RVT-erkenningsregels
BS 29.02.2000[1]
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU |
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de
wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van
verzorging, inzonderheid op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 8 augustus
1980, bij het koninklijk besluit nr. 59 van 22 juli 1982 en bij de wet van 25
januari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1982
houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en
verzorgingstehuizen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 30 juli 1986, 8
december 1986, 21 april 1987, 5 juni 1990, 12 juli 1991, 17 december 1992, 12
oktober 1993 en 29 december 1994;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 31
mei 1999;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister
van Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid en van Onze Minister van
Sociale Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Het opschrift van het koninklijk besluit van 2
december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning
van rust- en verzorgingstehuizen wordt vervangen als volgt :
« Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere
erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging. ».
Art. 2. Artikel 1 van hetzelfde koninklijk besluit wordt
vervangen door de volgende bepalingen :
« Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° « rusthuis » : een erkend rusthuis voor bejaarden, in de zin van artikel
5, § 1, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving
op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging;
2° « omgeschakelde verblijfsdienst » : een dienst ontstaan uit de
omschakeling van een ziekenhuis of een ziekenhuisdienst, in de zin van artikel
5, § 1, tweede lid, van dezelfde wet;
3° « beheerder » : het orgaan van een instelling dat volgens het juridisch
statuut van die instelling belast is met het beheer ervan;
4° « directeur » : de persoon aangesteld en gemachtigd door de beheerder als
verantwoordelijke voor de dagelijkse leiding van de instelling;
5° « bewoner » : de verzorgingsbehoevende persoon bedoeld in bijlage 1, punt
A 1, van dit besluit;
6° « vertegenwoordiger » :
a) de wettelijke of gerechtelijke vertegenwoordiger van de bewoner;
b) de door de bewoner aangewezen mandataris met uitzondering van personen die
werkzaam zijn in de betrokken instelling of bij het beheer ervan betrokken zijn,
of onder het gezag van de beheerder staan. Die beperking geldt niet voor de
ouder of voor verwanten tot in de vierde graad;
Art. 3. Artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit wordt
vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 2. Een bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis kan verleend
worden aan instellingen die een verzorgingsstructuur aanbieden die zwaar
afhankelijke zorgbehoevende personen opneemt.
Voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis komen in aanmerking
:
1° rusthuizen;
2° omgeschakelde verblijfsdiensten. ».
Art. 4. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel
2bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 2bis. Een bijzondere erkenning als centrum voor dagverzorging kan
verleend worden aan instellingen die een verzorgingsstructuur aanbieden die
zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen overdag opvangt en die de
noodzakelijke ondersteuning verschaft voor het behoud van die personen in hun
thuisomgeving.
Voor de bijzondere erkenning als centrum voor dagverzorging komen in aanmerking
:
1° rusthuizen, al dan niet erkend als rust- en verzorgingstehuis;
2° omgeschakelde verblijfsdiensten, erkend als rust- en verzorgingstehuis. ».
Art. 5. In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit
worden de woorden « de bijlage » vervangen door de woorden « de bijlage 1 ».
Art. 6. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel
4bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 4bis. De normen waaraan moet worden voldaan om de bijzondere erkenning
als centrum voor dagverzorging te verkrijgen en te behouden, worden bepaald in
bijlage 2.
De bijzondere erkenning als centrum voor dagverzorging is te onderscheiden van
de erkenning als rusthuis of van de bijzondere erkenning als rust- en
verzorgingstehuis.
Het aantal erkende plaatsen van een centrum voor dagverzorging wordt vermeld in
het erkenningsbesluit. ».
Art. 7. De bijlagen 1 en 2 bij hetzelfde koninklijk besluit
worden vervangen door de bijlagen 1 en 2 bij dit besluit.
Art. 8. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van
Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale
Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 juni 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met
Volksgezondheid,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
Bijlage 1. - Rust- en verzorgingstehuizen
A. Algemene normen
1. Het rust- en verzorgingstehuis is bestemd voor
verzorgingsbehoevende personen die wegens een langdurige aandoening minder
zelfredzaam zijn, met dien verstande evenwel dat :
a) deze personen na multidisciplinaire diagnostische
evaluatie, alle actieve en reactiverende behandelingen moeten hebben ondergaan
zonder dat zulks een volledig herstel van de functies met betrekking tot het
dagelijks leven voor gevolg had en zonder dat een dagelijks medisch toezicht en
een permanente medisch-gespecialiseerde behandeling vereist is;
b) uit een multidisciplinaire medisch-sociale evaluatie
moet blijken dat alle mogelijkheden op thuiszorg werden geëxploreerd, zodanig
dat opname in een rust- en verzorgingstehuis aangewezen is;
c) de algemene gezondheidstoestand van deze personen, naast
de medische zorg van de huisarts en de verpleegkundige zorg, paramedische en/of
kinesitherapeutische zorg evenals hulp bij de dagelijkse levensactiviteiten moet
vereisen;
d) ze sterk afhankelijk moeten zijn van de hulp van derden
om de dagelijkse levenshandelingen te kunnen verrichten en moeten voldoen aan
één van de hiernavervemelde zorgbehoevendheidscriteria :
- fysisch afhankelijk zijn : zij zijn afhankelijk om zich te wassen en te
kleden, en zij zijn afhankelijk om zich te verplaatsen en/of naar het toilet te
gaan;
- psychisch afhankelijk zijn : zij zijn gedesoriënteerd in tijd en ruimte, en
zij zijn afhankelijk om zich te wassen en/of te kleden;
Voor de toepassing van het vorig lid wordt een
verzorgingsbehoevende :
1. Als fysisch afhankelijk beschouwd als hij « 3 » of « 4 » scoort voor het
desbetreffend criterium, zoals hierna vermeld :
a) Afhankelijkheid om zich te wassen :
(1) kan zichzelf helemaal wassen zonder enige hulp;
(2) heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te wassen onder de gordel;
(3) heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te wassen zowel boven als onder de
gordel;
(4) moet volledig geholpen worden om zich te wassen zowel boven als onder de
gordel.
b) Afhankelijkheid om zich te kleden :
(1) kan zich helemaal aan- en uitkleden zonder enige hulp;
(2) heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te kleden onder de gordel (veters
uitgezonderd);
(3) heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te kleden zowel boven als onder de
gordel;
(4) moet volledig geholpen worden om zich te kleden zowel boven als onder de
gordel.
c) Afhankelijkheid om zich te verplaatsen :
(1) kan volledig zelfstandig opstaan en zich zonder mechanische hulp of hulp van
derden verplaatsen;
(2) kan zelfstandig in en uit een stoel of bed, maar gebruikt mechanische
hulpmiddelen om zich zelfstandig te verplaatsen (krukken, rolstoel);
(3) heeft volstrekt hulp van derden nodig om op te staan en/of zich te
verplaatsen;
(4) is bedlegerig of zit in een rolstoel en is volledig afhankelijk van anderen
om zich te verplaatsen.
d) Afhankelijk om naar het toilet te gaan :
(1) kan alleen naar het toilet gaan en zich reinigen;
(2) heeft gedeeltelijke hulp van derden nodig om naar het toilet te gaan of zich
te reinigen;
(3) moet volledig worden geholpen om naar het toilet te gaan of zich te
reinigen;
(4)kan niet naar het toilet gaan en evenmin op de toiletstoel.
2. Als psychisch afhankelijk beschouwd als hij « 3 », «
4 » of « 5 » scoort voor het desbetreffende criterium, zoals hierna vermeld.
a) Oriëntatie in de tijd :
(1) geen probleem;
(2) nu en dan, zelden probleem;
(3) bijna elke dag probleem;
(4) volledig gedesoriënteerd;
(5) niet meer te testen omwille van zijn gevorderde toestand.
b) Oriëntatie van plaats :
(1) geen probleem;
(2) nu en dan, zelden probleem;
(3) bijna elke dag probleem;
(4) volledig gedesoriënteerd;
(5) niet meer te testen omwille van zijn gevorderde toestand.
2. Ieder rust- en verzorgingstehuis moet over minstens 25
woongelegenheden beschikken. De rust- en verzorgingstehuizen die, op de datum
van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging
van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de
normen voor de bijzondere erkenning van rust en verzorgingstehuizen, niet
voldoen aan deze norm, beschikken over een termijn van 5 jaar om hieraan te
beantwoorden.
B. Specifieke normen
1. Architectonische normen
a) Het rust- en verzorgingstehuis moet dusdanig zijn
ingeplant dat alle voorwaarden aanwezig zijn voor het psychisch en lichamelijk
welzijn van de bewoners.
b) In het rust- en verzorgingstehuis moeten alle
voorzorgsmaatregelen getroffen worden om brandgevaar te weren. Meer bepaald
moeten de instellingen bedoeld in artikel 2, tweede lid, 1°, de reglementering
inzake brandveiligheid voor rusthuizen toepassen en moeten de instellingen
bedoeld in artikel 2, tweede lid, 2°, de reglementering inzake brandbeveiliging
voor ziekenhuizen toepassen.
c) In elk rust- en verzorgingstehuis moeten de volgende
gemeenschappelijke ruimten voorzien zijn :
- ten minste een eetzaal en een zitkamer, bij voorkeur van elkaar gescheiden, en
zo gezellig en huiselijk mogelijk ingericht; naargelang de grootte van de
instelling, moeten die lokalen in voldoende aantal aanwezig zijn zodat het
leefomgevingskarakter gewaarborgd is;
- naargelang de instelling in onderscheiden leefgroepen is georganiseerd, dienen
de lokalen in voldoende mate aanwezig te zijn, zodat de integratie in de normale
leefomgeving gewaarborgd blijft;
- ten minste een uitgeruste zaal voor de kinesitherapie- en
ergotherapie-oefeningen en animatie in groep.
d) De bewoners moeten in hun verplaatsingen in het gebouw
geholpen worden door leuningen en handgrepen die eveneens moeten worden
aangebracht in de sanitaire ruimten. In de gangen moeten er rustmogelijkheden
zijn.
e) In alle voor de bewoners toegankelijke ruimten en gangen
van het rust- en verzorgingstehuis moeten alle niveauverschillen zoals treden,
trappen en andere hindernissen worden geweerd.
