Overzicht recente wetteksten
BS 17.10.02 Eerste uitgave
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen
collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2000, gesloten in het Paritair
Comité voor de gezondheidsdiensten, betreffende een vormingsproject tot
verpleegkundigen.
Art. 2. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit
besluit.
Gegeven te Brussel, 24 april 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
_______
Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage
Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten
Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2000
Vormingsproject tot verpleegkundigen (Overeenkomst geregistreerd op 6 juli 2000
onder het nummer 55249/CO/305)
Gezien punt 6 van het meerjarenplan van 1 maart 2000 voorziet in een
"vormingsproject voor verpleegkundigen", wordt het volgende overeengekomen.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de
werkgevers en de werknemers van de instellingen die ressorteren onder het
Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten en die behoren tot de zogenaamde
"federale" gezondheidssectoren, met name de privé-ziekenhuizen (PSC 305.01), de
rustoorden voor bejaarden en de rust- en verzorgingstehuizen (ROB-RVT), de
diensten voor thuisverpleging, de autonome revalidatiecentra en de
bloedtransfusiecentra van het Belgische Rode Kruis (PSC 305.02).
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en
bediende personeel.
Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst verleent aan de werknemers die
voldoen aan de criteria bepaald in artikel 3, het recht op een wijziging van de
aard van hun prestaties met behoud van het loon. Deze wijziging bestaat in het
volgen, gedurende maximum drie jaar, van een opleiding tot verpleegkundige
(gebrevetteerde, gediplomeerde of gegradueerde) in het voltijds onderwijs of van
het onderwijs voor sociale promotie.
Toelatingscriteria
Art. 3. De toelatingscriteria tot de opleiding zijn de volgende :
- voldoen aan de toelatingsvoorwaarden tot het onderwijs :
- diploma hoger algemeen onderwijs (DHAO) of gelijkgesteld voor de hogere
studies (graduaat) of
- diploma hoger beroepssecundair onderwijs (DHBO) voor het aanvullend
beroepsonderwijs;
- thans tenminste halftijds tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd in een instelling die behoort tot de zogenaamde "federale"
gezondheidssectoren bedoeld in artikel 1;
- niet reeds in het bezit zijn van het diploma van gediplomeerde verpleegkundige
noch van het graduaat verpleegkundige;
- leeftijdsvoorwaarde : op 31 augustus 2000 tenminste 23 jaar oud zijn en niet
de leeftijd bereikt hebben die vereist is voor de eindeloopbaanmaatregelen
voorzien in het akkoord van 1 maart 2000;
- anciënniteitsvoorwaarde : onmiddellijk voor het aanvatten van de opleiding een
minimumervaring van 3 jaar opgedaan hebben in één of meerdere instellingen die
behoren tot de zogenaamde "federale" gezondheidssectoren, bedoeld in artikel 1;
- geslaagd zijn in de selectieproef ingericht door de gewestelijke
tewerkstellingsdiensten;
- zich inschrijven voor de opleiding voor 15 september 2000, behalve in gevallen
erkend door het hierna vermelde begeleidingscomité.
Deze toelatingscriteria zullen worden gecontroleerd door de vereniging van de
sociale fondsen van de niet-commerciële sector op basis van een formulier ad hoc
ondertekend door de betrokken werknemer waarbij een tewerkstellingsattest is
gevoegd, ondertekend door zijn werkgever.
Statuut
Art. 4. De werknemer die voldoet aan de bovenvermelde toelatingscriteria
heeft het recht afwezig te zijn per schooljaar vanaf het begin ervan tot 30 juni
van het volgende kalenderjaar (jaarlijkse vakantie niet inbegrepen) met behoud
van zijn normaal loon dat op de gewone tijdstippen betaald wordt, om de lessen
te volgen, de examens af te leggen en de stages door te maken die eventueel
vereist zijn buiten de instelling waar hij tewerkgesteld is. Onder normaal loon
wordt verstaan het geïndexeerd bruto baremaloon, rekening houdend met de haard-
of standplaatsvergoeding en de loonschaalverhogingen.
In voorkomend geval worden de afwezigheidsperiodes voor het volgen van de lessen
beschouwd als zijnde gelijkgesteld voor wat betreft de eindejaarspremie, de
premie van 6 000 BEF en de premie van 511 BEF.
De collectieve arbeidsovereenkomst in verband met de terugbetaling van de
vervoerskosten blijft van toepassing voor de verplaatsing van de woonplaats naar
de plaats van de onderwijsinstelling.
Procedure en modaliteiten
Art. 5. Om het loon te ontvangen, legt de werknemer aan zijn werkgever, voor
ieder studiejaar, het bewijs voor van zijn inschrijving op de lessen (attest van
regelmatige inschrijving afgeleverd door de onderwijsinstelling in de zin van de
reglementering op het betaald educatief verlof).
De aanvraag betreffende een schooljaar moet bij de werkgever worden ingediend
ten laatste op 31 oktober van het betreffende jaar.
De werknemer zal bovendien aan zijn werkgever de getuigschriften van
nauwgezetheid voorleggen die door de onderwijsinstelling worden afgeleverd aan
het einde van ieder kwartaal, in de zin van de reglementering op het betaald
educatief verlof; indien hij niet in het bezit is van dit document is de
werkgever gerechtigd het recht op loon voor het volgende kwartaal te ontzeggen.
Verliest het recht op betaalde afwezigheid :
- de werknemer die in de cursussen ongewettigd afwezig was voor meer dan één
tiende van de duur ervan;
- de werknemer die, na aanvaarding van zijn kandidatuur, een nieuwe winstgevende
activiteit uitoefent als zelfstandige, als werknemer of in het raam van een
statuut van uitzendarbeid.
De controle op de nauwgezetheid en het gebruik van het verlof wordt uitgeoefend
door de vereniging van de sociale fondsen van de niet-commerciële sector;
- de werknemer die na de tweede zittijd niet is geslaagd voor het studiejaar
waarvoor hij is ingeschreven (dubbelen is niet mogelijk behalve in gevallen
erkend door het hiernavermelde begeleidingscomité).
Vervanging van de werknemer in opleiding
Art. 6. De werknemer in opleiding wordt vervangen door een werknemer die in
dienst wordt genomen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Deze
overeenkomst zal de volgende clausule bevatten : "De indienstneming van de
werknemer gebeurt in het raam van punt 6 van het meerjarenplan voor de
gezondheidssector van 1 maart 2000. In dit verband komen de partijen
uitdrukkelijk overeen dat deze overeenkomst beëindigd wordt bij de definitieve
terugkeer van de vervangen werknemer met als voldoende reden het einde van de
studies, na een wettelijke opzegtermijn van maximum drie maanden."
Art. 7. In de schoot van het paritair comité zal een paritair
begeleidingscomité opgericht worden dat zal waken over de toepassing van deze
overeenkomst. Dit comité komt op geldige wijze bijeen wanneer tenminste twee
leden aanwezig zijn die de werkgevers vertegenwoordigen en twee leden die de
werknemers vertegenwoordigen.
Duur
Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 14 juni
2000 en treedt buiten werking op 30 september 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 april 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX