Verdeling RVT-bedden
in 2003
Vlaams parlement
Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen
20 maart 2003
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de capaciteit in rusthuizen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de capaciteit in rusthuizen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, de aanleiding van mijn vraag om uitleg is een persmededeling terzake van enkele maanden geleden van de federale minister. Aan u om hierin klaarheid te scheppen.
Het KB van 24 juni 1999 houdende de vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen bepaalt dat een rust- en verzorgingstehuis minstens over 25 woongelegenheden moet beschikken. De rust- en verzorgingstehuizen die hieraan niet voldeden op 10 oktober 2000, hadden een termijn van 5 jaar om hieraan te beantwoorden.
Heel wat instellingen voldoen niet aan de norm en hebben u hieromtrent aangeschreven.
In een antwoord van november 2001 stelt u dat deze problematiek ter sprake moet komen. ‘Tal van voorzieningen leggen mij een gelijkaardige vraag voor. Om deze reden acht ik het opportuun de hele RVT-sector via omzendbrief te informeren inzake de toepassing van deze 25-beddennorm’.
Ik meen dat uw bekommernis terecht is. Federaal minister Vandenbroucke bracht met betrekking tot deze problematiek eind december 2002 een aantal cijfers naar voren. Een tabel op zijn website licht de geprogrammeerde tegenover de bestaande capaciteit in RVT’s toe.
Vlaanderen kent een overschot van 538 bedden die niet zijn toegewezen. In Wallonië en de Duitstalige gemeenschap zijn geen bedden beschikbaar. Brussel zit aan min 16 en heeft dus meer bedden dan er geprogrammeerd zijn.
Er is ook sprake van het feit dat er een tweede protocol moet komen tussen het federaal parlement, de gemeenschappen en de gewesten. Dat protocol is blijkbaar nog niet rond. Mevrouw de minister, waarom is dat tweede protocol nog niet ondertekend? Waarom zijn de 538 bedden niet toegewezen? Worden die nog toegewezen ? Wanneer we vasthouden aan de 25-beddennorm zouden heel wat instellingen verder kunnen worden geholpen.
Het staat buiten kijf dat er sowieso een vraag naar meer bedden bestaat. Indien ze nog worden toegewezen, wanneer zal dat gebeuren ?
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : We hebben nog niet zo lang geleden de discussie gevoerd waarbij de principes werden uitgelegd, maar waarbij de vraag naar het nieuwe akkoord bleef bestaan. Het antwoord op de vraag van de heer Van Dijck over de verdeling van het overschot van het vorige protocolakkoord, vind ik de moeite waard. Ik liet me immers vertellen dat het vooral voorzieningen zijn die rusthuizen hebben overgenomen die bijkomende RVT-erkenningen zouden krijgen. Klopt dit?
Welke duidelijke afspraken zullen er komen tussen de verschillende partners in het volgende protocolakkoord, en wanneer komt dat er ? Wanneer verschijnt het ministerieel besluit ? Dat is van belang voor de rusthuizen om hun beleid verder uit te tekenen.
Er bestaat discussie over de verschillende parameters en criteria, zoals het principe van het minimum, het principe van de regio’s waar minder rusthuiswoongelegenheden zijn en waar minder mogelijkheid bestaat om een RVT toe te kennen, het criterium van de verhouding tussen mensen die in aanmerking komen voor een RVT en het aantal RVT-erkenningen.Wanneer mogen we de concretisering hiervan verwachten ?
Mevrouw de minister, u zou 10 percent van de middelen reserveren voor de overgang tussen de thuiszorg en de residentiële zorg. Het gaat om dienstverlening die nu grotendeels in de thuiszorg zit, wat het budget van de thuiszorg zal vergroten ten nadele van de residentiële sector. Desondanks zie ik op de website van federaal minister Vandenbroucke nog een stijging van de voorspelde toename van rusthuisopname. Er wordt gezegd dat er grosso modo jaarlijks 2.000 rusthuiswoongelegenheden moeten bijkomen, wil men aan de vraag beantwoorden.
Ik dacht dat u in het verleden ook al iets dergelijks had gezegd, namelijk uw belofte van 10.000 woongelegenheden. Als u 10 percent van de middelen zult besteden aan thuiszorg en serviceflats, moet er dan een specifieke regelgeving voor komen ? Hoe zal dit gebeuren ? Wordt het een algemene regel of worden het projectsubsidies op aanvraag ?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, ik geef de nieuwe tussentijdse stand van de RVT-reconversie. Het is goed dit even te actualiseren.
Op de interministeriële conferentie Volksgezondheid van 11 december 2002 werd inderdaad een principieel akkoord bereikt betreffende een protocolakkoord nummer 2 over het te voeren ouderenzorgbeleid.
Daarin worden aan de gemeenschappen bijkomende middelen toegekend voor het jaar 2003. Tegelijk wordt in een vijfjarenperspectief de manier van toewijzen geregeld. Het gaat om een principiële goedkeuring waarbij nog een aantal details verder moeten worden uitgewerkt. Er is een akkoord bereikt over de details in een interkabinettenwerkgroep.
Nu circuleert het protocolakkoord nummer 2 ter ondertekening onder de negen ministers van Gezondheid die dit land heeft. Het is reeds gepasseerd bij de federale, de Franstalige en de Duitstalige ministers. Momenteel zit het in Brussel. Brussel heeft altijd onwaarschijnlijk veel tijd nodig om een handtekening te zetten. Daarna komt het naar Vlaanderen, waarna het door iedereen zal getekend zijn.
In het protocolakkoord nummer 1 werd de opvangcapaciteit in de sector rust- en verzorgingstehuizen voor Vlaanderen als volgt vastgelegd.
Vlaanderen mocht 26.662 RVT-bedden toewijzen over een periode van 5 jaar. Hiervan werden er op 31 december 2002 exact 26.124 effectief uitgebaat. Er werden dus zoveel bejaarde personen effectief verzorgd. Het verschil bedraagt 538 bedden tussen de maximale erkenning en de bedden die in gebruik waren.
Dit verschil is het gevolg van 206 RVT-bedden die oorspronkelijk aan voorzieningen zijn toegewezen, maar die ingevolge de sluiting van de voorziening als RVT inmiddels zijn teruggevloeid naar de Vlaamse pool. Uit die pot zijn het voorbije jaar bij noodgevallen, zoals dringende sluiting, een aantal RVT-bedden toegekend aan die voorzieningen die de bejaarden hebben opgenomen. Het is niet de bedoeling dit systematisch te doen.We zoeken in het kader van het nieuwe ouderendecreet naar meer stabiele oplossingen om ons beter te wapenen tegen een eventuele sluiting van een rusthuis.
206 RVT-bedden zitten nu terug in de Vlaamse pot. De 332 overige RVT-bedden zijn wel opgenomen in de planningsvergunning van individuele voorzieningen maar worden momenteel nog niet uitgebaat. Dit heeft te maken met het feit dat sommige voorzieningen nog bezig zijn met het uitbouwen van hun infrastructuur. Een aantal andere beschikt wel over een individuele planningsvergunning voor bijkomende RVT-bedden, maar voldoet niet aan de voorwaarden om die bedden effectief in gebruik te nemen. Als de planningsvergunningen aflopen en de bedden zijn nog niet gebruikt, dan zullen ze terugvloeien naar de pool.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck :Het is onduidelijk omdat onder de tabel ‘overblijvende programmatorische ruimte’ staat. Die term wordt dan toch verkeerd gebruikt. De 206 bedden zijn teruggevloeid, de andere bedden zijn toegewezen.
Minister Mieke Vogels : De 332 bedden zijn inderdaad toegewezen. Dat evolueert permanent. De 206 RVT-bedden die nog in de pool zitten, voegen we, in het kader van protocol 2, toe aan de nieuwe RVT-bedden voor Vlaanderen. In protocol 2 krijgt Vlaanderen meer ruimte om een eigen beleid te voeren dan in protocol 1. Vlaanderen krijgt een enveloppe toegewezen, en beslist zelf of die maximaal wordt ingezet voor het omzetten van gewone rusthuisbedden naar RVT-bedden, of om er andere dingen mee te doen.
We willen 10 percent van de middelen behouden om de link tussen residentiele verblijven en thuiszorg te behouden. Het is geen keuze tussen de twee, het is ook geen toevoeging aan de middelen van de thuiszorg. We moeten daarover onderhandelen met de federale overheid. Op het terrein lopen die zaken gemakkelijker dan in Brussel. Er zijn nu al gesprekken bezig met rusthuizen, die in een samenwerkingsakkoord met de thuiszorg, willen overgaan tot de uitbouw van ADL-diensten die in serviceflats actief kunnen zijn. Het is van minder belang of die voorzieningen worden betaald met Vlaamse of federale middelen. We gaan op dit moment na hoe we dat in een besluit kunnen omzetten.
Het zal in de vorm van projecten zijn, die we op het terrein kunnen uittesten, en dan in de toekomst reglementeren.
We zullen 10 percent van de nieuwe middelen voor experimentele doeleinden gebruiken, de overige 90 percent zullen we gebruiken voor de reconversie van goedkope ROB-bedden naar de duurdere RVT-bedden. Voor de verdeling van die middelen zijn de demografische evolutie en de individuele dekkingsgraad van voorzieningen de belangrijkste criteria. In sommige voorzieningen ligt 30 percent, in andere 40 of zelfs 80 percent van de RVT-gerechtigde mensen in een RVT-bed.We willen zorgen dat in alle voorzieningen minimaal 69 percent van de RVT-gerechtigde mensen een RVT-bed hebben.
Onze doelstelling is dus een dekkingsgraad van 69.
Momenteel worden simulaties uitgevoerd om dat op een goede manier te doen. De definitieve verdeling op het niveau van de individuele voorzieningen zal gebaseerd zijn op het zorgafhankelijkheidsprofiel van iedere voorziening. Hiertoe werden aan het Riziv gevalideerde gegevens opgevraagd, zodat ze niet langer, zoals bij de uitvoering van protocol 1 het geval was, aan de voorzieningen zelf moeten worden opgevraagd.
RVT's die momenteel beschikken over een erkenning van minder dan 25 RVT-bedden, zullen niet prioritair worden behandeld. De RVT-erkenningsnormen geven die voorzieningen tot 2005 de mogelijkheid om aan de 25-beddennorm te beantwoorden.
We zullen de voorzieningen vragen of ze die verhoging wensen. We doen dat niet automatisch, omdat er nog tijd is tot 2005 en omdat zo’n verhoging veel bijkomende engagementen vergt, zoals de aanwezigheid van een verpleegkundige gedurende 24 op 24 uur. Het zou kunnen dat een aantal voorzieningen op dit moment opteert om nu nog niet over te stappen naar de zware RVT-erkenningsvoorwaarde.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck :Moet een instelling die 20 RVT-bedden heeft, nu niet een permanentie van 24 op 24 uur verzekeren?
Minister Mieke Vogels : Neen, dat moet pas vanaf 2 oktober 2005.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, u had het over de demografische evolutie. Er zijn regio’s met te weinig rustoordbedden en dus ook met een lage individuele dekkingsgraad. Wat vindt u daarvan?
Minister Mieke Vogels : Eerst wordt de dekkingsgraad van 69 ingevuld. Er wordt een pool opzij gehouden om achteraf via de demografische evolutie aanpassingen te kunnen doen, waardoor Vlaams-Brabant en Limburg een dekkingsgraad zullen hebben van meer dan 69.
Mevrouw Sonja Becq : Betekent dit dat nieuwe ROB’s automatisch een RVT-erkenning krijgen ?
Minister Mieke Vogels : Daarvoor opteren we niet. Dit is de eerste schijf van een nieuw vijfjarenplan, waarbij de federale overheid jaarlijks het contingent voor de gemeenschappen zal bepalen. Op dit moment is de nood aan RVT-bedden heel groot. Het zou onverantwoord zijn om nu planningsvergunningen te geven die pas over 2 of 3 jaar kunnen worden gebruikt.
De onderbezette regio’s hebben minder rusthuisbedden, maar het zorgprofiel is veel hoger dan in andere regio’s. De demografische correctie in die regio’s zal ervoor zorgen dat het dekkingspercentage 75 zal zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.