Bovendien moet gevaar voor het vallen worden voorkomen. Indien die
niveauverschillen niet kunnen geweerd worden, moeten ze duidelijk worden
gesignaleerd.
f) De voor het rust- en verzorgingstehuis bestemde lokalen
van de inrichtingen bedoeld in artikel 2, tweede lid, 2°, van dit besluit
moeten een geheel vormen dat volledig van elke andere ziekenhuisdienst is
afgescheiden; de logistieke lokalen en dienstwegen mogen evenwel
gemeenschappelijk met een erkende ziekenhuisdienst worden opgericht.
g) Alle voor de bewoners toegankelijke ruimten in het rust-
en verzorgingstehuis moeten ruim genoeg zijn zodat rolstoelgebruikers er zich
gemakkelijk kunnen verplaatsen.
h) In het rust- en verzorgingstehuis mogen er in geen geval
meer dan vier bedden per kamer zijn. Vanaf 1 januari 2010 moet ten minste de
helft van de opnamecapaciteit bestaan uit éénpersoonskamers; de overige
opnamecapaciteit mag uit tweepersoonskamers bestaan. Nieuwe gebouwen dienen van
bij hun ingebruikname aan deze voorwaarde te voldoen.
i) Vanaf 1 januari 2010 moeten alle kamers een aparte
toiletruimte hebben met ten minste een lavabo en een toilet. Ingeval van
nieuwbouw dienen de kamers van bij hun ingebruikname aan deze voorwaarde te
voldoen.
j) Vanaf 1 januari 2010 moet de netto-oppervlakte per
eenpersoonskamer ten minste 12 m2 bedragen, het sanitair niet
meegerekend. Die oppervlakte wordt opgetrokken tot 18 m2 voor twee
personen. Ingeval van nieuwbouw dient van bij de ingebruikname aan deze
voorwaarde voldaan te zijn.
k) Iedere kamer moet over warm en koud stromend water
beschikken.
l) Iedere kamer moet over voldoende kunstverlichting
beschikken die de bewoner vanuit zijn bed kan bedienen en dat aangepast is aan
de plaatselijke omstandigheden.
's Nachts moeten de kamers en de gangen zo verlicht zijn dat de bewoners zich
veilig kunnen verplaatsen.
De kamers die toegankelijk zijn voor de bewoners moeten permanent derwijze
verlicht zijn dat het comfort van de bewoners wordt verzekerd.
m) De kamers moeten zo verwarmd zijn dat de temperatuur
steeds op 22° kan gebracht worden.
Alle bewoners moeten in hun kamer zittend een ongehinderd zicht hebben op de
buitenwereld. Bovendien moet er een aangepaste zonnewering zijn.
n) Er moeten voldoende sanitaire voorzieningen voor de
bewoners zijn, die zich zo dicht mogelijk bij de kamers en in de onmiddellijke
omgeving van de gemeenschappelijke leefruimten bevinden.
Bovendien moeten voldoende voorzieningen en minstens één per ingebruikgenomen
verdieping ruim genoeg zijn om met een rolstoel binnen te rijden en de bewoner
eventueel door een begeleider te laten bijstaan. De toiletten dienen voorzien te
worden van een lavabo.
o) Het rust- en verzorgingstehuis waar de lokalen op een
verdieping of verspreid over meerdere verdiepingen gelegen zijn, moet over ten
minste één aangepaste lift beschikken die een bewoner samen met zijn
begeleider kan vervoeren.
p) In alle ruimten die voor de bewoners toegankelijk zijn
moet er een efficiënt en bereikbaar oproepsysteem zijn.
q) Alle lokalen moeten adequaat worden verlucht.
r) Het rust- en verzorgingstehuis moet ten minste
beschikken over een verpleeg-, een verzorgings- en onderzoekslokaal, alsook over
een lokaal voor de ontvangst van de familie van de bewoners.
s) In iedere kamer moet aansluiting op radio, televisie en
telefoon mogelijk zijn.
2. Functionele normen
a) Het rust- en verzorgingstehuis moet over de
noodzakelijke middelen beschikken om een familiale sfeer, de verzorging, de
bewaking, de activiteiten en de vrijetijdsbezigheden van de bewoners te
waarborgen.
b) De kamers moeten per bewoner ten minste beschikken over
een bed, een kast om persoonlijke zaken op te bergen, een aan de
verzorgingsbehoevende aangepaste zetel, een tafel en een stoel.
c) De bewoner moet in de kamer over persoonlijke
bezittingen en meubilair kunnen beschikken.
d) Het rust- en verzorgingstehuis moet beschikken over
voldoende bedden regelbaar in de hoogte en aangepast aan de noden van de
bewoners.
e) Het rust- en verzorgingstehuis moet beschikken over :
- voldoende rolstoelen ten behoeve van de bewoners die problemen hebben om zich
autonoom te verplaatsen;
- het vereiste materiaal met het oog op het voorkomen van doorligwonden;
- de mogelijkheid ieder bed in een meerpersoonskamer tijdens de verzorging af te
schermen.
f) leder rust- en verzorgingstehuis moet over minstens één
aangepast bad of douche per 30 bedden beschikken met ten minste één aangepast
bad per instelling.
3. Organisatorische normen
a) Bij de opname van iedere bewoner moet een individueel
administratief dossier worden aangelegd, dat steeds toegankelijk moet zijn en in
de instelling bewaard moet worden.
