Overzicht recente wetteksten
BS 23.01.02 Ed.2
De Vlaamse regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op de artikelen 4, 5 en 6, als gewijzigd bij de wet
van 8 augustus 1988 en bij de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari
1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995 en 25 maart 1996;
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
Gelet op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van
werkgelegenheid en kwaliteit van het leven;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot
invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering
van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, algemeen verbindend
verklaard bij koninklijk besluit van 13 maart 2001;
Gelet op het Vlaams werkgelegenheidsakkoord 2001-2002 van 12 februari 2001;
Gelet op het VESOC-akkoord van 12 februari 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 tot
instelling van de aanmoedigingspremies bij loopbaanonderbreking in geval van
zorgkrediet, loopbaankrediet en landingsbanen in de social profitsector;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,
inzonderheid op artikel 3, § 1, als gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het begrotingsakkoord, gegeven op 11 december 2001;
Overwegende dat dringend maatregelen dienen genomen, enerzijds, met het oog
op een betere combinatie van het beroeps- en gezinsleven en, anderzijds, in het
kader van de bevordering van het levenslang leren, de bestrijding van
knelpuntvacatures en de verhoging van de werkzaamheidsgraad;
Op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor het Werkgelegenheidsbeleid;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° volledige loopbaanonderbreking : de onderbreking van de beroepsloopbaan
bedoeld in de artikelen 100 tot 101bis van de herstelwet van 22 januari 1985
houdende sociale bepalingen, zoals gewijzigd;
2° gedeeltelijke loopbaanonderbreking : de vermindering van de
arbeidsprestaties met een vijfde, een vierde, een derde of de helft van het
normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking, bedoeld in de artikelen
102 tot 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen,
zoals gewijzigd;
3° tijdskrediet : de volledige schorsing van de arbeidsprestaties of de
vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, zoals
voorzien in de artikelen 3, 4 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77
van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet,
loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse
betrekking. Worden met tijdskrediet gelijkgesteld :
- het ouderschapsverlof, geregeld bij koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot
invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking
van de beroepsloopbaan;
- het verlof voor medische bijstand, geregeld bij koninklijk besluit van 10
augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand
of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid;
- het verlof voor palliatieve zorgen, geregeld bij de artikelen 100bis en 102bis
van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
4° loopbaanvermindering : de vermindering van de arbeidsprestaties ten belope
van een dag per week of 2 halve dagen over dezelfde duur, zoals voorzien in de
artikelen 6, 7 en 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14
februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet,
loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse
betrekking;
5° landingsbaan : de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse
betrekking in hoofde van de werknemers van 50 jaar en ouder, zoals voorzien in
de artikelen 9 en 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14
februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet,
loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse
betrekking;
6° sectorakkoord : het in het betrokken paritair comité afgesloten akkoord
met betrekking tot het stelsel van de aanmoedigingspremies, dat neergelegd en
geregistreerd is bij de Vlaamse minister bevoegd voor het
werkgelegenheidsbeleid. Een akkoord dat expliciet mandaat geeft aan de
ondernemingen met betrekking tot het stelsel van de aanmoedigingspremies wordt
beschouwd als een sectorakkoord;
7° bedrijfsakkoord : de in de onderneming afgesloten CAO of het in de
overlegorganen van de onderneming overeengekomen akkoord met betrekking tot het
stelsel van de aanmoedigingspremies, dat neergelegd en geregistreerd is bij de
Vlaamse minister bevoegd voor het werkgelegenheidsbeleid, voor zover de
onderneming behoort tot een sector waar geen sectorakkoord is neergelegd en
geregistreerd;
8° toetredingsakte : het in de onderneming die op 30 juni 2001 minder dan 50
werknemers tewerkstelde en waar geen vakbondsafvaardiging bestaat, gehanteerde
document, waarvan model in bijlage, middels hetwelk toegetreden wordt tot één of
meerdere modules van de aanmoedigingspremies, voor zover de onderneming behoort
tot een sector waar geen sectorakkoord is neergelegd en geregistreerd;
9° schorsing : de dagen van schorsing van de arbeidsovereenkomst
- die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing
van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, de
schadeloosstelling voor arbeidsongevallen en beroepsziekten, de
werkloosheidsverzekering, de jaarlijkse vakantie, de loopbaanonderbreking en het
tijdskrediet;
- waarop niet werd gewerkt en waarvoor een loon werd betaald waarop sociale
zekerheidsbijdragen, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden ingehouden;
- wegens feestdagen waarvoor, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, een loon
werd betaald, waarop geen sociale zekerheidsbijdragen werden ingehouden;
- wegens arbeidsongeschiktheid waarvoor, overeenkomstig de wettelijke
bepalingen, een loon werd betaald, waarop geen sociale zekerheidsbijdragen
werden ingehouden;
- wegens het opnemen van inhaalrustdagen waarop de werknemer recht heeft
ingevolge de arbeidswet van 16 maart 1971 of ingevolge een regeling tot
vermindering van de arbeidsduur;
- wegens staking of lock-out;
waarop niet werd gewerkt en geen loon werd betaald als carensdag zoals bedoeld
door de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
- waarop niet werd gewerkt wegens vorst, die door het fonds voor
bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf werden vergoed;
- waarop de werknemer het ambt van rechter in sociale zaken, van rechter in
handelszaken of van raadsheer in sociale zaken heeft vervuld;
- wegens verlof om dwingende redenen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van
11 oktober 1991;
10° voltijdse arbeidsregeling : de voltijdse arbeidsregeling van toepassing
op de werknemer en bepaald in het arbeidsreglement dat in de onderneming van
toepassing is, of in elk ander document dat hiertoe wordt bijgehouden wanneer de
werkgever geen arbeidsreglement moet opmaken. De werknemer tewerkgesteld in een
arbeidsregeling die minimum 75 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt,
wordt voor de toepassing van dit besluit geacht tewerkgesteld te zijn in een
voltijdse arbeidsregeling.
Voor het bepalen van de voltijdse arbeidsregeling worden de schorsingen van de
arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de
schorsing werden geleverd;
11° halftijdse arbeidsregeling : de deeltijdse arbeidsregeling die de helft
bedraagt van de voltijdse arbeidsregeling van toepassing in de onderneming.
Voor het bepalen van de halftijdse arbeidsregeling worden de schorsingen van de
arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de
schorsing werden geleverd;
12° deeltijdse arbeidsregeling : het gemiddelde, genomen over het jaar
voorafgaand aan het opnemen van de aanmoedigingspremie, van het breukdeel van de
arbeidsregeling van toepassing op de werknemer ten opzichte van de voltijdse
arbeidsregeling van toepassing in de onderneming.
Voor het bepalen van de deeltijdse arbeidsregeling worden de schorsingen van de
arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de
schorsing werden geleverd;
13° verminderde arbeidsduur : de arbeidsregeling die op de werknemer van
toepassing is en waarbij de arbeidsduur ten minste 50 % en ten hoogste 90 % van
de voltijdse arbeidsregeling bedraagt.
Voor het bepalen van de verminderde arbeidsduur worden de schorsingen van de
arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met arbeidsprestaties zoals deze vóór de
schorsing werden geleverd;
14° loopbaananciënniteit : de tijdens de beroepsloopbaan gepresteerde
arbeidsdagen. De dagen van schorsing van de arbeidsovereenkomst worden met
arbeidsdagen gelijkgesteld;
15° maandeenheid : het krediet dat overeenstemt met één maand voltijdse
arbeidsregeling;
16° opleiding :
- de beroepsopleiding zoals bepaald door het besluit van de Vlaamse regering van
21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de
beroepsopleiding en georganiseerd door de in dit besluit, Titel III, hoofdstuk
II vermelde centra, met uitsluiting van de centra bedoeld in de artikelen 105
tot 109, of een hiermee gelijkgestelde opleiding;
- elke andere vorm van onderwijs en opleiding georganiseerd, gesubsidieerd of
erkend door de Vlaamse overheid en waarvan het programma ten minste 120 uren op
jaarbasis omvat, of een hiermee gelijkgestelde opleiding;
- de opleidingen georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de sectorale
opleidingsfondsen;
17° tweedekansonderwijs : alle opleidingen die personen van minimum 18 jaar
of ouder de kans bieden om een diploma of getuigschrift van algemeen, beroeps-
of technisch secundair onderwijs te behalen van een hogere graad dan hetwelk de
betrokkene reeds bezit, alle opleidingen verstrekt door de centra voor
basiseducatie en volwassenenvorming, alsmede een basisopleiding Nederlands voor
anderstaligen en een basisopleiding informatica;
18° onderneming in moeilijkheden : de onderneming die in de jaarrekeningen
van de twee boekjaren die de datum van de aanvraag van de erkenning voorafgaan
vóór belastingen een verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening boekt, wanneer
voor het laatste boekjaar dit verlies het bedrag van de afschrijvingen en de
waardevermindering op oprichtingskosten, immateriële en materiële vaste activa
overschrijdt;
19° onderneming in herstructurering : de onderneming die zonder de invoering
van verminderde arbeidsduur zou moeten overgaan tot het collectief ontslag dat
tenminste betrekking heeft op :
- 10 % van de werknemers indien zij meer dan 100 werknemers tewerkstelt;
- 10 werknemers als zij meer dan 20 en tot 100 werknemers tewerkstelt;
- 6 werknemers indien zij tussen 12 en 20 werknemers tewerkstelt;
- de helft van het aantal werknemers indien zij minder dan 12 werknemers
tewerkstelt;
20° alleenstaande : de werknemer die alleen woont, eventueel met één of
meerdere kinderen ten laste;
21° Vlaamse minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het
Werkgelegenheidsbeleid;
22° administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement
Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2. § 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers
die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968
betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
Worden met werknemers gelijkgesteld : de personen die, anders dan krachtens een
arbeidsovereenkomst, tegen loon arbeid verrichten onder het gezag van een andere
persoon, met uitzondering van de leerlingen.
§ 2. De Vlaamse regering kan het toepassingsgebied uitbreiden tot andere
categorieën van werkgevers en werknemers, en personen die met werkgevers en
werknemers worden gelijkgesteld.
§ 3. De werknemers tewerkgesteld in de Vlaamse social profitsector als bepaald
in artikel 1, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000,
worden uitgesloten van het toepassingsgebied van dit besluit.
§ 4. Onverminderd de bepalingen van § 3 is dit besluit, behalve wat de regeling
inzake landingsbanen betreft als bedoeld in artikel 16, van toepassing op de
werknemers tewerkgesteld in een beschutte of sociale werkplaats, met
uitzondering van de personeelsleden die tot het omkaderingspersoneel behoren.
Art. 3. De in artikel 2 genoemde werknemers kunnen slechts aanspraak maken op
de aanmoedigingspremie als bedoeld in de artikelen 6, 10, 13, 16 en 18 van dit
besluit voor zover het sectorakkoord, het bedrijfsakkoord of de toetredingsakte
de toepassing van de maatregel van de desbetreffende afdeling heeft voorzien.
Art. 4. De suppletieve regeling als bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 6 van
dit besluit is van toepassing op de in artikel 2 genoemde werknemers
tewerkgesteld in een onderneming die behoort tot een sector die geen
sectorakkoord heeft neergelegd.
HOOFDSTUK III. - Maatregelen
Art. 5. § 1. De aanmoedigingspremies als bedoeld in de artikelen 6, 10, 13,
16, 18, 23 en 24 van dit besluit kunnen slechts worden toegekend binnen de
perken van de daartoe voorziene begrotingskredieten.
§ 2. De werknemer die ressorteert onder de definitie van alleenstaande in de zin
van artikel 1, 20° van dit besluit, ontvangt bovenop de aanmoedigingspremie, als
bedoeld in de artikelen 6, 10, 13, 23 en 24 van dit besluit, een bijkomende
premie van 37 euro.
