Overzicht recente wetteksten
BS 16.05.02 Ed.2
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen
collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2000, gesloten in het Paritair
Comité voor de gezondheidsdiensten, betreffende de harmonisatie van de baremieke
weddeschalen van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en
verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen voor het personeel van de
privé-ziekenhuizen.
Art. 2. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit
besluit.
Gegeven te Brussel, 29 januari 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
_______
Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage
Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten
Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2000
Harmonisatie van de baremieke weddeschalen van de rustoorden voor bejaarden en
van de rust - en verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen voor het
personeel van de privé ziekenhuizen (overeenkomst geregistreerd op 5 april 2001
onder het nr. 56979/CO/305)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de
werkgevers en op de werknemers van de rustoorden voor bejaarden en van de rust-
en verzorgingstehuizen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de
gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Onder « werknemers » wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en
bediendenpersoneel.
Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan het punt 1
van het Federaal meerjarenplan van 1 maart 2000.
Art. 3. De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de
algemene regelen vast welke van toepassing zijn op al de werknemers en beogen
slechts minimumlonen te bepalen terwijl aan de partijen de vrijheid wordt
overgelaten gunstiger voorwaarden overeen te komen.
Zij mogen geen afbreuk doen aan de bepalingen welke voor de werknemers gunstiger
zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat.
HOOFDSTUK II. - Harmonisatie
Art. 4. Alle baremieke weddeschalen, zoals vastgesteld in de collectieve
arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996, tot vaststelling van de arbeids- en
beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van
de rust- en verzorgingstehuizen, « huidige baremieke weddeschalen » genoemd,
worden ten laatste op 1 oktober 2004 gelijkgesteld met de overeenstemmende
baremieke weddeschalen die van toepassing zijn op de werkgevers en de werknemers
van de instellingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de
privé-ziekenhuizen, « nieuwe baremieke weddeschalen » genoemd.
De verwezenlijking van dit principe wordt in de volgende artikelen per
personeelsgroep vastgelegd.
Art. 5. De opsomming van de functies gerangschikt in verschillende hierna
vastgestelde categorieën, geldt als voorbeeld en is niet beperkend.
Art. 6. De weddeschalen vermeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst
bepalen de jaarlijkse basisbedragen per anciënniteitsjaar. Bij de vaststelling
ervan worden alle decimalen verwaarloosd, zonder enige afronding.
Zij gelden als minimumbarema's vanaf hun respectievelijke data van
inwerkingtreding.
HOOFDSTUK III. - Verplegend, verzorgend en paramedisch personeel
1. Loonprogrammatie
Art. 7. Aan het verplegend, verzorgend en paramedisch personeel worden de
hieronder bepaalde baremieke weddeschalen toegekend.
Art. 8. De nieuwe baremieke weddeschalen vermeld in artikel 7 worden
toegekend vanaf 1 oktober 2002.
2. Beroepsindeling - Toegekende weddeschalen
Art. 9. Het verzorgend, verplegend en paramedisch personeel wordt in acht
categorieën ingedeeld volgens de hiernavolgende algemene criteria, waaraan
volgende loonschalen worden toegekend :
1e categorie
Personeel dat niet over een brevet, een attest, een getuigschrift, diploma of
anciënniteit beschikt om aanspraak te kunnen maken op een hoger barema.
Huidige weddeschaal : 2.12 A.
Nieuwe weddeschaal : 1.22.
2e categorie
Personeel dat geen houder is van een brevet, attest, getuigschrift of diploma
afgeleverd door een onderwijsinstelling, zoals vermeld in de hogere categorieën,
maar dat :
- ofwel op datum van 26 mei 1992 de leeftijd bereikt had van 45 jaar en
voorzover het in de voorgaande jaren een beroepsactiviteit kan bewijzen die
tenminste gelijk is aan het equivalent van 5 jaar voltijdse tewerkstelling in
een erkend rustoord voor bejaarden, in een rust- en verzorgingstehuis of in een
ziekenhuis;
- ofwel de bijscholing heeft gevolgd zoals voorzien in het ministerieel besluit
van 5 april 1995;
- ofwel om reden van beroepservaring erkend wordt als verzorgende door elke
bevoegde overheid, ongeacht of het hier gaat over de federale, de gemeenschaps-
of de gewestoverheid.
Huidige weddeschaal : 2.12bis.
