Overzicht recente wetteksten
BS 22.02.02 Ed.1
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
TITEL I. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet.
TITEL II. - Sociale zaken en pensioenen
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en van de
hypotheekwet van 16 december 1851
Afdeling 1. - Betrekkingen met de geneesheren
Art. 2. In artikel 36, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering
voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,
vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, wordt het zesde lid,
ingevoegd bij de wet van 24 december 1999, opgeheven.
Art. 3. Artikel 36bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 10
december 1997, wordt aangevuld met het volgende lid :
« De Koning kan volgens de hiervoren bedoelde procedure, de regels vaststellen
voor de financiering van de werking van de organen die instaan voor de
organisatie van de accreditering enerzijds, en van de lokale kwaliteitsgroepen
anderzijds. Hij kan de voorwaarden bepalen waaronder het door Hem te bepalen
deel van de forfaitaire tegemoetkoming bedoeld in artikel 50, § 6, laatste lid,
wordt aangewend voor de financiering. ».
Art. 4. Artikel 50bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 februari
1998 en gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, wordt opgeheven.
Art. 5. In artikel 52, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24
december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het derde lid wordt vervangen als volgt :
« De Koning maakt, na advies van de commissie zoals samengesteld met toepassing
van de bepalingen van het vijfde lid, en van het Verzekeringscomité, de regels
op luidens welke die akkoorden worden gesloten en stelt de normen vast volgens
welke de last der forfaits over de verzekeringsinstellingen wordt verdeeld. »;
2° in het vierde lid wordt na de eerste zin de volgende zin ingevoegd :
« Het akkoord is enkel deugdelijk gesloten indien het bij de stemming door twee
derde van de verzekeringsinstellingen wordt goedgekeurd; het aldus gesloten
akkoord verbindt alle verzekeringsinstellingen. »
3° het vijfde lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
« De samenstelling en regeling inzake de werking van de commissie betreffende
het advies bedoeld in het derde lid en betreffende de toepassing van de regels,
inzonderheid wat de berekening en de betaling van de forfaitaire bedragen
betreft, worden bepaald door de Koning. »
Afdeling 2. - Financiële bepalingen
Art. 6. In artikel 40, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de
wet van 24 december 1999 en bij het koninklijk besluit van 10 december 1996,
worden de woorden « moet de Algemene Raad rekening houden met de bij wet
vastgestelde reële groeinorm van de uitgaven voor geneeskundige verzorging, »,
vervangen door de woorden : « moet de Algemene Raad rekening houden met de bij
de wet vastgestelde reële groeinorm van de uitgaven voor geneeskundige
verzorging en met het in de artikelen 59 en 69 bedoeld algebraïsch verschil
alsmede met het aandeel van de verzekering geneeskundige verzorging in de
verrekening van het verschil bedoeld in artikel 104quater, § 1, van de wet op de
ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. »
Art. 7. In artikel 51 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20
december 1995, 10 december 1997, 25 januari 1999, 24 december 1999, 12 augustus
2000 en 2 januari 2001, en bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden
volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, vijfde lid wordt de zin « De door de Algemene Raad bepaalde
verminderingen komen overeen met de vastgestelde overschrijding op jaarbasis ten
opzichte van de partiële begrotingsdoelstelling, » vervangen door de volgende
bepaling : « De door de Algemene Raad bepaalde verminderingen komen overeen met
de verwachte of vastgestelde overschrijding op jaarbasis van de partiële
begrotingsdoelstelling. »;
2° § 4 wordt aangevuld met de volgende leden, luidend als volgt :
« Zodra overeenkomstig artikel 40, § 3, de partiële begrotingsdoelstellingen van
een volgend dienstjaar zijn vastgesteld, en een beduidende overschrijding of een
risico op beduidende overschrijding wordt vastgesteld op basis van de gegevens
van het lopend dienstjaar of een gedeelte ervan, onderzoekt de Commissie voor
Begrotingscontrole of een overschrijding of een risico op overschrijding in het
volgend dienstjaar wordt verwacht.
Het globaal budget van financiële middelen voor sommige verstrekkingen bedoeld
in artikel 34 wordt voor de toepassing van de bepalingen genomen ter uitvoering
van het eerste lid met een partiële begrotingsdoelstelling gelijkgesteld,
behoudens voor de globale budgetten die deel uitmaken van een overeenkomstig
artikel 40, § 3, vastgestelde partiële begrotingsdoelstelling. »;
3° in § 5 worden de woorden « de verslaggeving, bedoeld in § 3, zesde lid, »
vervangen door de woorden « de verslaggeving, bedoeld in § 3, tweede en zesde
lid, ».
Art. 8. In artikel 53 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22
februari 1998, 25 januari 1999 en 24 december 1999, wordt tussen het zevende lid
en het achtste lid het volgende lid ingevoegd :
« De Koning kan de voorwaarden en modaliteiten bepalen voor de uitbetaling van
de verzekeringstegemoetkoming aan de rechthebbende of zijn vertegenwoordigers.
Hij kan hierbij vaststellen welke personen niet als vertegenwoordiger kunnen
optreden. »
Art. 9. In artikel 56bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk
besluit van 25 april 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt vervangen als volgt :
« In afwijking van de bepalingen van deze gecoördineerde wet en haar
uitvoeringsbesluiten kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de
Ministerraad en na het advies van de Algemene Raad en van de betrokken
overeenkomsten- en akkoordencommissie te hebben ingewonnen, jaarlijks een
alomvattende begroting van financiële middelen vaststellen voor de door Hem
vastgestelde verstrekkingen van artikel 34 die worden verleend aan
rechthebbenden die zijn opgenomen in de verpleeginrichtingen, die Hij aanwijst,
bedoeld in artikel 2 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus
1987. »
2° In § 4 worden de woorden « bij een in Ministerraad overlegd besluit en met
respect voor de bestaande procedures » vervangen door de woorden « na advies van
het Verzekeringscomité ».
Art. 10. Artikel 59 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 12 augustus
2000, 2 januari 2001 en 19 juli 2001, wordt aangevuld met het volgende lid :
« De in artikel 51, §§ 2 en 3, bedoelde correctiemechanismen en verminderingen
zijn van toepassing ongeacht het toepassen van de verrekening bedoeld in dit
artikel. »
Art. 11. In dezelfde wet wordt een artikel 64bis ingevoegd, luidend als volgt
:
« Art. 64bis. Voor de verstrekkingen die geheel of gedeeltelijk vergoed worden
door het budget van financiële middelen, bedoeld in artikel 87 van de wet op de
ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, kan geen
verzekeringstegemoetkoming worden toegekend, behalve voor het deel dat niet door
voornoemd budget wordt vergoed en onverminderd de toepassing van artikel 100 van
voornoemde wet.
De Koning wijzigt, na advies van het Verzekeringscomité, de honoraria, prijzen,
vergoedingstarieven of andere bedragen, die reglementair of conventioneel zijn
vastgesteld, op de datum dat de verstrekkingen door het in het eerste lid
bedoelde budget worden vergoed.
De Koning kan nadere regels vaststellen voor de toepassing van deze bepaling. »
Art. 12. Artikel 191, eerste lid, 7°, van dezelfde wet, ingevoerd bij de wet
van 8 augustus 1980, gewijzigd bij de wetten van 22 februari 1998 en 24 december
1999, voor zover het is opgeheven door artikel 2, 4.b, van de wet van 30
december 1982, houdende de begroting der Dotatiën voor het begrotingsjaar 1982,
is opnieuw van toepassing wat de pensioenen van de leden van de Wetgevende
Kamers en van hun rechtverkrijgenden betreft.
Art. 13. Artikel 192, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij het
koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij de wetten van 20
december 1995, 22 februari 1998, 25 januari 1999 en bij het koninklijk besluit
van 25 april 1997, wordt vervangen als volgt :
« Het verdeelt over de regelingen van de werknemers en van de zelfstandigen,
over de tak geneeskundige verzorging en de tak uitkeringen, de verschillende in
artikel 191 bedoelde inkomsten die respectievelijk voor hen zijn bestemd en heft
op het totale bedrag van de in dit artikel in aanmerking genomen inkomsten van
elke regeling en van elke tak, het bedrag van zijn administratiekosten opgenomen
in het in artikel 12, 4°, bedoelde begrotingsdocument, in verhouding tot de in
artikel 191 bedoelde inkomsten die het voorafgaande jaar aan elke regeling en
elke tak zijn toegekend. »
Art. 14. In artikel 196 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk
besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, en bij
het koninklijk besluit van 10 april 2000, wordt een paragraaf 6 ingevoegd,
luidende :
« § 6. Met betrekking tot de boekjaren van de derde fase kan de Koning, in
afwijking van de bepalingen van § 4, op voorstel van de Algemene Raad, na advies
van het Verzekeringscomité en op advies van de Raad van de Controledienst voor
de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, de bestaande parameters
verfijnen en/of nieuwe parameters opnemen in de berekening van de
verdeelsleutel. »
Art. 15. In artikel 197 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk
besluit van 12 augustus 1994, wordt een § 3bis ingevoegd, luidende :
« § 3bis. Bij het vaststellen van de financiële verantwoordelijkheid worden
eveneens de uitgaven geneutraliseerd die deel uitmaken van de globale jaarlijkse
begrotingsdoelstelling, maar die rechtstreeks worden verricht door het
Instituut, zonder tussenkomst van de verzekeringsinstellingen. »
Art. 16. Artikel 197, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd door het koninklijk
besluit van 12 augustus 1994, wordt aangevuld met de volgende leden :
« Het bedrag dat overeenkomt met die 2 % wordt nochtans verhoogd voor die
verzekeringsinstelling waarvoor de toename van het geboekt uitgavenniveau van
het jaar, ten opzichte van dit van het jaar ervoor, significant hoger ligt dan
de toename van het uitgavenniveau van het jaar, dat overeenstemt met de in het
jaar verrichte verstrekkingen, geboekt in het jaar zelf en in het eerste
trimester van het volgend jaar, hierna « uitgavenniveau voor de verrichte
verstrekkingen op vijf geboekte trimesters » genoemd, ten opzichte van het
gelijkaardig uitgavenniveau van het jaar ervoor.
Deze verhoging bestaat uit het geboekt uitgavenniveau van die
verzekeringsinstelling, verminderd met 102 % van haar inkomstenaandeel,
onverminderd de toepassing van artikel 197, § 3.
Deze verhoging wordt nochtans beperkt tot het relatief voordeel op haar
inkomstenaandeel in het jaar voordien.
De Algemene Raad bepaalt, na advies van de Commissie voor begrotingscontrole en
van de Technische Boekhoudkundige en Statistische Commissie, in voorkomend
geval, wanneer het geboekt uitgavenniveau voor een verzekeringsinstelling
significant hoger ligt dan het uitgavenniveau voor de verrichte verstrekkingen
op vijf geboekte trimesters. »
Art. 17. In Titel lX van dezelfde wet wordt een hoofdstuk lIl ingevoegd,
luidende :
« Hoofdstuk III. - lnvordering van verschuldigde bedragen
Art. 206bis. Ingeval de schuldenaar in gebreke blijft, kan het Instituut de
Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en
domeinen belasten met de invordering van de verschuldigde bedragen
overeenkomstig de bepalingen van artikel 94 van de wetten op de
Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. »
Art. 18. In artikel 217 van dezelfde wet wordt het eerste lid aangevuld als
volgt :
« De Koning bepaalt eveneens de wijze waarop de uitgaven die door de
verzekeringsinstellingen met toepassing van de wet op de ziekenhuizen,
gecoördineerd op 7 augustus 1987, in twaalfden worden uitbetaald, worden
verdeeld met het oog op de afsluiting van de rekeningen en de toepassing van de
financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen. »
Afdeling 3. - Administratieve bepalingen
Art. 19. Artikel 138 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december
1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« De verzekeringsinstelling stelt op eigen initiatief of op verzoek van de
controlediensten van het Instituut, aan de hand van elektronisch opgeslagen en
verwerkte gegevens, lijsten op die de nodige gegevens bevatten voor de volledige
identificering van de verstrekkingen enerzijds aangerekend, anderzijds
terugbetaald door de verzekering voor geneeskundige verzorging.
Na waarmerking door een gevolmachtigde van de verzekeringsinstelling erkend door
de leidend ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle, gelden deze
lijsten tot bewijs van het tegendeel, ook ten aanzien van derden. »
Art. 20. Artikel 140, zesde lid van dezelfde wet, wordt vervangen door de
volgende bepaling :
« Het Comité houdt op geldige wijze zitting wanneer naast de voorzitter of een
ondervoorzitter, tenminste de helft van de leden bedoeld onder het eerste lid,
2°, 3° en 4°, aanwezig zijn, alsook de helft van de leden bedoeld onder het
eerste lid, 5° tot 21°, bij het onderzoek van de vragen die rechtstreeks de
groep die hen heeft voorgedragen, aanbelangen. Om na te gaan of het voornoemd
quorum bereikt is, wordt ieder regelmatig opgeroepen lid, dat zonder
rechtvaardiging aangenomen door de voorzitter van de zitting, afwezig is, bij
het aantal deelnemers meegeteld. Het lid wordt geacht zich te onthouden bij de
stemming over de beslissingen. »
Art. 21. Artikel 141, § 1, eerste lid, 13°, b), van dezelfde wet, gewijzigd
bij de wet van 24 december 1999, wordt vervangen als volgt :
« b) de bekendmaking van zijn beslissingen en de rechtspraak van de Beperkte
Kamers, van de Commissies van beroep en van de Controlecommissie. »
Art. 22. In artikel 145, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28
december 1999, worden het eerste en het tweede lid opgeheven.
Art. 23. Artikel 147 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
« De apothekers-inspecteurs hebben eveneens als taak de correcte uitvoering na
te gaan van de controles toevertrouwd aan de adviserend geneesheren met
betrekking tot de terugbetaling van farmaceutische specialiteiten en van
magistrale bereidingen. »
Art. 24. Artikel 164, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van
24 december 1999, wordt aangevuld als volgt :
« Zij genieten het voorrecht bedoeld in artikel 19, 4°, eerste lid, van de
hypotheekwet van 16 december 1851. »
Art. 25. Artikel 185, § 2, tweede lid, 2°, van dezelfde wet, vervangen bij de
wet van 12 augustus 2000, wordt aangevuld als volgt :
« Naar de betrekking van sociaal inspecteur-directeur bij het Instituut kunnen
de sociaal inspecteurs via bevordering en de personeelsleden van rang 13 via
verandering van graad dingen. Zij moeten naargelang het geval de
graadanciënniteit hebben die door de Koning voor de bevordering tot rang 13 of
voor de benoeming via verandering van graad is vastgesteld. »
Art. 26. Artikel 186 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 februari
1998, wordt aangevuld met het volgende lid :
« In het organiek kader van het Instituut worden de betrekkingen van het
administratief personeel van de niveaus 2 en 3 tot 31 december 2002 als
evenwaardig beschouwd voor de vaststelling van de wervingsmachtigingen van
niveau 2. »
Afdeling 4. - Terugvordering van ten onrechte uitbetaalde prestaties
Art. 27. Artikel 19, 4°, eerste lid, van de hypotheekwet van 16 december
1851, opgeheven bij de wet van 12 april 1965, wordt hersteld in de volgende
lezing :
« 4° de schuldvorderingen van het Rijksinstituut voor ziekte- en
invaliditeitsverzekering en deze van de verzekeringsinstellingen bepaald bij
artikel 2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de ten onrechte
uitbetaalde prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging, de
uitkeringsverzekering of de moederschapsverzekering. »
Art. 28. In de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt een artikel
173bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 173bis. Indien de Dienst voor geneeskundige controle of de dienst voor
administratieve controle, op eigen initiatief of na melding door een
verzekeringsinstelling, vaststelt dat een zorgverlener, ondanks schriftelijke
aanmaning, op onrechtmatige wijze verstrekkingen aanrekent of door derden laat
aanrekenen, is de betrokken zorgverlener, overeenkomstig de door de Koning te
bepalen voorwaarden en modaliteiten en onverminderd de sancties en
terugvorderingen bedoeld in titel VII van deze wet, een compenserende vergoeding
verschuldigd.
Deze vergoeding is verschuldigd voor vaststellingen van fouten die niet
uitsluitend betrekking hebben op het niet naleven van de onderrichtingen
betreffende de aflevering van de facturatiegegevens op magnetische dragers, die
door het Verzekeringscomité werden vastgesteld met toepassing van de bepalingen
van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de
geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen.
Deze vergoeding bedraagt 20 % van het foutief aangerekend bedrag voor een eerste
vaststelling en 50 % van het foutief aangerekende bedrag in geval van herhaling
binnen een periode van twee jaar.
De Koning bepaalt de bestemming en de wijze van boeking van de geïnde
vergoedingen alsook het aandeel dat eventueel aan de verzekeringsinstelling
wordt overgemaakt. »
Afdeling 5. - Opheffing van de Administratieve cel mijnwerkers
Art. 29. In artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22
februari 1998 en 24 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder f), wordt vervangen door de volgende bepaling :
« f) onder « Bijzondere diensten » de Diensten voor geneeskundige verzorging,
voor uitkeringen, voor geneeskundige controle en voor administratieve controle.
»
2° de bepaling onder r), wordt opgeheven.
Art. 30. Artikel 78 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art. 78. In de schoot van het Instituut wordt een Dienst voor uitkeringen
ingesteld, belast met de administratie van de uitkeringsverzekering en de
toepassing van de bepalingen betreffende het invaliditeitspensioen, bepaald bij
de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van
de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden. »
Art. 31. In artikel 78bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april
1996 en vervangen door de wet van 22 februari 1998, worden de volgende
wijzigingen aangebracht :
1° § 1, vervangen bij de wet van 3 mei 1999, wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« § 1. De voorzorgskassen, als bedoeld in het koninklijk besluit van 20 november
1970 houdende bijzondere bepalingen inzake de sociale zekerheid van de
mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, worden geïntegreerd binnen de Dienst voor
uitkeringen.
De Koning bepaalt de regels van de werking en organisatie van de
voorzorgskassen, als bedoeld in het eerste lid. »;
2° § 2, vijfde lid, en §§ 3 en 4, worden opgeheven.
Art. 32. In artikel 80bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22
februari 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 3° wordt opgeheven;
2° in punt 4°, tweede lid, worden de woorden « van de administratieve cel »
vervangen door de woorden « van de Dienst voor uitkeringen »;
3° in punt 6° worden de woorden « van de administratieve cel » vervangen door de
woorden « van de Dienst voor uitkeringen ».
Art. 33. Artikel 177, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van
22 februari 1998, wordt vervangen door het volgende lid :
« Het personeel van het Instituut staat onder de leiding van de
Administrateur-generaal, bijgestaan door de Adjunct-administrateur-generaal. »
Art. 34. In artikel 182, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 29
april 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid :
« De directeur-generaal van de Dienst voor uitkeringen bedoeld in artikel 177,
tweede lid, is belast met de uitvoering van de beslissingen van het
Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen en van het Beheerscomité voor de
mijnwerkers, waartoe hij overeenkomstig artikel 181, zevende lid, werd
gemachtigd. »;
2° Het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid :
« Hij woont de vergaderingen van het Beheerscomité van de Dienst voor
uitkeringen en van het Beheerscomité voor de mijnwerkers bij en staat in voor
het secretariaat ervan. »
Art. 35. In dezelfde wet worden opgeheven :
1° artikel 181, achtste lid, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998;
2° artikel 181bis, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 22 januari 1945 betreffende de
economische reglementering en de prijzen en van de programmawet van 22 december
1989
Art. 36. In de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische
reglementering en de prijzen wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :
« Art. 2bis. De Minister, die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft,
kan delegatie verlenen voor de beslissingen inzake het bepalen van de prijs van
de geneesmiddelen. »
Art. 37. In artikel 314 van de programmawet van 22 december 1989, gewijzigd
bij de wet van 22 december 1995, wordt een § 5 ingevoegd, luidende :
« § 5. De Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, kan
delegatie verlenen voor de beslissingen bedoeld in de eerste paragraaf van dit
artikel. »
« HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de
ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen
Art. 38. Artikel 6, § 4, derde lid, van de wet van 6 augustus 1990
betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, vervangen bij
de wet van 12 augustus 2000, wordt vervangen als volgt :
« In geval van vrijwillige ontbinding zijn de artikelen 45, 46, 46bis, 48, § 2,
en 48bis, § 4bis, van toepassing. »
Art. 39. In artikel 15 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 augustus
2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, wordt punt 9° aangevuld als volgt :
« en de handelingen betreffende de vereffening van het ziekenfonds. »;
2° in § 2, wordt punt 8° aangevuld als volgt :
« en de handelingen betreffende de vereffening van de landsbond. »
Art. 40. In artikel 26, § 2, derde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de
wet van 12 augustus 2000, worden de woorden « Artikel 48, § 2, » vervangen door
de woorden « Artikel 48, § 1. »
Art. 41. Artikel 31 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 31. Elke landsbond moet beschikken over een systeem van interne controle
en interne audit dat betrekking heeft op het geheel van zijn activiteiten,
alsmede op deze van de erbij aangesloten ziekenfondsen.
De Koning bepaalt, op voorstel van de Raad van de Controledienst, wat men dient
te verstaan onder systeem van interne controle en interne audit.
De Controledienst bepaalt de voorwaarden waaraan het systeem van interne
controle en interne audit moet beantwoorden, alsmede de maatregelen die door de
landsbonden dienen ingesteld te worden. »
Art. 42. In artikel 44 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22
februari 1998 en 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, 5°, wordt het woord « vereffening », vervangen door het woord « fusie
»;
2° de § 3 wordt vervangen als volgt :
« § 3. « De artikelen 45, 46, 46bis, 48, § 2, en 48bis, § 4bis, zijn niet van
toepassing op de ingevolge fusie ontbonden landsbonden en ziekenfondsen. »
Art. 43. Artikel 45 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 augustus
2000, wordt vervangen als volgt :
« Art. 45. § 1. De ziekenfondsen en de landsbonden kunnen ontbonden worden door
een beslissing van de algemene vergadering die daartoe speciaal wordt
bijeengeroepen.
De bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12, § 1, derde lid, zijn van
toepassing.
§ 2. Het bericht van bijeenroeping vermeldt :
1° de redenen van de ontbinding;
2° de meest recente financiële toestand van het ziekenfonds of van de landsbond,
vastgesteld op een datum die niet meer dan drie maanden teruggaat;
3° het verslag van de revisor over deze toestand. Dit verslag toont in het
bijzonder aan of de financiële toestand zoals voorgesteld volledig en getrouw is
opgesteld;
4° de voorwaarden van de vereffening;
5° het (de) voorstel(len) betreffende de bestemming van de eventuele
overblijvende activa. »
Art. 44. Artikel 46 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 46. § 1. De algemene vergadering die tot de ontbinding van het
ziekenfonds of van de landsbond besluit, wijst één of meer vereffenaars aan,
onder de revisoren, opgenomen op de door de Controledienst opgestelde lijst,
bedoeld in artikel 32, eerste lid.
De identiteit van de aangestelde revisor of revisoren wordt medegedeeld aan de
Controledienst.
Wanneer meerdere vereffenaars aangeduid worden, vormen zij een college.
De beslissing van de algemene vergadering of van de Controledienst wordt door de
vereffenaars binnen dertig kalenderdagen naar het Belgisch Staatsblad
overgezonden voor bekendmaking bij uittreksel, met vermelding van de identiteit
van de vereffenaars.
De Koning bepaalt de bevoegdheden en de verplichtingen van de vereffenaars,
alsook de regels die terzake moeten worden toegepast.
§ 2. De kosten van de vereffening zijn ten laste van het ontbonden ziekenfonds
of van de ontbonden landsbond.
§ 3. De algemene vergadering die tot de ontbinding van het ziekenfonds of de
landsbond beslist, wijst twee commissarissen aan, leden van de algemene
vergadering met stemrecht.
Deze commissarissen worden belast met de controle van de documenten, opgesteld
door de vereffenaars, in uitvoering van § 1, vierde lid. Zij stellen in dit
verband een verslag op.
Bij gebrek aan aanwijzing van commissarissen beschikken de leden van de algemene
vergadering van het betrokken ziekenfonds of de betrokken landsbond over een
individueel controlerecht.
§ 4. De algemene vergadering die beslist tot de ontbinding van het ziekenfonds
of van de landsbond, beslist over de bestemming die gegeven wordt aan de
eventuele overblijvende activa, met inachtneming van zijn statutaire
doelstellingen. »
Art. 45. Een artikel 46bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet
ingevoegd :
« Art. 46bis. Het ziekenfonds of de landsbond wordt, na ontbinding, geacht voort
te bestaan voor zijn vereffening.
Alle stukken uitgaande van een ontbonden ziekenfonds of van een ontbonden
landsbond vermelden duidelijk dat deze in vereffening is.
Elke wijziging van benaming of maatschappelijke zetel van een ziekenfonds of een
landsbond in vereffening is verboden. »
Art. 46. In artikel 47, § 1, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden «
in artikelen 46 en 48 » vervangen door de woorden « in artikelen 46 en 48, § 2
».
Art. 47. Artikel 48 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 48. § 1. In geval van stopzetting van één of meerdere diensten, als
bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), of 7, §§ 2 en 4, beslist de algemene
vergadering van het ziekenfonds of van de landsbond over de bestemming van de
reservefondsen van deze diensten.
Deze reservefondsen moeten echter bij voorrang aangewend worden ten gunste van
de leden van wie het recht op prestaties inging voor de stopzetting van deze
diensten.
De beslissingen van de algemene vergadering betreffende de stopzetting van
diensten en de bestemming van hun reservefondsen vallen onder de toepassing van
de artikelen 10, 11 en 12, § 1, derde lid.
§ 2. In geval van ontbinding van een ziekenfonds of een landsbond worden de
reservefondsen verdeeld onder de leden van wie het recht op prestaties inging
voor de datum van ontbinding.
Indien uit de rekeningen van de vereffening blijkt dat na de betaling van alle
schulden en de consignatie van de gelden verschuldigd aan sommige schuldeisers
er overblijvende activa zijn, krijgen deze de bestemming zoals beslist
overeenkomstig artikel 46, § 4. »
Art. 48. In artikel 48bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12
augustus 2000, wordt een § 4bis ingevoegd, luidend als volgt :
« § 4bis. De vordering van de schuldeisers van een ontbonden ziekenfonds of van
een ontbonden landsbond tegen de vereffenaars verjaart twee jaar na de
bekendmaking van de afsluiting van de vereffening in het Belgisch Staatsblad. »
Art. 49. In artikel 60quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12
augustus 2000, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid
ingevoegd :
« Bij gebrek aan betaling van een administratieve geldboete binnen de termijnen
vastgesteld in uitvoering van het eerste lid, zal de Administratie van het
kadaster, registratie en domeinen overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet
van 22 december 1949 worden belast met de vordering van de administratieve
geldboete door middel van dwangbevel. ».
»TITEL III. - Sociale Zaken en Volksgezondheid
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de wet op de ziekenhuizen,
gecoördineerd op 7 augustus 1987
Art. 50. In artikel 1 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7
augustus 1987, worden de woorden « door publieke personen of door privé-personen
» vervangen door de woorden « door publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen
».
Art. 51. In artikel 2 van dezelfde wet, gecoördineerd op 7 augustus 1987,
wordt het woord « personen » vervangen door het woord « patiënten ».
Art. 52. Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling
:
« Art. 4. Met het oog op de toepassing van deze gecoördineerde wet worden als
universitaire ziekenhuizen, universitaire ziekenhuisdiensten, universitaire
ziekenhuisfuncties of universitaire zorgprogramma's beschouwd, deze welke, gelet
op hun eigen functie op het gebied van patiëntenverzorging, het klinisch
onderricht, het toegepast wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe
technologieën en de evaluatie van de medische activiteiten, voldoen aan de
voorwaarden gesteld door de Koning en door Hem als dusdanig worden aangewezen op
voorstel van de academische overheid van een Belgische universiteit met een
faculteit geneeskunde met volledig leerplan.
Met toepassing van het eerste lid kan slechts één ziekenhuis per universiteit
met een faculteit geneeskunde met volledig leerplan worden aangewezen. »
Art. 53. In artikel 5, eerste lid, van dezelfde wet, vervallen de woorden «
de gesloten psychiatrische inrichtingen, de medisch-pedagogische inrichtingen,
en ».
Art. 54. In artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 29 december
1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 7° wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 7° onder verzorgend personeel wordt verstaan : alle personeelsleden die niet
behoren tot één der categorieën van de beroepsbeoefenaars, bedoeld in voornoemd
koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, en die het verpleegkundig
personeel bijstaan in de verzorging van patiënten. »
2° het artikel wordt aangevuld met een punt 8°, luidend als volgt :
« 8° onder zorgkundige wordt verstaan : de zorgkundige, zoals bedoeld in artikel
21sexiesdecies van voornoemd koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 en
die aan het ziekenhuis verbonden is. »
Art. 55. Afdeling 8bis van titel I, hoofdstuk I, van dezelfde wet, ingevoegd
bij de wet van 25 januari 1999 en vernietigd bij arrest nr. 108/2000 van het
Arbitragehof van 31 oktober 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Afdeling 8bis. - Netwerk en zorgcircuit.
Art. 9ter. § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° netwerk van zorgvoorzieningen : een geheel van zorgaanbieders,
zorgverstrekkers, instellingen en diensten, die, wat de organieke wetgeving
betreft, niet ressorteren onder de bevoegdheid van de overheden bedoeld in de
artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet en die samen voor een door hen nader
te omschrijven doelgroep van patiënten en binnen een door hen te motiveren
gebiedsomschrijving, één of meerdere zorgcircuits aanbieden, in het kader van
een instellingoverschrijdende juridisch geformaliseerde
samenwerkingsovereenkomst;
2° zorgcircuit : het geheel van zorgprogramma's en andere zorgvoorzieningen die
wat de organieke wetgeving betreft, niet ressorteren onder de bevoegdheid van de
overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet, en worden
georganiseerd door middel van een netwerk van zorgvoorzieningen, die de in 1°,
bedoelde doelgroep of subdoelgroep achtereenvolgens kan doorlopen.
§ 2. De Koning kan, na advies van de Nationale Raad voor
ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling programmatie en erkenning, de doelgroepen
aanduiden voor dewelke de zorg via een netwerk van zorgvoorzieningen wordt
aangeboden. In voorkomend geval kan Hij die categorieën van zorgaanbieders
aanduiden die in ieder geval deel uitmaken van bedoeld netwerk.
§ 3. De Koning kan nadere regelen vaststellen voor de toepassing van §§ 1 en 2.
Hij kan eveneens de bepalingen van deze wet geheel of gedeeltelijk, en met de
nodige aanpassingen, uitbreiden tot de in § 1, bedoelde netwerken, tot de
zorgcircuits die er deel van uitmaken en tot de onderdelen die het zorgcircuit
samenstellen. »
Art. 56. Na artikel 9quinquies van dezelfde wet wordt een Afdeling 11
ingevoegd, luidend als volgt :
« Afdeling 11. - Referentiecentra.
Art. 9sexies. § 1. De Koning kan, na advies van de Nationale Raad voor
ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Programmatie en Erkenning, karakteristieken
bepalen teneinde referentiecentra aan te wijzen binnen erkende diensten,
afdelingen, functies, medische en medisch-technische diensten en
zorgprogramma's.
§ 2. De Koning kan, na advies van de Nationale Raad voor
ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling programmatie en erkenning, de toepassing van
de bepalingen van deze wet geheel of gedeeltelijk, en met de nodige
aanpassingen, uitbreiden tot de in § 1, bedoelde referentiecentra. »
Art. 57. Artikel 10 van dezelfde wet, wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art. 10. § 1. Ieder ziekenhuis heeft een eigen beheer.
§ 2. De ziekenhuizen worden, overeenkomstig de door de Koning, bij een besluit
vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalde voorwaarden, uitgebaat door
een rechtspersoon die uitsluitend de uitbating van één of meerdere ziekenhuizen
of gezondheidsvoorzieningen of medisch-sociale inrichtingen als statutair doel
heeft.
De Koning kan de in het vorige lid bedoelde gezondheidsvoorzieningen, bij een
besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, nader omschrijven.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, in
afwijkingen voorzien ten aanzien van de bepaling bedoeld in het eerste lid.
§ 3. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad,
de categorieën van rechtspersonen bepalen die een ziekenhuis mogen uitbaten. »
Art. 58. In artikel 17bis, eerste lid, 1°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de
wet van 29 december 1990, worden de woorden « verpleegkundig en verzorgend
personeel » vervangen door de woorden « de ziekenhuisverpleegkundigen, de
zorgkundigen en het verzorgend personeel ».
Art. 59. In artikel 27 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit
nr. 60 van 22 juli 1982, worden het tweede en het derde lid opgeheven.
Art. 60. In artikel 28, 1°, van dezelfde wet worden in het tweede en vierde
lid de woorden « de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid
heeft, na gemotiveerd advies van de bevoegde Commissie voor
Ziekenhuisprogrammatie », vervangen door de woorden « de overheid bedoeld in de
artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet ».
Art. 61. Artikel 32 van dezelfde wet, wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Voor de toepassing van de artikelen 29, 30 en 31 kan de Koning nadere regelen
bepalen in verband met het aantal gedesaffecteerde bedden, per soort van
ziekenhuisdienst die in aanmerking genomen kunnen worden om een uitbreiding van
het aantal bedden, in een andere soort van ziekenhuisdienst of in een ander
ziekenhuis, mogelijk te maken.
De Koning kan eveneens nadere regelen bepalen in verband met het aantal
bijkomende bedden die, in door Hem aangewezen soorten van ziekenhuisdiensten,
erkend en in gebruik genomen kunnen worden. »
Art. 62. In artikel 39 van dezelfde wet, worden de woorden « in artikel 53
bedoelde tussenkomst » vervangen door de woorden « de in artikel 46 bedoelde
tegemoetkoming in de financiering van de investeringskosten van zware medische
apparatuur ».
Art. 63. Artikel 40 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art. 40. Toestellen en uitrustingen die met toepassing van artikel 38 door de
Koning als zware medische apparatuur zijn aangemerkt, mogen noch worden
opgesteld, noch uitgebaat zonder voorafgaande toestemming van de overheid als
bedoeld in de artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet. Die toestemming is
vereist, zelfs wanneer de initiatiefnemer geen beroep doet op de tegemoetkoming
bedoeld in artikel 46 en zelfs wanneer de investering plaatsvindt buiten een
ziekenhuis of een medisch-sociale instelling. »
Art. 64. Artikel 40bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 december
1994, wordt opgeheven.
Art. 65. Artikel 41 van dezelfde wet, wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« De Koning kan, per toestel vermeld in de in artikel 38 bedoelde lijst van
zware medische apparatuur, nadere regelen bepalen inzake het maximum aantal dat
in gebruik mag worden genomen en uitgebaat.
Hij kan, onverminderd het eerste lid, de in artikel 40 bedoelde toelating,
alsmede de ingebruikneming en uitbating, onderwerpen aan de door Hem bepaalde
programmatiecriteria of maximumaantal.
Hij kan de datum bepalen vanaf dewelke de uitbating verboden wordt van zware
medische apparatuur die niet past in het kader van het maximum aantal
toestellen, bedoeld in het eerste lid, of van de programmatie bedoeld in het
tweede lid. »
Art. 66. In artikel 44, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet
van 30 maart 1994, worden de woorden « 53, 54 en 55 » vervangen door de woorden
« en 46 ».
Art. 67. Artikel 44ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 december
1994, wordt aangevuld met de woorden « of programmatiecriteria vaststellen ».
Art. 68. In artikel 46 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « de Staat » vervangen door de woorden «
de overheid bedoeld in de artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet »;
2° tussen het eerste en tweede lid, wordt het volgende lid ingevoegd, luidend
als volgt :
« De in het eerste lid bedoelde overheid kan eveneens tussenkomen in de
financiering van de investeringskosten van zware medische apparatuur. »
Art. 69. In artikel 46bis, eerste en derde lid van dezelfde wet, ingevoegd
bij de wet van 30 december 1988 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1989,
worden de woorden « bevoegd voor het gezondheidsbeleid op grond van artikel
59bis en van artikel 59ter » en vervangen door de woorden « bedoeld in de
artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet ».
Art. 70. In artikel 47, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° het tweede lid wordt aangevuld met de woorden « of met het niet in gebruik
nemen of het beëindigen van het gebruik van zware medische apparatuur »;
2° er wordt een derde lid ingevoegd, luidende :
« De in het tweede lid bedoelde schadeloosstelling kan niet worden toegekend in
het geval diensten worden opgericht en/of uitgebaat zonder de vereiste erkenning
of indien zware medische apparatuur wordt opgesteld en/of uitgebaat zonder de
vereiste toelating. »
Art. 71. In titel III, hoofdstuk II, van dezelfde wet wordt afdeling 3,
bestaande uit de artikelen 48 tot 67, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991,
opgeheven.
Art. 72. Artikel 69 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december
1988 en 12 december 1994, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
« 4° voor de vestigingsplaatsen van de ziekenhuizen, zoals deze door de Koning
nader worden omschreven. »
Art. 73. In artikel 71, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « de
minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, de Nationale Raad
voor ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling erkenning, gehoord » vervangen door de
woorden « de overheid bedoeld in de artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet ».
Art. 74. In artikel 72, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « of
vanwege de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft »
vervangen door de woorden « de overheid bedoeld in de artikelen 128, 130 of 135
van de Grondwet ».
Art. 75. In artikel 73 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° in het eerste en tweede lid, vervallen de woorden « de Nationale Raad voor
ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling erkenning, gehoord »;
2° in het tweede lid, worden de woorden « de Minister die de Volksgezondheid
onder zijn bevoegdheid heeft » vervangen door de woorden « de overheid bedoeld
in de artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet. ».
Art. 76. In artikel 74 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « De minister die de Volksgezondheid
onder zijn bevoegdheid heeft, mag na het advies van de Nationale Raad voor
ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling erkenning, te hebben ingewonnen, » vervangen
door de woorden « De overheid bedoeld in de artikelen 128, 130 of 135 van de
Grondwet kan, »;
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art. 77. In artikel 75 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° <sw;7.11d>in het eerste lid worden de woorden « de minister die de
Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft » vervangen door de woorden « de
overheid bedoeld in de artikelen 128, 130 of 135 van de Grondwet ».
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 78. In titel III, hoofdstuk III, van dezelfde wet wordt na artikel 75
een afdeling 5bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Afdeling 5bis. Gemeenschappelijke bepaling met betrekking tot de erkenning, de
intrekking van de erkenning en de sluiting.
Art. 75bis. De beslissingen inzake erkenning, intrekking van de erkenning en
sluiting, als bedoeld in de artikelen 72, 73 en 74, die met toepassing van
artikel 5, § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen worden medegedeeld aan de minister die de Volksgezondheid onder
zijn bevoegdheid heeft, worden door deze laatste ter kennis gebracht van het
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering.
De in het eerste lid bedoelde kennisgeving geschiedt eveneens voor elke
beslissing tot het verlenen of intrekken van de toelating, als bedoeld in
artikel 41. »
Art. 79. Artikel 76ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 december
1994, wordt opgeheven.
Art. 80. In hoofdstuk V van titel III van dezelfde wet, worden de opschriften
van de onderscheidene afdelingen en onderafdelingen opgeheven.
Art. 81. Artikel 87 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1994,
wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 87. Het budget van financiële middelen wordt door de Minister die de
Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft voor ieder ziekenhuis afzonderlijk
bepaald, binnen een globaal budget voor het Rijk dat wordt vastgesteld bij een
koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Het in het eerste lid bedoelde budget van financiële middelen is samengesteld
uit een vast gedeelte en een variabel gedeelte. »
Art. 82. In artikel 88 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december
1988, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « afdelingen of functies » vervangen door
de woorden « afdelingen, functies, of zorgprogramma's »;
2° in het eerste lid worden de woorden « een afzonderlijke prijs per verpleegdag
bepalen op basis van een afzonderlijk budget van financiële middelen en van een
afzonderlijk quotum van verpleegdagen » vervangen door de woorden « een
afzonderlijk budget van financiële middelen bepalen »;
3° in het tweede lid worden de woorden « de Minister die de Volksgezondheid
onder zijn bevoegdheid heeft » vervangen door de woorden « de Koning »;
4° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende bepaling : « Hij bepaalt
inzonderheid welke artikelen van dit hoofdstuk op de afzonderlijke budgetten,
bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk van toepassing zijn, en met de
aanpassingen die Hij nodig acht. »
Art. 83. Artikel 89 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 84. Artikel 90 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 februari
1998, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 90. § 1. Voor het verblijf in een individuele kamer of een
tweepatiëntenkamer, met inbegrip van de daghospitalisatie, mag boven het budget
van financiële middelen, ten laste van de patiënt die zulke kamer heeft geëist,
een supplement worden aangerekend op voorwaarde dat tenminste de helft van het
aantal bedden in het ziekenhuis beschikbaar kan worden gesteld voor het
onderbrengen van patiënten die zonder supplementen wensen te worden opgenomen.
De in het eerste lid bedoelde aantal beschikbare bedden, moeten een voldoende
aantal bedden omvatten voor de kinderen die samen met een begeleidende ouder in
het ziekenhuis verblijven.
De Koning stelt het maximum van het bedrag van het in het eerste lid bedoelde
supplement vast dat respectievelijk voor het verblijf in een individuele kamer
en in een tweepatiëntenkamer mag worden aangerekend, na paritaire raadpleging
van de verzekeringsinstellingen inzake verzekering voor geneeskundige verzorging
en van de organen die de beheerders der ziekenhuizen vertegenwoordigen.
§ 2. Voor het verblijf in een individuele kamer, met inbegrip van de
daghospitalisatie, mag in de volgende gevallen geen supplement, zoals bedoeld in
het eerste lid, worden aangerekend :
a) wanneer de gezondheidstoestand van de patiënt of de technische voorwaarden
van onderzoek, van behandeling of van toezicht, het verblijf in een individuele
kamer vereisen;
b) wanneer de noodwendigheden van de dienst of het niet beschikken over
onbezette bedden in tweepatiëntenkamers of in gemeenschappelijke kamers, het
verblijf in een individuele kamer vereisen;
c) wanneer de opname geschiedt op een eenheid voor intensieve zorg of voor
spoedgevallenzorg, buiten de wil van de patiënt en voor de duur van het verblijf
in een dergelijke eenheid.
Voor het verblijf in een tweepatiëntenkamer mag geen supplement worden
aangerekend wanneer het niet beschikken over onbezette bedden in
gemeenschappelijke kamers, dit verblijf vereist, alsmede in de gevallen bedoeld
in het eerste lid, c).
§ 3. Voor de toepassing van §§ 1 en 2, kan de daghospitalisatie door de Koning
nader worden omschreven. »
Art. 85. Artikel 91 van dezelfde wet, wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art. 91. De Koning kan nadere regelen bepalen inzake :
a) de aard van de bedragen ten laste van de patiënt, die hem vooraf moeten
worden medegedeeld, onder meer de supplementen bedoeld in artikel 90 en in
artikel 138;
b) de modaliteiten van de mededeling aan de patiënt, van de bedragen, bedoeld in
a);
c) de voorlegging ter ondertekening aan de patiënt van een document met
vermelding van de in a) bedoelde bedragen.
Ten aanzien van de patiënten die in daghospitalisatie worden opgenomen, is het
vorige lid, wat de supplementen bedoeld in artikel 138 betreft, enkel van
toepassing voor de verstrekkingen omschreven door de Koning in uitvoering van
artikel 138, § 1, derde lid. »
Art. 86. Artikel 92 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art 92. De Koning bepaalt de wijze waarop de bedragen bedoeld in de artikelen
90, 104bis en 104ter, ter kennis van het publiek worden gebracht. »
Art. 87. Artikel 93 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 88. in artikel 94 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 26 juni
1992 en 30 maart 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Onverminderd artikel 90, dekt het budget van financiële middelen op
forfaitaire wijze de kosten die verband houden met het verblijf in een
gemeenschappelijke kamer en de verstrekking van zorgen aan de patiënten in het
ziekenhuis, met inbegrip van de patiënten in daghospitalisatie zoals omschreven
door de Koning. »
2° Het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
« De Koning omschrijft de in het eerste lid bedoelde kosten. »
Art. 89. In artikel 95 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december
1989, worden de woorden « van financiële middelen » ingevoegd tussen de woorden
« het budget » en de woorden « van het ziekenhuis ».
Art. 90. Artikel 97 van dezelfde wet, wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art. 97. § 1. De Koning bepaalt, de Nationale Raad voor
ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling financiering gehoord, de voorwaarden en de
regelen voor de vaststelling van het budget van financiële middelen en van de
onderscheidene bestanddelen.
Zo bepaalt Hij onder meer :
a) de periode voor dewelke het budget wordt toegekend;
b) de splitsing van het budget in een vast gedeelte en een variabel gedeelte;
c) de criteria en de modaliteiten van berekening, met inbegrip van de
vastlegging van de verantwoorde activiteiten en de wijze van indexering;
d) inzake het variabele gedeelte, de vergoeding van de activiteiten ten aanzien
van een referentieaantal die meer gerealiseerd zijn of niet zijn gerealiseerd;
e) de vaststelling van het referentieaantal, bedoeld in d), met betrekking tot
de activiteitsparameters die in rekening worden gebracht;
f) de voorwaarden en modaliteiten van herziening van sommige elementen;
g) de verrekening met de vorige jaren, zoals bedoeld in artikel 104quater.
Voor de toepassing van het tweede lid duidt de Koning de bepalingen aan die
gelden voor de psychiatrische afdelingen in algemene ziekenhuizen en voor de
psychiatrische ziekenhuizen. Hij stelt specifieke regelen vast voor deze
diensten en instellingen.
De uitvoering van de in de vorige leden bedoelde bepalingen kan verschillen
naargelang het soort van ziekenhuis of gedeelten van een ziekenhuis.
De Koning kan de kosten van de ziekenhuizen vergelijken teneinde de ziekenhuizen
met gelijksoortige opdracht en activiteiten werkzaam in gelijkaardige
omstandigheden onder dezelfde voorwaarden te financieren.
§ 2. De Koning kan, de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling
financiering gehoord, voorwaarden en regelen bepalen krachtens dewelke
activiteiten in rekening kunnen worden gebracht bij de dekking van de kosten die
veroorzaakt zijn door het naleven van de normen, rekening houdend met de
specifieke omstandigheden die van aard zijn deze activiteiten te beïnvloeden en
die een afwijkende regeling ten aanzien van voormelde voorwaarden en regelen
rechtvaardigen.
§ 3. De Koning kan in het kader van de vaststelling van het budget van
financiële middelen, na advies van de Overlegstructuur bedoeld in hoofdstuk Xll
van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, criteria en
modaliteiten bepalen inzake de evaluatie, met het oog op het vaststellen van de
activiteiten van het ziekenhuis, die als « verantwoord » beschouwd kunnen
worden. »
Art. 91. In artikel 97bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30
december 1988, wordt het woord « ziekenhuisbudget » vervangen door de woorden «
budget van financiële middelen ».
Art. 92. In dezelfde wet, wordt een artikel 97ter ingevoegd, luidend als
volgt :
« Art. 97ter. De Koning kan in specifieke financieringswijzen voorzien om, op
experimentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en
programmageoriënteerde financiering van zorgcircuits en netwerken mogelijk te
maken. »
Art. 93. In artikel 98 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° de woorden « een budget, van een quotum van verpleegdagen en van een prijs
per verpleegdag voor een ziekenhuis of voor één of meerdere ziekenhuisdiensten
», worden vervangen door de woorden « een budget van financiële middelen van een
ziekenhuis, ziekenhuisdienst, -functie of zorgprogramma »;
2° de woorden « Bestuur der verzorgingsinstellingen » worden vervangen door de
woorden « Bestuur van de gezondheidszorgen ».
Art. 94. Artikel 99, eerste lid, van dezelfde wet, wordt vervangen door de
volgende bepaling :
« In het budget van financiële middelen van het ziekenhuis kan in een bijzonder
bedrag worden voorzien om de werking van het ziekenhuis te verbeteren wanneer
dit gepaard gaat met een beslissing van de beheerder die aanleiding geeft tot
een reële vermindering van het budget, en dit als gevolg van een
herstructurering van de inrichting of van een fusie, associatie, groepering of
samenwerking met één of meerdere ziekenhuizen. »
Art. 95. In artikel 100 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
« 1° In het eerste lid worden de woorden « in het raam van de wetgeving op de
ziekte- en invalidteitsverzekering, hetzij van de Nationale Maatschappij der
Belgische Spoorwegen of » vervangen door de woorden « als bedoeld in de
gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, hetzij van de Dienst voor Overzeese
Sociale Zekerheid, hetzij van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, hetzij
»;
2° in het tweede lid worden de woorden « artikel 25, § 6, van de wet van 9
augustus 1963 tot instelling en organisatie van een verplichte ziekte- en
invaliditeitsverzekering » vervangen door de woorden « artikel 37, § 7, van
voornoemde gecoördineerde wet » en worden de woorden « van de Nationale
Maatschappij der Belgische Spoorwegen of » vervangen door « van de Dienst voor
Overzeese Sociale Zekerheid, hetzij van de Hulp- en Voorzorgskas voor
Zeevarenden, hetzij »;
3° in het eerste en tweede lid worden de woorden « prijs per verpleegdag die »
en « verpleegdagprijs » telkens vervangen door « budget van financiële middelen
dat » en « budget van financiële middelen »;
4° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
« De verhouding vastgelegd in het eerste en in het tweede lid is van toepassing
zowel wat het in artikel 104bis, eerste lid, bedoelde gedeelte van het budget
van financiële middelen betreft dat uitbetaald wordt in twaalfden als wat het in
artikel 104bis, tweede lid, bedoelde gedeelte van het budget van financiële
middelen betreft dat uitbetaald wordt volgens parameters van activiteit en het
in artikel 104ter bedoelde gedeelte dat als basis geldt voor de vaststelling van
een prijs per parameter. »
Art. 96. In artikel 101 van dezelfde wet, worden de woorden « de
verpleegdagprijs » vervangen door de woorden « het budget van financiële
middelen, als bedoeld in artikel 87 ».
Art. 97. In artikel 102 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° de bestaande tekst van het artikel zal § 1 vormen;
2° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
« De Staat kan een bijkomende toelage verlenen om specifieke kosten te dekken
die verband houden met specifieke taken van een universitair ziekenhuis, een
universitaire ziekenhuisdienst, een universitaire ziekenhuisfunctie of een
universitair zorgprogramma, inzonderheid op het gebied van de
patiëntenverzorging, het klinisch onderricht, het toegepast wetenschappelijk
onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de evaluatie van medische
activiteiten. »;
3° in het tweede lid worden de woorden « vastgesteld en toegekend » vervangen
door de woorden « vastgesteld, toegekend en uitbetaald »;
4° in het derde lid worden de woorden « de in artikel 87 bedoelde prijs »
vervangen door de woorden « het budget van financiële middelen »;
5° in het derde lid worden tussen de woorden « universitaire diensten » en de
woorden « na aftrek van de bijkomende toelage » de woorden « functies of
zorgprogramma's » ingevoegd;
6° het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt :
« § 2. De Staat kan een bijkomende toelage verlenen om specifieke kosten te
dekken die worden veroorzaakt door een uitgesproken zwak sociaal-economisch
patiëntenprofiel van het ziekenhuis.
De Koning bepaalt de regelen en voorwaarden volgens dewelke deze bijkomende
toelage wordt vastgesteld, toegekend en uitbetaald.
De bepalingen van de artikelen 100 en 101 zijn toepasselijk op het in artikel 87
bedoeld budget van financiële middelen, na aftrek van de in deze paragraaf
bedoelde bijkomende toelage. »
Art. 98. In artikel 103 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° de woorden « de artikelen 100 en 102 » worden vervangen door de woorden «
artikel 100 »;
2° de woorden « de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering » worden
vervangen door de woorden « de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende
de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen of diens
uitvoeringsbesluiten ».
Art. 99. In artikel 104, tweede lid, van dezelfde wet, vervallen de woorden «
op basis van een forfaitaire berekening gesteund op het totaal aantal ligdagen
zoals die blijken uit periodisch mede te delen statistieken ».
Art. 100. In dezelfde wet, wordt een artikel 104bis ingevoegd, luidend als
volgt :
« Art. 104bis. Voor de patiënten die ressorteren onder één van de
verzekeringsinstellingen, bedoeld in de gecoördineerde wet van 14 juli 1994
betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen, wordt een gedeelte van het budget, zoals vastgesteld door de
Koning, door de verzekeringsinstellingen in twaalfden uitbetaald. Deze
uitbetaling door de verzekeringsinstellingen geschiedt in verhouding tot hun
respectievelijk aandeel in de totale uitgaven voor het desbetreffende ziekenhuis
in het laatst gekende dienstjaar.
Het resterende gedeelte van het budget, bedoeld in het eerste lid, wordt door de
verzekeringsinstellingen, zoals bedoeld in het eerste lid, uitbetaald volgens
één of meerdere, door de Koning, nader te omschrijven parameters van activiteit.
De Koning kan nadere regelen vaststellen met betrekking tot de in het tweede lid
bedoelde uitbetaling, meer bepaald wat het referentieaantal activiteiten betreft
dat voor de berekening van het uit te betalen bedrag per parameter van
activiteit in aanmerking wordt genomen.
Niettegenstaande elk strijdig beding is de prijs die mag worden aangerekend, de
prijs die overeenkomstig het vorige lid door de Koning wordt vastgesteld.
De Koning kan nadere regelen en modaliteiten inzake de uitbetaling, zoals
bedoeld in het eerste en tweede lid, bepalen. »
Art. 101. In dezelfde wet wordt een artikel 104ter ingevoegd, luidend als
volgt :
« Art. 104ter. Voor de patiënten die niet ressorteren onder een
verzekeringsinstelling, zoals bedoeld in artikel 104bis, eerste lid, kan de
Koning, overeenkomstig de door Hem bepaalde voorwaarden en regelen, een prijs
per parameter van activiteit vaststellen.
Niettegenstaande elk strijdig beding, is de prijs die mag worden aangerekend, de
prijs die overeenkomstig het vorig lid door de Koning wordt vastgesteld. »
Art. 102. In dezelfde wet wordt een artikel 104quater ingevoegd, luidend als
volgt :
« Art. 104quater. § 1. Indien na het einde van de periode waarvoor het budget
van financiële middelen wordt vastgesteld, op het niveau van het Rijk een
verschil bestaat tussen het in artikel 87 bedoelde budget en de uitgaven, met
uitsluiting van de in artikel 104ter bedoelde patiënten, wordt dit verschil in
een latere, door de Koning bepaalde periode, geheel of gedeeltelijk verrekend in
het budget van financiële middelen van ieder ziekenhuis afzonderlijk.
De Koning kan nadere regelen en voorwaarden bepalen voor de vaststelling van het
in het eerste lid bedoelde verschil en voor de in het eerste lid bedoelde
verrekening, onder meer wat de vaststelling van het gehele of gedeeltelijke
karakter betreft.
De in het eerste lid bedoelde verrekening kan gebeuren per groep van
ziekenhuizen, overeenkomstig de regelen en voorwaarden vastgesteld door de
Koning.
De Koning stelt het in het eerste lid bedoelde verschil jaarlijks vast en
bepaalt het aandeel in dat verschil van elke verzekeringsinstelling, zoals
bedoeld in artikel 104bis.
§ 2. Na verloop van de periode waarvoor het budget van financiële middelen is
vastgesteld, worden de twaalfden die door de verzekeringsinstellingen op grond
van artikel 104bis, eerste lid werden uitbetaald, tussen de
verzekeringsinstellingen aangepast door onderlinge verrekening op grond van het
werkelijke aandeel, in deze periode, van elke verzekeringsinstelling.
De Koning, kan nadere regelen en modaliteiten bepalen inzake verrekening, zoals
bedoeld in het eerste lid. »
Art. 103. Artikel 107 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art. 107. § 1. De toepassing van de artikelen 87 tot 97 en 99 tot 104ter, kan,
overeenkomstig door de Koning bepaalde regelen, geheel of gedeeltelijk,
afhankelijk worden gemaakt van :
a) de mededelingen, die overeenkomstig artikel 86 van deze wet en artikel 156
van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen moeten worden gedaan,
alsmede van de juistheid en volledigheid van de bedoelde gegevens;
b) het beschikken over een erkenning zoals bedoeld in artikelen 44, 68 en 69,
een vergunning zoals bedoeld in artikel 26 of een toelating zoals bedoeld in de
artikelen 40 en 43;
c) de naleving van de regelen inzake het maximumaantal of het geprogrammeerde
aantal zware medische apparaten, medisch-technische diensten, functies of
zorgprogramma's, bedoeld in de artikelen 31, 32, 41, 44ter en 76quater;
d) het bijhouden van een medisch dossier overeenkomstig de bepalingen bedoeld in
artikel 15 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 2. De Koning kan, na advies van de Overlegstructuur, bedoeld in voornoemde wet
van 29 april 1996, de regelen bepalen volgens dewelke de juistheid en de
volledigheid van de gegevens, bedoeld in § 1, a), worden onderzocht en
vastgesteld. »
Art. 104. Artikel 107bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 april
1988, wordt opgeheven.
Art. 105. Artikel 109 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30
december 1988 en 9 december 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 109. De eventuele tekorten in de beheersrekeningen van ziekenhuizen,
respectievelijk van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van de
verenigingen bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976
betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en van de
intercommunale verenigingen, welke één of meerdere openbare centra voor
maatschappelijk welzijn of gemeenten bevatten, worden als volgt gedekt :
1° bij de vaststelling van de tekorten worden alle ontvangsten en lasten in
aanmerking genomen, uitgezonderd de tekorten welke het gevolg zijn van :
a) activiteiten die niet tot het ziekenhuiswezen behoren;
b) activiteiten waarmede geen rekening wordt gehouden bij het vaststellen van
het budget van financiële middelen.
De Koning bepaalt in welke mate voor de vaststelling van de tekorten wordt
rekening gehouden met lasten die het gevolg zijn van de niet-naleving van de
regelen en grenzen die worden vastgesteld inzake de onderscheidene elementen van
het budget van financiële middelen.
De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, stelt jaarlijks
het bedrag van die tekorten vast volgens regelen bepaald door de Koning;
2° in afwachting dat alle ontvangsten en alle lasten gekend zijn, kan de
Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, voorlopig het
tekort vaststellen op 80 % van het lopend verlies bepaald in de
resultatenrekening van het betrokken jaar, welk verlies wordt verminderd met de
in de resultatenrekening vermelde voorzieningen voor risico's en kosten die bij
het bepalen van het verlies in aanmerking worden genomen;
3° het tekort wordt gedragen door de gemeente waarvan het openbaar centrum voor
maatschappelijk welzijn het ziekenhuis beheert. In het geval het ziekenhuis
wordt uitgebaat door een vereniging als bedoeld in artikel 118 van voornoemde
organieke wet van 8 juli 1976 of door een intercommunale vereniging, wordt het
tekort gedragen door de plaatselijke besturen die van de vereniging deel
uitmaken volgens de onderlinge verhouding van hun aandeel in de vereniging;
4° de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, kan de
bevoegdheid bedoeld in 1°, geheel of gedeeltelijk delegeren aan een ambtenaar
van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. »
Art. 106. In dezelfde wet worden opgeheven :
1° artikel 111;
2° artikel 112;
3° artikel 113, gewijzigd bij de wet van 30 december 1988;
4° artikel 114, gewijzigd bij de wet van 30 december 1988.
Art. 107. In artikel 115, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 29
april 1996, worden de woorden « ambtenaren of beambten », vervangen door de
woorden « ambtenaren of aangestelden ».
Art. 108. In artikel 116 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 maart
1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 3° wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 3° hij die supplementen aanrekent met overtreding van artikel 90 of die een
andere prijs aanrekent dan de prijs per parameter, die met toepassing van de
artikelen 104bis en 104ter wordt vastgesteld door de Minister die de
Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft; »
2° punt 4° wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 4° hij die, met overtreding van artikel 91, de bedragen ten laste van de
patiënt niet aan hen mededeelt of ter ondertekening voorlegt overeenkomstig de
regelen bepaald door de Koning of die met overtreding van artikel 92 de bedragen
bedoeld in de artikelen 90, 104bis en 104ter niet ter kennis brengt van het
publiek op de wijze bepaald door de Koning; »
3° punt 8° wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 8° hij die, met overtreding van de artikelen 40 of 41, zware medische
apparatuur in gebruik neemt en/of uitbaat, hetzij zonder de vereiste toelating,
hetzij omdat deze niet past in het kader van de programmatie of het maximum
aantal toestellen overschrijdt; »
4° het artikel wordt aangevuld met een punt 11°, luidend als volgt :
« 11° hij die, met overtreding van artikel 15, § 1, of 17quater, § 1, nalaat per
patiënt een medisch of verpleegkundig dossier aan te leggen en/of bij te houden
overeenkomstig de terzake geldende bepalingen, bedoeld in deze wet of diens
uitvoeringsbesluiten. »
Art. 109. Artikel 138 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 februari
1998, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 138. § 1. Indien er een akkoord, zoals bedoeld in artikel 50 van de wet
van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen, van kracht is, moeten de verbonden
ziekenhuisgeneesheren de verbintenistarieven naleven voor de patiënten opgenomen
in tweepatiëntenkamers of in gemeenschappelijke kamers.
Worden gelijkgesteld met de patiënten opgenomen in tweepatiëntenkamers of in
gemeenschappelijke kamers, deze die beantwoorden aan één van de voorwaarden,
bedoeld in artikel 90, § 2.
Het eerste en tweede lid zijn eveneens van toepassing ten aanzien van de
patiënten in daghospitalisatie die zijn opgenomen in tweepatiëntenkamers of
gemeenschappelijke kamers, voor de verstrekkingen omschreven door de Koning.
§ 2. In het geval bedoeld in § 1, delen de ziekenhuisgeneesheren die niet
verbonden zijn in de zin van § 1, dit mede aan de beheerder die daarvan kennis
geeft aan de Medische Raad en aan de verzekeringsinstellingen.
De in het eerste lid bedoelde geneesheren, kunnen, onverminderd § 5, eerste lid,
ten aanzien van de in § 1, eerste en tweede lid, bedoelde patiënten tarieven
aanrekenen die afwijken van de verbintenistarieven, voor zover terzake in de
algemene regeling, bedoeld in artikel 130, maximumtarieven zijn vastgesteld, en
deze door de betrokken geneesheren worden nageleefd. Dit onderdeel van de
algemene regeling dient voor de toepassing ervan, door de beheerder aan de
Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen en, via het Rijksinstituut voor
Ziekte en Invaliditeitsverzekering, aan de verzekeringsinstellingen te worden
medegedeeld.
Het tweede lid is eveneens van toepassing op de patiënten in daghospitalisatie,
voor de verstrekkingen zoals omschreven door de Koning.
§ 3. De beheerder en de Medische Raad waarborgen dat alle in § 1 bedoelde
patiënten tegen verbintenistarieven kunnen worden verzorgd. De beheerder neemt,
na overleg met de Medische Raad, daartoe de nodige initiatieven en geeft daarvan
kennis aan de Medische Raad.
De Koning kan modaliteiten bepalen voor de toepassing van het eerste lid.
§ 4. Indien er geen akkoord, zoals bedoeld in artikel van 50 van voornoemde wet
van 14 juli 1994, van kracht is, kunnen de geneesheren, onverminderd § 5, tweede
lid, ten aanzien van de in § 1, eerste en tweede lid, bedoelde patiënten
tarieven aanrekenen die afwijken van de tarieven die als grondslag dienen voor
de berekening van de verzekeringstegemoetkoming, voor zover terzake
overeenkomstig de in § 2, tweede lid, bedoelde regelen, de maximumtarieven zijn
vastgesteld en deze door de geneesheren worden nageleefd. Dit onderdeel van de
algemene regeling dient voor de toepassing ervan, door de beheerder aan de
Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen en, via het Rijksinstituut voor
Ziekte en lnvaliditeitsverzekering, aan de verzekeringsinstellingen te worden
medegedeeld.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op patiënten in daghospitalisatie voor
de verstrekkingen, zoals omschreven door de Koning.
§ 5. De Koning bepaalt de categorieën van patiënten ten aanzien van dewelke de
in § 2, bedoelde geneesheren geen tarieven mogen aanrekenen die afwijken van de
verbintenistarieven.
Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde patiënten vormen, in het geval er
geen akkoord van kracht is, zoals bedoeld in § 4, de tarieven die als grondslag
dienen voor de berekening van de verzekeringstegemoetkoming, de maximumtarieven
die door de geneesheren kunnen worden aangerekend. »
Art. 110. Artikel 139, tweede volzin van dezelfde wet, toegevoegd bij de wet
van 22 december 1989, wordt opgeheven.
Art. 111. In artikel 139bis van dezelfde gecoördineerde wet, ingevoegd bij
het koninklijk besluit van 16 april 1997, worden de woorden « de
verpleegdagprijs » vervangen door de woorden « het budget van financiële
middelen ».
Art. 112. In artikel 140 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 26
juni 1992 en van 6 augustus 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in §§ 1, 3° en 3, worden de woorden « de verpleegdagprijs » vervangen door de
woorden « het budget »;
2° het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt :
« § 5. De overeenstemming tussen de beheerder en de Medische Raad, als bedoeld
in §§ 3 en 4, is bindend voor de betrokken ziekenhuisgeneesheren,
niettegenstaande elk andersluidend beding in de individuele overeenkomsten en
benoemingsakten bedoeld in artikel 131. »
Art. 113. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de
Ministerraad, de bepalingen van voornoemde wet coördineren, enerzijds met de
bepalingen van de wet die haar op het tijdstip van de coördinatie uitdrukkelijk
of impliciet gewijzigd hebben, met inbegrip van deze wet, en anderzijds met
artikel 5 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de
ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging.
Daartoe kan Hij :
1° de volgorde, de nummering van de te coördineren bepalingen en in het
algemeen, de teksten naar vorm wijzigen;
2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe
nummering doen overeenstemmen;
3° de redactie van de te coördineren bepalingen wijzigen teneinde deze onderling
te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen, zonder afbreuk
te doen aan de beginselen welke in deze bepalingen vervat zijn;
4° het opschrift van de gecoördineerde wet aanpassen;
5° artikel 5 van voornoemde wet van 27 juni 1978 opnemen in voornoemde
gecoördineerde wet.
Art. 114. Zolang de tarieven bedoeld in artikel 138, § 2, tweede lid, van
voornoemde gecoördineerde wet, niet kunnen worden aangerekend op grond van het
feit dat deze nog niet zijn vastgesteld overeenkomstig de in hetzelfde artikel
138, § 2, tweede lid, bedoelde regelen, mogen enkel deze supplementen worden
aangerekend, welke op de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn meegedeeld
aan de patiënten met toepassing van het koninklijk besluit van 3 oktober 1991
tot bepaling van de nadere regelen inzake de mededeling aan de patiënten van de
supplementen die ten opzichte van de verbintenistarieven worden aangerekend
alsmede ieder ander supplement.
Art. 115. Niettegenstaande andersluidende bepalingen zijn de openbare
ziekenhuizen enkel onderworpen aan de toepassing van de wet van 24 december 1993
betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van
werken, leveringen en diensten, met inbegrip van de latere wijzigingen van die
wet, voor zover dit verplicht is ingevolge de mededinging waarin voorzien is in
het kader van de Europese Unie, of voorzover het een verplichting betreft die
van toepassing is op alle ziekenhuizen ongeacht hun rechtsvorm.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 16 maart 1954 betreffende de
controle op sommige instellingen van openbaar nut
Art. 116. In artikel 1, A, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de
controle op sommige instellingen van openbaar nut, wordt de vermelding « Fonds
voor de bouw van ziekenhuizen en medisch-sociale inrichtingen » geschrapt.
TlTEL IV. - Volksgezondheid
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de wet van 8 juli 1964
op de dringende geneeskundige hulpverlening
Art. 117. In de wet van 8 juli 1964 op de dringende geneeskundige
hulpverlening, wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Art. 3bis. § 1. Met ingang van een door de Koning te bepalen datum mag voor de
toepassing van deze wet uitsluitend een beroep worden gedaan op
ambulancediensten, erkend door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn
bevoegdheid heeft.
De Koning stelt de normen vast waaraan de in het eerste lid bedoelde diensten
moeten voldoen om erkend te worden en te blijven in het kader van het programma
bedoeld in § 2. De bedoelde normen worden vastgesteld op voordracht van de
minister die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, na overleg met de
Minister van Binnenlandse Zaken.
De in het eerste lid bedoelde erkenning kan te allen tijde worden ingetrokken
indien de ambulancedienst de bepalingen van deze wet of de in het tweede lid
bedoelde normen, niet naleeft.
De Koning kan nadere regelen vaststellen inzake de vaststelling van de procedure
voor de erkenning en de intrekking van de erkenning.
§ 2. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad,
de criteria vast die van toepassing zijn voor de programmatie van het aantal
ambulancediensten, rekening houdend met de behoeften inzake dringende
geneeskundige hulpverlening.
§ 3. De in §§ 1 en 2, bedoelde erkenningsnormen en programmatiecriteria hebben
onder meer betrekking op de voertuigen waarvan de ambulancediensten voor de
uitvoering van deze wet gebruik maken, alsmede op het aantal vertrekplaatsen.
§ 4. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad,
voor het geval een groter aantal diensten, ambulances of vertrekplaatsen aan de
erkenningsnormen voldoen dan voorzien in het in § 2 bedoelde programma, de
erkenning onderwerpen aan een rangregeling overeenkomstig criteria die Hij
bepaalt.
§ 5. Met ingang van de in § 1, eerste lid, bedoelde datum, worden alle
overeenkomsten tot concessie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze wet,
alsmede alle overeenkomsten tussen de Staat en privé-personen, bedoeld in
artikel 5, derde lid, zoals dit artikel van toepassing was vóór de
inwerkingtreding van de wet van 14 januari 2002 van rechtswege opgeheven. »
Art. 118. In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 februari
1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « een door de openbare overheid
georganiseerde of geconcessioneerde ambulancedienst », vervangen door de woorden
« een erkende ambulancedienst »;
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art. 119. In artikel 6bis, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22
februari 1994, worden de woorden « erkende of geconcessioneerde hulpdienst »
vervangen door de woorden « erkende ambulancedienst ».
Art. 120. In dezelfde wet wordt een artikel 10bis, ingevoegd, luidend als
volgt :
« Art. 10bis. § 1. Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van
gerechtelijke politie, oefenen de gezondheidsinspecteurs van het Ministerie van
Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu toezicht uit op de toepassing van
de bepalingen van deze wet en diens uitvoeringsbesluiten.
Met het oog op dit toezicht hebben de gezondheidsinspecteurs te allen tijde
toegang tot de ziekenhuizen, de voertuigen van de mobiele urgentiegroepen, de
oproepcentra voor dringende geneeskundige hulpverlening, de ambulancediensten en
hun voertuigen, evenals de opleidingscentra voor hulpverleners-ambulanciers. Zij
kunnen zich alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de in het eerste lid
bedoelde toezicht, laten verstrekken en zich alle bescheiden of elektronische
dragers laten overhandigen die zij voor de uitoefening van hun controleopdracht
behoeven.
§ 2. De in § 1, bedoelde inspecteurs stellen de inbreuken vast in
processen-verbaal die bewijskracht hebben tot bewijs van het tegendeel. Een
afschrift van deze processen-verbaal wordt aan de overtreders overgezonden
binnen zeven dagen na de vaststelling van de inbreuk. Kopie van het
proces-verbaal wordt tegelijkertijd overgezonden aan de minister van
Binnenlandse Zaken. »
Art. 121. Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 februari
1994, wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidend als volgt :
« Wordt gestraft met dezelfde straffen, hij die ten aanzien van de
gezondheidsinspecteurs de toegang weigert of weigert de inlichtingen te
verschaffen of de bescheiden of elektronische dragers te verstrekken, zoals
bedoeld in artikel 10bis, § 1, tweede lid.
Wordt gestraft met dezelfde straffen, elke eigenaar en/of bestuurder van een
voertuig die uiterlijke kenmerken van de voertuigen van de ambulancedienst of
mobiele urgentiegroepen, zoals vastgesteld ter uitvoering van deze wet, en/of
prioritaire signalen gebruikt, zonder dat de ambulancedienst de erkenning heeft
verkregen zoals bedoeld in artikel 3bis of zonder dat de mobiele urgentiegroep
ter uitvoering van deze wet is opgenomen in de dringende geneeskundige
hulpverlening, of zonder dat deze een opdracht uitvoeren met toepassing van deze
wet. »
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 28 september 1999
betreffende de financiering van het Instituut voor veterinaire keuring
Afdeling 1. - Financiering
Art. 122. In de artikelen 2, § 4 en 3, § 4, van het koninklijk besluit van 28
september 1999 betreffende de financiering van het Instituut voor veterinaire
keuring, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, worden de woorden « geen
geldig identificatiedocument voorleg », vervangen door de woorden » aan de
keurder een dier of een groep van dieren aanbiedt waarvan de identificatie
ongeldig is ».
Art. 123. In de Franse tekst van artikel 9, tweede lid, van hetzelfde
besluit, worden in het laatste lid, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000,
worden de woorden « de l'exploitant de l'établissement « , vervangen door de
woorden « d'un exploitant ».
Art. 124. In hoofdstuk IV van de bijlage van hetzelfde besluit, vervangen bij
de wet van 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in de eerste, de tweede en de derde tabel worden de woorden « Van/de »
telkens vervangen door de woorden « hoger dan/ superieur à »;
b) in de eerste tabel, eerste kolom, derde lijn, wordt de vermelding « 300 »
vervangen door de vermelding 3 000 »;
c) in de eerste tabel, eerste kolom, laatste regel, wordt de vermelding « 10 000
» ingevoegd;
d) in de eerste tabel, tweede kolom, laatste regel, wordt de vermelding « 10 000
» geschrapt;
e) in de tweede tabel, eerste kolom, laatste regel, wordt de vermelding « 5 000
» ingevoegd;
f) in de tweede tabel, tweede kolom, laatste regel, wordt de vermelding « 5 000
» geschrapt;
g) in de derde tabel, eerste kolom, laatste regel, wordt de vermelding « 2 500 »
ingevoegd;
h) in de derde tabel, tweede kolom, laatste regel, wordt de vermelding « 2 500 »
geschrapt.
Art. 125. In hoofdstuk V van de bijlage van hetzelfde besluit, wordt de
eerste regel vervangen door de volgende regels :
Afdeling 2. - Personeel
Art. 126. Worden bevestigd, de benoemingen die met ingang van 1 april 1997 in
de graad van inspecteur-keurder bij het Instituut voor veterinaire keuring
werden gedaan krachtens de koninklijke besluiten van 24 maart 1997.
Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de personen waarvan de benoeming
het voorwerp heeft uitgemaakt van een beroep tot vernietiging bij de Raad van
State en die werd vernietigd.
TlTEL V. - Inwerkingtreding
Art. 127. Deze wet treedt in werking op de dag waarop ze in het Belgisch
Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van :
- de artikelen 29 tot 35, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2001;
- artikel 57, dat in werking treedt op een door de Koning nader bepaalde datum,
bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
- de artikelen 81 tot 104, 108, 109, 110, 118 en 119, die in werking treden op
een door de Koning bepaalde datum;
- artikel 122, dat in werking treedt de eerste dag van de maand volgend op die
gedurende dewelke deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt;
- de artikelen 123 tot 125, die uitwerking hebben met ingang van 10 januari
1999.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en
door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 14 januari 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
Mevr. M. AELVOET
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Economie,
Ch. PICQUE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
_______
Nota
(1) Zitting 2000-2001.
Kamer van volksvertegenwoordigers :
Zitting 2000-2001.
Stukken - Nr. 1. Wetsontwerp.
Zitting 2001-2002.
Nr. 2-5. Amendementen - Nr. 6. Verslag - Nr. 7. Tekst aangenomen door de
verenigde commissies - Nr. 8. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en
overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 28 en 29 november 2001.
Senaat :
Zitting 2001-2002.
Stukken - Nr. 1. Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers
- Nr. 2. Amendementen - Nr.
3. Verslag - Nr. 4. Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 13 december 2001.