Programmatie centra voor kortverblijf

 

MINISTERIEEL BESLUIT VAN 17 MAART 1999

houdende de vaststelling van de evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de centra voor kortverblijf

(B.S. 15.V.1999)

Art.1.

Bij de beoordeling of een aanvraag tot erkenning of tot wijziging van de erkenning van een centrum voor kortverblijf voldoet aan de programmatie voor die centra, worden de evaluatiecriteria gehanteerd, die in dit besluit genoemd zijn.

Art. 2.

De aanvraag kan niet strekken tot de erkenning van een aantal woongelegenheden dat minder dan drie en meer dan tien bedraagt.

Art. 3.

§ 1. Een ontvankelijke aanvraag, ingediend vóór 1 januari 2002, die een toename van het totaal aantal erkende woongelegenheden in centra voor kortverblijf tot gevolg zou hebben, kan enkel voldoen aan de programmatie, indien bij inwilliging van de aanvraag het totaal aantal erkende woongelegenheden in centra voor kortverblijf binnen een gemeente het programmacijfer van deze gemeente niet overschrijdt.

§ 2. Een ontvankelijke aanvraag, ingediend vanaf 1 januari 2002, die een toename van het totaal aantal erkende woongelegenheden in centra voor kortverblijf tot gevolg zou hebben, kan enkel voldoen aan de programmatie, indien bij inwilliging van de aanvraag het totaal aantal erkende woongelegenheden in centra voor kortverblijf binnen een regio het programmacijfer van de betreffende regio niet overschrijdt.

Art. 4.

Als een gemeente meer dan 10 000 inwoners van 60jaar en ouder telt, dan wordt die gemeente op zich beschouwd als regio.

Als een gemeente minder dan 10 000 inwoners van 60 jaar en ouder telt, dan bestaat de regio uit de gemeente waar het geplande centrum voor kortverblijf aangevraagd wordt en de aangrenzende gemeenten die minder dan 10 000 inwoners van 60 jaar en ouder hebben. Het programmacijfer van de regio bestaat in dit geval uit de som van de programmacijfers van de in rekening te brengen gemeenten.

Art. 5.

In afwijking van artikel 3, § 1, kan een ontvankelijke aanvraag, die is ingediend vóór 1 januari 2002 en strekt tot erkenning van een centrum voor kortverblijf met drie woongelegenheden in een gemeente waar het programmacijfer voor woongelegenheden in centra voor kortverblijf minder dan drie woongelegenheden bedraagt, voldoen aan de programmatie, op voorwaarde dat :

1° het programmacijfer van de regio, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, niet wordt overschreden, rekening houdend met de woongelegenheden in centra voor kortverblijf die reeds erkend zijn of waarvoor reeds een ontvankelijke erkenningsaanvraag is ingediend, die voldoet aan de programmatie;

2° in die gemeente nog geen centrum voor kortverblijf is erkend en er daartoe niet reeds een ontvankelijke erkenningsaanvraag is ingediend, die voldoet aan de programmatie.

Art. 6.

Als de aanvraag tot het verkrijgen van een erkenning geen toename van het totaal aantal gerealiseerde woongelegenheden als voorwerp heeft, kan ze voldoen aan de programmatie.

Art. 7.

Een aanvraag voldoet niet aan de programmatie als ze strekt tot erkenning van een centrum voor kortverblijf dat ingeplant zal worden bij een rusthuis waarbij zich reeds een erkend centrum voor kortverblijf bevindt of bij een rusthuis waarbij een centrum voor kortverblijf gepland is en waarvoor een ontvankelijke erkenningsaanvraag werd ingediend, die voldoet aan de programmatie.

Art. 8.

Een aanvraag tot capaciteitsuitbreiding van een al erkend centrum voor kortverblijf kan enkel voldoen aan de programmatie als de gemiddelde bezettingsgraad van de reeds erkende capaciteit tijdens het voorbije jaar minimaal 25 % bedraagt.

Van het percentage, vermeld in het eerste lid, kan door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, worden afgeweken, als de initiatiefnemer in een gemotiveerd verzoek aantoont waarom deze minimale bezettingsgraad binnen de referentieperiode niet gehaald kon worden.

De gemiddelde bezettingsgraad moet berekend worden zoals bepaald in artikel 7, tweede lid, van bijlage V van het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg. Deze berekening moet gebeuren over de periode van de 12 maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag tot capaciteitsuitbreiding wort ingediend.

Art. 9.

Een aanvraag kan slechts voldoen aan de programmatie, wanneer uit het beleidsplan blijkt dat het centrum voor kortverblijf zich richt tot personen met verminderde welzijnskansen, die in een thuissituatie verblijven en, hoewel zij een beroep doen op thuiszorg of mantelzorg, tijdelijk onvoldoende kunnen beschikken over thuiszorg en mantelzorg.

Een erkend centrum voor kortverblijf dat uitbreiding aanvraagt moet aantonen dat zijn opnamebeleid in overeenstemming is met het eerste lid. Daartoe moet het centrum voor kortverblijf een overzicht maken van de gebruikersgroepen die gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag tot capaciteitsuitbreiding werd ingediend, gebruik maakten van de aangeboden hulp- en dienstverlening.

Art. 10.

Een aanvraag tot erkenning kan slechts voldoen aan de programmatie, wanneer samenwerkingsverbanden met relevante welzijnsvoorzieningen uit de regio kunnen aangetoond worden.

Art. 11.

De ontvankelijke aanvragen worden behandeld in de volgorde van de datum van indienen.

In afwijking van het eerste lid wordt bij de behandeling van de ontvankelijke erkenningsaanvragen die worden ingediend vóór 31 maart 1999, voorrang gegeven aan aanvragen van initiatiefnemers die reeds vanaf 1 januari 1998 permanent minstens drie woongelegenheden voorbehouden hebben voor kortverblijf.

Deze voorrangsregel is beperkt tot het aantal woongelegenheden die deze initiatiefnemers vanaf voormelde datum daadwerkelijk en permanent aangeboden hebben als woongelegenheden speciaal en uitsluitend gereserveerd voor kortverblijf.

Art. 12.

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.