Nieuwe weddeschaal : 1.22.
3e categorie
Personeel dat een titel heeft verworven in het kader van en kwalificerende
vorming die evenwel onvoldoende is om aanspraak te kunnen maken op de schaal
2.22bis.
Een lijst met voorbeelden van de titels die aanleiding geven tot de toekenning
van de schaal die overeenstemt met de 3e categorie wordt weergegeven
in bijlage 1.
Huidige weddeschaal : 2.18bis.
Nieuwe weddeschaal : 1.26.
4e categorie
Personeel dat een kwalificerende titel heeft behaald op het niveau van het hoger
secundair of gelijkgesteld onderwijs.
Een lijst met voorbeelden van de titels die aanleiding geven tot de toekenning
van de schaal die overeenstemt met de 4e categorie wordt weergegeven
in bijlage 2.
Huidige weddeschaal : 2.22bis.
Nieuwe weddeschaal : 1.35.
5e categorie
Verplegend personeel houder van een brevet van ziekenhuisassistent.
Huidige weddeschaal : 2.40-2.57bis.
Nieuwe weddeschaal : 1.40-1.57.
6e categorie
Het verplegend personeel houder van een brevet van gebrevetteerde verpleger (A2)
Huidige weddeschaal : 2.43-2.55bis.
Nieuwe weddeschaal : 1.43-1.55.
7e categorie
Het personeel dat houder is van het diploma van gegradueerde (A1) in de
verpleegkunde, in de kinesitherapie, in de ergotherapie, in de diëtetiek, in de
logopedie, enz.
Huidige weddeschaal : 2.55-2.61-2.77bis.
Nieuwe weddeschaal : 1.55-1.61-1.77.
8e categorie
Verplegend personeel dat houder is van het diploma van sociale verpleegkundige
of gegradueerde verpleegkundige met diploma van bijkomende specialisatie wanneer
deze diploma's vereist worden bij de aanwerving.
Huidige weddeschaal : 2.55-2.61-2.77bis + 2 jaar.
Nieuwe weddeschaal : 1.55-1.61-1.77 + 2 jaar.
HOOFDSTUK IV. - Administratief personeel
1. Loonprogrammatie
Art. 10. Aan het administratief personeel worden de hieronder bepaalde
baremieke weddeschalen toegekend.
Art. 11. § 1. De nieuwe baremieke weddeschalen vermeld in artikel 10 worden
toegekend vanaf 1 oktober 2004.
§ 2. De helft van het verschil per categorie tussen de nieuwe en de huidige
baremieke weddeschalen wordt evenwel toegekend vanaf 1 oktober 2002.
2. Beroepsindeling - Toegekende loonschalen
Art. 12. Het administratief personeel wordt in vijf categorieën ingedeeld
volgens de hiernavolgende algemene criteria, waaraan volgende loonschalen worden
toegekend :
1e categorie : ongeschoold : niet in het bezit van een diploma,
brevet of getuigschrift.
Huidige weddeschaal 2.10.
Nieuwe weddeschaal : 1.12.
2e categorie : personeel houder van :
- getuigschrift lager secundair onderwijs of gelijkwaardig getuigschrift
afgeleverd door de centrale examencommissie;
- een diploma van een afdeling toebehorend aan de groep handel, administratie en
organisatie van een cursus lager technisch secundair niveau;
- brevet van de afdeling kantoorwerk afgeleverd door een hogere secundaire
beroepsschool;
- gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie.
Klerk, telefonist van centrale of belast met het beantwoorden van de oproepen op
eigen initiatief, bediende belast met het onthaal, typist, beginnend
stenotypist, bediende belast met elementaire boekhoudingswerkzaamheden,
codeerder.
Huidige weddeschaal : 2.22.
Nieuwe weddeschaal : 1.22.
3e categorie : personeel houder van :
- eindgetuigschrift middelbaar onderwijs hogere graad of gelijkwaardig
getuigschrift uitgereikt door de centrale examencommissie;
- een diploma van een afdeling handel, administratie en organisatie van een
cursus hoger secundair technisch niveau;
- gelijkwaardig diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie.
Opsteller, bediende die nota's en facturen opmaakt, typist die berichten en
gewone briefwisseling verzorgt aan de hand van summiere aanwijzingen,
stenotypist in één enkele landstaal, bediende van de dienst "lonen en sociale
wetten" die de verschillende werkzaamheden van de dienst kan verrichten,
hulpboekhouder, kassier.
