Profylaxe ziekten

 

Decreet betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten

Datum:                                   05/04/1995

Publicatiedatum BS:             19/07/1995

Datum inwerkingtreding:       01/08/1995

 

Art. 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de gecoördineerde grondwet.

Art. 2. § 1. Om profylactische maatregelen te kunnen nemen bepaalt de Vlaamse regering de door kiemen veroorzaakte ziekten die aangegeven moeten worden.

De Vlaamse regering bepaalt de wijze van aangifte en de vorm van het aangifteformulier. De inhoud van dit formulier beperkt zich tot de volgende gegevens:
- aard van de ziekte en aantal gevallen;
- geslacht, leeftijd en beroep van de patiënt;
- besmettingsbron en land waar de besmetting heeft plaatsgehad;
- wijze waarop de diagnose werd gesteld;
- naam, adres en telefoonnummer van de persoon die de aangifte deed.

Indien de besmettingsbron een persoon is worden op het aangifteformulier geen gegevens vermeld die zijn identificatie toelaten.

§ 2. De gegevens vermeld op het aangifteformulier worden verwerkt met het oog op het nemen van profylactische maatregelen. Bovenstaande gegevens worden slechts met identificatiegegevens en medische gegevens aangevuld indien dit noodzakelijk is voor het nemen van profylactische maatregelen.

Deze gegevens kunnen eveneens worden verwerkt voor statistische of beleidsondersteunende doeleinden voor zover de identiteit van de betrokkenen niet achterhaald kan worden.

Deze gegevens worden voor geen andere doeleinden gebruikt dan deze hierboven vermeld.

De gegevens vermeld in het eerste lid worden verwerkt door de administratie Gezondheidszorg en door de verenigingen of instellingen die door de Vlaamse regering nominatief zijn aangewezen om profylactische maatregelen te nemen.

De Vlaamse regering bepaalt hoelang deze gegevens bewaard mogen worden rekening houdend met de besmettelijkheid van de aandoening.

§ 3. De verplichting tot aangifte geldt voor elke arts en voor elk hoofd van een laboratorium van klinische biologie die een dergelijk ziektegeval kent of vermoedt. Indien op een schip geen arts is, dan geldt dezelfde verplichting voor de kapitein en voor de loods.

De Vlaamse regering kan voor sommige van die ziekten de aangifteplicht beperken tot de artsen.

Art. 3. Onverminderd de bevoegdheid van de verenigingen of instellingen die door de Vlaamse regering zijn aangewezen om profylactische maatregelen te nemen wijst de Vlaamse regering de ambtenaren-artsen aan die met de uitvoering van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten zijn belast. Zij duidt eveneens de ambtenaren aan belast met het toezicht op de naleving ervan, dit laatste onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie.

Art. 4. De personen die een aangifte hebben gedaan, zijn verplicht de in artikel 3 vermelde ambtenaren-artsen de aanvullende informatie mee te delen die deze, geval per geval, noodzakelijk achten voor het nemen van profylactische maatregelen.

Art. 5. § 1. Ter voorkoming en bestrijding van de in dit decreet bedoelde ziekten kunnen de in artikel 3 vermelde ambtenaren-artsen:
1° personen die aangetast zijn door zo'n ziekte en die hierdoor een bijzonder gevaar van besmetting voor de gemeenschap vormen, verplichten een gepaste medische behandeling te volgen met het oog op het bestrijden van deze besmettelijkheid en zo nodig hun het bevel te geven tot tijdelijke afzondering in een door de ambtenaren-artsen bepaalde ziekenhuisafdeling;
2° bij vaststelling van zo'n ziekte, de personen die door hun beroepsactiviteit deze ziekte kunnen overdragen onderwerpen aan medisch onderzoek, nodig voor de opsporing van de besmettingsbron;
3° de onder 2° vermelde personen die besmet blijken en de ziekte kunnen overdragen, de uitoefening van beroepsactiviteiten verbieden zolang zij hierdoor een bijzonder gevaar betekenen voor de volksgezondheid;
4° de ontsmetting bevelen van voorwerpen en lokalen die besmet zijn;
5° de behandeling, de afzondering of het doden bevelen van dieren die door voor de mens gevaarlijke kiemen zijn besmet;
6° de nodige ruimten in ziekenhuizen opeisen voor de opname en de afzondering van personen die besmet zijn of bij wie een ernstige besmetting wordt vermoed.

§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop de genomen maatregel aan de betrokkene wordt medegedeeld.

Art. 6. § 1. Tegen maatregelen bedoeld in artikel 5, 1, 1° en 3°, kan de betrokkene binnen acht dagen na de mededeling ervan bij de Vlaamse regering beroep aantekenen in een gemotiveerd en ter post aangetekend stuk.

Dit beroep schorst de uitvoering en het naleven van de maatregel.

§ 2. De Vlaamse regering doet uitspraak binnen dertig dagen na ontvangst van het beroep en na het advies te hebben verkregen van minstens twee deskundigen bedoeld in § 3. Wanneer er binnen deze termijn geen beslissing genomen wordt, vervalt de maatregel.

Het advies van de deskundigen kan worden gevraagd en uitgebracht met de snelst mogelijke communicatiemiddelen. De door de Vlaamse regering geraadpleegde deskundigen dienen hun advies te verstrekken binnen tien dagen na de adviesaanvraag. Bij ontstentenis van adviesverstrekking binnen deze termijn of ingeval er slechts één geraadpleegde deskundige binnen deze termijn zijn advies verstrekt, kan de Vlaamse regering toch een geldige beslissing nemen.

De Vlaamse regering betekent haar uitspraak over het beroep aan de betrokkene via een aangetekende brief.

§ 3. De Vlaamse regering stelt de lijst samen van de deskundigen die bevoegd zijn om adviezen te verlenen en bepaalt de wijze van vergoeding.

§ 4. De Vlaamse regering werkt de adviesprocedure nader uit.

Art. 7. § 1. Ingeval de verplichtingen, vermeld in de artikelen 2, 4 en 5, niet worden nageleefd, zijn de in artikel 3 bedoelde ambtenaren die met het toezicht belast zijn, bevoegd proces-verbaal op te stellen. Hun processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is. Een afschrift van hun proces-verbaal wordt de betrokkene binnen acht werkdagen aangetekend toegestuurd.

§ 2. De in artikel 3 bedoelde ambtenaren die met het toezicht belast zijn, mogen bij de uitoefening van hun opdracht:
1° binnengaan:
a) gedurende de dag:
- in woningen en schepen waar een geval van besmettelijke ziekte werd vastgesteld;
- in verplegingsinrichtingen verzorgings- en bejaardentehuizen;
b) bij dag en nacht in nachtasielen en logementhuizen;
2° elk onderzoek, elke controle en enquête instellen, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de decreets- en reglementsbepalingen worden nageleefd;
3° in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de gemeentepolitie of van de rijkswacht vorderen.

Art. 8. Met een geldboete van zesentwintig tot twintigduizend frank wordt gestraft:
1° wie de aangifteverplichting vermeld in artikel 2 niet nakomt;
2° wie de overeenkomstig artikel 4 gevraagde bijkomende informatie niet meedeelt;
3° wie de overeenkomstig artikel 5 getroffen maatregelen niet uitvoert of niet naleeft, of die de uitvoering of de naleving ervan verhindert;
4° wie de uitoefening van de in artikel 7, 2, omschreven bevoegdheden van de bedoelde ambtenaren verhindert of belemmert;
5° wie de beslissing na beroep vermeld in artikel 6, 2, niet uitvoert of niet naleeft, of die de uitvoering of de naleving ervan verhindert.

Art. 9. (niet opgenomen)
(Opgeheven worden:
1° de besluitwet van 24 januari 1945 betreffende de profylaxe der geslachtsziekten behoudens de artikelen 9 en 10, alsmede artikel 12, derde lid, in zoverre het betrekking heeft op de apothekers, en vierde lid;
2° het koninklijk besluit van 1 maart 1971 betreffende de profylaxe tegen overdraagbare ziekten)

Art. 10. Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse regering vast te stellen datum.

 

 

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten

Datum:                                   19/04/1995

Publicatiedatum BS:              14/07/1995

Datum inwerkingtreding:        01/08/1995

Art. 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° het decreet: het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten;
2° de minister: het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de gezondheidsopvoeding en het preventief gezondheidsbeleid;
3° de gezondheidsinspecteur: de ambtenaar-arts belast met de opdrachten van de gezondheidsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap of zijn plaatsvervanger.

Art. 2. Elke arts en elk hoofd van een laboratorium van klinische biologie die een geval van één van de ziekten vermeld in de bijlage I bij dit besluit kent of vermoedt, brengt de gezondheidsinspecteur hiervan onmiddellijk, hetzij mondeling hetzij telefonisch, op de hoogte. Deze mededeling moet binnen de vierentwintig uren schriftelijk worden bevestigd.

Indien op een schip geen arts is dan gelden de verplichtingen vermeld in het eerste lid voor de kapitein en voor de loods.

Art. 3. Elke arts en elk hoofd van een laboratorium van klinische biologie die een geval van één van de ziekten vermeld in de bijlage II bij dit besluit kent of vermoedt, brengt de gezondheidsinspecteur hiervan binnen de achtenveertig uren schriftelijk op de hoogte.

Indien op een schip geen arts is dan gelden de verplichtingen vermeld in het eerste lid voor de kapitein en voor de loods.

Art. 4. [... (opgeh. B.V.R. 8 december 2000, art. 1, I: 26 januari 2001)]

Art. 5. De schriftelijke aangifte waarvan sprake in [de artikelen 2 en 3 (verv. B.V.R. 8 december 2000, art. 2, I: 26 januari 2001)] gebeurt door middel van een formulier waarvan het model als bijlage IV bij dit besluit is gevoegd.

Art. 6. De gegevens bedoeld in artikel 2, § 2, laatste lid, van het decreet mogen gedurende vijftien jaar bewaard worden wanneer het gaat om een geval van tuberculose en gedurende zes maanden wanneer het een andere ziekte betreft.

Art. 7. De ambtenaren-artsen die in uitvoering van artikel 3 van het decreet belast zijn met de uitvoering van het decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten zijn de gezondheidsinspecteurs. De minister wijst deze ambtenaren-artsen nominatim aan.

De ambtenaren die in uitvoering van artikel 3 van het decreet belast zijn met het toezicht op de naleving van het decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten, zijn de door de minister nominatim aangewezen ambtenaren van de administratie Gezondheidszorg van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 8. De maatregelen genomen in uitvoering van artikel 5, § 1, van het decreet worden aan de betrokkene schriftelijk medegedeeld, ofwel tegen ontvangstbewijs, ofwel per telefax, ofwel per ter post aangetekend schrijven.

Art. 9. De deskundigen bedoeld in artikel 6, § 3, van het decreet hebben een erkenning van specialist in de pneumologie, in de pediatrie, in de dermatologie, in de inwendige geneeskunde met een bijzondere bekwaamheid voor infectieziekten, of in de klinische biologie met een bijzondere bekwaamheid in de microbiologie. Zij hebben daarbij tenminste vijf jaar praktijkervaring en dienen te voldoen aan de wettelijk bepaalde voorwaarden betreffende de uitoefening van de geneeskunde.

De minister stelt op basis van de kwalificaties vermeld in het eerste lid een nominatieve lijst samen van de deskundigen die in de beroepsprocedure geraadpleegd kunnen worden.

In geval van beroep zoals bedoeld in artikel 6, § 1, van het decreet vraagt de minister advies aan ten minste twee van de voormelde deskundigen, hierbij rekening houdend met hun bijzondere deskundigheid en met de aard van de ziekte waarover het in de betreffende beroepsprocedure gaat.

De deskundigen zijn gemachtigd alle gegevens in te winnen die zij voor hun advies nodig achten, zoals de inzage in het medisch dossier van de besmette of de vermoedelijk besmette persoon, het uitvoeren of laten uitvoeren van serologische of microbiologische analyses, het uitvoeren van radiologische onderzoeken, het uitvoeren van een klinisch onderzoek. De verplaatsingsonkosten van de onderzochte personen komen ten laste van de Vlaamse Gemeenschap a rato van de kostprijs van het openbaar vervoer.

De vergoeding van de deskundigen voor hun expertise wordt betaald door de Vlaamse Gemeenschap na voorlegging van een honoraria-en onkostennota en voor een maximumbedrag, bepaald door de minister.

Art. 10. Het decreet en dit besluit treden in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende dewelke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 11. De Vlaamse minister bevoegd voor de gezondheidsopvoeding en het preventief gezondheidsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

 

Bijlage I

[Ziekten waarvan de aangifte onmiddellijk mondeling of telefonisch moet gebeuren en daarbij binnen de 24 uur schriftelijk bevestigd, zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten
1° Botulisme;
2° Febris recurrens;
3° Hondsdolheid;
4° Legionellose;
5° Malaria waarbij vermoed wordt dat de besmetting gebeurde op het Belgisch grondgebied;
6° Meningokokkeninfecties van bloed of hersenvliezen;
7° Pest;
8° Poliomyelitis;
9° Hemorragische koorts veroorzaakt door Ebola-, Lassa-, Marburgkoorts en gelijkaardige virussen;
10° Vlektyfus;
11° Elke andere ernstige besmettelijke ziekte die niet in de lijst is opgenomen en die een epidemisch karakter dreigt aan te nemen.
(ing. B.V.R. 8 december 2000, art. 3, I: 26 januari 2001)]

Bijlage II

[Ziekten waarvan de aangifte binnen de 48 uur schriftelijk moet gebeuren, zoals bepaald in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten:
1° Brucellose;
2° Buiktyfus;
3° Cholera;
4° Difterie;
5° Gele Koorts;
6° Gonorroe;
7° Hantavirose;
8° Hepatitis A;
9° Hepatitis B;
10° Hepatitis C;
11° Hersenvliesontsteking, veroorzaakt door Haemophilus influenzae;
12° Kinkhoest;
13° Leptospirose;
14° Listeriose;
15° Miltvuur;
16° Protozoaire besmettingen van het centraal zenuwstelsel;
17° Psittacose;
18° Rickettsiose, andere dan vlektyfus;
19° Scabies;
20° Shigellose;
21° Syfilis;
22° Tetanus;
23° Trichinose;
24° Tuberculose;
25° Elk incident van gastro-enteritis dat ten minste drie gevallen telt binnen éénzelfde leefgemeenschap en binnen de tijdspanne van één week en veroorzaakt wordt door éénzelfde ziektekiem.
(verv. B.V.R. 8 december 2000, art. 4, I: 26 januari 2001)]

Bijlage III

[... (opgeh. B.V.R. 8 december 2000, art. 5, I: 26 januari 2001)]

Bijlage IV

(niet opgenomen: formulier)