Omzendbrief werking serviceflats

 

OMZENDBRIEF SFG/1/96 VAN 10 SEPTEMBER 1996

betreffende de toelichting bij de werking van de serviceflatgebouwen en de woningcomplexen met dienstverlening

· Bejaardenzorg - Voorzieningen voor bejaarden - Residentiële voorzieningen - Werking serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening - Toelichting

Herkomst: Vlaams minister van Cultuur Gezin en Welzijn

Ref:

Aan:

Bijlagen: 1

Inleiding

Op 16 juni 1995 verzond de toenmalige Minister van Gezin en Welzijn, mevrouw Demeester, een omzendbrief aangaande richtlijnen over de werking van de serviceflatgebouwen en de woningcomplexen met dienstverlening.

Deze omzendbrief had de bedoeling zowel de specifieke doelgroep, de heel eigen werking, alsook de grenzen van deze woonvorm onder de aandacht te brengen. Ongewild heeft deze omzendbrief de indruk gewekt bijkomende normen (regelgeving) op te leggen aan de serviceflats en de woningcomplexen met dienstverlening. Hij beoogde enkel de bestaande regelgeving te verduidelijken voor wat betreft de doelgroep, de, al dan niet facultatief, aangeboden hulp- en dienstverlening, alsook de mogelijkheden en de grenzen van deze voorzieningen te expliciteren.

Zoals U bekend, werd, met het oog op de integratie van ouderen in de samenleving, alsook vanuit het perspectief op het behoud van de optimale autonomie, de idee van een aangepaste en bescherming gevende woonvorm ingeschreven in het bejaardendecreet van 5 maart 1985, bestaande uit: woningen voor bejaarden, serviceflats en woningcomplexen met dienstverlening. Voor wat betreft de aangeboden dienstverlening stelt het decreet dat "de dienstverlening binnen het bereik moet worden gebracht van bewoners, die er naar eigen keuze, telkenmale zulks nodig is, beroep kunnen op doen".

De laatste jaren werd het wonen met dienstverlening sterk gepromoot door de Vlaams overheid. Serviceflats zijn het sterkst groeiende segment binnen het voorzieningenspectrum voor ouderen.

We stellen vast dat in de praktijk uiteenlopende ideeën zijn ontstaan over de opzet en de concrete invuling van deze voorziening. Uit een jaarverslag van de Rusthuis Info-foon weerhouden we de vraag naar duidelijkheid omtrent de mogelijkheden en de grenzen van de serviceflats. Gebrek aan goede informatie, alsook aan duidelijkheid omtrent de opzet, werking, dienstverlening en infrastructurele mogelijkheden en beperkingen, creëert bij de gebruiker verwarring en onrealistische verwachtingen.

Deze omzendbrief beoogt geen nieuwe regels of erkenningsnormen op te leggen. Hij heeft de bedoeling zowel de specifieke doelgroep, de heel eigen werking alsook de grenzen van deze woonvorm onder de aandacht te brengen.

Het concept "SERVICEFLAT" zoals dit initieel in 1985 geïntroduceerd werd blijft onverminderd zijn waarde behouden: een tussenwoonvorm waar de bewoner beschermd zelfstandig woont en hulp op maat ontvangt.

In een serviceflatgebouw - voor het vervolg van deze tekst wordt met de term "serviceflat-gebouw" ook het woningcomplex met dienstverlening bedoeld - worden de behoeften van de ouderen dus vanuit 3 invalshoeken benaderd: er wordt aangepaste, zelfstandige huisvesting in een beschermde woonomgeving geboden met facultatieve dienstverlening.

1. Serviceflats bieden aan de ouderen aangepaste huisvesting waar de ouderen zelfstandig kunnen wonen

Dit betekent dat de flats of appartementen functioneel en comfortabel moeten ingericht zijn en aangepast aan de behoeften van de ouderen. De flats en het hele gebouw zijn derwijze ontworpen dat rekening gheouden wordt met de mogelijke problemen die ouderen kunnen ondervinden bij het zich verplaatsen.

De flats zijn zodanig aangepast dat de oudere zolang als mogelijk zelf kan instaan voor het onderhoud van de woning, de persoonlijke verzorging en voor de bereiding van zijn maaltijden.

Een eerste doelgroep voor de serviceflats kan omschreven worden als die ouderen waarvan de eigen woning moeilijk aanpasbaar is aan hun specifieke noden.

2. Bij dag en bij nacht is in het serviceflatgebouw zelf of in de onmiddellijke omgeving altijd een medewerker aanwezig die zonder verwijl elke oproep van een bewoner kan beantwoorden (erkenningsnorm 4.2.)

Het toezicht dat binnen het serviceflatgebouw uitgeoefend wordt is van algemene aard en niet gespecialiseerd of medisch.

De fysieke nabijheid van een verantwoordelijk persoon biedt een meerwaarde aan het wonen in een serviceflatgebouw.

Zijn/haar rol kan verder gaan dan het louter optreden bij (nood)oproepen. Hij kan zorg dragen voor de bewoners, zich bekommeren om hun welzijn en hun noden en de mogelijke zorg- en dienstverlening coördineren. Hij kan oplettend maar toch discreet aanwezig zijn, vereenzamingsproblemen opvangen door zelf contacten te leggen en door de bewoners dichter tot elkaar te brengen.

Een tweede doelgroep tekent zich dan ook af rond ouderen die zich geconfronteerd weten met problemen op het vlak van veiligheids- en eenzaamheidsgevoelens en behoefte hebben aan (bijkomend) toezicht.

3. Aan een serviceflatbewoner wordt geen bestendige gezins- en huishoudelijke zorg verstrekt. Wel wordt deze dienstverlening in het bereik gebracht om er naa eigen keuze, telkenmale dit nodig is, een beroep op te kunnen doen (erkenningsnorm 2.2.1.)

Het serviceflatgebouw is de plaats bij uitstek waar het principe van hulp op maat, van de naadloze zorg, ten volle kan gerealiseerd worden.

Het aanbieden door de initiatiefnemer van een globaal all-in diensten- en verzorgingspakket is dan ook in strijd met deze doelstellingen. Het doet afbreuk aan het zelfbeschikkingsrecht van de zelfstandig wonende oudere en het maakt hem afhankelijk van zorg.

Bovendien werkt een geïntegreerd - niet facultatief - dienst- en hulpverleningspakket kostenbehorgend: de ouderen betalen voor diensten en zorgen die ze in feite (nog) niet nodig hebben.

Voor de organisatie van de dienst- en hulpverlening wordt maximaal een beroep gedaan op de dienstencentra en andere reeds betaande voorzieningen en vormen van dienst- en hulpverlening.

Een derde doelgroepomschrijving betreft dus ouderen die reeds gebruik maken van de thuiszorg, of die daar een beroep (zullen) op doen, en waarbij een betere stroomlijning en coördinatie nodig is.

4. Wanneer de personeelsomkadering en/of de dienst- en zorgverlening dermate proporties aangenomen hebben dat er noch van zelfstandig wonen, noch van facultatieve dienstverlening sprake is, beantwoordt de voorziening niet langer aan de doelstellingen en de normen van een serviceflatgebouw

We kunnen hier dan ook niet meer spreken van een serviceflatgebouw maar wel van een rusthuis. Een rusthuis dat evenwel niet opgenomen is in de programmatie via de voorafgaande vergunning en dat niet voldoet aan de erkenningsnormen van een rusthuis, bijvoorbeeld inzake de brandveiligheid en personeelsnormen. Bijgevolg is deze voorziening een rusthuis dat op een illegale wijze uitgebaat wordt.

In een rusthuis ligt het zwaartepunt van de werking op de dienst- en de hulpverlening, de verzorging en de verpleging van de residenten.

Het leven in een rusthuis is meer een gemeenschapsgebeuren. Het rusthuis is een gezinsvervangende leefomgeving.

In een serviceflatgebouw ligt de klemtoon op het zelfstandig wonen. De dienstverlening (onderhoud, maaltijden, ....) is er bijkomend, additioneel, geen doel op zich maar een middel om de zelfstandigheid van de bewoner te ondersteunen.

De formele hulp ondersteunt de zelf- en/of de mantelzorg of komt tussen bij acute problemen. De bewoner is zelfredzaam genoeg om ofwel alleen ofwel met de hulp van informele en/of formele ondersteuning in de flat te blijven wonen.

Het is geenszins de bedoeling dat het functioneren van de serviceflagebouwen zou evolueren, zowel in feite als in rechte, naar een rusthuiswerking.

Het concept serviceflat kent ook grenzen. De vraag naar verzorging en toezicht kan op een bepaald moment een dimensie aannemen die de mogelijkheden en de opdracht van dergelijke woonvorm overstijgt.

De grenzen van een serviceflatgebouw zijn niet zomaar te omschrijven. Plaatselijke omstandigheden, zoals de inplantingsplaats en het al dan niet aanwezig zijn van de formele hulpverlening, van een "ondersteunend" of "aanleunend" rusthuis of van andere randvoorzieningen spelen een rol. De persoonlijke leefsituatie van de ouderen zelf, zoals de mate van zelfredzaamheid en de beschiktbaarheid van de mantelzorg, worden eveneens in rekening gebracht.

Een goed functionerend serviceflatgebouw kan door zijn aangepaste huisvesting, door de zorgzame aanwezigheid en het toezicht van een medewerker en door de beter gecoördineerde en gestroomlijnde dienst- en hulpverlening bewerkstelligne dat een oudere persoon langer van zijn zelfstandigheid kan genieten, langer dan dat dit in zijn thuissituatie het geval zou zijn.

5. Serviceflatgebouwen zijn en geprogrammeerde en gereglementeerde vorm van ouderenhuisvesting

Zoals andere ouderenvoorzieningen zijn ook de serviceflats geprogrammeerd, gereglementeerd en genormeerd. Dit wil zeggen dat zij via decreten en uitvoeringsbesluiten een bepaalde rol toebedeeld gekregen hebben.

Wanneer de exploitatie niet conform de regelgeving gebeurt kan de Vlaams regering de erkenning schrosen, intrekken of weigeren. Er kan zelfs overgegaan worden tot de sluiting van het gebouw.

Eenieder die een serviceflatgebouw uitbaat zonder over de voorafgaande vergunning of de erkenning te beschikken, of de exploitatie verderzet ondanks een sluitingsbevel, stelt zich bloot aan strafrechtelijke vervolging.

Het spreekt voor zich dat zij niet lukraak kunnen opgericht worden. Het is dan ook wenselijk dat de werking van de serviceflatgebouwen gestroomlijnd wordt, teneinde hun plaats en hun functie binnen het continuüm van de ouderenvoorzieningen te profileren.

Serviceflats staan voor een wijze van huisvesting en een bepaalde manier van diensten verlenen. Naar het publiek toe is dit erg belangrijk. Ouderen willen immers duidelijk weten wat een bepaalde voorziening te bieden heeft. Welke de voordelen en de beperkingen zijn en wat men er kan verwachten. Het is de plicht van de beheerders om de bewoners en kandidaat-bewoners hierover objectief en correct in te lichten.

De inhoud van deze omzendbrief is dan ook erg belangrijk voor de serviceflatbewoners. Het is de verantwoordelijkheid van de beheersinstantie om hen hiervan op de hoogte te stellen. De bewonersraad kan hiertoe een zeer geschikt kanaal zijn.

6. Een doorlichting

Ik geloof dat na het onderzoek uitgevoerd door het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën (CBGS Monografie 1994/3: "Serviceflats in Vlaanderen, een haalbaar en betaalbaar alternatief?") en de in gebruikname van een aanzienlijk aantal serviceflats die in het verschiet ligt, het moment gekomen is om duidelijk te stellen voor wat een serviceflat staat, voor wat er kan en niet kan.

In de marge van deze omzendbrief heb ik het initiatief genomen om een doorlichting te organiseren van de bestaande serviceflatgebouwen. De doorlichting als beleidsvoorbereidend instrument is vrij nieuw. Deze kadert in het geheel van de kwaliteitsgeoriënteerde ontwikkeling die zich heden in de welzijns- en gezondheidszorg aanmeldt. De doorlichting biedt immers de kans aan de initiatiefnemer en de overheid om in samenspraak de mogelijke kloof tussen een feitelijke situatie en een gewenste situatie, beschreven in een model of concept, te onderzoeken en te bepreken en waar nodig en gewenst, in dialoog, bij te sturen. Op deze wijze expliciteren de beide actoren hun uitdrukkelijke centrale bekommernis: de kwaliteit van de voorziening op een zo hoog mogelijk peil te brengen en te houden.

De doorlichting biedt nog een aantal andere voordelen:

Ten eerste gaat dit verder dan een algemene en vrijblijvende toelichting bij een bestaande reglementering.

Ten tweede gebeurt de doorlichting niet lukraak: de werking van de bestaande serviceflatgebouwen wordt getoetst aan een concept, een model.

Elk serviceflatgebouw kan zijn eigen werking dus evalueren, afwegen ten aanzien van dit model. Ook toekomstige initiatiefnemers kunnen hiermee hun voordeel doen. Deze omzendbrief informeert hen precies over wat een serviceflatgebouw inhoudt en wat ervan verwacht wordt.

Ten derde kan in overleg met de ambtenaren bevoegd voor de ouderenvoorzieningen een begeleidingsplan worden opgemaakt. Dit plan heeft geen verplichtend karakter maar ik beveel elke initiatiefnemer sterk aan hieraan op een gewetensvolle wijze te willen deelnemen. Los van de normering kan met mijn ambtenaren een open gesprek plaatshebben over de werking van de eigen voorziening.

Deze benadering kadert volledig in de vernieuwde visies van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap waar het accent verschuift van de controlerende interventies van de overheid naar, waar dit mogelijk is en de bereidheid aanwezig is, het begeleiden en coachen van de voorzieningen met het in de bijlage van deze omzendbrief beschreven concept als oriëntatiepunt.

Ten vierde kan deze doorlichting een sterke impact hebben op de beleidsvoorbereiding: aan de hand hiervan kan men immers met meer deskundigheid en kennis van zaken regelgeving ontwerpen. Dit vervangt het gebuikelijke overleg met de vertegenwoordigers uit de sector uiteraard niet.

Ik ben ervan overtuigd dat een goed voorzieningenbeleid maar kans op slagen heeft als alle participanten zich mede verantwoordelijk weten én voelen met de centrale bekommernis: enerzijds duidelijkheid creërne omtrent de mogelijkheden en beperkingen van elke voorziening, anderzijds de kwaliteit van de aangeboden hulp- en dienstverlening garanderen.

De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,

Luc MARTENS

BIJLAGE: EEN DOORLICHTING VAN DE SERVICEFLATGEBOUWEN EN DE WONINGCOMPLEXEN MET DIENSTVERLENING EN DE VOORSTELLING VAN EEN CONCEPT

Inleiding

Verwijzend naar de omzendbrief 01/1996 bezorg ik U hierbij een toelichting omtrent de aangekondigde doorlichting van de serviceflatgebouwen en de woningcomplexen met dienstverlening.

Met doorlichting wordt bedoeld een kritisch onderzoek naar de wijze waarop de inrichting, de werking en het dienstverleningsaanbod van een serviceflatgebouw bewantwoorden aan een vooropgesteld concept.

De werking van elk serviceflatgebouw zal eind 1996 en in de loop van 1997 voor het eerst doorgelicht worden door het Inspectieteam en het team Ouderenvoorzieningen van de Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn.

Voor alle duidelijkheid: deze doorlichting is geen enquête. Er werd immers reeds in 1994 door het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën een enquête uitgevoerd (Vandenboer Lut, 1994 en 1996).

Bij deze doorlichting worden uitdrukkelijk de inbreng en de creativiteit van de sector aangesproken. Opmerkingen en suggesties ten aanzien van het uitgetekende model zijn van harte welkom. Het is immers mijn overtuiging dat het beleid, de voorzieningen en het zorgaanbod zich op een dynamische wijze dienen in te stellen op de noden die zich in de samenleving stellen. Deze doorlichting maakt samenspraak zichtbaar.

In de loop van de komende maanden zal dan ook uw inspecteur, in het kader van zijn reguliere bezoeken aan de ouderenvoorzieningen, een afspraak met U maken om een gesprek te voeren over het serviceflatgebouw waarvoor U verantwoordelijk bent.

2. Doorlichting, kloofanalyse en begeleidingsplan

2.1. Kloofanalyse

Het is de bedoeling dat de inspecteur/inspectrice door middel van een persoonlijk gesprek met de verantwoordelijke van elk serviceflatgebouw aftoetst in welke mate de serviceflat beantwoordt aan het vooropgestelde ontwerp (zie punt 3). Het concept wordt beschreven in 7 criteria.

Aan de hand van dit gesprek kan men dan een kloofanalyse ontwikkelen, dit wil zeggen, dat dié criteria worden aangeduid waar de feitelijke situatie afwijkt van het uitgetekende concept. De klof tussen de gewenste en de feitelijke situatie wordt geëxpliciteerd.

2.2. Een begeleidingsplan

Op basis van de kloofanalyse kan dan, in samenspraak, een geïndividualiseerd begeleidingsplan worden opgemaakt. Het begeleidingsplan omvat voor elk serviceflatgebouw een opsomming van de afwijkingen ten aanzien van het concept, de voorgestelde oplossingen, wijzigingen of ingrepen die afgesproken worden en het tijdsbestek waarin deze zullen worden uitgevoerd.

Het spreekt voor zich dat de beheerders eveneens zelf voorstellen kunnen formuleren, die opgenomen worden in het plan.

2.3. Voordelen van de doorlichting

2.3.1. De toetsing aan het concept

De doorlichting gebeurt niet lukraak. De werking van de bestaande serviceflatgebouwen wordt getoetst aan een concept, een model dat in 7 functionele en architectonische criteria gevat wordt. Elk serviceflatgebouw kan zijn eigen werking en infrastructuur dus evalueren en afwegen ten aanzien van dit model.

De initiatiefnemers kunnen hiermee hun voordeel doen. Zij weten nu heel precies wat een serviceflatgebouw inhoudt en wat ervan verwacht wordt door de Vlaamse Gemeenschap.

2.3.2. De dialoog

Het begeleidingsplan wordt opgemaakt in overleg en in samenspraak met de ambtenaren bevoegd voor de ouderenvoorzieningen. Los van de normering kan met hen een open gesprek plaatshebben over de werking van de eigen voorziening. De ambtenaren hebben daarbij een belangrijke adviserende en begeleidende rol te spelen.

2.3.3. Beleidsondersteunend

Deze doorlichting kan eveneens een sterke impact op de beleidsvoorbereiding hebben. Het concept zoals het hier aangeboden wordt, kan bijgestuurd worden in functie van de realiteit die naar voor komt uit de doorlichtingen. Aan de hand hiervan kan in de toekomst met meer deskundigheid en kennis van zaken een regelgeving ontworpen worden. Het vervangt echter het gebruikelijke overleg met de vertegenwoordigers uit de sector uiteraard niet.

2.4. Een uitnodigende vraag

De doorlichting heeft geen repercussies op de erkenningstoestand van de voorziening voorzover de afwijkingen van de doorlichtingscriteria geen betrekking hebben op de erkenningsnormen opgenomen in de Bijlage A bij het Besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening, een rusthuis of een dagverzorgingscentrum moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991.

De doorlichting (het gesprek, de kloofanalyse en het begeleidingsplan) hebben geen verplichtend karakter.

Ik nodig echter alle initiatiefnemers uit om hieraan gewetensvol mee te werken. Het biedt immers de mogelijkheid om de realiteit in verband met het functionren en de infrastructuur van deze voorlichting in kaart te brengen.

Het hoofddoel van dit project is de individuele begeleiding van de beheerders van serviceflatgebouwen. Deze doorlichting is geen eenmalig initiatief maar een doorlopende begeleiding, bijsturing en overleg tussen de verantwoordleijke voor het serviceflatgebouw en de inspecteur.

Na verloop van een jaar zullen de beherders de gelegenheid krijgen via een bevraging hun ervaringen met deze nieuwe begeleidingswijze bekend te maken, alsook hun opmerkingen en suggesties ten opzichte van het concept.

Een aanpassing van de bestaande reglementering en/of van het voorgestelde concept behoort tot de mogelijkheden.

3. Het concept

Criteria

F _ de zelfredzaamheid van de bewoners

F , de personeelsomkadering

F _ de dienstverlening

F ,, de infrastructuur

F ... het beschermd wonen

F _ de aanleunende functie

F _ de persoonlijke vrijheid en inspraak

3.1. De zelfredzaamheid van de bewoners

Om te onderzoeken of de bewoners in een belangrijke mate zelfredzaam zijn en/of over voldoende mantelzorg kunnen beschikken om in een serviceflat te kunnen (blijven) wonen, worden de profielen van de KATZ-schaal gebruikt.

Naast de KATZ-schaal worden twee criteria met betrekking tot de mantelzorg bijkomend getoetst, met name:

_ de oudere persoon woont samen met een beschikbare en valide persoon

_ de oudere persoon ontvangt mantelzorg (intensief, frequent, continu en maximaal) van een persoon die niet met hem/haar samenwoont

Voor het invullen van de scoreschaal wordt bij voorkeur, om rederen van duidelijkheid en eenvormigheid, het in bijlage bijgevoegde model ingevuld per bewoner.

De scoreschaal kan worden ingevuld door:

- de huisarts

- de thuisverpleegkundige

- een multi-disciplinair (opname) team

De bewoner kan/mag niet verplicht worden zich te onderwerpen aan de screening.

De beheerders van de serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening worden verzocht uiterlijk tegen 1 januari 1997 de eerste keer de schalen te laten invullen. Als bijlage is een model "verklaring" toegevoegd.

De scores worden in de voorziening bewaard en ter inzage gehouden van de toezichthoudende ambtenaren. In voorbereiding op het gesprek met de inspecteur is het handig dat de initiatiefnemer een overzicht maakt van de scores. Ter illustratie hierbijgevoegd een modeloverzicht. Het is aan te bevelen om deze screening jaarlijks te herhalen, bij voorkeur in de maand januari. Daardoor zullen zowel het serviceflatgebouw als de Vlaamse overheid een nauwkeurig beeld krijgen van de evolutie van de graad van zorgbehoevendheid van de serviceflatbewoners en van de mate waarop kan gerekend worden op mantelzorg.

Criterium

De serviceflatbewoners behoort niet tot de categorieën van zorgenbehoevendheid B of C van de KATZ-schaal, tenzij er samengewoond wordt met een valide persoon of indien er intensieve, frequente, continue en maximale niet-inwonende mantelzorg aanwezig is.

Zie hiervoor als bijlage de overzichtslijst "Categorieën van zorgenbehoevendheid".

Voor bewoners die slechts een beperkte mate van zelfredzaamheid kennen en niet intensief, frequent, continu en maximaal beroep kunnen doen op mantelzorg, wordt, in overleg en samenspraak, een andere opvangmogelijkheid gezocht.

Er wordt dan gehandeld overeenkomstig norm 1.5. van de bijlage A, Erkenningsnormen voor serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening: "Indien naar het oordeel van een geneesheer de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de bewoner zodanig is dat definitieve overplaatsing naar een passende instelling is geboden, verbindt de inrichting zich ertoe, in overleg met de bejaarde en met de natuurlijke of rechtspersoon die voor de opneming instaan, te zorgen voor een passend verblijf en de opzeggingstermijn zolang te verlengen".

In de opnameovereenkomst die tussen het serviceflatgebouw en de kandidaat-bewoner afgesloten wordt, worden de ontslagcriteria vermeld.

De serviceflatgebouwen ontwerpen een opname- en ontslagbeleid dat beantwoordt aan de voornoemde norm 1.5.

3.2. De personeelsomkadering

Het serviceflatgebouw beschikt niet over een personeelsomkadering teneinde geheel of gedeeltelijk de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging te geven.

Voor de verzorgende tussenkomsten wordt er uitsluitend een beroep gedaan op de prestaties van de erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp.

Daarnaast wordt de thuisverpleging en eventuele para-medische hulp in het bereik gebracht van de bewoners.

3.3. De dienstverlening

Door het serviceflatgebouw wordt geen bestendige gezins- en huishoudelijke zorg verstrekt. Wel wordt deze dienstverlening in het bereik gebracht van de bewoners die er naar eigen keuze, telkenmale zulks nodig is, beroep kunnen op doen (norm. 2.2.1.).

In de overeenkomst die tussen de voorziening en de bewoner afgesloten wordt, wordt vermeld welke elementen voor berekening van de dagprijs in aanmerking worden genomen (norm 1.8.).

A. De maximale inclusieve diensten en kosten

De volgende diensten kunnen in de forfaitaire dagprijs worden aangeboden:

- de huisvesting in de serviceflat;

- de organisatie van het oproepsysteem: de technische installatie, personeelskost en werking;

- de reiniging van de buitenkant van het gebouw (gevels, ramen en daken);

- het onderhoud van de gemeenschappelijke ruimten (inkom, gangen, trappen, lift, wasserette, polyvalente zaal, ...) en de daar aanwezige meubelen;

- het onderhoud van de technische installaties (lift, verwarming, ...);

- het onderhoud van de tuin en de beplantingen;

- de brandverzekering van het volledige serviceflatgebouw waarbij minstens de zgn. "huurders-aansprakelijkheid" gedekt wordt en eventueel ook de schade aan eigen inboedel tot een bepaald bedrag;

- de verzekering ten aanzien van schade aan derden, de zgn. "familiale polis";

- de kleine reparaties en klusjes in de flat;

- het ophalen van het huisvuil;

- de aansluiting op de nutsvoorzieningen, telefoon en TV;

- de nutsvoorzieningen (verwarming, verlichting) van de gemeenschappelijke ruimten;

- het individueel waterverbruik.

B. De minimale facultatieve diensten en kosten

De volgende diensten zullen (exclusief de dagprijs) in het bereik van de bewoner worden gebracht:

- minstens een (warme) maaltijd per dag (norm. 2.1.);

- thuisverpleging;

- gezins- en bejaardenhulp;

- poetshulp;

- para-medische tussenkomsten;

Het feit dat er een aanbod is van een bepaalde dienstverlening betekent niet dat de bewoners hiervan gebruik moeten maken, de keuzevrijheid van de bewoner moet verzekerd worden. Deze dienstverlening is facultatief.

De hierboven opgesomde facultatieve dienstverlening kan niet als een geheel of als inbegrepen - als inclusief in de dagprijs - aangeboden en aangerekend worden.

Kortingen die gegeven worden of toeslagen die gevraagd worden naargelang de bewoner veel of weinig gebruik maakt van de dienstverlening zijn niet toegelaten.

Er wordt optimaal gebruik gemaakt van het reeds bestaande dienstverleningsnetwerk zowel in de non-profit als in de profitsector.

De hierboven omschreven facultatieve dienstverlening is niet limitatief. Het aanbod van diensten is bij voorkeur zo uitgebreid mogelijk:

- wasserij of wasautomaten

- voetverzorging

- boodschappendienst, klusjesdienst

- administratieve hulp

- hulp bij het bereiden van warme maaltijden

- kapper

- vervoer

3.4. Aangepaste infrastructuur en accomodatie

Zowel de flat als het hele gebouw zijn aangepast aan de noden van de zelfstandig wonende oudere.

De minimale voorzieningen zijn daartoe aanwezig:

A. Betreffende het serviceflatgebouw

- de afwezigheid van dorpels (of verholpen door hellend(e) vlak(ken))

- de aanwezigheid van een lift vanaf twee bouwlagen

- de aanwezigheid van een cafetaria, bar, ontmoetingsruimte of animatielokaal van minstens 1 m2 per flat

B. Betreffende de flat

- een degelijk oproepsysteem waardoor elke bewoner op elk ogenblik vanuit zijn flat een medewerker kan oproepen (norm 3.2.3.)

- een ijskast

- een ingerichte keuken met 4 kookplaten en een dampafvoersysteem

- een afzonderlijke badkamer met douche, geen lig- of zitbad

- een afzonderlijke slaapkamer

- een afzonderlijke keuken of keukenhoek

- een afzonderlijke bergruimte bij voorkeur in de flat zelf, zoniet in het gebouw

- voor rolstoelgebruikers moeten aangepaste sanitaire installaties worden voorzien (norm 2.2.7.)

C. Betreffende de woonomgeving

Binnen loopafstand worden de noodzakelijke voorzieningen aangetroffen voor het dagelijkse leven (aanbevolen voor nieuwe serviceflatgebouwen):

- levensmiddelenwinkel

- postkantoor, bankfiliaal

- huisdokter, apotheek

- bus- of tramhalte

- café, tea-room

- telefooncel

- kapsalon, wasserij

- gelegen in of in de buurt van een bewoonde wijk

3.5. Het beschermd wonen

Bij dag en bij nacht is in het serviceflatgebouw zelf of in de onmiddellijke omgeving altijd een medewerker aanwezig die zonder verwijl elke oproep kan beantwoorden (norm 4.2.).