Huidige weddeschaal : 2.40 - 2.57.
Nieuwe weddeschaal : 1.50.
4e categorie : personeel houder van :
- een eindgetuigschrift van het economisch hoger onderwijs van het korte type;
- gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie
Directiesecretaresse, stenotypist die in twee van de drie landstalen of in één
landstaal en in één vreemde taal kan werken, hoofdbediende van de dienst "lonen
en sociale wetten", boekhouder, hoofdbediende van het economaat.
Huidige weddeschaal : 2.43 - 2.55.
Nieuwe weddeschaal : 1.43-1.55.
5e categorie : personeel houder van een diploma uitgereikt door
het technisch hoger onderwijs en waarvan het bezit vereist is bij de aanwerving.
Sociaal assistent
Boekhoudkundig personeel houder van een :
- eindgetuigschrift van het economisch hoger onderwijs van het korte type
- gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie
die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de boekhouding in een
instelling.
Huidige weddeschaal : 2.55 - 2.61 - 2.77.
Nieuwe weddeschaal : 1.55-1.61-1.77.
HOOFDSTUK V. - Werklieden en technisch personeel
Art. 13. Aan het werklieden- en technisch personeel worden de hieronder
bepaalde baremieke weddeschalen toegekend.
Art. 14. § 1. De nieuwe baremieke weddeschalen vermeld in artikel 13 worden
toegekend vanaf 1 oktober 2004.
§ 2. De helft van het verschil per categorie tussen de nieuwe en de huidige
baremieke schalen wordt evenwel toegekend vanaf 1 oktober 2002.
2. Beroepsindeling - Toegekende loonschalen
Art. 15. Het werklieden- en technisch personeel worden in zeven categorieën
ingedeeld, volgens het hiernavolgende schema, waaraan de volgende weddeschalen
worden toegekend :
1e categorie : ongeschoold : niet in het bezit van diploma, brevet of
getuigschrift.
Hulparbeider, schoonmaker, nachtwaker, huisbewaarder.
Huidige weddeschaal : 2.10.
Nieuwe weddeschaal : 1.12.
2e categorie : half geschoold : werknemer met een vorming of
beroepsbekwaamheid gelijkwaardig aan het lager secundair beroepsonderwijs of
onvolledig lager secundair technisch onderwijs.
Wasvrouw, helper-tuinier, strijkster, linnennaaister, helper van geschoolde
arbeider.
Huidige weddeschaal 2.12.
Nieuwe weddeschaal : 1.12.
3e categorie : geschoold : werknemer met een vorming of
beroepsbekwaamheid gelijkwaardig aan het hoger secundair beroepsonderwijs of
lager secundair technisch onderwijs.
Elektricien, tuinier, metselaar, schrijnwerker, loodgieter, schilder,
magazijnier, autobestuurder.
Huidige weddeschaal : 2.22.
Nieuwe weddeschaal : 1.22.
4e categorie : geschoold : vorming of beroepsbekwaamheid
gelijkwaardig aan het hoger secundair technisch onderwijs.
Linnennaaister, tuinier, loodgieter, schrijnwerker, elektricien, kok.
Huidige weddeschaal 2.30.
Nieuwe weddeschaal : 1.26.
5e categorie : meer dan geschoold en ploegbaas : houder van een
diploma van hoger secundair technisch onderwijs die een bijkomende vorming voor
zijn functie heeft genoten, verantwoordelijk voor een groep werklieden en belast
met de coördinatie van hun activiteiten.
Meestergast, chef van de wasserij, chef-tuinier, chef van de keuken.
Huidige weddeschaal : 2.40.
Nieuwe weddeschaal : 1.40.
6e categorie : verantwoordelijke van de arbeiders : houder van een
diploma van hogere scholing en/of specialisatie.
Huidige wedde schaal : 2.55.
Nieuwe weddeschaal : 1.59.
7e categorie : houder van een diploma van technisch of industrieel
ingenieur afgeleverd door het hoger technisch onderwijs van het lange type.
Huidige weddeschaal : 2.66.
Nieuwe weddeschaal : 1.80.
