Overzicht recente wetteksten
BS 22.06.02
De strijd tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk is
recentelijk opgenomen in een gestructureerd en praktisch wettelijk kader dat een
preventief en een repressief luik omvat.
Het gaat meer bepaald om :
1° de wet van 11 juni 2002 betreffende de bescherming tegen geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad van 22 juni 2002;
2° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de bescherming tegen
geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad van 18 juli 2002.
Deze wetgeving is in werking getreden op 1 juli 2002.
De werkgevers beschikken voortaan over de nodige instrumenten om op meerdere
niveaus preventief, proactief en corrigerend op te treden tegen de talrijke
problemen voortvloeiend uit alle vormen van geweld die evenzeer een directe
inbreuk zijn op het welzijn van de werknemers op de werkvloer.
Ook de slachtoffers beschikken in de onderneming of instelling over de
mogelijkheden en middelen om hun rechten te kennen, zich te laten horen en
beschermd te worden.
De werkgevers moeten op een zeer concrete wijze, enerzijds een aantal
maatregelen treffen die de werknemers die thans slachtoffer van geweld zijn, in
staat stellen hun rechten te doen gelden en anderzijds moeten zij de nodige
organisatorische maatregelen treffen om deze maatschappelijk plaag in de
toekomst te beheersen via een efficiënt preventie- en informatiebeleid.
Onder de verschillende maatregelen die de werkgever moet treffen is de
aanwijzing van een preventieadviseur die belast is met de specifieke
problematiek van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, de
meest dringende opgave. Die aanwijzing vereist het voorafgaand akkoord van alle
afgevaardigden van de werknemers in het Comité voor preventie en bescherming op
het werk, of bij ontstentenis, van de vakbondsafvaardiging.
Deze aanwijzing moet uiterlijk op 31 december 2002 effectief gebeurd zijn.
Indien de werkgever minder dan vijftig werknemers tewerkstelt, is hij
verplicht een beroep te doen op de externe dienst voor preventie en bescherming
op het werk waarmee hij reeds een overeenkomst heeft ondertekend. Deze externe
dienst zal hem een bevoegde preventieadviseur voorstellen.
Indien de werkgever meer dan vijftig werknemers tewerkstelt, zijn meerdere
opties mogelijk.
1) De werkgever doet een beroep op een of meerdere personen binnen zijn
onderneming of instelling die deskundig zijn op het vlak van de
geweldproblematiek. Indien die personen voldoen aan de voorwaarden voor de
uitoefening van de functie als preventieadviseur, kan hun kandidatuur in dat
geval onverwijld ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Comité. Deze
voorwaarden zijn vastgesteld in artikel 22, 5° van het koninklijk besluit van 27
maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het
werk, en zijn de volgende :
- deze persoon heeft een academische vorming;
- hij moet het bewijs leveren dat hij met vrucht de aanvullende vorming van
niveau 1 heeft gevolgd;
- en hij beschikt over een ervaring van vijf jaar op het vlak van de
psychosociale aspecten van het werk.
Deze persoon moet bovendien deel uitmaken van de interne dienst voor preventie
en bescherming op het werk.
2) De werkgever beschikt binnen zijn interne dienst over een
preventieadviseur die reeds belast is met taken en opdrachten met betrekking tot
de psycho-sociale aspecten van het werk. Indien deze persoon over drie jaar
ervaring beschikt kan hij zijn activiteiten uitbreiden tot de problemen inzake
geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk overeenkomstig
artikel 16 van het koninklijk besluit betreffende de bescherming tegen geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
3) De werkgever telt reeds onder zijn personeel vertrouwenspersonen die
aangewezen zijn in het kader van andere wetgevingen betreffende ongewenst
seksueel gedrag op het werk. Die vertrouwenspersonen kunnen gelijkgesteld worden
met een preventieadviseur indien ze voldoen aan de voorwaarden bedoeld in
artikel 17 van voornoemd koninklijk besluit en behoren dan uiteraard tot de
interne dienst voor preventie en bescherming op het werk.
4) De werkgever heeft niet het voornemen om voor zijn interne dienst een
bevoegde preventieadviseur aan te werven. In dat geval dient hij beroep te doen
op zijn externe dienst. Deze externe dienst zal hem een bevoegde
preventieadviseur voorstellen wiens aanwijzing voor akkoord wordt voorgelegd aan
het comité op de eerstvolgende vergadering.
5) Indien de werknemersvertegenwoordigers in het comité geen akkoord bereiken
over de aanwijzing van de preventieadviseur in de interne dienst voor preventie
en bescherming op het werk, zoals beschreven in punt 1) tot 3), moet de
werkgever een beroep doen op een preventieadviseur van een externe dienst voor
preventie en bescherming op het werk
De werkgever kan tevens de positie van de vertrouwenspersoon bevestigen. Die
bekrachtiging vereist het voorafgaand akkoord van de afvaardiging van de
werknemers in het comité. De rol van de vertrouwenspersoon is bepaald in artikel
8 van het koninklijk besluit betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen
en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
In afwachting van die aanwijzingen, kunnen de werknemers die het slachtoffer
zijn van geweld of pesterijen zich tot de volgende personen wenden :
- de preventieadviseur van de interne dienst wanneer de werkgever meer dan 20
werknemers tewerkstelt;
- de vertrouwenspersoon die is aangewezen overeenkomstig de wetgeving
betreffende ongewenst seksueel gedrag op het werk;
- de psychosociale preventieadviseur van de externe dienst voor de preventie en
bescherming op het werk.
De werkgevers worden verzocht de naam van de aangewezen persoon mee te delen aan
hun personeelsleden.
De taak van die personen bestaat er in te luisteren naar het slachtoffer en te
zoeken naar een oplossing op grond van bemiddeling met de dader mits het
slachtoffer akkoord gaat. Indien de bemiddeling tot geen resultaat leidt, kunnen
zij een met redenen omklede klacht optekenen en de werkgever hiervan op de
hoogte brengen, opdat deze passende maatregelen kan treffen om een eind te
stellen aan de daden van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag.
Wanneer de pesterijen doorgaan, kunnen die personen een beroep doen op de
Medische arbeidsinspectie.
Als bijlage bij deze omzendbrief gaan de adressen, telefoon- en faxnummers en
bevoegdheidsgebieden van de Medische arbeidsinspectie.
Brussel, 11 juli 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Bijlage