Actuele vragen

 

Hieronder zijn in chronologische volgorde actuele vragen uit het Vlaams Parlement opgenomen die belangrijk (kunnen) zijn voor rusthuizen, serviceflatcomplexen, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf

Nieuw decreet uitgesteld

Vlaams Parlement – Commissie Welzijn, Volksgezondheid en gelijke kansen – dinsdag 4 november 2003

Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het uitblijven van het aangekondigde woon- en  zorgdecreet

De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Becq tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het uitblijven van het aangekondigde woon- en zorgdecreet. 

Mevrouw Becq heeft het woord.

Mevrouw Sonja Becq :Mijnheer de voorzitter,mevrouw de minister, collega’s, in het begin van deze regeerperiode heeft minister Vogels aangekondigd dat er een nieuw ouderendecreet moest worden opgesteld. De rusthuizen zagen er veel te verouderd uit.We moesten met een nieuwe regelgeving werken, we moesten thuiszorg en residentiële zorg integreren en we moesten ervoor zorgen dat er nieuwe woonvormen kwamen.

De minister vond het ook belangrijk daar geld voor uit te trekken. Er werd een onderzoek uitgevoerd, waarin nog eens te lezen stond wat al in diverse bestaande onderzoeken was geschreven. Er werden ook zeven werkgroepen opgericht met theoretische deskundigen en ervaringsdeskundigen.

Die werkgroepen zouden zich richten op behoeftegerichte dienstverlening en organisatie van

zorg, kwaliteitsvol en ecologisch wonen voor ouderen, zorg voor dementerenden, zorg voor allochtone ouderen, mantelzorg en vrijwilligers, inclusief beleid en erkenningsnormen.

Voor die werkgroepen werd ten minste honderd man gemobiliseerd, waaronder personeelsleden, vrijwilligers en directies van dienstverleningen allerhande, die op een of andere manier te maken hadden met de ouderenzorg. Die moesten allemaal bij het denkproces worden betrokken want, zo werd gezegd, op 1 januari 2003 zou er niet alleen een nieuw decreet zijn, maar zou het decreet al in werking zijn en zou een nieuwe werking voor ouderen van start moeten gaan.

De minister nam tien maanden de tijd om een en ander op te bouwen. In november 2002 werd aan de diverse deelnemers van de werkgroepen een eerste tekst voorgesteld. Wij werden daar echter nooit officieel van in kennis gesteld ; we moesten het in de krant lezen. De organisaties moesten tegen 6 januari 2003 reageren en hun oordeel geven. Ze kregen met andere woorden één maand de tijd. 

Intussen hebben we in alle stilte gewerkt aan een nieuw voorstel van zorgdecreet. We hadden daar geen zeven werkgroepen voor nodig en ook geen honderd man, maar we hebben wel een poging gedaan om een representatief staal bijeen te brengen. Dat voorstel van decreet ligt nu al een jaar klaar.  Ik heb nooit aangedrongen op de bespreking ervan omdat ik wachtte op het ontwerp van minister Vogels, zodat de twee konden worden samengevoegd.

Na al die tijd is echter gebleken dat het niet eens meer zeker is of er nog iets terecht zal komen van wat destijds met veel poeha werd aangekondigd.

Mevrouw de minister, komt er tijdens deze regeerperiode nog een nieuw woon- en zorgdecreet ?

Zijn al de inspanningen die van de hele sector werden gevraagd, dan voor niets geweest ? Dan zijn de mensen echt wel voor schut gezet. Zijn al die middelen maar geïnvesteerd om iedereen bezig te houden, en niet om tot een nieuwe regelgeving te komen ? Nochtans werd gezegd dat die vernieuwing zo noodzakelijk was.

Ik hoop dat u niet antwoordt dat u nieuw bent. Ik stel de vraag aan het instituut minister van Welzijn. Aan het feit dat de regering zich wil bezighouden met het mannetjes en vrouwtjes wisselen, heeft de bevolking niets. Dat mag dan ook geen argument zijn. Moet ik geloven wat ik heb vernomen, namelijk dat er deze regeerperiode geen nieuw woon- en zorgdecreet meer komt, en dat alles voor niets is geweest ?

De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.

Minister Adelheid Byttebier :Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik ben nieuw, maar u weet dat ik dat in deze commissie noch elders ooit heb ingeroepen als reden om iets niet te doen. Ik zal dat ook nu niet doen.

Het zal u echter minder plezieren dat we het woon- en zorgdecreet inderdaad niet tijdens deze regeerperiode zullen indienen. Dat was een moeilijke beslissing, die we samen met mijn kabinetsraadgevers en met de mensen van de administratie lang hebben gewikt en gewogen.

We komen dus niet met grote trom met een woon- en zorgdecreet als dusdanig. U hebt echter duidelijk gesitueerd met welk engagement het belangrijk en interessant voorbereidend werk is geleverd. Die inspanningen zullen wel degelijk worden gevaloriseerd, en we zullen voortbouwen op de verdiensten van het huidige thuiszorg- en ouderendecreet. Aan de hand van uitvoeringsbesluiten zullen we dat decreet actualiseren.

Dat is onze manier om ervoor te zorgen dat het geleverde en waardevolle werk niet verloren gaat. Ik

probeer de verschillende initiatieven van de minister van Welzijn uit deze regeerperiode zo veel mogelijk te verankeren. Voor integrale jeugdhulp willen we bijvoorbeeld een kaderdecreet.U weet ook van welke grote decreten over preventie, eerstelijnshulp, enzovoort we nu de laatste noten kraken en u weet ook dat we stilaan tot resultaten komen.

Ook het voorbereidend werk voor het woon- en zorgdecreet zal maximaal worden verankerd en gevaloriseerd, maar dan aan de hand van uitvoeringsbesluiten. Daar zijn twee redenen voor. Het is een omvangrijk decreet, dat heel wat budgettaire implicaties heeft. Als we nu volop inzetten op dat decreet, scheppen we verkeerde verwachtingen. We beschikken het komende jaar immers niet over de mogelijkheden om hier onmiddellijk de nodige budgettaire inspanningen voor te doen.

We zullen dus de conclusies uit het geleverde werk, die grondig uitgeschreven zijn in het rapport ‘Naar een vernieuwd Vlaams ouderenbeleid’, zo veel mogelijk uitvoeren. Specifiek gaat het om de erkenningsnormen voor lokale dienstencentra, diensten voor gezinszorg, centra voor kortverblijf, dagverzorgingscentra, oppasdiensten en verenigingen voor gebruikers en mantelzorgers. Tegelijk zullen we ook werken aan een grondige aanpassing van de vergunningenprocedure, de rechtspleging in verband met de erkenning en toepasselijke brandveiligheidsnormen.

Daarnaast werken we ook aan de erkenningsnormen voor rusthuizen en serviceflats.

We zullen dus de dingen waar zeer veel voorzieningen op wachten, en waar ze voorbereidend werk voor hebben geleverd, maximaal realiseren door middel van uitvoeringsbesluiten.

De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.

Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, ik apprecieer dat u zich niet wilt verschuilen achter het feit dat u nieuw bent. Intussen kan ik echter alleen maar vaststellen dat er, na al het geleverde werk, een beetje wordt gemorreld in de marge. U hebt het alleen maar over erkenningsnormen, en weinig of niet over de totaal nieuwe visie die zou worden geïntroduceerd.

Aangezien u wilt werken met uitvoeringsbesluiten, zal alles dus gebeuren op regeringsniveau, zonder inbreng van het parlement. Dat is belangrijk om te signaleren. Het is vooral jammer dat een en ander met zoveel poeha wordt aangekondigd, en daarna in stilte wordt begraven, zij het dat een uitweg wordt gezocht via uitvoeringsbesluiten.

Ik zal bij de regeling van de werkzaamheden vragen dat mijn voorstel van decreet alsnog verder kan worden behandeld. Misschien kunt u daar dan met uw visie bij aansluiten, en komt er toch nog een decretale basis om verder te werken, zodat alle parlementsleden van alle partijen erbij betrokken zijn.

De voorzitter : Het incident is gesloten.

Sluiting van rusthuizen

Vlaams Parlement 25 september 2002

De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Moreau tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de sluiting van rusthuizen die niet aan de kwaliteitsvereisten voldoen.

De heer André Moreau : De minister van Welzijn wil enkele rusthuizen sluiten omdat ze niet voldoen aan de geldende wetgeving. Ik ben het daarmee volledig eens.

Kan de minister evenwel een kwaliteitsvolle opvang garanderen voor de bewoners die het rusthuis moeten verlaten ?

Minister Mieke Vogels : In Vlaanderen zijn 60.000 woongelegenheden voor bejaarden en het merendeel daarvan is van goede of zeer goede kwaliteit. Een 500-tal woongelegenheden schiet echter tekort op alle vlakken. Het management is er slecht, er is een tekort aan personeel en er heersen wantoestanden op hygiënisch vlak. De inspectie trekt er al jaren aan de alarmbel. In het verleden heeft men steeds gezegd dat deze instellingen eigenlijk moeten gesloten worden, maar dat dit in de praktijk onmogelijk was omdat men niet wist waarheen met de bewoners. De verantwoordelijken van deze voorzieningen gingen er dan ook vanuit dat de overheid het toch niet zou aandurven deze instellingen te sluiten.

De beslissing tot sluiting hebben we genomen na overleg met de koepel van de goede rusthuizen, met de VVSG en met de betrokken gemeentebesturen en OCMW's. Ze hebben me gegarandeerd dat ze me zullen helpen bij de opvang van de bejaarden.

In elk geval kan ik niet tolereren dat deze wantoestanden blijven bestaan.

De voorzitter : Het incident is gesloten.