Overzicht recente wetteksten
BS 11.08.01 Tweede uitgave
Het Verenigd College,
Gelet op de
Ordonnantie van 20 februari 1992 betreffende inrichtingen die bejaarden
huisvesten, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het
besluit van het Verenigd College van 7 oktober 1993 tot vaststelling van de
procedure betreffende de voorlopige werkingsvergunning, de erkenning, de
weigering en de intrekking van de erkenning en de sluiting van inrichtingen die
bejaarden huisvesten, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het
protocol gesloten op 9 juni 1997 tussen de federale overheden bedoeld in de
artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet over het te voeren ouderenzorgbeleid
en de wijzigingen of bijlagen ervan, hierna « het protocol genoemd;
Gelet op het
advies van de afdeling instellingen en diensten voor bejaarden van de Commissie
voor Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, gegeven op 15
maart 2001;
Gelet op de
wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op
artikel 3, § 1, gewijzigd bij wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de
dringende noodzakelijkheid;
Overwegende
dat onverwijld precieze maatregelen moeten worden genomen om te zorgen voor de
juiste toepassing van de beginselen vervat in het besluit van het Verenigd
College van 17 juli 1997 tot invoering van een moratorium op de opening van
nieuwe bedden in de rusthuizen, bij onstentenis waarvan manipulaties om de
genoemde beginselen te omzeilen kunnen plaatsvinden;
Overwegende
bovendien dat de praktijken die op het grondgebied van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest grangbaar zijn inzake overnames van erkende instellingen
geharmoniseerd moeten worden; dat de reglementaire normen eigen aan elke op het
grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegde instelling de
neiging hebben van elkaar te verschillen;
Op voordracht
van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand
aan Personen;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. De
leden van het Verenigd College spreken zich niet meer uit over een nieuwe
aanvraag tot voorlopige werkingsvergunning, behalve in volgende gevallen :
1° wanneer de voorlopige werkingsvergunning de omzetting van een
vennootschapsvorm in een andere, of van een instelling beheerd door een
natuurlijke persoon in een instelling beheerd door een vennootschap betreft,
zolang de genoemde omzetting niet met een overname kan gelijkgesteld worden,
waarvan sprake onder punt 3°;
2° wanneer de erkende instelling van adres wijzigt;
3° Wanneer er een overname van bedden is.
Art. 2. § 1.
De overname kan beschouwd worden als de operatie waarbij een nieuwe beheerder of
een beheerder die over erkende bedden of bedden onder voorlopige
werkingsvergunning beschikt, erkende bedden of bedden onder voorlopige
werkingsvergunning overneemt.
§ 2. De totale capaciteit van de instelling die de bedden overneemt moet, na
overname kleiner zijn dan 150 eenheden.
§ 3. De koper mag tijdens de duur van de toepassing van het onderhavig besluit
geen erkende bedden of bedden onder voorlopige werkingsvergunning afstaan noch
afgestaan hebben.
§ 4. Mag alleen bedden afstaan, de instelling waarvan de beheerder de
vrijwillige sluiting van de instelling heeft aangekondigd, overeenkomstig
artikel 8, 2e lid van het besluit van het Verenigd College van 7 oktober 1993
tot vaststelling van de procedure betreffende de voorlopige werkingsvergunning,
de erkenning, de weigering en de intrekking van de erkenning en de sluiting van
inrichtingen die bejaarden huisvesten.
§ 5. De beheerders van de betrokken instellingen stellen een overeenkomst op met
het oog op de afstand van de bedden.
De overeenkomst vermeldt het doel ervan, de identiteit van de partijen, het
aantal bedden waarop de overname betrekking heeft, de toekomstige geografische
locatie van de bedden, de datum van de inwerkingtreding van de overeenkomst en
de financiële elementen waardoor de leefbaarheid van het project alsmede het
leefproject van de instelling beoordeel kan worden.
Overeenkomstig artikel 11 van het besluit van het Verenigd College van 7 oktober
1993 tot vaststelling van de procedure betreffende de voorlopige
werkingsvergunning, de erkenning, de weigering en de intrekking van de erkenning
en de sluiting van inrichtingen die bejaarden huisvesten moet deze overeenkomst
minstens twee maanden voor de voorziene overname datum ter goedkeuring
overgemaakt worden aan de bevoegde Ministers.
De goedkeuring van de voormelde overeenkomst wordt betekend aan de
contractanten.
§ 6. Overeenkomstig voormeld artikel 8, 2e lid moeten de bewoners en het
personeel in kennis gesteld worden van het voornemen van vrijwillige sluiting
alsook van het voornemen van afstand van bedden.
De bewoners en het personeel worden binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de
betekening van de goedgekeurde overeenkomst in kennis gesteld van de beslissing
van de leden van het College.
§ 7. Wanneer de voorlopige werkingsvergunning niet onmiddellijk kan worden
toegekend omwille van de aanpassingen die aan de gebouwen moeten worden
aangebracht, beschikt de inrichting die de erkenning aanvraagt over vier jaar te
rekenen vanaf de betekening van de goedkeuring van de overeenkomst tot overname
van bedden, om tot deze aanpassingen over te gaan. Indien die niet het geval is
kunnen de overgenomen bedden niet meer in rekening worden gebracht.
§ 8. Indien de Leden van het Verenigd College vaststellen dat de voorwaarden
opgelegd door onderhavig besluit niet worden nageleefd, betekenen zij hun
beslissing, met redenen omkleed, tot weigering van goedkeuring van de
overeenkomst.
Art. 3. Dit
besluit heeft uitwerking met ingang van 25 februari 2001 en blijft geldig zolang
de geïntegreerde programmatie van de woongelegenheden voor rusthuizen en rust-
en verzorgingssstehuizen niet tot stand is gekomen.
Art. 4. Het
besluit van het Verenigd College van 17 juli 1997 tot invoering van een
moratorium op de opening van nieuwe bedden in rusthuizen wordt opgeheven.
Art. 5. De
leden van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan
personen, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13
mei 2001.
Het lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan
Personen,
G. VANHENGEL