Overzicht recente wetteksten
BS 22.06.02
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van
de Grondwet.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het
welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
Art. 2. Artikel 2, § 4, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het
welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wordt vervangen als
volgt :
« § 4. Deze wet is niet van toepassing op de dienstboden en het andere
huispersoneel en hun werkgevers met uitzondering van de afdelingen 1 en 3 van
Hoofdstuk Vbis . »
Art. 3. Artikel 4, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet
van 7 april 1999, wordt aangevuld als volgt :
« 8° de bescherming van de werknemers tegen geweld, pesterijen en ongewenst
seksueel gedrag op het werk. »
Art. 4. Artikel 6, tweede lid, van dezelfde wet, wordt aangevuld als volgt :
« 7° op positieve wijze bijdragen tot het preventiebeleid dat wordt tot stand
gebracht in het kader van de bescherming van de werknemers tegen geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, zich onthouden van iedere
daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk en zich
onthouden van elk wederrechtelijk gebruik van de klachtenprocedure. »
Art. 5. In dezelfde wet wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd, luidende :
« HOOFDSTUK Vbis . - Bijzondere bepalingen betreffende geweld, pesterijen en
ongewenst seksueel gedrag op het werk
Afdeling 1. - Algemene bepaling en definitie
Art. 32bis. De werkgevers en de werknemers alsmede de daarmee gelijkgestelde
personen bedoeld in artikel 2, § 1 en de andere dan de bij artikel 2, § 1
bedoelde personen die in contact komen met de werknemers bij de uitvoering van
hun werk, zijn ertoe gehouden zich te onthouden van iedere daad van geweld,
pesterijen of van ongewenst seksueel gedrag op het werk.
Art. 32ter. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° geweld op het werk : elke feitelijkheid waarbij een werknemer of een
andere persoon waarop dit hoofdstuk van toepassing is, psychisch of fysiek wordt
lastiggevallen, bedreigd of aangevallen bij de uitvoering van het werk;
2° pesterijen op het werk : elk onrechtmatig en terugkerend gedrag, buiten of
binnen de onderneming of instelling, dat zich inzonderheid kan uiten in
gedragingen, woorden, bedreigingen, handelingen, gebaren, en eenzijdige
geschriften en dat tot doel of gevolg heeft dat de persoonlijkheid, de
waardigheid of de fysieke of psychische integriteit van een werknemer of een
andere persoon waarop dit hoofdstuk van toepassing is bij de uitvoering van het
werk wordt aangetast, dat zijn betrekking in gevaar wordt gebracht of dat een
bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt
gecreëerd;
3° ongewenst seksueel gedrag op het werk : elke vorm van verbaal,
niet-verbaal of lichamelijk gedrag van seksuele aard waarvan degene die zich er
schuldig aan maakt, weet of zou moeten weten dat het afbreuk doet aan de
waardigheid van vrouwen en mannen of het werk.
Alle functiebenamingen die gebruikt worden in dit hoofdstuk, zoals die van
preventieadviseur of vertrouwenspersoon hebben zowel op vrouwen als op mannen
betrekking.
Afdeling 2. - Preventiemaatregelen
Art. 32quater. § 1. De werkgever bepaalt de maatregelen die getroffen moeten
worden om de werknemers te beschermen tegen geweld, pesterijen en ongewenst
seksueel gedrag op het werk.
Deze maatregelen, die aangepast dienen te zijn aan de aard van de activiteiten
en de grootte van de onderneming, handelen ten minste over :
1° de materiële inrichting van de arbeidsplaatsen opdat geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk zouden voorkomen worden;
2° de bepaling van de middelen waarover de slachtoffers beschikken om hulp te
krijgen en de wijze om zich tot de preventieadviseur en de vertrouwenspersoon,
aangewezen voor de feiten van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag,
op het werk, te richten;
3° het snelle en volledig onpartijdige onderzoek van de feiten van geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk;
4° het onthaal van, de hulp aan en de vereiste ondersteuning van de
slachtoffers;
5° de maatregelen van opvang en van wedertewerkstelling van de slachtoffers;
6° de verplichtingen van de hiërarchische lijn in de voorkoming van feiten
van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk;
7° de voorlichting en de opleiding van de werknemers;
8° de voorlichting van het comité.
Deze maatregelen worden aan het comité voorgelegd voor voorafgaand akkoord.
§ 2. De Koning kan de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van
dit artikel vaststellen. Hij kan bovendien bijzondere maatregelen treffen om
rekening te houden met specifieke of nieuwe risicosituaties of om rekening te
houden met de specifieke toestand van de werknemer.
Voor de werkgevers op wie de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités van toepassing is, kunnen de in
het eerste lid bedoelde voorwaarden, nadere regels en bijzondere maatregelen
nochtans worden vastgesteld bij een in de Nationale Arbeidsraad gesloten
collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend is verklaard bij
koninklijk besluit.
Art. 32quinquies . § 1. De werkgever waakt erover dat de werknemers die het
slachtoffer zijn van een daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel
gedrag op het werk, een passende psychologische ondersteuning krijgen van
gespecialiseerde diensten of instellingen.
§ 2. De Koning kan de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van
dit artikel vaststellen. Hij kan, bovendien, bijzondere maatregelen treffen om
rekening te houden met specifieke of nieuwe risicosituaties of om rekening te
houden met de specifieke toestand van de werknemer.
Voor de werkgevers op wie de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités van toepassing is, kunnen de in
het eerste lid bedoelde voorwaarden, nadere regels en bijzondere maatregelen
nochtans worden vastgesteld bij een in de Nationale Arbeidsraad gesloten
collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend is verklaard bij
koninklijk besluit.
Art. 32sexies . § 1. De werkgever wijst, na het voorafgaand akkoord van alle
leden-vertegenwoordigers van de personeelsleden binnen het comité :
1° een preventieadviseur aan die gespecialiseerd is in de psycho-sociale
aspecten van het werk en van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op
het werk;
2° in voorkomend geval, de vertrouwenspersonen aan die deze preventieadviseur
bijstaan.
De preventieadviseur bedoeld in het eerste lid, 1° maakt deel uit van de interne
dienst voor preventie en bescherming op het werk van de onderneming of
instelling of van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.
Hij mag geen preventieadviseur zijn die bevoegd is voor de uitoefening van de
arbeidsgeneeskunde.
§ 2. Indien het in § 1, eerste lid, bedoelde akkoord niet wordt bereikt of
wanneer de werkgever minder dan vijftig werknemers tewerkstelt, doet hij een
beroep op een preventieadviseur van een externe dienst voor preventie en
bescherming op het werk, die gespecialiseerd is inzake de psycho-sociale
aspecten van het werk en van het geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag
op het werk.
§ 3. Indien er geen akkoord wordt bereikt over de vertrouwenspersonen die de
preventieadviseur bijstaan, vraagt de werkgever het advies van de met het
toezicht belaste ambtenaar bedoeld in artikel 80.
Deze ambtenaar hoort de betrokken partijen en poogt de standpunten met elkaar te
verzoenen. Indien geen verzoening wordt bereikt, verstrekt deze ambtenaar een
advies waarvan per aangetekend schrijven kennis wordt gegeven aan de werkgever.
De werkgever stelt het comité in kennis van het advies van deze ambtenaar binnen
een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving ervan, vooraleer hij de
beslissing over de aanwijzing neemt. Indien hij het advies van deze ambtenaar
niet volgt, deelt hij eveneens de redenen hiervoor mee aan het comité.
§ 4. De Koning bepaalt de opdrachten en taken van de preventieadviseur en van
de vertrouwenspersonen die deze bijstaan, alsmede de opleiding die nodig is voor
de goede uitvoering van hun opdracht.
Art. 32septies. Wanneer feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel
gedrag op het werk ter kennis worden gebracht van de werkgever, moet hij de
geschikte maatregelen nemen overeenkomstig dit hoofdstuk. Indien de feiten van
geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk doorgaan na de
inwerkingtreding van de maatregelen of indien de werkgever nalaat de nodige
maatregelen te treffen, wendt de preventieadviseur zich, in overleg met het
slachtoffer, tot de ambtenaren belast met het toezicht op deze wet.
Art. 32octies . De maatregelen bedoeld in deze afdeling moeten worden
opgenomen in het arbeidsreglement.
Daarnaast kan de werkgever de vastgestelde maatregelen met bijkomende
communicatiemiddelen ter kennis brengen van de werknemers.
De werkgevers op wie de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités van toepassing is, kunnen de
communicatiemiddelen bedoeld in het tweede lid bepalen in een in de Nationale
Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend is
verklaard bij koninklijk besluit.
Afdeling 3. - Des bescherming van de werknemers tegen geweld, pesterijen en
ongewenst seksueel gedrag op het werk
Art. 32nonies . De werknemer die meent het slachtoffer te zijn van feiten van
geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk kan zich ofwel
richten tot de preventieadviseur of de vertrouwenspersonen die hem bijstaan
ofwel tot de met het toezicht belaste ambtenaren bedoeld in artikel 80 en, in
voorkomend geval, bij die personen een met redenen omklede klacht indienen
volgens de voorwaarden en de nadere regels vastgesteld met toepassing van
artikel 32quater, § 2.
Art. 32decies . Al wie een belang kan aantonen kan voor het bevoegde
rechtscollege een vordering instellen om de naleving van de bepalingen van dit
hoofdstuk af te dwingen.