Afdeling 1. - Aanmoedigingspremie in het kader van het opleidingskrediet
Art. 6. Aan de werknemer, tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest, kan een
aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering van het
tijdskrediet of de loopbaanvermindering die opgenomen wordt voor het volgen van
een opleiding, en voor zover de werknemer over een opleidingskrediet beschikt.
Art. 7. § 1. De in artikel 6 genoemde werknemer verkrijgt op de datum van
inwerkingtreding van dit besluit een basis opleidingskrediet van 24
maandeenheden.
§ 2. Voor werknemers met een loopbaananciënniteit van ten minste 20 jaar wordt
het basis opleidingskrediet verhoogd met 6 maandeenheden.
Art. 8. Wanneer het saldo van het in artikel 7 bedoelde basis
opleidingskrediet is uitgeput, kan de aanmoedigingspremie nochtans worden
toegekend voor de volledige duurtijd van het gevolgde onderwijs of van de
opleiding indien :
1° hetzij de werknemer een opleiding volgt die kadert in het
tweedekansonderwijs;
2° hetzij de werknemer een opleiding volgt die leidt tot een diploma of
getuigschrift dat toegang geeft tot de uitoefening van een beroep zoals
opgenomen in de lijst van knelpuntberoepen van de Vlaamse Dienst voor
Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of in de lijst van beroepen waarvoor een
significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, die voor het Vlaamse Gewest werd
vastgesteld in uitvoering van artikel 93 van het koninklijk besluit van 25
november 1991.
Art. 9. § 1. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan het opnemen
van het opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse
arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand
een aanmoedigingspremie van 150 euro. Het opleidingskrediet wordt, per maand dat
de aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met een eenheid verminderd.
§ 2. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan het opnemen van het
opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en
zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt per
maand een aanmoedigingspremie van 100 euro. Het opleidingskrediet wordt, per
maand dat de aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met een halve eenheid
verminderd.
§ 3. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan het opnemen van het
opleidingskrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en
zijn arbeidsprestaties vermindert met 20 % van het aantal uren van de gemiddelde
wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een
aanmoedigingspremie van 50 euro. Het opleidingskrediet wordt, per maand dat de
aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met 0,2 maandeenheid verminderd.
§ 4. De werknemer die voorafgaand aan het opnemen van het opleidingskrediet
tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimum 50 % van
de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst,
ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 100 euro. Het opleidingskrediet
wordt, per maand dat de aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met een halve
eenheid verminderd.
§ 5. De werknemer die voorafgaand aan het opnemen van het opleidingskrediet
tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimum 20 % en
minder dan 50 % van de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties
volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 50 euro. Het
opleidingskrediet wordt, per maand dat de aanmoedigingspremie wordt uitbetaald,
met 0,2 maandeenheid verminderd.
Afdeling 2. - Aanmoedigingspremie in het kader van het zorgkrediet
Art. 10. Aan de werknemer, tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest, kan een
aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering van het
tijdskrediet of de loopbaanvermindering die opgenomen wordt om zorg te verlenen
aan zijn kind geboren of geadopteerd na 1 januari 1998 en jonger dan 18 jaar,
een moeder/vader ouder dan 70 jaar, een zwaar ziek gezins- of familielid of een
persoon die lijdt aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase
bevindt, en voor zover de werknemer over een zorgkrediet beschikt.
Wanneer het zorgkrediet wordt opgenomen voor een kind dat voor ten minste 66 %
getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid
in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, wordt de
bovenvermelde datum van 1 januari 1998 gebracht op 1 januari 1994.
Art. 11. § 1. De in artikel 10 genoemde werknemer verkrijgt op de datum van
inwerkingtreding van dit besluit een basis zorgkrediet van 12 maandeenheden.
§ 2. Het in § 1 bedoelde basis zorgkrediet wordt verhoogd met 3 maandeenheden
per kind ten laste dat geboren of geadopteerd is na 1 januari 1998, of na 1
januari 1994 voor een kind dat voor ten minste 66 % getroffen is door een
vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de
regelgeving betreffende de kinderbijslag.
