Kwalificatie animatiepersoneel
DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, GEZONDHEID EN GELIJKE KANSEN
Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, inzonderheid op artikel 15, § 1, 7°;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, inzonderheid op norm 4.1.4. van de bijlage B van dit besluit, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juli 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
Overwegende dat in uitvoering van norm 4.1.4. van de bijlage B van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985, voornoemd, en zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003, de minister kan bepalen welke kwalificaties in aanmerking komen voor de tewerkstelling als deskundige in animatie en activatie in een rusthuis;
BESLUIT:
Artikel 1.
Voor de tewerkstelling als deskundige in animatie
en activatie in een rusthuis in het kader van norm 4.1.4. van de bijlage B van
het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985, voornoemd, komen
die personen in aanmerking die beschikken over ten minste :
een diploma secundair onderwijs, uitgereikt in het
algemeen secundair onderwijs, het kunstsecundair onderwijs of het technisch
secundair onderwijs, of gelijkwaardig;
ofwel een diploma van secundair onderwijs,
uitgereikt in het zevende specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs,
hetzij in de studierichting "kinderzorg" hetzij in de studierichting "thuis- en
bejaardenzorg", of gelijkwaardig;
ofwel een certificaat (modulaire opleiding) of een
getuigschrift (lineaire opleiding) van de opleiding "begeleider-animator voor
bejaarden" behaald in het studiegebied `personenzorg' in het kader van het
volwassenenonderwijs.
Art. 2.
Vanaf 31 woongelegenheden dient binnen het aantal
personeelsleden die tewerkgesteld worden als deskundige in animatie en activatie
minstens een halftijdse betrekking ingevuld te worden door één of meer
personeelsleden die beschikken over ten minste :
een diploma uitgereikt door een instelling voor
hoger onderwijs in een afdeling van het hoger onderwijs van het korte type met
volledig leerplan;
ofwel een diploma van een basisopleiding van één
cyclus uitgereikt door een hogeschool conform de bepalingen van het decreet van
13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;
ofwel vanaf het academiejaar 2004-2005 de graad
van bachelor in vervanging van of samen met de graden uitgereikt in de
basisopleidingen van één cyclus zoals bepaald in artikel 129, § 1 van het
decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs
in Vlaanderen en op voorwaarde dat de opleidingen voorkomen in de
omvormingslijst bedoeld in artikel 123, § 5 van voornoemde decreet.
Art. 3.
Vanaf 1 juli 2008 en vanaf 91 woongelegenheden
dient binnen het aantal personeelsleden die tewerkgesteld worden als deskundige
in animatie en activatie minstens één voltijdse betrekking ingevuld te worden
door één of meer personeelsleden die beschikken over één van de diploma's zoals
opgesomd in artikel 2.
Art. 4.
Die personeelsleden die vóór 1 januari 2004
tewerkgesteld waren in een rusthuis in de functie van deskundige in animatie en
activatie in toepassing van norm 4.1.4. van de bijlage B van het besluit van de
Vlaamse regering van 17 juli 1985, voornoemd, dienen ten laatste op 1 juli 2008
te beschikken over de minimale kwalificatie zoals bepaald in artikel 1 of vóór
die datum met succes een door de minister erkend specifieke modulair
vormingspakket van minstens 96 uren gevolgd te hebben, willen zij na 1 juli 2008
nog verder in aanmerking komen voor een tewerkstelling als deskundige in
animatie en activatie.
Art. 5.
Voor de toepassing van dit besluit worden
gelijkgesteld met de personeelsleden die beschikken over een diploma zoals
gesteld in artikel 2 die personeelsleden die voldoen aan volgende voorwaarden :
vóór 1 januari 2004 tewerkgesteld zijn in een
rusthuis in de functie van deskundige in animatie en activatie in toepassing van
norm 4.1.4. van de bijlage B van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli
1985, voornoemd;
op die datum beschikken over ten minste een
diploma secundair onderwijs uitgereikt ofwel in het algemeen secundair
onderwijs, het kunstsecundair onderwijs of het technisch secundair onderwijs, of
gelijkwaardig, ofwel in het zevende specialisatiejaar van het beroepssecundair
onderwijs, hetzij in de studierichting "kinderzorg" hetzij in de studierichting
"thuis- en bejaardenzorg", of gelijkwaardig;
ten laatste op 1 juli 2008 beschikken over een
certificaat (modulaire opleiding) of een getuigschrift (lineaire opleiding) van
de opleiding "begeleider-animator voor bejaarden" behaald in het studiegebied
`personenzorg' in het kader van het volwassenenonderwijs.
Art. 6.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.
Vlaamse regering
Kabinet van Vlaams minister van Welzijn,
Gezondheid en Gelijke Kansen
Koolstraat 35, 1000 BRUSSEL
Tel. 02-553 24 11 - Fax 02-553 24 05
kabinet.byttebier@vlaanderen.be
persdienst.byttebier@vlaanderen.be
Aan de directies van de erkende rusthuizen
Brussel, 28 augustus 2003
Betreft :
- Aangepaste personeelsnorm inzake deskundige in
animatie en activatie
- Ministerieel besluit tot bepaling van de
kwalificaties van de personen die in aanmerking komen voor de tewerkstelling als
deskundige in animatie en activatie
Geachte heer/mevrouw,
In de omzendbrief van 13 juni 2003 deelde ik u
reeds mijn intentie mee om in uitvoering van de aangepaste personeelsnorm inzake
deskundige in animatie en activatie de kwalificaties te gaan bepalen voor die
personeelsleden die in aanmerking komen voor de tewerkstelling als deskundige in
animatie en activatie in een rusthuis.
In overleg met de sector werd ondertussen een
ministerieel besluit opgesteld dat de bepaling van deze kwalificaties omvat.
Hierbij werd er voldoende aandacht geschonken aan een specifieke
overgangsregeling voor de huidige mandatarissen van deze functie die niet over
de vereiste kwalificaties beschikken.
Als bijlage vindt u dan ook een kopie van het desbetreffende ministerieel besluit tot bepaling van de kwalificaties van de personen die in aanmerking komen voor de tewerkstelling als deskundige in animatie en activatie.
De belangrijkste elementen vervat in dit besluit zijn :
Artikel 1 van dit besluit bepaalt dat voor de
tewerkstelling als deskundige in animatie en activatie in een rusthuis in het
kader van de geldende personeelsnorm die personen in aanmerking komen die
beschikken over ten minste :
- een diploma secundair onderwijs, uitgereikt in
het algemeen secundair onderwijs, het kunstsecundair onderwijs of het technisch
secundair onderwijs, of gelijkwaardig;
- ofwel een diploma van secundair onderwijs,
uitgereikt in het zevende specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs,
hetzij in de studierichting "kinderzorg" hetzij in de studierichting "thuis- en
bejaardenzorg", of gelijkwaardig;
- ofwel een certificaat (modulaire opleiding) of
een getuigschrift (lineaire opleiding) van de opleiding "begeleider-animator
voor bejaarden" behaald in het studiegebied `personenzorg' in het kader van het
volwassenenonderwijs.
In toepassing van artikel 2 van dit besluit
dient vanaf 31 woongelegenheden binnen het aantal personeelsleden die
tewerkgesteld worden als deskundige in animatie en activatie minstens een
halftijdse betrekking ingevuld te worden door één of meer personeelsleden die
beschikken over ten minste :
- een diploma uitgereikt door een instelling voor
hoger onderwijs in een afdeling van het hoger onderwijs van het korte type met
volledig leerplan;
- ofwel een diploma van een basisopleiding van één
cyclus uitgereikt door een hogeschool conform de bepalingen van het decreet van
13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;
- ofwel vanaf het academiejaar 2004-2005 de graad
van bachelor in vervanging van of samen met de graden uitgereikt in de
basisopleidingen van één cyclus zoals bepaald in artikel 129, § 1 van het
decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs
in Vlaanderen en op voorwaarde dat de opleidingen voorkomen in de
omvormingslijst bedoeld in artikel 123, § 5 van voornoemde decreet.
Dit aantal wordt in toepassing van artikel 3 van
dit besluit vanaf 1 juli 2008 en vanaf 91 woongelegenheden opgetrokken tot
minstens één voltijdse betrekking.
Artikel 4 omvat de overgangsregeling voor die personeelsleden die vóór 1 januari 2004 tewerkgesteld waren in een rusthuis in de functie van deskundige in animatie en activatie in toepassing van de geldende personeelsnorm en die niet beschikken over de minimale kwalificaties zoals bepaald in artikel 1. Deze personeelsleden dienen ten laatste op 1 juli 2008 te beschikken over de minimale kwalificatie zoals bepaald in artikel 1 of vóór die datum met succes een door de minister erkend specifieke modulair vormingspakket van minstens 96 uren gevolgd te hebben, willen zij na deze datum nog verder in aanmerking komen voor een tewerkstelling als deskundige in animatie en activatie.
In artikel 5 wordt voorzien dat voor de
toepassing van dit besluit sommige personeelsleden gelijkgesteld kunnen worden
met de personeelsleden die beschikken over een diploma zoals gesteld in artikel
2.
Zij dienen hiertoe te voldoen aan volgende
voorwaarden :
1. vóór 1 januari 2004 tewerkgesteld zijn in een
rusthuis in de functie van deskundige in animatie en activatie in toepassing van
norm 4.1.4. van de bijlage B van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli
1985, voornoemd;
2. op die datum beschikken over ten minste een
diploma secundair onderwijs uitgereikt ofwel in het algemeen secundair
onderwijs, het kunstsecundair onderwijs of het technisch secundair onderwijs, of
gelijkwaardig, ofwel in het zevende specialisatiejaar van het beroepssecundair
onderwijs, hetzij in de studierichting "kinderzorg" hetzij in de studierichting
"thuis- en bejaardenzorg", of gelijkwaardig;
3. ten laatste op 1 juli 2008 beschikken over een
certificaat (modulaire opleiding) of een getuigschrift (lineaire opleiding) van
de opleiding "begeleider-animator voor bejaarden" behaald in het studiegebied
`personenzorg' in het kader van het volwassenenonderwijs.
Het ministerieel besluit treedt in werking op 1 januari 2004.
In aanvulling van de omzendbrief van 13 juni 2003 wil ik die voorzieningen die gezien de recente datum van publicatie van deze wetgeving niet in staat waren om tijdig over te gaan tot aanwerving van bijkomende personeelsleden tevens wijzen op de mogelijkheid tot het bekomen van een tijdelijke afwijking op deze erkenningsnorm.
In toepassing van artikel 5 van voornoemd besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 kan de verantwoordelijke beheersinstantie van een rusthuis immers een gemotiveerde aanvraag tot het bekomen van een afwijking op deze erkenningsnorm indienen bij de afdeling Welzijnszorg van de bevoegde administratie. Ik heb de administratie verzocht om deze specifieke afwijkingsaanvragen toe te staan, waarbij de afwijking in de tijd evenwel beperkt wordt tot een periode van maximaal zes maanden - met name van 1 juli 2003 tot maximaal 1 januari 2004 - en enkel geldt voor de bijkomende personeelsleden. Tegen die datum dienen ook deze rusthuizen te voldoen aan de aangepaste personeelsnorm.
Diegenen die in aanmerking komen voor de overeenstemmende subsidiëring wil ik bovendien de aandacht vestigen op het feit dat hierdoor het rusthuis in 2003 voor de periode dat een afwijking bekomen werd niet in aanmerking zal kunnen komen voor het gedeelte van de subsidiëring van de animatiewerking dat betrekking heeft op de aangroei ten gevolge van de aangepaste personeelsnorm (artikel 4, 3° van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003 houdende de subsidiëring van de animatiewerking in de erkende rusthuizen).
Tevens wil ik er u in kennis van stellen dat
volgende personeelscategorieën niet in aanmerking komen voor de berekening van
de invulling van deze aangepaste personeelsnorm :
a) De kinesitherapeuten, ergotherapeuten en
logopedisten die in het kader van de specifieke RVT-erkenning vereist zijn
(Koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor
de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor
dagverzorging, Bijlage 1. - Rust- en verzorgingstehuizen, 3. Organisatorische
normen, norm e);
b) Met ingang van 1 juli 2004 het aanvullend
gekwalificeerd personeel dat taken vervult inzake reactivatie, revalidatie en
sociale integratie (artikel 2, § 1, van het ministerieel besluit van 19 mei 1992
tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet
betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen,
en artikel 2, § 21, van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot
vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet
betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12°, van
dezelfde wet);
c) Voor de erkende rusthuizen die subsidies
ontvangen voor hun animatiewerking met ingang van 1 juli 2004 de deskundigen in
animatie en activatie die tewerkgesteld worden in het kader van de sociale
maribel-regeling.
Voor eventuele verdere concrete vragen kunt u bij de administratie terecht bij Eddy Mettepenningen, adjunct van de directeur bij de afdeling Welzijnszorg, Markiesstraat 1 - 3de verdieping te 1000 Brussel (vanaf 12 augustus 2003 op het tel. 02-553 33 98 of via e-mail : eddy.mettepenningen@wvc.vlaanderen.be ).
Met vriendelijke groeten,
Adelheid Byttebier
Vlaams minister van Welzijn,
Gezondheid En Gelijke Kansen
Vlaamse regering
Kabinet van Vlaams minister van Welzijn,
Gezondheid en Gelijke Kansen
Koolstraat 35, 1000 BRUSSEL
Tel. 02-553 24 11 - Fax 02-553 24 05
kabinet.byttebier@vlaanderen.be
persdienst.byttebier@vlaanderen.be
Aan de directies van de erkende rusthuizen
- Ministerieel besluit tot bepaling van het
forfaitair subsidiebedrag per voltijdse equivalent van deskundige in animatie en
activatie die vereist was met toepassing van de overeenstemmende personeelsnorm
geldig tot 30 juni 2003
- Ministerieel besluit tot bepaling van het
maximale subsidiebedrag per rusthuis in het kader van de subsidiëring van de
animatiewerking en tot bepaling van het maximale aanvullende subsidiebedrag per
rusthuis in het kader van de aanvullende subsidiëring in de vorm van een
DAC-supplement voor de rusthuizen die personeelsleden tewerkstellen in een
gewezen DAC-statuut
Geachte heer/mevrouw,
Zoals reeds aangekondigd in de omzendbrief van 13 juni 2003 werden ondertussen de ministeriële besluiten goedgekeurd waarin enerzijds het subsidiebedrag bepaald wordt voor de subsidiëring in 2003 van de deskundige in animatie en activatie die vereist was met toepassing van de overeenstemmende personeelsnorm geldig tot 30 juni 2003, en anderzijds het maximale subsidiebedrag per rusthuis voor de subsidiëring van de animatiewerking en desgevallend het DAC-supplement per rusthuis bepaald wordt.
Als bijlage vindt u hierbij dan ook een kopie van beide ministeriële besluiten.
Ministerieel besluit tot bepaling van het forfaitair subsidiebedrag per voltijdse equivalent van deskundige in animatie en activatie die vereist was met toepassing van de overeenstemmende personeelsnorm geldig tot 30 juni 2003
In artikel 1 van desbetreffend ministerieel besluit wordt voor het werkingsjaar 2003 het forfaitair bedrag op jaarbasis per voltijdse equivalent van deskundige in animatie en activatie die vereist was met toepassing van de overeenstemmende personeelsnorm geldig tot 30 juni 2003, bepaald op 701 euro.
Het ministerieel besluit tot bepaling van het maximale subsidiebedrag per rusthuis in het kader van de subsidiëring van de animatiewerking en tot bepaling van het maximale aanvullende subsidiebedrag per rusthuis in het kader van de aanvullende subsidiëring in de vorm van een DAC-supplement voor de rusthuizen die personeelsleden tewerkstellen in een gewezen DAC-statuut
In de bijlage 1 en 2 van desbetreffend ministerieel besluit worden per rusthuis respectievelijk het maximale subsidiebedrag in het kader van de subsidiëring van de animatiewerking op basis van de geldende parameters bepaald en het DAC-supplement voor die rusthuizen die personeelsleden tewerkstellen in een gewezen DAC-statuut.
Deze informatie laat u toe om per voorziening na te gaan wat het maximale subsidiebedrag is dat aan elke individuele voorziening is toegekend. Op basis van deze gegevens zal de administratie vervolgens over kunnen gaan tot de reservering van de individueel toegewezen subsidies in de boekhouding en de effectieve uitbetaling ervan.
In dit licht wil ik nogmaals uw aandacht vestigen op het gegeven dat ten einde de administratie toe te laten de nodige schikkingen te treffen voor de uitbetaling van de subsidies de afdeling Welzijnszorg van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn dient te beschikken over het rekeningnummer waarop deze subsidies mogen gestort worden (ook voor die voorzieningen die in het verleden subsidies ontvingen in het kader van de overgangsregeling voor de ex-DAC-projecten). Indien dit tot op heden nog niet gebeurd is, verzoek ik u dit vooralsnog per kerende te doen, ten einde de uitbetaling van de subsidies niet te hypothekeren. Ik wil er uw bijzondere aandacht op vestigen dat de houder van deze rekening enkel de rechtspersoon kan zijn die beschikt over de vereiste erkenning van het rusthuis.
Voor eventuele verdere concrete vragen kunt u
bij de administratie terecht bij Eddy Mettepenningen, adjunct van de directeur
bij de afdeling Welzijnszorg, Markiesstraat 1 - 3de verdieping te
1000 Brussel (
vanaf 12 augustus 2003 op het tel. 02-553 33 98
of via e-mail :
eddy.mettepenningen@wvc.vlaanderen.be
Met vriendelijke groeten,
Adelheid Byttebier
Vlaams minister van Welzijn,
Gezondheid En Gelijke Kansen
DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, GEZONDHEID EN GELIJKE KANSEN
Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, inzonderheid op artikel 15, § 1, 7°;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, inzonderheid op norm 4.1.4. van de bijlage B van dit besluit, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003 houdende de subsidiëring van de animatiewerking in de erkende rusthuizen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juli 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
Overwegende dat in uitvoering van artikel 4, §1, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003, voornoemd, de minister jaarlijks een forfaitair bedrag dient te bepalen per voltijdse equivalent van deskundige in animatie en activatie die vereist was met toepassing van de overeenstemmende personeelsnorm, geldig tot 30 juni 2003; dat hierbij rekening dient gehouden met het beschikbare budget en de kredieten die vrijkomen ingevolge de overgangsregeling,
vervat in artikel 15 van voornoemd besluit; dat dit forfaitaire bedrag niet hoger kan zijn dan het subsidiebedrag, bepaald in artikel 4, 3° van voornoemd besluit;
BESLUIT:
Artikel 1.
Voor het werkingsjaar 2003 wordt het forfaitair
bedrag op jaarbasis per voltijdse equivalent van deskundige in animatie en
activatie die vereist was met toepassing van de overeenstemmende personeelsnorm
geldig tot 30 juni 2003, bepaald op 701 euro.
Art. 2.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli
2003.
DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, GEZONDHEID EN GELIJKE KANSEN
Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, inzonderheid op artikel 15, § 1, 7°;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, inzonderheid op norm 4.1.4. van de bijlage B van dit besluit, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003 houdende de subsidiëring van de animatiewerking in de erkende rusthuizen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juli 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
Overwegende dat in uitvoering van artikel 4, §2 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003, voornoemd, de minister jaarlijks op basis van de parameters vervat in artikel 4, § 1 het maximale subsidiebedrag per rusthuis dient te bepalen in het kader van de subsidiëring van de animatiewerking;
Overwegende dat in uitvoering van artikel 7, §2 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003, voornoemd, de minister jaarlijks op basis van de parameters vervat in artikel 7, § 1 de rusthuizen en per rusthuis het aantal voltijdse equivalenten aan personeelsleden, tewerkgesteld met een gewezen DAC-statuut, die in aanmerking komen voor deze subsidiëring en het maximale aanvullende subsidiebedrag per rusthuis dient te bepalen;
Overwegende dat in uitvoering van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003, voornoemd, de minister jaarlijks op basis van de parameters vervat in artikel 7, § 1 per project opgesomd in artikel 16 het aantal voltijdse equivalenten aan personeelsleden, tewerkgesteld met een gewezen DAC-statuut, die in aanmerking komen voor deze subsidiëring en het maximale aanvullende subsidiebedrag per project dient te bepalen;
BESLUIT:
Artikel 1.
Voor het werkingsjaar 2003 wordt in de bijlage 1
bij dit besluit aan elk van de hierin opgesomde rusthuizen op basis van de
parameters zoals vervat in artikel 4, § 1, 1° tot en met 3° van het besluit van
de Vlaamse regering van 4 april 2003, voornoemd, een maximaal subsidiebedrag per
rusthuis toegekend.
Art. 2.
Voor het werkingsjaar 2003 wordt in de bijlage 2
bij dit besluit voor elk van de hierin opgesomde rusthuizen of projecten het
aantal voltijdse equivalenten aan personeelsleden, tewerkgesteld met een gewezen
DAC-statuut bepaald en wordt op basis van de parameters zoals vervat in artikel
7, § 1, 1° tot en met 4° van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april
2003, voornoemd, een maximaal aanvullend subsidiebedrag per rusthuis of project
toegekend.
Art. 3.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
januari 2003.