HOOFDSTUK VI. - Gewaarborgd minimumloon
Art. 16. § 1. Aan het verzorgend, verplegend en paramedisch personeel van 21
jaar of ouder wordt een gewaarborgd minimumloon verzekerd vanaf 1 oktober 2002,
vastgesteld op een jaarlijks basisbedrag van 12.863,77 EUR. Dit cijfer stemt
overeen met een maandbedrag van 1.071,97 EUR en met een uurloonbedrag van 6,5099
EUR.
§ 2. Aan het administratief, werklieden- en technisch personeel van 21 jaar
of ouder wordt vanaf 1 oktober 2002 een gewaarborgd minimumloon verzekerd dat de
helft bedraagt van het verschil tussen het huidig gewaarborgd minimumloon en het
nieuwe gewaarborgd minimumloon vastgesteld op een jaarlijks basisbedrag van
12.863,77 EUR. Dit cijfer stemt overeen met een maandbedrag van 1.071,97 EUR en
met een uurloonbedrag van 6,5099 EUR.
§ 3. Aan het administratief, werklieden- en technisch personeel van 21 jaar
of ouder wordt, vanaf 1 oktober 2004, een gewaarborgd minimumloon verzekerd dat
vastgesteld is op een jaarlijks basisbedrag van 12.863,77 EUR. Dit cijfer stemt
overeen met een maandbedrag van 1.071,97 EUR en met een uurloonbedrag 6,5099 EUR
Art. 17. Het gewaarborgd minimumloon van de personeelsleden van minder dan 21
jaar wordt respectievelijk vastgesteld op een percentage van voornoemd
basisbedrag, namelijk :
95 pct. op 20 jaar;
90 pct. op 19 jaar :
85 pct. op 18 jaar;
80 pct. op 17 jaar;
75 pct. op 16 jaar en jonger.
Het gewaarborgd minimumloon is een recht waarop elke werknemer zich kan
beroepen, ongeacht de toekenning van premies, toelagen, vergoedingen en
toeslagen, van welke aard ook.
Voor het bediendepersoneel dat met onvolledige dienstbetrekking is
tewerkgesteld, wordt het gewaarborgd minimum maandloon berekend naar rato van de
duur van de maandelijkse arbeidsprestatie.
Het opklimmen in de loonschaal wordt slechts toegepast vanaf het ogenblik dat
het loon van de loonschaal het gewaarborgd minimum uur- of maandloon bereikt of
overschrijdt.
HOOFDSTUK VII. - Gemeenschappelijke bepalingen
1. Bevordering
Art. 18. Op het ogenblik van zijn bevordering van een categorie naar een
andere, heeft elke werknemer onmiddellijk recht op het loonbarema van de nieuwe
functie die hij uitoefent, rekening houdend met de verworven anciënniteit.
2. Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 19. Het gewaarborgd minimumloon, de minimumbarema's vermeld in bijlage
aan deze collectieve arbeidsovereenkomst, evenals de werkelijk uitbetaalde lonen
en wedden, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het
Rijk, overeenkomstig de modaliteiten welke zijn vastgesteld bij de wet van 2
augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen,
pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist,
sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmede rekening dient
gehouden bij de berekening van sommige bedragen van de sociale zekerheid der
arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de
zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Alle vermelde bedragen in deze collectieve arbeidsovereenkomst en deze opgenomen
in bijlage 3 aan deze C.A.O. worden beschouwd als zijnde in overeenstemming met
het spilindexcijfer 102,02 - basis 1988 (cfr. 138,01 - basis 1981), vereffening
aan 100 pct.
Het geïndexeerde maandloon is gelijk aan het door twaalf gedeelde geïndexeerde
jaarloon, terwijl alle decimalen worden verwaarloosd, zonder enige afronding.
Het geïndexeerde uurloon is gelijk aan het geïndexeerde jaarloon gedeeld door
1976 (arbeidstijdregeling van 38 uur per week, vermenigvuldigd met 52 weken).
Het geïndexeerde uurloon wordt berekend met inbegrip van de honderdsten, zonder
enige afronding.
Baremieke anciënniteit
Art. 20. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 1 juli 1975, gesloten in het Paritair Comité voor de
gezondheidsdiensten, tot vaststelling van de berekening van de baremieke
anciënniteit van de werknemers, wordt de baremieke anciënniteit voor elke
werknemer berekend vanaf de eerste dag van de maand tijdens dewelke de werknemer
in dienst is getreden van de instelling.
