Overzicht recente wetteksten
BS 22.06.02
Rijksinstituut
voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
Interpretatieregel betreffende de nomenclatuur van de geneeskundige
verstrekkingen
Op voorstel van de Technische Raad voor Kinesitherapie van 26 april en 24 mei
2002 en in uitvoering van artikel 22, 4°bis , van de wet betreffende de
verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen,
gecoördineerd op 14 juli 1994, heeft het Comité van de Verzekering voor
geneeskundige verzorging op 27 mei 2002 de hiernagaande interpretatieregels
vastgesteld :
Interpretatieregels betreffende de verstrekkingen van artikel 7 van de
nomenclatuur :
INTERPRETATIEREGEL
2
VRAAG :
Welke
bewijselementen moeten in het raam van de specificaties van artikel 7, § 14
(lijst F) van de nomenclatuur worden opgenomen in het dossier van de
kinesitherapeut opdat kan worden uitgemaakt dat de verzekerde zich in een van de
pathologische situaties bevindt van de lijst die gaat van a) tot h) in het
laatste lid van die § 14 ?
ANTWOORD :
De kinesitherapeut
moet beschikken over een voorschrift dat expliciet een van de pathologische
situaties vermeldt die zijn opgenomen in de lijst van de situaties.
De medische diagnose blijft onder de volledige verantwoordelijkheid van de
voorschrijvend geneesheer ressorteren.
Hetzelfde geldt voor de andere klinische en paraklinische gegevens die tot de
medische bevoegdheid behoren, zoals het vaststellen van de referentiecode van de
geneeskundige nomenclatuur en de resultaten van de paraklinische onderzoeken van
het type medische beeldvorming, van de neurofysiologische onderzoeken of van
andere onderzoeken.
Die gegevens moeten door de voorschrijver schriftelijk worden meegedeeld aan de
kinesitherapeut en moeten in het kinesitherapeutisch dossier worden bewaard.
De kinesitherapeut moet ook beschikken over de elementen (betreft voor de
functionele evaluatie) die expliciet beschreven worden in art. 7, § 14, laatste
lid.
INTERPRETATIEREGEL
3
VRAAG :
Is artikel 7, §
3bis , 1°, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen van
toepassing voor alle verstrekkingen van dat artikel 7 ?
ANTWOORD :
Artikel 7, § 3bis
, 1°, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen omschrijft de
modaliteiten van de verstrekking « Kinesitherapeutisch onderzoek met
schriftelijk verslag » die in bepaalde delen van artikel, § 1 van de
nomenclatuur is vermeld. De bepalingen in artikel 7, § 3bis , 1° zijn enkel van
toepassing in de situaties in § 1 waar die verstrekking is vermeld.
Er moet een onderscheid worden gemaakt met artikel 7, § 9 waarin ook sprake is
van een kinesitherapeutisch onderzoek in het kader van het individueel
kinesitherapiedossier. De bepalingen in § 9 gelden voor alle situaties.
INTERPRETATIEREGEL
4
VRAAG :
Maken de
specificaties van artikel 7, § 14 (lijst F), derde lid, van de nomenclatuur de
adviserend geneesheer mogelijk toestemming te verlenen om een derde of volgende
reeks van 60 verstrekkingen gedurende de resterende periode van het jaar te
attesteren voor, in voorkomend geval, een derde of volgende en nieuwe
pathologische situatie ?
ANTWOORD :
De tekst van
artikel 7, § 14 (lijst F) sluit een derde of volgende reeks van 60
verstrekkingen tijdens hetzelfde jaar niet uit.
INTERPRETATIEREGEL
5
VRAAG :
Hoe moeten de in
artikel 7, § 10, van de nomenclatuur beschreven beperkingen worden toegepast
ingeval op 1 mei 2002 een tweede pathologische situatie in behandeling is zonder
dat aan de adviserend geneesheer de toestemming is gevraagd, vermits het
vastgestelde maximum van 60 zittingen niet was bereikt ?
ANTWOORD :
De adviserend geneesheer kan toestemming verlenen om vanaf 1 mei 2002 18
zittingen te attesteren op grond van een aanvraag van de kinesitherapeut, die
voldoet aan de in § 10 beschreven voorwaarden, en op voorwaarde dat vóór 1 mei
2002 minder dan 18 zittingen zijn verricht, voor de behandeling van de tweede
pathologische situatie.
INTERPRETATIEREGEL
6
VRAAG :
In het kader van
art. 7, § 14, laatste lid, a) , b) en c), hoeveel tijd mag er liggen tussen
respectievelijk de posttraumatische of postoperatieve aandoening (a ), het
verlenen van de verstrekkingen 211046, 211142, 212225, 213021, 213043 en 214045
(art. 13, § 1) (b ) of het verblijf in een eenheid die erkend is voor de functie
intensieve zorg (code 49) of in een dienst N voor vroeggeborenen en zwakke
pasgeborenen (code 27) (c ) en de aanvang van de behandeling ?
ANTWOORD :
De drie betrokken pathologische situaties worden gedefinieerd door precieze
verstrekkingen of verblijven in bepaalde eenheden of diensten.
De behandeling moet een rechtstreeks gevolg zijn van deze verstrekkingen of
verblijven. De termijn tussen bovenvermelde verstrekkingen of verblijven en het
begin van de behandeling moet beperkt blijven zodat de 60 grote zittingen met
maximale terugbetaling verricht worden in de voortzetting van de betrokken
verstrekkingen of verblijven.
INTERPRETATIEREGEL
7
VRAAG :
Hoe moet de eerste zin van art. 7, § 14, laatste lid, a) « Posttraumatische of
postoperatieve aandoening die langere kinesitherapie vereist. » begrepen worden
?
ANTWOORD :
Deze zin moet begrepen worden als een eenvoudige titel die de situaties die in
de volgende zin beschreven staan inleidt.
De interpretatieregels 2 tot en met 6 zijn van toepassing vanaf 1 mei 2002. De
interpretatieregel 7 is van toepassing vanaf de dag van bekendmaking in het
Belgisch Staatsblad .
De leidend
ambtenaar,
F. Praet.
De voorzitter,
D. Sauer.