Vlaamse begroting voor 2004:

Minder geld voor Vipa

6 november 2003

MET REDENEN OMKLEDE MOTIE

van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen, mevrouw Trees Merckx-Van Goey en mevrouw Sonja Becq – tot besluit van de op 4 november 2003 door mevrouw Riet Van Cleuvenbergen in commissie gehouden interpellatie tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het niet uitvoeren van aangegane engagementen door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden en de gevolgen hiervan voor de rechtszekerheid van initiatiefnemers in de welzijns- en gezondheidssector

Het Vlaams Parlement,

– gehoord de interpellatie van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen ;

– gehoord het antwoord van minister Adelheid Byttebier ;

– gelet op de reglementering inzake de toekenning van investeringssubsidies door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) ;

– overwegende dat de VIPA-subsidies niet of niet tijdig worden uitbetaald na het indienen van de vorderingsstaten door de initiatiefnemers in de rust- en ziekenhuissector als gevolg van de algemene financiële malaise bij de Vlaamse regering, meer specifiek de begrotingsrichtlijn van minister Dirk Van Mechelen van augustus 2003 ;

– overwegende dat de effectieve vastlegging van de in het vooruitzicht gestelde vastleggingskredieten naar aanleiding van subsidiebeloftes wordt geblokkeerd ;

– overwegende dat de VIPA-reglementering onder meer tot doel heeft een correcte afhandeling van het aanvraagdossier en de uitbetaling te garanderen ;

– overwegende dat de Vlaamse overheid discriminerend optreedt door de vorderingsstaten voor de eigen voorzieningen wel binnen de wettelijke termijn te betalen, en dat niet doet voor de voorzieningen van andere initiatiefnemers ;

– overwegende dat initiatiefnemers er feitelijk toe worden gedwongen om in te teren op de middelen die ze zelf moeten aanbrengen (minstens 40% van de kostprijs van het masterplan moet worden gefinancierd door de initiatiefnemer), wat op termijn aanleiding geeft tot financiële problemen ;

– overwegende dat de Vlaamse regering aansprakelijk kan worden gesteld voor de extra uitgaven voor OCMW- en VZW-voorzieningen (zoals verwijlinteresten) wegens haar onbehoorlijk bestuur en dat de daaruit voortvloeiende veroordelingen de belastingbetalers zullen treffen;

– gelet op het gevaar dat lopende erkenningen voor bestaande initiatieven niet meer worden verlengd of zelfs worden ingetrokken door het uitstellen van subsidiebeloftes voor nieuwe infrastructuur;

– overwegende dat de financiële problemen, die door het gevoerde beleid bij initiatiefnemers ontstaan, tot een verhoging van de prijs voor de gebruiker zullen leiden ;

– overwegende dat initiatiefnemers, wegens het uitblijven van mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te realiseren, voorlopige investeringen in bestaande gebouwen dienen te doen ;

– overwegende dat nu voor ziekenhuizen wordt aangestuurd op het aanvragen van investeringssubsidies voor kleinere projecten, zodat een initiatiefnemer toch een beperkte subsidiëring kan krijgen, hoewel dat contrasteert met de visie dat projecten van een totaalvisie moeten vertrekken;

– overwegende dat er wachtlijsten zijn voor rusthuizen en de realisatie van een toereikend aantal extra opnamemogelijkheden niet geslaagd is ;

– gelet op de vaststelling dat investeringen in infrastructuur dringend nodig zijn, zeker in een context van vergrijzing waarbij het aantal zwaar zorgbehoevende ouderen toeneemt en de Vlaamse regering, zowel met haar huidige houding als in het kader van de begroting voor 2004, nalaat consequent gevolg te geven aan de algemene en de eigen, zij het laattijdige bevindingen (cf. recente septemberverklaring van de minister-president over Europa als 'seniorie' van de wereld) ;

– gelet op de evidente vooronderstelling dat een correcte uitbetaling van subsidies tot de vaste kenmerken van een degelijk bestuur behoort en dat die uitbetaling, bij het correct inschatten van betalingskredieten, een boekhoudkundig automatisme zou moeten zijn ;

– gelet op de tegenspraak tussen het aangekondigde Beter Bestuurlijk Beleid en de praktijk ;

– gelet op de onrust en (rechts)onzekerheid bij initiatiefnemers over de reële mogelijkheden om investeringssubsidies te krijgen van het VIPA, die mee ingegeven zijn door een alsmaar wijzigende reglementering ;

– gelet op de vaststelling dat dat onbehoorlijk bestuur niet enkel de initiatiefnemers treft, maar ook de (onder)aannemers en hun werknemers, de gebruikers en de toekomstige gebruikers en de werkzoekenden in de zorgsector ;

– gelet op het in plenum gehouden debat van 5 november 2003 over het bevorderen van het Vlaamse ondernemerschap, waarbij gepleit werd voor een overheid die initiatiefnemers ondersteunt, en zeker bij aannemers in de bouwsector vertrouwen opwekt, kortom die een betrouwbare partner is die aangegane engagementen uitvoert ;

– vraagt de Vlaamse regering :

1° behoorlijk te besturen door een correcte uitbetaling van de VIPA-investeringssubsidies en het geschonden vertrouwen bij de diverse actoren te herstellen door middel van daadkracht;

2° de afhandeling van de VIPA-dossiers niet af te remmen door het uitstellen van subsidiebeloftes wanneer behoeften duidelijk gedetecteerd en bevestigd zijn ;

3° aan de initiatiefnemers structureel een beter perspectief en meer zekerheid te bieden voor de afhandeling van hun dossiers, en de uitbetaling van de subsidies in het bijzonder ;

4° de nodige middelen uit te trekken om tegemoet te komen aan de behoeften die inherent zijn aan de zorgvraag en de vergrijzing van de bevolking.

Riet VAN CLEUVENBERGEN

Trees MERCKX-VAN GOEY

Sonja BECQ

Stuk 1940 (2003-2004) – Nr. 1

 

Parlementaire behandeling op 26 november 2003

De voorzitter: 

Engagementen in de welzijns- en gezondheidssector

 

Hoofdelijke stemming

 

De voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van mevrouw Van Cleuvenbergen, mevrouw Merckx-Van Goey en mevrouw Becq tot besluit van de op 4 november 2003 door mevrouw Van Cleuvenbergen in commissie gehouden interpellatie tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het niet uit­voeren van aangegane engagementen door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aange­legenheden en de gevolgen hiervan voor de rechtszekerheid van initiatiefnemers in de welzijns- en gezondheidssector.

 

Mevrouw Sonja Becq: 

 

In het begin van de regeerperiode benadrukte de minister van Welzijn het belang van eigentijdse en aangepaste rust- en ziekenhuizen. Daarvoor staan nu onvoldoende middelen in de begroting. Het blijft dus bij woorden en dat leidt tot onrust in de sector.

 

De overheid betaalt de toegezegde subsidies aan rusthuizen, die toelating hebben om te bouwen, zelfs niet uit. De bewoners zullen daarvan de gevolgen ondervinden. De huidige minister van Welzijn gaf zelfs toe dat de eigen instellingen sneller betaald worden dan de andere. Dat is onrechtvaardig.

 

In de motie vragen we om de zekerheid in de sector te herstellen. We doen daarvoor ook beroep op sp·a. De Limburgse socialisten en gepensioneerden vragen immers ook om voldoende investeringen voor een inhaaloperatie. Ik reken dus op de steun van alle collega's.

 

- De met redenen omklede motie wordt met 47 stemmen tegen 61 bij 3 onthoudingen niet aangenomen.