Dat dossier bevat onder meer :
- de volledige identiteit van de bewoner;
- in voorkomend geval, naam adres en telefoonnummer van de vertegenwoordiger;
- de naam, het adres en het telefoonnummer van de behandelende arts, alsook de
schikking die moet getroffen worden bij zijn afwezigheid.
b) Naast het administratief dossier moet er voor elke
bewoner, bij zijn opname. een individueel verzorgingsdossier opgesteld worden
met zijn sociale, medische, paramedische en verpleegkundige gegevens. Dit
dossier, dat uit verschillende onderdelen kan bestaan moet constant in de
instelling aanwezig zijn. Het moet steeds toegankelijk zijn voor de daartoe
bevoegde personen.
c) Het in b) bedoeld dossier moet ten minste de volgende
gegevens omvatten :
- de identificatiegegevens van de bewoner;
- de te contacteren persoon;
- de anamnese;
- het klinisch onderzoek bij de opname;
- het in punt A.l.b) bedoeld multidisciplinair evaluatieprotocol en een rapport
over de gezondheidstoestand van de betrokkene;
- het plan van verzorging, revalidatie en bijstand bij de dagelijkse
levenshandelingen, opgemaakt door de hoofdverpleegkundige. Dit plan moet worden
geëvalueerd en aangepast aan de evolutie van de toestand van de bewoner;
- de diagnose;
- de behandeling;
- de klinische en de diagnostische evolutie;
- de voorgeschreven geneesmiddelen, alsook de toediening ervan.
d) De dossiers bedoeld in de punten a) en b) mogen
bijgehouden worden in elektronische vorm, voorzover voldaan is aan al de
voorwaarden vastgesteld in dit besluit. De Minister die de Volksgezondheid onder
zijn bevoegdheid heeft kan praktische modaliteiten vaststellen i.v.m. de
structuur en de uitwisseling van de gegevens van die electronische dossiers, na
advies van de Commissie « Standaarden inzake Telematica ten behoeve van de
sector van de Gezondheidszorg ».
e) De personeelsnorm moet, per 30 bewoners, bedragen :
- ten minste 5 voltijds equivalenten verpleegkundigen, waaronder een
hoofdverpleegkundige;
- ten minste 5 voltijds equivalenten verzorgend personeel waarvan de Minister
die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft de vereiste minimumopleiding
kan vaststellen;
- 1 voltijds equivalent kinesitherapeut en/of ergotherapeut en/of logopedist,
met de garantie dat de eerste twee oriëntaties in de instelling voldoende
aanwezig zijn en dat bedoeld personeel uitsluitend loontrekkend of vastbenoemd
is; de aanwezigheid van logopedisten moet, afhankelijk van de behoeften van de
bewoners, worden gewaarborgd;
gedurende een overgangsperiode die verstrijkt op 1 oktober 2004 :
- mag de personeelsnorm, per 30 bewoners, ten minste vier voltijds equivalenten verpleegkundigen bedragen voor zover de instelling kan aantonen dat ze de nodige inspanningen heeft gedaan om aan de personeelsnorm van 5 voltijds equivalenten verpleegkundigen, zoals bedoeld in het vorige lid, te voldoen;
- mag in een instelling van 45 bewoners of meer een voltijds equivalent verpleegkundige, naar rata van maximum 1 voltijds equivalent per 30 bewoners, vervangen worden door een persoon met één van de volgende kwalificaties : gegradueerde verpleegkundige of gelijkgestelde, gegradueerde in de kinesitherapie, licentiaat in de kinesitherapie, gegradueerde in de logopedie, licentiaat in de logopedie, gegradueerde in de ergotherapie, gegradueerde in de orthopedagogie, licentiaat in de orthopedagogie, licencié en psychomotricité, licentiaat in de psychologie, gegradueerde maatschappelijk assistent of gelijkgestelde, gegradueerde in de gezinswetenschappen, licentiaat in de gerontologie, éducateur en gérontologie of gegradueerde in de readaptatiewetenschappen.
f) De voormelde hoofdverpleegkundige moet de volgende taken
vervullen :
- de dagelijkse leiding over het verpleegkundig en verzorgend personeel
verzekeren;
- de multidisciplinaire werking van het verpleegkundig en paramedisch personeel
en de kinesitherapeuten coördineren.
g) Een verpleegkundige is zowel overdag als 's nachts
aanwezig in de instelling.
Voor de instellingen van minder dan 46 bewoners treedt deze bepaling in werking
ten laatste op 1 oktober 2003. Wanneer het een gemengde structuur rusthuis- rust
-en verzorgingstehuis betreft, worden voor de berekening van bedoeld aantal
eveneens de bewoners van het rusthuis die ten minste beantwoorden aan de
criteria van zorgbehoevendheid van categorie B zoals bedoeld in artikel 150 van
het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de
verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd
op 14 juli 1994, in aanmerking genomen.
h) In elk rust- en verzorgingstehuis wijst de beheerder een
coördinerend en raadgevend arts aan. Deze is een huisarts, bij voorkeur met een
bijkomende vorming in de gerontologie.
Zijn taak omvat :
(1) In relatie met het medisch korps :
(a) het organiseren, op geregelde tijdstippen, van zowel individuele als
collectieve overlegvergaderingen met de behandelende artsen;
(b) de coördinatie en organisatie van de continuïteit van de medische zorg;
(c) de coördinatie van de samenstelling en het bijhouden van de medische
dossiers van de behandelende artsen;
(d) de coördinatie van medische activiteiten bij ziektetoestanden die gevaar
opleveren voor de bewoners of het personeel;
(e) in overleg met de behandelende artsen, de coördinatie van het zorgbeleid.
Wat de geneesmiddelen betreft omvat dit ten minste het opstellen en gebruik van
een geneesmiddelenformularium.
(2) Inzake vorming en bijscholing :
(a) De organisatie van bijscholingsactiviteiten waarop alle behandelende artsen
worden uitgenodigd;
(b) Het meewerken aan de organisatie van de bijscholingsactiviteiten van
verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel, alsook aan de uitbouw van
de algemene hygiëne in de instelling;
(c) Het aandacht besteden aan de palliatieve zorg in het rust- en
verzorgingstehuis, in het bijzonder aan de opleiding terzake van het verzorgend,
paramedisch en verpleegkundig personeel.
i) Alle artsen die één of meer bewoners behandelen,
verbinden er zich ten aanzien van de beheerder toe zo efficiënt mogelijk mee te
werken aan de interne medische organisatie van de instelling zoals omschreven in
het reglement van inwendige orde betreffende de medische activiteit. Bedoelde
overeenkomst wordt schriftelijk vastgesteld en regelt minstens de volgende
aangelegenheden :
- de medewerking aan de opstelling en het hanteren van het
geneesmiddelenformularium;
- het zich voegen naar zorgstandaarden inzonderheid inzake doorligwonden en hygiëne;
- wijze van inning van de honoraria;
- contacten met de families;
- normale openingsuren behalve in dringende gevallen;
- overlegvergaderingen en bijscholing.
j) De bedienaren van de eredienst en lekeraadgevers die
door de verzorgingsbehoevenden gevraagd worden hebben ongehinderd toegang tot de
inrichting; zij vinden er voor het vervullen van hun taak de geschikte sfeer en
faciliteiten. Volledige vrijheid van levensbeschouwing, godsdienst en politieke
overtuiging wordt aan iedereen gewaarborgd.
4. Huishoudelijk reglement
a) Ieder rust- en verzorgingstehuis moet een huishoudelijk
reglement opstellen, hierna het reglement genoemd. Een kopie van dat reglement
en alle achteraf aangebrachte wijzigingen moeten ter goedkeuring worden
voorgelegd aan de erkenningsdienst.
b) Bij zijn opname in het rust- en verzorgingstehuis,
ontvangt de bewoner of zijn vertegenwoordiger een door de directeur ondertekend
en gedateerd exemplaar van dat reglement tegen een voor akkoord ondertekend
ontvangstbewijs.
c) Het reglement bevat de naam van de directeur en het
erkenningsnummer van het rust- en verzorgingstehuis.
d) Het reglement regelt de rechten en plichten van de
bewoners en de beheerder met inachtname van de hiernavermelde regels :
- respect voor het privéleven van de bewoners;
- de bewoners zo veel mogelijk vrijheid laten, op voorwaarde dat die verenigbaar
is met het gemeenschapsleven;
- de vrije keuze van de arts en diens toegang tot de instelling overeenkomstig
de bepalingen van het huishoudelijk reglement m.b.t. de medische activiteit;
- de vrije toegang van familie en vrienden, die in het bijzonder moet worden
gewaarborgd in geval van stervensbegeleiding.
e) Het reglement waarborgt aan iedere bewoner de inachtname
van zijn individuele rechten, met inbegrip van ideologische, filosofische en
religieuze overtuigingen.
f) Het reglement bevat de naam van de persoon aan wie de
bewoners, hun familie, hun vertegenwoordiger of de bezoekers hun opmerkingen,
bezwaren en klachten kunnen meedelen.
g) Het reglement legt uit hoe de bewoner aan het leven in
het rust- en verzorgingstehuis kan deelnemen, onder meer via de in punt 5
bedoelde bewonersraad.
5. Inspraak en onderzoek van de suggesties en klachten van
de bewoners
a) In ieder rust- en verzorgingstehuis wordt een
bewonersraad opgericht die minstens eens per trimester vergadert. Teneinde de
goede werking van deze raad te verzekeren krijgt deze de ondersteuning van het
personeel werkzaam in het rust- en verzorgingstehuis.
b) Deze raad is samengesteld uit bewoners van het rust- en
verzorgingstehuis en/of hun familieleden. De directeur of zijn vertegenwoordiger
kan deelnemen aan de vergaderingen van de bewonersraad. De geactualiseerde
nominatieve lijst van de leden van de bewonersraad moet op een goed zichtbare
plaats worden uitgehangen.
c) Bedoelde raad kan advies uitbrengen, hetzij op eigen
initiatief, hetzij op verzoek van de directeur, over alle aangelegenheden die de
algemene werking van het rust- en verzorgingstehuis betreffen. Van de
vergaderingen wordt een verslag opgemaakt dat ter inzage ligt van de bewoners,
hun familieleden en vertegenwoordigers.
d) De ambtenaren belast met het toezicht op de rust- en
verzorgingstehuizen kunnen steeds inzage nemen van deze verslagen.
e) Suggesties, bemerkingen of klachten kunnen door de
bewoner, zijn vertegenwoordiger of zijn familie in een daartoe bestemd register
worden geacteerd. Aan de indiener moet worden medegedeeld welk gevolg er aan
zijn klacht werd gegeven. Bedoeld register moet één maal per drie maand, op
eenvoudige aanvraag aan de bewonersraad worden voorgelegd.
6. Overeenkomst tussen de beheerder en de bewoner
a) De beheerder, vertegenwoordigd door de directeur en de
bewoner of zijn vertegenwoordiger tekenen een verstaanbare en leesbare
overeenkomst in tweevoud. Alle overeenkomsten zijn opgemaakt volgens een model
dat ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de erkenningsdienst.
b) De in punt a) bedoelde overeenkomst moet minstens de
volgende punten regelen :
- de algemene en bijzondere verblijfsvoorwaarden in het rust- en
verzorgingstehuis;
- de verblijfsprijs per dag, de daarin begrepen dienstverlening, een uitvoerige
opsomming en beschrijving van alle eventuele supplementen en de prijs ervan,
alsook de vermelding dat supplementen die niet in de overeenkomst staan, niet
mogen worden aangerekend;
- het bedrag van de eventueel te betalen waarborg en de bestemming ervan : dat
bedrag mag niet hoger zijn dan de maandelijkse verblijfsprijs;
- de modaliteiten i.v.m. de opslag van de goederen en waarden die de bewoner aan
de instelling toevertrouwt, de modaliteiten voor het beheer ervan, alsook het
bewijs van de aanstelling van de persoon/personen die met dat beheer worden
belast;
- het nummer van de aan de bewoner toegewezen kamer, met vermelding van het
maximum toegestaan aantal bewoners in die kamer;
- de regeling inzake de opzegging van de overeenkomst;
- de financiële lasten voor de bewoners in geval van afwezigheid of opname in
het ziekenhuis.
c) De bewoner mag in geen geval verplicht worden het beheer
van zijn gelden en/of goederen of het bewaren ervan aan het rust- en
verzorgingstehuis of aan een beheerder, de directeur of een personeelslid van
het rust- en verzorgingstehuis toe te vertrouwen. Alleen indien dit schriftelijk
met de bewoner werd overeengekomen en mits toezicht van een commissie
voorgezeten door een magistraat, een notaris of een bedrijfsrevisor mag het
beheer van gelden en/of goederen van de bewoner of het bewaren ervan uitsluitend
aan de directeur van de inrichting worden toevertrouwd. De leden van deze
commissie zijn tot geheimhouding verplicht. De eventuele kosten die dit toezicht
meebrengt mogen onder geen beding individueel ten laste worden gelegd van de
bewoner. Zij kunnen desgevallend in de opnemingsprijs worden verrekend.
7. Gemengde structuren rusthuis - rust- en
verzorgingstehuis
Wanneer het een gemengde structuur rusthuis - rust- en
verzorgingstehuis betreft dient er niet noodzakelijk voorzien te worden in een
afzonderlijke overeenkomst, huishoudelijk reglement, klachtenregister of
bewonersraad voor het rust- en verzorgingstehuis. Mits voldaan is aan alle
terzake geldende normen van dit besluit mogen bedoelde documenten opgesteld zijn
voor het geheel van de gemengde structuur.
8. Boekhouding
a) De instelling houdt voor elke bewoner een individuele
uitgavenfiche bij. De bewoner of zijn vertegenwoordiger moet die fiche op elk
ogenblik kunnen inkijken. In een uitvoerige maandelijkse factuur wordt het
overzicht van de inkomsten en uitgaven opgesteld. Die factuur wordt samen met
alle bewijsstukken aan de bewoner of zijn vertegenwoordiger, overhandigd.
b) De totale boekhouding van de instelling en van de
individuele uitgavenfiche van de bewoners moet ter beschikking staan van de
afgevaardigden van de administratie die daarvan kennis moeten kunnen nemen
zonder de stukken te verplaatsen.
c) Het rust- en verzorgingstehuis moet een aparte
boekhouding hebben, gebaseerd op het algemeen rekeningenstelsel; die boekhouding
moet door een bedrijfsrevisor of een externe onafhankelijke controle, zoals door
Ons nader zal omschreven worden, worden nagezien. Wanneer het rust- en
verzorgingstehuis geïntegreerd is in een ziekenhuis of indien dit een gemengde
structuur « rusthuis-rust- en verzorgingstehuis » betreft, moet in een
specifieke kostenplaats voorzien worden voor het afzonderlijk beheer ervan. Door
Ons kunnen nadere regelen bepaald worden omtrent de wijze waarop de rust- en
verzorgingstehuizen dienen te voldoen aan deze bepaling.
9. Statistische gegevens
De rust- en verzorgingstehuizen moeten aan de Minister die
de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, volgens de vastgestelde regels
en binnen de bepaalde termijn, mededeling doen van de statistische gegevens die
met zijn inrichting verband houden.
10. Kwaliteitsnormen
a) een rust- en verzorgingstehuis verstrekt bij het
vervullen van haar opdracht een geëigende zorg- en dienstverlening aan elke
bewoner. In dit kader moet het een kwaliteitsbeleid ontwikkelen dat erop gericht
is op systematische wijze de kwaliteit van de zorg- en dienstverlening, alsook
van haar werking te bepalen, te plannen, te evalueren en te verbeteren.
Het heeft minstens betrekking op :
- de zorg- en dienstverstrekking waarin respect voor menselijke waardigheid, de
persoonlijke, levenssfeer, de ideologische, filosofische of godsdienstige
overtuiging, het klachtenrecht, de informatie aan en de inspraak van de
gebruiker gewaarborgd zijn en waarbij rekening wordt gehouden met de sociale
context van de gebruiker;
- de doeltreffendheid en doelmatigheid van de aangeboden zorg- en
dienstverlening en werking;
- de continuïteit van de aangeboden zorg- en dienstverlening en werking.
b) Elk rust- en verzorgingstehuis moet, ten laatste twee
jaar na inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot
wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling
van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen
wanneer het een bestaand rust- en verzorgingstehuis betreft en ten laatste twee
jaar na zijn erkenning in de andere gevallen, over een kwaliteitsprogramma
beschikken. Dit is een op schrift gesteld document dat minstens de weergave
bevat van het in a) bedoelde kwaliteitsbeleid, de in g) bedoelde
vormingspolitiek en de wijze waarop de in h) bedoelde evaluatie geschiedt.
c) Elk rust- en verzorgingstehuis moet een functionele
binding hebben met een erkende geriatriedienst (kenletter G) en/of een erkende
dienst voor behandeling en revalidatie bestemd voor patiënten met
psychogeriatrische aandoeningen (kenletter Sp-psychogeriatrie). Deze functionele
binding moet in een schriftelijke overeenkomst worden vastgelegd, die onder meer
moet stipuleren dat de G-en/of Sp-dienst-psychogeriatrie en het rust- en
verzorgingstehuis minstens twee vergaderingen per jaar houden.
d) Ter ondersteuning van de verzorging van de terminale
verzorgingsbehoevenden in het rust- en verzorgingstehuis zijn de door de
inrichtende macht aangewezen geneesheer en de hoofdverpleegkundige belast met :
1° het invoeren van een palliatieve zorgcultuur en de sensibilisering van het
personeel voor de noodzaak hieraan;
2° het formuleren van adviezen inzake palliatieve zorg ten behoeve van het
verpleegkundig en paramedisch personeel, de kinesitherapeuten en het verzorgend
personeel;
3° het bijwerken van de kennis van de in 2° bedoelde personeelsleden inzake
palliatieve zorg.
e) Het rust- en verzorgingstehuis moet een functionele
binding hebben met een Sp-dienst (palliatieve verzorging),bedoeld in rubriek
IIIbis ("Specifieke normen per specialisme"), onderdeel B
("Specifieke normen voor de Sp-dienst (palliatieve verzorging)"), van
de bijzondere normen toepasselijk op de gespecialiseerde dienst voor behandeling
en revalidatie, kenletter Sp, gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van
23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun
diensten moeten worden nageleefd.
f) Het rust- en verzorgingstehuis moet meewerken aan het
samenwerkingsverband inzake palliatieve zorg dat het desbetreffend geografisch
gebied bestrijkt.
g) Elk rust- en verzorgingstehuis moet een vormingspolitiek
instellen, aangepast voor elk type van personeel;
h) Elk rust- en verzorgingstehuis moet de kwaliteit en de
efficiëntie van de verzorging van de bewoners systematisch evalueren; in dit
kader moeten de ligwonden en infecties worden geregistreerd.
Door Ons kunnen, voor de door Ons aangeduide domeinen, de nodige organisatorische structuren opgericht worden, die op systematische wijze kunnen overgaan tot een externe toetsing van de medische, verpleegkundige, paramedische en farmaceutische activiteit in het rust- en verzorgingstehuis.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 december
1982.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister
en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
Bijlage 2. - Centra voor dagverzorging
A. Algemene normen
1. Het centrum voor dagverzorging is bestemd voor
verzorgingsbehoevende personen, met dien verstande evenwel dat de algemene
gezondheidstoestand van deze personen, naast de medische zorg van de huisarts,
verpleegkundige, paramedische en kinesitherapeutische zorg eveneens hulp bij de
dagelijkse levensactiviteiten moet vereisen Deze personen moeten daarenboven
voldoen aan de criteria van één van de in bijlage 1, punt A, 1, d), bedoelde
criteria van zorgenbehoevendheid.
B. Functionele normen
Het centrum voor dagverzorging moet een functionele binding
hebben met een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis. Indien dit centrum
zich bevindt in een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis, wordt een aparte
eenheid gecreëerd.
C. Organisatorische normen
1. De personeelsnormen per 15 erkende plaatsen van het
centrum voor dagverzorging zijn bepaald als volgt :
1° één voltijds equivalent verpleegkundige;
2° 1,5 voltijds equivalent eenheid personeel die daadwerkelijk de beoefenaars
van de verpleegkunde bijstaan in de zorgverstrekking, de afhankelijke personen
helpen bij de handelingen van het dagelijks leven, het behoud van de
zelfredzaamheid en het in stand houden van de woon- en leefkwaliteit; dit
personeel dient tenminste de kwalificatievereisten te bewijzen van : het brevet
of het diploma secundair onderwijs of het studiegetuigschrift secundair
onderwijs of het kwalificatiegetuigschrift of het getuigschrift van secundair
onderwijs van : gezins- en sanitaire hulp, kinderverzorging, verpleegaspiranten,
leefgroepwerking, gezins- en bejaardenhelpster, « aide familiale », bijzondere
jeugdzorg, personenzorg, « assistant(e) en gériatrie », « éducation », «
moniteur de collectivité, auxiliaires polyvalentes des services à domicile et
en collectivités » of « aide polyvalente de collectivités »; met
verzorgingspersoneel worden gelijkgesteld de personen die geslaagd zijn in een
opleiding die is erkend door de bevoegde overheid van de betrokken gemeenschap;
3° 0,5 voltijds equivalent beoefenaar die een functie met betrekking tot de
reactivering van bejaarden uitoefent en houder is van de titel van
kinesitherapeut, ergotherapeut, logopedist of gegradueerde verpleegkundige of
gegradueerde of licentiaat in de orthopedagogie.