Voor de werknemers die bij hun indiensttreding niet voldoen aan de minimum
aanvangsleeftijd voorzien in hun schaal, wordt de baremieke anciënniteit
berekend vanaf de eerste dag van de maand tijdens dewelke de werknemer de
vereiste minimumleeftijd bereikt.
HOOFDSTUK VIII. - Minimumlonen
Art. 21. De loonschalen en de eraan verbonden jaarlijkse minimumbarema's met
vereffening aan 100 %, voortvloeiend uit deze collectieve arbeidsovereenkomst en
die als basis dienen voor de berekening van de geïndexeerde jaar-, maand- en
uurbedragen, worden als bijlage III gevoegd bij deze collectieve
arbeidsovereenkomst.
Bij het sluiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt de
vereffeningscoëfficiënt van 124,34 %, die sinds 1 september 2000 van kracht is.
HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 22. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve
arbeidsovereenkomst van 26 juni 1996, gesloten in het Paritair Subcomité voor de
gezondheidsinrichtingen en -diensten tot vaststelling van de arbeids- en
beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor bejaarden en van
de rust- en verzorgingstehuizen vanaf het ogenblik dat de voordelen bedongen in
deze collectieve arbeidsovereenkomst effectief worden toegekend.
Art. 23. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober
2002.
Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd door elk der partijen, mits een opzeggingstermijn van
drie maanden gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van
het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten.
Art. 23bis. De artikelen en of de onderdelen ervan die in de eerste rij en de
eerste en de vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden
vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst. Voor de
bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf
de dag van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31
december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde
kolom.
Art. 23ter . Voor de periode vanaf de inwerkingtreding van deze collectieve
arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 gelden in de plaats van de in bijlage 3
gevoegde tabellen van bedragen in euro, de in bijlage 4 gevoegde tabellen van
bedragen in Belgische frank.
Art. 24. Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de voordelen bedongen in
onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst slechts effectief zullen toegekend
worden aan de werknemers voor zover de regering in uitvoering van het federaal
meerjarenplan van 1 maart 2000 de tenlasteneming van de kost ervan verzekert
vanaf de inwerkingtreding ervan.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2000,
betreffende de harmonisatie van de baremieke weddeschalen van de rustoorden voor
bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen
voor het personeel van de privé-ziekenhuizen
Op de schaal 2.18bis kunnen aanspraak maken :
1. Opleiding verstrekt in de Franse Gemeenschap
1.1. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift uitgereikt
door een onderwijsinstelling van het lager middelbaar onderwijs georganiseerd of
gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap :
- het technisch, beroeps- of buitengewoon lager middelbaar onderwijs met
volledig leerplan, van de studierichtingen "services aux personnes" of "services
sociaux et familiaux";
- het technisch of lager middelbaar beroepsonderwijs of de hogere middelbare
overgangsafdeling in het systeem van sociale promotie, vb. "auxiliaire
gériatrique".
1.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van genoten opleiding
uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het onderwijs van de Franse
Gemeenschap, voor zover deze erkend is door een federale, communautaire of
regionale voogdijminister, onder andere :
- het brevet van familiale help(st)er;
- het brevet van bejaardenhelp(st)er;
- een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokken persoon met vrucht de
vorming van "auxiliaire gériatrique" heeft gevolgd, getuigschrift uitgereikt
door :
° de FOREm te Luik;
° de V.Z.W. "C.O.B.E.F.F. » te Brussel;
° de V.Z.W. "Actions intégrées de développement - A.I.D. » te Brussel.
2. Opleiding verstrekt in de Vlaamse Gemeenschap
2.1. De personen die houder zijn van een getuigschrift verkregen in een
onderwijsinstelling met volledig leerplan of voor sociale promotie van het lager
middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap
:
2.1.1. het getuigschrift van ziekenhuishelp(st)er, uitgereikt door het "Hoger
Instituut voor Verpleegkunde" te Antwerpen tot en met het schooljaar 1970-1971;
2.1.2. het kwalificatiegetuigschrift van de opleiding personenzorg uitgereikt
door het buitengewoon secundair onderwijs.
2.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van genoten opleiding
uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het onderwijs van de Vlaamse
Gemeenschap, voorzover deze erkend is door een federale, communautaire of
regionale voogdijminister.
2.2.1. Overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22
juni 1988 en de wijzigende besluiten ervan tot regeling van de erkenning en
subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de
opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelpsters :
* de personen die houd(st)er zijn van een bekwaamheidsattest van gezins- en
bejaardenhelp(st)er uitgereikt door een erkend opleidingscentrum;
* alle personen die beschikken over een inschrijvingsbewijs van gezins- en
bejaardenhelp(st)er uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap.
2.2.2. De opleiding verzorging-onderhoud en bejaardenverzorgster georganiseerd
door het "Vormingscentrum Bassevelde" tot en met de cyclus 1993-1995.
2.2.3. De kwalificatie logistiek helper in de bejaardenzorg, uitgereikt door de
V.Z.W. "WEB", Werkervaringsbedrijven te Turnhout, voor de opleidingscyclus
1993-1994.
2.2.4. Het getuigschrift van ziekendienster-bejaardenhulp en ziekendienster van
het O.C.M.W., voorheen C.O.O., te Hasselt, uitgereikt vóór 26 mei 1992.
3. Opleiding verstrekt in de Duitse Gemeenschap
3.1. De personen die houder zijn van een getuigschrift verkregen in een
inrichting voor lager middelbaar onderwijs met volledig leerplan of voor sociale
promotie georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitse Gemeenschap.
3.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van genoten opleiding
uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het onderwijs van de Duitse
Gemeenschap, voorzover deze erkend is door een federale, communautaire of
regionale voogdijminister, onder andere :
- het getuigschrift van gezins- en bejaardenhelp(st)er, uitgereikt door de FOREm
en de "Krankenflegevereinung in der deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens -
KPVDB" V.Z.W.;
- het diploma van bejaardenhelp(st)er uitgereikt door het Nationaal Ministerie
voor Volksgezondheid en Gezin.
4. De personen die met vrucht de bijscholing voor het personeel dat
tewerkgesteld is in een rustoord (georganiseerd volgens de richtlijnen van het
ministerieel besluit van 5 april 1995, artikel 2, § 4 hebben gevolgd.
5. De personen die houder zijn van een buitenlands diploma dat door het
onderwijs als evenwaardig wordt erkend.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2000,
betreffende de harmonisatie van de baremieke weddeschalen van de rustoorden voor
bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen
voor het personeel van de privé-ziekenhuizen
Op de schaal 2.22bis kunnen aanspraak maken :
1. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift, diploma,
brevet of bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het
hoger middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse
Gemeenschap, in de volgende richtingen :
- technisch onderwijs met volledig leerplan, onder andere : nursingaspirante,
opvoeding, sociale technieken, "Assistant(e) en gériatrie";
- beroepsonderwijs met volledig leerplan, onder andere : familiale of sanitaire
hulp, kinderverzorging;
- middelbaar hoger onderwijs voor sociale promotie, onder andere : "auxiliaire
polyvalent(e) des services à domicile et en collectivités", opvoeder.
2. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift of
bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het hoger
middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap
:
Technisch
2.1.1. Nursingaspirante, bijzondere jeugdzorg;
2.1.2. 7e jaar jeugdzorg, leefgroep-(en)werking- bijzondere
jeugdzorg, leefgroepwerking.
Beroeps
2.1.3. Familiale of sanitaire hulp, kinderverzorging, verzorging, nursing
hostess;
2.1.4. Logistieke helper, verzorger(ster) residentiële- en thuishulp - systeem
alternerend leren;
2.1.5. 7e jaar personenzorg;
2.1.6. Begeleider-animator voor bejaarden.
3. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift of
bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het hoger
middelbaar onderwijs "Familien-und Sanitätshilfe" georganiseerd of gesubsidieerd
door de Duitse Gemeenschap.
4. De personen die houder zijn van :
a) een attest waaruit blijkt dat men geslaagd is in het eerste jaar
verpleegassistente of gebrevetteerde verpleegster;
b) een attest waaruit blijkt dat men geslaagd is in :
- het eerste jaar graduaat verpleegkunde;
- het tweede jaar graduaat logopedie, kinesitherapie, ergotherapie,
orthopedagogie, arbeidstherapie;
- het tweede jaar licentiaat kinesitherapie of logopedie.
5. De personen die houder zijn van een buitenlands diploma dat door het
onderwijs als evenwaardig wordt erkend.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 3
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX