het zogenaamde 'klein beschrijf' - verminderd van 6 % tot 5 %.

Het ontwerpdecreet voorziet - volledig losstaand van de verlaagde tarieven - verder ook in de meeneembaarheid van in het verleden betaalde registratierechten, met een maximum van 12.500 euro (504.248 fr.). Deze bovengrens wordt wel gekoppeld aan de ABEX-index, de index die de prijsevolutie in de bouwsector weerspiegelt. Dit houdt in dat de registratierechten die betaald werden voor een eerder aangekochte woning in mindering kunnen worden gebracht bij de aankoop van een nieuwe hoofdverblijfplaats. Dit gebeurt ofwel via een verrekening, ofwel via een teruggave, al naargelang het tijdstip van de wederverkoop. Voorwaarde is wel dat tussen het tijdstip van de verkoop van de oude hoofdverblijfplaats en de aankoop van de nieuwe hoofdverblijfplaats een redelijke termijn van maximaal 2 jaar verloopt. Aangezien hier de mobiliteit van personen wordt mee aangemoedigd is deze maatregel enkel van toepassing op natuurlijke personen.

De Vlaamse regering bereikte vandaag ook een principieel akkoord over een vrijstelling voor een bedrag van 12.500 euro (504.248 fr.) bij de berekening van de registratierechten op de aankoop van de enige woning waar de hoofdverblijfplaats gevestigd wordt. Hieraan is wel de voorwaarde gekoppeld dat enkel natuurlijke personen van deze fiscale vrijstelling kunnen genieten.

Na een technisch nazicht wordt het ontwerp van decreet voor advies overgemaakt aan de Raad van State. Indien de procedure normaal verloopt kunnen al deze maatregelen ingaan op 1 januari 2002.

Vlaamse regering 19 oktober 2001

Op voorstel van Steve STEVAERT, Vlaams minister van Energie, heeft de Vlaamse regering vandaag een uitvoeringsbesluit bij het Elektriciteitsdecreet definitief goedgekeurd. Het uitvoeringsbesluit zorgt ervoor dat vanaf januari 2002 elke Vlaming jaarlijks recht heeft op gratis 100 kWh elektriciteit. Als gevolg van deze maatregel krijgt een gemiddeld Vlaams gezin jaarlijks gratis 500 kWh elektriciteit of een financieel voordeel van 74,37 euro (3.000 fr.).

In 1999 besliste minister Stevaert dat elk gezin in Vlaanderen jaarlijks recht moest hebben op gratis 100 kWh elektriciteit. Sinds de zomer van 2000 wordt deze gratis hoeveelheid elektriciteit afgetrokken van de elektriciteitsrekening die de gezinnen moeten betalen. De kostprijs van deze maatregel wordt gedragen door de elektriciteitsproducenten.

Vanaf januari 2002 wordt deze maatregel uitgebreid naar gratis 100 kWh per gezin, plus gratis 100 kWh per gezinslid. Op die manier zal een gemiddeld gezin met twee kinderen jaarlijks gratis 500 kWh (= 100 kWh + 4 * 100 kWh) of een financieel voordeel van 74,37 euro (3.000 fr.) krijgen. De kostprijs van deze maatregel zal ook nu gedragen worden door de elektriciteitssector.

Minister Stevaert beschouwt elektriciteit in onze huidige maatschappij als een elementaire nutsvoorziening. Door het toekennen van een gratis hoeveelheid elektriciteit wordt in alle omstandigheden een minimale elektriciteitslevering gewaarborgd, evenredig met de gezinsgrootte.

De maatregel om aan een doorsnee gezin 500 kWh gratis te geven, zorgt voor een sociale correctie. Het voordeel van de gratis hoeveelheid elektriciteit is namelijk relatief groter voor gezinnen met een laag elektriciteitsverbruik - dit zijn meestal gezinnen met een laag inkomen - en voor gezinnen met veel kinderen of andere personen ten laste.

Het toekennen van een gratis hoeveelheid elektriciteit is bovendien een ecologische maatregel. Het financiële voordeel van de gratis hoeveelheid elektriciteit is namelijk relatief gezien veel groter voor kleine verbruikers die rationeel met elektriciteit omspringen.

Het uitvoeringsbesluit werd onlangs positief geadviseerd door de Raad van State. Dit advies was de laatste noodzakelijke stap vooraleer het besluit vandaag definitief goedgekeurd kon worden door de Vlaamse regering.

 

Federale regering 8 juni 2001

Rechten van de patiënt 
 
Op voorstel van de Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en  Leefmilieu besliste de Ministerraad dat het voorontwerp van wet betreffende de  rechten van de patiënt voor advies mag overgemaakt worden aan de Commissie  voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en aan de Raad van State. 
Daarna mag het ontwerp overgemaakt worden aan de Kamer van  Volksvertegenwoordigers.
In het regeerakkoord is onder de hoofding "kwaliteitsvolle en meer  toegankelijke gezondheidszorgen" een luik opgenomen over de patiëntenrechten. 
In uitvoering daarvan heeft een werkgroep een conceptnota uitgewerkt. Op de  Ministerraad van 1 december 2000 werd beslist dat er hoorzittingen moesten  gehouden worden in het Parlement en dat een interkabinettenwerkgroep een  voorontwerp van wet moest opmaken. Deze procedure werd uitgevoerd en het  resultaat werd dus aan de Ministerraad voorgelegd.

 

Federale regering 1 juni 2001

Kinesitherapie

Op voorstel van de Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu keurde de Ministerraad een ontwerp van Koninklijk Besluit goed dat de regels en voorwaarden vastlegt voor het verkrijgen, het behouden en het intrekken van de erkenning voor de uitoefening van de kinesitherapie. Dit ontwerp regelt de procedure voor het verkrijgen van de erkenning voor de uitoefening van de kinesitherapie en de beroepsprocedure. Verder worden de op te richten organen (Erkenningscommissie en Commissie van Beroep) omschreven. Het ontwerp zal voor advies overgemaakt worden aan de Raad van State.

 

Vlaamse regering 1 juni 2001

Op voorstel van Vlaams minister Mieke VOGELS :

De Vlaamse regering keurt, onder voorbehoud van een technisch nazicht, voor het vrijwilligerswerk principieel een nieuw besluit goed dat de maximumsubsidie per organisatie bepaalt, evenals de lijst van de thema's en activiteiten die voor subsidiëring in aanmerking komen.

De maximumsubsidie blijft bepaald op 300.000 fr. Het besluit zal nog voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.

* * *

De Vlaamse regering keurt na advies van de Raad van State definitief een besluit goed dat de regelgeving inzake de boekhoudkundige en administratieve aspecten m.b.t. OCMW's, servicefats, rusthuizen en woningcomplexen met dienstverlening aanpast met het oog op de definitieve invoering van de euro begin 2002.

* * *

Na advies van de Raad van State stemt de Vlaamse regering definitief in met een aanpassing van sommige bepalingen inzake het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) met het oog op de definitieve invoering van de euro begin 2002.