2. Minstens één persoon die aan de voorwaarden van één van de hierboven
beschreven punten voldoet, dient permanent aanwezig te zijn teneinde de opvang
en verzorging van de personen te verzekeren.
D. Statistische gegevens
De centra voor dagverzorging moeten aan de Minister die de
Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, volgens de door Ons vastgestelde
regels en binnen de door Ons bepaalde termijn, mededeling doen van de
statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 december
1982.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met
Volksgezondheid,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU |
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en
hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni
1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige
andere vormen van verzorging, inzonderheid op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de
wet van 8 augustus 1980, bij het koninklijk besluit nr. 59 van 22 juli 1982, en
bij de wet van 25 januari 1999;
Gelet op het koninklijk
besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de
bijzondere erkenning van rust- en verzorginstehuizen, gewijzigd door de
koninklijke besluiten van 30 juli 1986, 8 december 1986, 21 april 1987, 5 juni
1990, 12 juli 1991, 17 december 1992, 12 oktober 1993, 29 december 1994 en 24
juni 1999;
Gelet op de wetten op de Raad
van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1,
vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus
1996;
Gelet op de dringende
noodzakelijkheid;
Overwegende dat in het
koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van
2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning
van rust- en verzorgingstehuizen geen bepaling betreffende de inwerkingtreding
is opgenomen;
Overwegende dat de
instellingen derwijze niet over voldoende tijd beschikken om zich aan de nieuwe
normen aan te passen;
Overwegende dat het derhalve
dringend geboden is de instellingen onmiddellijk op de hoogte te brengen van het
uitstel van inwerkingtreding van het voornoemd koninklijk besluit van 24 juni
1999;
Op voordracht van Onze
Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken en
Pensioenen,
Hebben Wij besloten en
besluiten Wij :
Artikel 1. In het koninklijk
besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december
1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust-
en verzorgingstehuizen wordt een artikel 7bis ingevoegd luidend als volgt :
« Art. 7bis. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000, behalve de
artikelen 3 en 5 die op 1 oktober 2000 in werking treden. »
Art. 2. Dit besluit heeft
uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 3. Onze Minister van
Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen zijn, ieder wat
hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 januari
2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
Mevr. M. AELVOET
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
F. VANDENBROUCKE
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU |
De Minister belast met Volksgezondheid en de Minister van Sociale Zaken,
Gelet op de wet van 27 juni
1978 tot wijziging vand e wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige
andere vormen van verzorging, inzonderheid op artikel 5, § 1;
Gelet op het koninklijk
besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de
bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen;
Gelet op het advies van de
Inspecteur van Financiën van 9 februari 1999;
Gelet op de beraadslaging van
de Ministerie van 12 februari 1999 betreffende de adviesaanvraag bij de Raad van
State binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de
Raad van State, gegeven op 1 juni 1999, met toepassing van artikel 84, eerste
lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State,
Besluiten :
Artikel 1. Het opschrift van
het ministerieel besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van het
programmacijfer voor rust- en verzorgingtehuizen gewijzigd door de ministeriele
besluiten van 12 oktober 1993 et 4 februari 1998 wordt vervangen door : «
Ministerieel besluit houdende vaststelling van de programmatiecriteria voor
rust- en verzorgingstehuizen en voor centra voor dagverzorging ».
Art. 2. In het ministerieel
besluit van 2 december 1982 houdende vatstelling van het programmacijfer voor
rust- en verzorgingtehuizen gewijzigd door de ministerieel besluiten van 12
oktober 1993 et 4 februari 1998, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende als
volgt : « De programmatie voor de centra voor dagverzorging, bedoeld in punt 7
van artikel 1 van het koninklijk besluit van de 2 december 1982 houdende
vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en
verzorgingstehuizen, is als volgt :
1° in het eerste jaar volgend op de inwerkingstreding van dit besluit kunnen
voor het Rijk 0,3 plaatsen van centra voor dagverzorging erkend worden per
schijf van 1000 inwoners van 60 jaar en ouder; in het tweede, het derde, het
vierde et het vijfde jaar wordt het bedoelde aantal plaatsen opgetrokken tot
respectievelijk 0,6 plaatsen, 0,9 plaatsen, 1,2 plaatsen en 1,5 plaatse, vanaf
het zesde jaar kunnen 1,5 plaatsen per schijf van 1000 inwoners van 60 jaar en
ouder erkend worden.
2° de in 1° bedoelde maxima beletten niet dat de plaatsen die reeds op 31
december 1998 bestonden, in het eerste jaar erkend kunnen worden; een verhoging
van het aantal erkende plaatsen is dan pas mogelijk vanaf het jaar waarin het
aantal aldus erkende plaatsen lager is dan het aantal dat volgens 1° erkend kan
worden. ».
Brussel, 5 juli 1999.
De Minister belast met
Volksgezondheid,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
[1] BS 26.12.2000, Koninklijk besluit van 28 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen of als centrum voor dagverzorging.