Overzicht recente wetteksten
BS 29.01.02 Ed.2
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke
zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, m, ingevoegd
bij het koninklijk besluit van 14 november 1996;
Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen,
inzonderheid op artikel 61, § 1, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 26 juli
1996;
Gelet op de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid,
inzonderheid op artikel 38, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001, en op
artikel 56;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van
een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële
sector, inzonderheid op artikel 2, § 4, vervangen bij de wet van 1 augustus
1985;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december 1986 tot vermindering
van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van
dienstboden, inzonderheid op artikel 1, § 3, vervangen bij de wet van 13
februari 1998 en gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000;
Gelet op de programmawet van 30 december 1988, inzonderheid op artikel 118, §
1, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992, 13 februari 1998 en 24 december
1999, en op artikel 119, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992 en 12
augustus 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende specifieke
tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor de kleine en middelgrote
ondernemingen met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot
bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het
concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 6, § 1, bekrachtigd bij de wet van
26 juni 1997 en gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 26 maart 1999, 24
december 1999 en 12 augustus 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van
hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en
diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 1, § 3, gewijzigd bij de koninklijke
besluiten van 30 maart 1995, 25 juni 1997, 10 augustus 1998, 16 juni 1999 en 18
juli 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1995 tot uitvoering van
hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en
diverse bepalingen wat betreft de inschakelingsbedrijven en de vennootschappen
met een sociaal oogmerk, inzonderheid op artikel 2, tweede lid, ingevoegd bij
het koninklijk besluit van 31 oktober 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7,
§ 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de
maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de
doorstromingsprogramma's, inzonderheid op artikel 5, § 2, gewijzigd bij de
koninklijke besluiten van 26 maart 1999 en 7 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van
artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende
de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van
de langdurig werklozen, inzonderheid op artikel 8, § 2, tweede lid, vervangen
bij het koninklijk besluit van 26 maart 1999 en gewijzigd bij het koninklijk
besluit van 7 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7,
§ 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de
maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer
moeilijk te plaatsen werklozen, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor
arbeidsvoorziening, gegeven op 15 februari 2001;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale
zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gegeven op 19
februari 2001;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale
zekerheid, gegeven op 30 maart 2001;
Gelet op het advies 31.653/1 van de Raad van State, gegeven op 20 september
2001;
Op de voordracht van onze Minister van Werkgelegenheid en van onze Minister
van Sociale Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Artikel 2, § 4, van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart
1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in
de niet-commerciële sector, vervangen bij de wet van 1 augustus 1985, wordt
aangevuld met het volgende lid :
« Voor de toepassing van dit artikel wordt de tewerkstelling met een
startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet
van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer
die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit,
beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en
van inschrijving als werkzoekende. »
Art. 2. Artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december
1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij
de indienstneming van dienstboden, vervangen bij de wet van 13 februari 1998 en
gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, wordt aangevuld met het volgende lid
:
« Voor de toepassing van het eerste lid wordt de tewerkstelling met een
startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet
van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer
die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit,
beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid. »
Art. 3. Artikel 118, § 1, van de programmawet van 30 december 1988, gewijzigd
bij de wetten van 30 december 1992, 13 februari 1998 en 24 december 1999, wordt
aangevuld met het volgende lid :
« Voor de toepassing van het eerste lid wordt de tewerkstelling met een
startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet
van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer
die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit,
beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en
van inschrijving als werkzoekende. »
Art. 4. Artikel 119 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december
1992 en 12 augustus 2000, wordt aangevuld met het volgende lid :
« Voor de toepassing van het eerste lid wordt de tewerkstelling met een
startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet
van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer
die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit,
beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en
van inschrijving als werkzoekende. »
Art. 5. Artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende
specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor de kleine en middelgrote
ondernemingen met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot
bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het
concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997 en gewijzigd bij
de wetten van 13 februari 1998, 26 maart 1999, 24 december 1999 en 12 augustus
2000, wordt aangevuld met het volgende lid:
« Voor de toepassing van het eerste lid wordt de tewerkstelling met een
startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet
van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer
die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit,
beschouwd als een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en
van inschrijving als werkzoekende. »
Art. 6. In artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit van 27 december 1994
tot uitvoering van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994
houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten
van 30 maart 1995, 25 juni 1997, 10 augustus 1998, 16 juni 1999 en 18 juli 2000,
worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 14° wordt vervangen als volgt :
« 14° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met
toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter
bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of
diploma van het hoger secundair onderwijs bezit; »
b) de paragraaf wordt aangevuld als volgt :
« 15° de andere niet-vergoede periodes, inzonderheid de periodes tijdens dewelke
de werkzoekende verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde
duur van ten hoogste vier maanden. »
Art. 7. Artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 30 maart 1995
tot uitvoering van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994
houdende sociale en diverse bepalingen wat betreft de inschakelingsbedrijven en
de vennootschappen met een sociaal oogmerk, ingevoegd bij het koninklijk besluit
van 31 oktober 1996, wordt aangevuld met het volgende lid :
« 7° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met
toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter
bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of
diploma van het hoger secundair onderwijs bezit. »
Art. 8. In artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot
uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december
1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de
doorstromingsprogramma's, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 maart
1999 en 7 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt :
« 10° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met
toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter
bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of
diploma van het hoger secundair onderwijs bezit; »
b) de paragraaf wordt aangevuld als volgt :
« 11° de andere onderbrekende gebeurtenissen, inzonderheid de periodes tijdens
dewelke de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met een
samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden. »
Art. 9. In artikel 8, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8
augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet
van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, vervangen bij het
koninklijk besluit van 26 maart 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van
7 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt :
« 6°de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing
van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering
van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van
het hoger secundair onderwijs bezit; »
b) het lid wordt aangevuld als volgt :
« 7° de andere onderbrekende gebeurtenissen, met inbegrip van de periodes van
deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden.
Nochtans als de onderbrekende gebeurtenis enkel en volledig te wijten is aan een
tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst in het kader van het stelsel van de
gesubsidieerde contractuelen, mag de onderbreking maximum 6 volledige
kalendermaanden bedragen. »
Art. 10. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot
uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december
1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de
herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, worden de volgende
wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt :
« 9° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met
toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter
bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of
diploma van het hoger secundair onderwijs bezit; »
b) het artikel wordt aangevuld als volgt :
« 10° de andere onderbrekende gebeurtenissen, met inbegrip van de periodes van
deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden. »
Art. 11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2000.
Art. 12. Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale
Zaken, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 november 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE