Overzicht recente wetteksten
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. Voor
de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1°) dienstencheque : het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf,
waarmee de gebruiker, met de financiėle steun van de Staat in de vorm van een
consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die
door een erkende onderneming wordt geleverd;
2°) uitgiftebedrijf : het na een offerteaanvraag door de Rijksdienst voor
Arbeidsvoorziening aangewezen bedrijf dat de dienstencheques uitgeeft;
3°) buurtwerken of -diensten : banenscheppende activiteiten, met of zonder
handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden
die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen :
a) thuishulp van huishoudelijke aard;
b) kinderopvang;
c) hulp aan huis voor bejaarden, zieken of gehandicapten.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het
toepassingsgebied bepalen en uitbreiden tot andere activiteiten of tot andere
categorieėn van personen, nadat er een evaluatie en een bespreking hebben
plaatsgegrepen in de Federale Wetgevende Kamers;
4°) gebruikers : de natuurlijke personen die gebruik maken van de
dienstencheque;
5°) onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel
ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;
6°) erkende onderneming : de onderneming die erkend is door de overeenkomstig
artikel 6, § 1, Vl, 1°, en IX, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen bevoegde overheid, die de in 3° bedoelde buurtwerken
of -diensten levert en daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid
garandeert van deze diensten.
Wat de diensten die bijstand aan personen bieden betreft, dienen de
ondernemingen voorafgaandelijk erkend te worden door de overeenkomstig artikel
5, § 1, II, van de voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980 bevoegde
overheid.
Art. 3. Om
prestaties van buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, overhandigt de
gebruiker een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur aan een erkende
onderneming.
Voor de uitvoering van de buurtwerken of -diensten waarvoor de dienstencheques
worden aangewend, neemt de erkende onderneming een niet-werkende werknemer in
dienst die ingeschreven is als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor
arbeidsbemiddeling.
Die werknemer moet tenminste halftijds tewerkgesteld worden met een
arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten.
De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening betaalt, in naam en voor rekening van de
gebruiker, als tegemoetkoming aan het uitgiftebedrijf een aanvullend bedrag per
gepresteerd uur op grond van het aantal van de door dit bedrijf gevalideerde
dienstencheques.
De dienstencheques worden uitgegeven binnen de perken van de daartoe jaarlijks
op de begroting ingeschreven kredieten.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad,
het mechanisme dat garandeert dat het totale aantal uren het bedrag dat is
vastgesteld voor het begrotingsjaar niet overschrijdt.
Het uitgiftebedrijf maakt aan de erkende onderneming de waarde over van de
dienstencheque vermeerderd met de verschillende tegemoetkomingen.
Art. 4. De
Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
1° de vorm van de dienstencheque, de nadere regels van de verwerving en het
gebruik ervan;
2° de nominale waarde van de cheque en het aanvullend bedrag die kunnen variėren
in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten, alsmede de voorwaarden
en de nadere regels voor de stortingen.
Hij bepaalt ook de nadere regels voor de financiering van de dienstencheques,
waarvan de kost ten laste wordt gelegd van de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in
artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de
besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der
arbeiders.
Art. 5.
Artikel 66, § 1. van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en
andere bepalingen, wordt aangevuld met het volgende lid :
« Na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, kan de Koning het
bedrag van de alternatieve financiering verhogen met de kostprijs van de
dienstencheques. »
Art. 6. De
overeenkomst die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt, is van
rechtswege ontbonden :
1°) wanneer de onderneming haar erkenning verliest;
2°) wanneer er geen dienstencheques meer worden uitgegeven en de gebruiker er
geen meer bezit.
Art. 7. De
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening treedt van rechtswege in de plaats van de
gebruiker ten belope van het aan het uitgiftebedrijf gestorte bedrag.
De Koning wijst de instellingen aan belast met de Uitvoering en de ambtenaren
belast met de controle van de naleving van de bepalingen van deze wet en haar
uitvoeringsbesluiten. Hij bepaalt eveneens de voorwaarden en de nadere regels
betreffende de teruggave van de ten onrechte toegekende financiėle
tegemoetkomingen.
Art. 8. Het
opschrift van onderafdeling 2quater van titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, van
het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld als volgt : « en
voor prestaties betaald met dienstencheques. ».
Art. 9. In
artikel 14521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21
december 1994 en gewijzigd bij de wet van 7 april 1999, worden de volgende
wijzigingen aangebracht :
1°) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « of op de uitgaven die tijdens
het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties betaald met
dienstencheques. »;
2°) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « of met de nominale waarde van
de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van
buurtdiensten en -banen. »
Art. 10. De
Minister van Werkgelegenheid, de Minister van Sociale Zaken en de Minister van
Begroting stellen ieder semester een evaluatieverslag op van het effect van de
maatregel, dat voorgelegd wordt aan de Ministerraad.
Art. 11. Deze
wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt
bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en
door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te
Brussel, 20 juli 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Financiėn,
D. REYNDERS
Met 's Lands zegel gezegeld,
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
_______
Nota
(1) Zitting 2000-2001.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire documenten. - Wetsontwerp, nr. 50-1281/1. - Amendementen, nr.
50-1281/2. - Verslag, nr. 50-1281/3. - Tekst aangenomen door de commissie voor
de sociale Zaken, nr. 50-1281/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en
overgezonden aan de Senaat, nr. 50-1281/5.
Parlementaire handelingen. - Integraal verslag 20 en 21 juni 2001.
Senaat.
Parlementaire documenten. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van
volksvertegenwoordigers, nr. 2-798/1. - Amendementen, nr. 2-798/2. - Verslag
namens de Commissie voor de sociale aangelegenheden, nr. 2-798/3. - {dt}Beslissing{edt}
om niet te amenderen, nr. 2-798/4.
Parlementaire handelingen 12 juli 2001.