Onverminderd de mogelijkheid tot toekenning van een schadevergoeding, kan het
bevoegde rechtscollege het bevel opleggen aan diegene die zich schuldig maakt
aan geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, alsmede aan de
werkgever om hieraan, binnen een door hem vastgestelde termijn, een einde te
maken.
Art. 32undecies. Wanneer een persoon die een belang kan aantonen voor het
bevoegde rechtscollege feiten aanvoert die het bestaan van geweld, pesterijen of
ongewenst seksueel gedrag op het werk kunnen doen vermoeden, valt de bewijslast
dat er zich geen geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk
hebben voorgedaan ten laste van de verweerder.
Het eerste lid is niet van toepassing of de strafrechtspleging en doet geen
afbreuk aan andere gunstigere wetsbepalingen inzake bewijslast.
Art. 32duodecies. Ter verdediging van de rechten van de personen op wie dit
hoofdstuk van toepassing is, kunnen in alle geschillen waartoe de toepassing van
dit hoofdstuk aanleiding zou kunnen geven, in rechte optreden :
1° de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties, zoals die bij
artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en paritaire comités zijn bepaald;
2° de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19
december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de
vakbonden van haar personeel;
3° de representatieve vakorganisaties in het aangewezen orgaan van
vakbondsoverleg voor de administraties, diensten en instellingen waarop de wet
van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de
vakbonden van haar personeel niet van toepassing is;
4° de instellingen van openbaar nut en verenigingen zonder winstoogmerk bedoeld
bij de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel
en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend,
met ten minste drie jaar rechtspersoonlijkheid op de dag waarop de vordering
wordt ingesteld, wanneer door de feiten van geweld, pesterijen of ongewenst
seksueel gedrag afbreuk is gedaan aan hetgeen zij statutair nastreven.
De bevoegdheid van de in het eerste lid bedoelde organisaties doet geen afbreuk
aan het recht van het slachtoffer om zelf op te treden of in het geding tussen
te komen. Indien het slachtoffer gebruik maakt van dit recht, kunnen de in het
eerste lid bedoelde organisaties hun bevoegdheid enkel uitoefenen mits akkoord
van het slachtoffer.
De in het eerste lid, 4°, bedoelde organisaties kunnen hun bevoegdheid evenwel
enkel uitoefenen mits het slachtoffer ermee akkoord gaat.
Art. 32tredecies. § 1. De werkgever die een werknemer tewerkstelt die, hetzij
op het vlak van de onderneming of van de instelling die hem tewerkstelt,
overeenkomstig de vigerende procedures, hetzij bij de met het toezicht belaste
ambtenaren, een met redenen omklede klacht heeft ingediend of voor wie deze
ambtenaren zijn opgetreden, of die een rechtsvoordering instelt op grond van dit
hoofdstuk, mag de arbeidsverhouding niet beëindigen, noch de arbeidsvoorwaarden
eenzijdig wijzigen, behalve om redenen die vreemd zijn aan die klacht of aan die
rechtsvordering.
§ 2. De bewijslast van de in § 1 bedoelde redenen berust bij de werkgever,
wanneer de werknemer wordt ontslagen of de arbeidsvoorwaarden eenzijdig worden
gewijzigd binnen twaalf maanden volgend op het indienen van de klacht of het
afleggen van de getuigenverklaring. Deze bewijslast berust eveneens bij de
werkgever in geval van ontslag of eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden
nadat een rechtsvordering werd ingesteld, en dit tot drie maanden na het in
kracht van gewijsde gaan van het vonnis.
§ 3. Wanneer de werkgever de arbeidsverhouding beëindigt of de
arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigt in strijd met de bepalingen van § 1, kan de
werknemer, of de werknemersorganisatie waarbij hij is aangesloten, verzoeken hem
opnieuw in de onderneming of de instelling op te nemen onder de voorwaarden die
bestonden voor de feiten die tot de klacht aanleiding hebben gegeven.
Het verzoek moet met een aangetekende brief gebeuren binnen dertig dagen volgend
op de datum van de kennisgeving van de opzegging, van de beëindiging zonder
opzegging of van de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden. De werkgever
moet zich binnen dertig dagen volgend op de kennisgeving van de brief over het
verzoek uitspreken.
De werkgever die de werknemer opnieuw in de onderneming of de instelling opneemt
of hem zijn functie onder de voorwaarden die bestonden voor de feiten die tot de
klacht aanleiding hebben gegeven laat uitoefenen, moet het wegens ontslag of
wijziging van de arbeidsvoorwaarden gederfde loon betalen alsmede de werkgevers-
en werknemersbijdragen op dat loon storten.
§ 4. Wanneer de werknemer na het in § 3, eerste lid bedoelde verzoek niet
opnieuw wordt opgenomen of zijn functie niet onder de voorwaarder die bestonden
voor de feiten die tot de klacht aanleiding hebben gegeven kan uitoefenen en de
rechter geoordeeld heeft dat het ontslag of de eenzijdige wijziging van de
arbeidsvoorwaarden indruist tegen de bepalingen van § 1, moet de werkgever aan
de werknemer een vergoeding betalen die, naar keuze van de werknemer, gelijk is
hetzij aan een forfaitair bedrag dat overeenstemt met het brutoloon voor zes
maanden, hetzij aan de werkelijk door de werknemer geleden schade; in
laatstgenoemd geval moet de werknemer de omvang van de geleden schade bewijzen.
§ 5. De werkgever is verplicht dezelfde vergoeding uit te betalen, zonder dat
de werknemer het in § 3, eerste lid bedoelde verzoek moet indienen om opnieuw te
worden opgenomen op zijn functie onder de voorwaarden die bestonden voor de
feiten die tot de klacht aanleiding hebben gegeven te kunnen uitoefenen :
1° wanneer het bevoegde rechtscollege de feiten van geweld, pesterijen of
ongewenst seksueel gedrag op het werk bewezen acht;
2° wanneer de werknemer de arbeidsovereenkomst verbreekt, omdat het gedrag van
de werkgever in strijd is met de bepalingen van § 1, en in hoofde van de
werknemer een reden is om de arbeidsovereenkomst zonder opzegging of voor het
verstrijken van de termijn te verbreken;
3° wanneer de werkgever de werknemer heeft ontslagen om een dringende reden, op
voorwaarde dat het bevoegde rechtscollege dit ontslag ongegrond verklaart en in
strijd met de bepalingen van § 1.
§ 6. Wanneer een procedure op grond van een met redenen omklede klacht werd
aangevat op het niveau van de onderneming of de instelling stelt de
preventieadviseur de werkgever onmiddellijk op de hoogte van het feit dat de
werknemer de bescherming bedoeld bij dit artikel geniet.
§ 7. De in dit artikel bedoelde bescherming is eveneens van toepassing op de
werknemers die optreden als getuige in geschillen waartoe dit hoofdstuk
aanleiding zou kunnen geven. »
Art. 6. In dezelfde wet wordt een artikel 88bis ingevoegd, luidende :
« Art. 88bis . Onverminderd het bepaalde in de artikelen 269 tot 272 van het
Strafwetboek worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een
maand en met een geldboete van 26 tot 500 EUR of met één van die straffen alleen
de personen die binnen de door het bevoegde rechtscollege krachtens artikel
32decies , vastgestelde termijn geen einde hebben gemaakt aan het geweld,
pesterijen of ongewenst sexueel gedrag op het werk. »
Art. 7. In de artikelen 81 tot 89 van dezelfde wet wordt het woord « frank »
vervangen door het woord « EUR ».
Art. 8. De griffier van de arbeidsrechtbank of van het arbeidshof brengt de
Medische Inspectie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid in kennis van
de beslissingen die werden genomen krachtens artikel 578, 11°, van het
Gerechtelijk Wetboek.
HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de
arbeidsreglementen
Art. 9. Artikel 14, 2°, van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de
arbeidsreglementen, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, wordt aangevuld
als volgt :
« s) de maatregelen getroffen om de werknemers te beschermen tegen geweld,
pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk in de zin van Hoofdstuk Vbis
van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk. »
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 10. Binnen een termijn van twee jaar, te rekenen van de inwerkingtreding
van deze wet, worden deze bepalingen onderworpen aan een evaluatie. Die
evaluatie wordt toevertrouwd aan het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid,
dat terzake handelt in samenwerking met het Ministerie van Justitie en met de
Nationale Arbeidsraad.
Art. 11. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na
die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en
door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 11 juni 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
_______
Nota
(1) Gewone zitting 2001-2002.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, nr. 1583/001. - Advies nr. 44 van 22
mei 2001 van de Vaste commissie arbeid van de Raad voor de gelijke kansen van
mannen en vrouwen, nr. 1583/002. - Erratum, nr. 1583/03. - Amendementen, nr.
1583/004. - Verslag, nr. 1583/005. - Tekst aangenomen door de Commissie voor de
sociale zaken, nr. 1583/006. - Gecoördineerde tekst, nr. 1583/007. - Tekst
aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1583/008.
Handelingen van de Kamer. - nr. 211 van 28 februari 2002.
Senaat.
Parlementaire stukken . - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 2-1063/1. -
Amendementen, nr. 2-1063/2. - Verslag, nr. 2-1063/3. - Tekst verbeterd door de
Commissie, nr. 2-1063/4. - Amendementen, nr. 2-1063/5. - Beslissing om niet te
amenderen, nr. 2-1063/6. Handelingen van de Senaat. - nr. 2-205 van 23 mei 2002.