Dit betekent dat binnen 5 minuten na de oproep er een persoonlijk kontakt gelegd wordt met de oproeper in de flat of waar deze zich ook bevindt in het gebouw.

`s Nachts kan hiervan afgeweken worden enkel door gebruik te maken van een communicatiemiddel met een spreek-luister verbinding. Aan de hand van dit contact kan uitgemaakt worden of een bezoek aan de oproeper aangewezen is.

De permanentie is op een adequate wijze georganiseerd

Hierbij speelt de conitnuïteit een belangrijke rol. De fysieke aanwezigheid van één, of een beperkt aantal, verantwoordelijke(n) voor het waarnemen van de permanentie schept vertrouwen, zekerheid en een gevoel van veiligheid bij de inwoners.

De reactie op de oproep is effectief en efficiënt: met andere woorden het meest optimale middel om een bepaalde oplossing te bereiken moet ingezet worden, de reactie moet dus aangepast zijn aan het gestelde probleem.

Bv. geen huisarts oproepen als de gevallen bewoner ook door een gewone medewerker kan rechtgeholpen worden.

Het oproepsysteem kan gebruik maken van de actuele technische mogelijkheden die op deze markt te vinden zijn voor zover deze beantwoorden aan de desbetreffende erkenningsnorm 3.2.3. "De inrichting moet uitgerust zijn met een degelijk oproepsysteem waardoor elke bejaarde op elk ogenblik vanuit zijn woongelegenheid een medewerker kan oproepen".

Onder de term bescherming wordt ook de sociale bescherming beprepen. De rol van de verantwoordelijke voor de permanentie kan verder gaan dan het louter optreden bij (nood)oproepen: hij/zij kan zorg-dragen voor de bewoners, kan bekommerd zijn om hun welzijn en hun noden, kan de mogelijke zorg- en dienstverlening coördineren en stroomlijnen, kan oplettend zijn voor toenemende zorgbehoevendheid, discreet aanwezig zijn, vereenzamingsproblemen opvangen hetzij door zelf contacten te leggen en/of door de bewoners dichter tot elkaar te brengen.

Met andere woorden er kan aan de permanente aanwezigheid een begeleidende en animerende rol toebedeeld worden.

3.6. Aanleunende woonvoorzieningen

Een serviceflatgebouw kan een optimale werking uitbouwen indien het ingebed is in, samenwerkt met of aanleunt bij andere ouderenvoorzieningen. Het DIENSTENCENTRUM en HET RUSTHUIS zijn twee bevoorrechte partners.

Het dienstencentrum voor het verlenen van de nodige service en de ontmoetingsfunctie tussen de bewoners en (ouders) buurtbewoners.

Het rusthuis als alternatief voor opname wanneer de nodige zorgomkadering van de bewoner niet langer door het serviceflatgebouw, de thuiszorg en/of de mantelzorg kan gegarandeerd worden.

Het serviceflatgebouw zal een samenwerkingsovereenkomst afsluiten met minstens één erkend rusthuis uit de regio.

Deze overeenkomst kan betrekking hebben op:

- een gecoördineerd opname- en verwijzingsbeleid

- de organisatie van de nacht- en/of noodinterventies in het serviceflatgebouw

- het gezamelijk gebruik van de infrastructuur (rekening houdend met de eigenheid van de verschillende bewonerspopulaties)

- het uitwerken van gezamelijke animatieprogramma's (rekening houdend met de eigenheid van de verschillende bewonerspopulaties)

- de organisatie van bepaalde dienstverlening zoals maaltijden, vervoer, ... rekening houdend met het facultatieve karakter ervan en de vrije keuze van de serviceflatbewoner.

Het is niet de bedoeling dat de dagelijkse verzorging en verpleging van de serviceflatbewoners verleend worden door verzorgenden en verpleegkundigen tewerkgesteld in het rusthuis.

De eigenheid van het serviceflatgebouw ten opzichte van het rusthuis dient steeds gevrijwaard te worden.

3.7. De persoonlijke vrijheid van de bewoner en de inspraak

Aan alle serviceflatbewoners dient de grootst mogelijke vrijheid verleend te worden (norm 1.6.)

- de vrijheid bezoek te ontvangen of zelf op bezoek te gaan, zowel binnen als buiten het serviceflatgebouw;

- het recht op privacy;

- respect voor de filosofische, godsdienstige en politieke overtuiging;

- de vrijheid van keuze van geneesheer;

- keuzevrijheid inzake dienstverlening, verzorging en verpleging zowel voor wat de aard, de frequentie als de hulpverlenende instantie betreft;

- keuzevrijheid inzake het beroep dat gedaan wordt op bepaalde door het serviceflatgebouw zelf georganiseerde of aangeboden service;

- zonder zijn toestemming mag aan de bewoner geen andere flat toegewezen worden behoudens deze die hem bij de opname werd toegekend.

De bewonersraad

- de bewonersraad komt minstens één maal per trimester samen: deze raad kan advies uitbrengen, op eigen initiatief of op verzoek van de dagelijkse verantwoordelijke, over alle aangelegenheden die de algemene werking van het serviceflatgebouw betreffen (norm 5.1.);

- van de vergaderingen van de bewonersraad wordt een verslag gemaakt dat ter inzakge ligt van de bewoners (norm 5.1.);

- enkel op uitnodiging kunnen de dagelijkse verantwoordelijke en het personeel de vergaderingen van de bewonersraad bijwonen (norm 5.1.).

Suggesties, bemerkingen of klachten

- Suggesties, bemerkingen of klachten kunnen door de bewoners zelf of door de bewonersraad in een register worden ingeschreven (norm 5.2.);

- aan de indiener moet het gevolg dat aan de klacht wordt gegeven worden medegedeeld (norm 5.2.);

- het register en de verslagen moeten op eenvoudige vraag, ter inzake worden gegeven aan de bewonersraad en de met het toezicht belaste ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (norm 5.2.).

Verklaring

Deze schaal dient voor het screenen van de bewoners van serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening in Vlaanderen. Ze kan ingevulg worden door de thuisverpleegkundige, de huisarts of door een multidisciplinair team.

SCORE

1

2

3

4

CRITERIUM        
Wassen kan zich zelf wassen zonder enige hulp heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te wassen onder de gordel heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te wassen zowel boven en onder de gordel moet volledig geholpen worden om zich te wassen zowel boven als onder de gordel
Kleden kan zich helemaal aan- en uitkleden zonder enige hulp heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te kleden onder de gordel (veters uitgezonderd) heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te kleden zowel boven en onder de gordel moet volledig geholpen worden om zich te kleden zowel boven als onder de gordel
Verplaatsen kan volledig zelfstandig opstaan en zich zonder mechanische hulp of hulp van derden verplaatsen kan zelfstandig in en uit stoel of bed, maar gebruikt mechanische hulpmiddelen om zich zelfstandig te verplaatsen (krukken, rolstoel) heeft volstrekt hulp van derden nodig om op te staan en zich te verplaatsen is bedlegerig of zit in rolstoel en is volledig afhankelijk om zich te verplaatsen
Toiletbezoek kan alleen naar het toilet gaan of zich reinigen heeft gedeeltelijke julp van derden nodig om naar het toilet te gaan of zich te reinigen moet volledig worden geholpen om naar het toilet te gaan of zich te reinigen kan niet naar het toilet gaan en evenmin op de toiletstoel
Continentie is continent voor urine en faeces is accidenteel incontinent voor urine of faeces (include. blaassonde of kunstaars) is incontinent voor urine (mictietraining inclusief) is incontinent voor urine en faeces
Eten kan alleen eten en drinken heeft vooraf hulp nodig om te eten of te drinken heeft gedeeltelijke hulp nodig tijdens het eten of drinken de patiënt wordt gevoed
SCORE

1

2

3

4

5

CRITERIUM          
Tijd geen probleem nu en dan, zelden probleem bijna elke dag probleem volledig gedesoriënteerd niet meer te testen omwille van zijn gevorderde toestand
Plaats geen probleem nu en dan, zelden probleem bijna elke dag probleem volledige gedesoriënteerd niet meer te testen omwille van zijn gevorderde toestand

Een bewoner wordt als afhankelijk beschouwd als hij of zij 3, 4 of 5 scoort voor het desbetreffend criterium.

De serviceflatbewoner Het serviceflatgebouw

De Heer/Mevrouw Naam

__________________________________________________________________________

Categorie (²) : o O

o woont in de serviceplat samen met een beschikbare valide persoon(²)

o de niet-inwonende mantelzorg is intensief, frequent en maximaal aanwezig

(²)

(²) Kruis aan wat van toepassing is

__________________________________________________________________________

CATEGORIEEN VAN ZORGENBEHOEVENDHEID

Categorie O: daarin zijn de rechthebbenden ondergebracht die fysisch volledig onafhankelijk en niet dement zijn

Categorie A: daarin zijn de rechthebbenden ondergebracht die

Categorie B: daarin zijn de rechthebbenden ondergebracht die:

Categorie C: daarin zijn de rechthebbenden ondergebracht die:

OVERZICHTSTABEL

SERVICEFLATGEBOUW

Naam

Gemeente

BEHEERSINSTANTIE
Erkende capaciteit  
Bezetting  
Toestand op  

SCORE

AANTAL AANTAL SAMENWONENDEN MET VALIDE PARTNER AANTAL MET INTENSIEVE NIET-INWONENDE MANTELZORG

O

     

A

     

B

     

C

     

1 Deze omzendbrief vervangt de omzendbrief 2/95 van 16 juni 1995.