Art. 12. § 1. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan het opnemen
van het zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en
zijn arbeidsprestaties volledig schorst, ontvangt per maand een
aanmoedigingspremie van 150 euro. Het zorgkrediet wordt, per maand dat de
aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met een eenheid verminderd.
§ 2. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan het opnemen van het
zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn
arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt per maand
een aanmoedigingspremie van 100 euro. Het zorgkrediet wordt, per maand dat de
aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met een halve eenheid verminderd.
§ 3. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan het opnemen van het
zorgkrediet tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en zijn
arbeidsprestaties vermindert met 20 % van het aantal uren van de gemiddelde
wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een
aanmoedigingspremie van 50 euro. Het zorgkrediet wordt, per maand dat de
aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met 0,2 maandeenheid verminderd.
§ 4. De werknemer die voorafgaand aan het opnemen van het zorgkrediet
tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimum 50 % van
de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties volledig schorst,
ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 100 euro. Het zorgkrediet wordt,
per maand dat de aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met een halve eenheid
verminderd.
§ 5. De werknemer die voorafgaand aan het opnemen van het zorgkrediet
tewerkgesteld is geweest in een deeltijdse arbeidsregeling van minimum 20 % en
minder dan 50 % van de voltijdse arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties
volledig schorst, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 50 euro. Het
zorgkrediet wordt, per maand dat de aanmoedigingspremie wordt uitbetaald, met
0,2 maandeenheid verminderd.
Afdeling 3. - Aanmoedigingspremie bij loopbaanvermindering
Art. 13. Aan de werknemer, tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest, kan een
aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering voor
loopbaanvermindering, en voor zover de werknemer over een
loopbaanverminderingskrediet beschikt.
Art. 14. § 1. De in artikel 13 genoemde werknemer verkrijgt op de datum van
inwerkingtreding van dit besluit een basis loopbaanverminderingskrediet van 12
maandeenheden.
§ 2. Wanneer het saldo van het in § 1 bedoelde basis
loopbaanverminderingskrediet is uitgeput, kan de aanmoedigingspremie nochtans
worden toegekend voor de volledige duur van de loopbaanvermindering indien deze
wordt opgenomen door een werknemer van 50 jaar of ouder.
Art. 15. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan het opnemen van
de loopbaanvermindering, tewerkgesteld is geweest in een voltijdse
arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties vermindert met 20 % van het aantal
uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse werknemer,
ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 50 euro. Het
loopbaanverminderingskrediet wordt, per maand dat de aanmoedigingspremie wordt
uitbetaald, met 0,2 maandeenheid verminderd.
Afdeling 4. - Aanmoedigingspremie bij landingsbaan
Art. 16. Aan de werknemer, tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest, kan een
aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering voor een
landingsbaan, en voor zover de werknemer halftijdse arbeidsprestaties levert en
de wettelijke pensioenleeftijd niet heeft bereikt.
Art. 17. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan het opnemen van
de landingsbaan, tewerkgesteld is geweest in een voltijdse arbeidsregeling en
zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, ontvangt per
maand een aanmoedigingspremie van 50 euro.
Afdeling 5. - Ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering
Art. 18. Aan de werknemer, tewerkgesteld in een onderneming in moeilijkheden of
in herstructurering met uitbatingszetel in het Vlaamse Gewest, kan een
aanmoedigingspremie worden toegekend indien hij in het kader van een
herstructureringsplan zijn arbeidsduur vermindert met ten minste 10 % van de
voltijdse arbeidsregeling en na vermindering nog minstens 50 % van de voltijdse
arbeidsregeling werkt.
Art. 19. Het bewijs van onderneming in moeilijkheden of in herstructurering
moet blijken uit :
- hetzij het attest van erkenning als onderneming in moeilijkheden afgeleverd
door de federale Minister van Tewerkstelling en Arbeid, overeenkomstig het
koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van
werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, of
overeenkomstig het koninklijk besluit van 21 maart 1997 houdende uitvoering van
artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere
voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de
artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van
de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;
- hetzij het attest van erkenning als onderneming in herstructurering afgeleverd
door de federale Minister van Tewerkstelling en Arbeid, overeenkomstig het
koninklijk besluit van 21 maart 1997 houdende uitvoering van artikel 9 van het
koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met
betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, §
2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de
werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;
- hetzij een herstructureringsplan, dat voor advies is voorgelegd aan de
ondernemingsraad, of bij gebreke daaraan, aan de syndicale afvaardiging, of bij
gebreke daaraan, aan het comité voor preventie en bescherming op het werk, of
bij gebreke daaraan, aan de vertegenwoordigers van de representatieve
werknemersorganisaties.
Art. 20. Het recht op de aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur
wordt verworven vanaf het ogenblik dat de onderneming, conform de in artikel 19
beschreven procedure, het statuut verkrijgt van onderneming in moeilijkheden of
in herstructurering. Na opening van het recht kan de premie gedurende maximum
twee jaar worden toegekend.
Art. 21. De aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur kan niet
gecombineerd worden met een tweede deeltijdse of voltijdse tewerkstelling in
hoofde van de werknemer, met de inkomsten uit een zelfstandige activiteit tenzij
deze reeds in bijberoep werd uitgeoefend gedurende minstens één jaar vóór de
aanvang van de verminderde arbeidsduur, met een onderbrekingsuitkering noch met
een aanmoedigingspremie als bedoeld in de artikelen 6, 10, 13 en 16 van dit
besluit.
Art. 22. § 1. De werknemer die gedurende het jaar voorafgaand aan de aanvang
van de verminderde arbeidsduur, tewerkgesteld is geweest in een voltijdse
arbeidsregeling en zijn arbeidsprestaties vermindert tot een halftijdse
betrekking, ontvangt een aanmoedigingspremie van 125 euro per maand.
§ 2. De werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert met minimum 20 % van het
aantal uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van een voltijdse
werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 75 euro.
§ 3. De werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert met minimum 10 % en
minder dan 20 % van het aantal uren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van
een voltijdse werknemer, ontvangt per maand een aanmoedigingspremie van 50 euro.
Afdeling 6. - Suppletieve regeling
Art. 23. § 1. Aan de werknemer als bedoeld in artikel 4 van dit besluit kan een
aanmoedigingspremie worden toegekend als supplement bij de uitkering van het
tijdskrediet dat opgenomen wordt voor het volgen van een opleiding in het kader
van het tweedekansonderwijs.
§ 2. De in § 1 bedoelde werknemer wordt gelijkgesteld met de in artikel 6
bedoelde werknemer. De bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 1 van dit besluit
zijn op hem van toepassing.
Art. 24. § 1. Aan de werknemer als bedoeld in artikel 4 van dit besluit kan
een aanmoedigingspremie worden toegekend indien hij een tijdskrediet opneemt in
het kader van het ouderschapsverlof, het verlof voor medische bijstand of het
verlof voor palliatieve zorgen als bedoeld in artikel 1, 3° van dit besluit.
§ 2. De in § 1 bedoelde werknemer wordt gelijkgesteld met de in artikel 10
bedoelde werknemer. De bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 2 van dit besluit
zijn op hem van toepassing.
HOOFDSTUK IV. - Procedure
Afdeling 1. - Afsluiten van een toetredingsakte
Art. 25. De toetredingsakte als bedoeld in artikel 1, 8°, van dit besluit is
slechts geldig mits volgende vormvoorschriften zijn nageleefd.
§ 1. Het ontwerp van toetredingsakte dient schriftelijk aan elke werknemer
afzonderlijk te worden meegedeeld en moet expliciet aangeven tot welke modules
de onderneming toetreedt met betrekking tot het stelsel van de
aanmoedigingspremies. De minimale toetreding is de suppletieve regeling als
bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 6 van dit besluit.
§ 2. De werkgever stelt, gedurende minstens 14 dagen te rekenen vanaf de
schriftelijke mededeling, een register ter beschikking van de werknemers waarin
deze hun opmerkingen aangaande het voorgelegde ontwerp van toetredingsakte
kunnen formuleren.
§ 3. Na de termijn van 14 dagen wordt de toetredingsakte, samen met het register
en de motivering van de werkgever van het gevolg dat hij heeft gegeven aan de
opmerkingen van de werknemers als bedoeld in § 2, door de werkgever neergelegd
bij de administratie.
Afdeling 2. - Aanvraag tot het bekomen van de aanmoedigingspremie
Art. 26. De aanvraag tot het bekomen van de aanmoedigingspremie wordt door de
werknemer ingediend bij de administratie.
De aanvraag bestaat uit :
1° het aanvraagformulier, als model bij dit besluit gevoegd, waarvan de
aanvrager het luik A heeft ingevuld en ondertekend en de werkgever het luik B
heeft ingevuld en ondertekend, alsmede :
- ingeval van een aanmoedigingspremie bij opleidingskrediet heeft de onderwijs-
of opleidingsinstelling waar de opleiding gevolgd wordt, het luik C van het
aanvraagformulier ingevuld en ondertekend, en dient desgevallend een bewijs van
de vereiste jaren loopbaananciënniteit te worden voorgelegd;
- ingeval van een aanmoedigingspremie bij zorgkrediet om te zorgen voor een
zwaar ziek gezins- of familielid of een persoon die lijdt aan een ongeneeslijke
ziekte en die zich in een terminale fase bevindt, heeft een geneesheer het luik
D van het aanvraagformulier ingevuld en ondertekend;
- ingeval van een aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur in
ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering wordt het attest van
erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, of een
exemplaar van het voorgelegde herstructureringsplan, samen met het
aanvraagformulier ingediend, voor zover het nog niet eerder aan de administratie
is overgemaakt;
2° een kopie van de uitkeringskaart waarop de datum van aanvang, de duur en de
aard van de onderbrekingsperiode vermeld is;
3° een kopie van het bedrijfsakkoord of de toetredingsakte voor zover deze nog
niet aan de administratie zijn overgemaakt.
Art. 27. § 1. Om geldig te zijn moet de aanvraag tot het bekomen van de
aanmoedigingspremie ingediend worden gedurende de periode van de verminderde
arbeidsduur of de periode van het tijdskrediet, de loopbaanvermindering of de
landingsbaan.
§ 2. De aanmoedigingspremie kan gedurende maximum 3 maanden, voorafgaand aan de
maand waarin de aanvraag wordt ingediend, met terugwerkende kracht worden
toegekend.
Art. 28. § 1. Na betalingsopdracht door de administratie wordt de premie voor
de afgelopen maand aan de rechthebbende werknemer uitgekeerd.
§ 2. De aanmoedigingspremies worden geïndexeerd en zijn gekoppeld aan de
spilindex 109,45. De indexering geschiedt vanaf de tweede maand die volgt op het
einde van de periode van twee maanden tijdens dewelke het gemiddeld indexcijfer
het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
HOOFDSTUK V. - Evaluatie
Art. 29. § 1. De Vlaamse minister stelt een opvolgingscommissie aan,
bestaande uit vertegenwoordigers van de Vlaamse regering, de Vlaamse sociale
partners en de administratie. De administratie staat tevens in voor het
secretariaat van de opvolgingscommissie.
§ 2. De opvolgingscommissie zet een monitoringsysteem op, evalueert de
maatregelen van dit besluit en wordt om advies gevraagd nopens elk voorstel tot
aanpassing of bijsturing van dit besluit.
HOOFDSTUK VI. - Controle en sancties
Art. 30. § 1. Vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de
werknemer op welke gronden dan ook de onderneming verlaat of niet meer aan de
voorwaarden, waaronder de aanmoedigingspremie werd toegekend, voldoet, verliest
hij het recht op de uitbetaling van de premie.
§ 2. Onrechtmatig verkregen aanmoedigingspremies worden teruggevorderd van de
partij die aanleiding heeft gegeven tot het onrechtmatig karakter van de
uitbetaling van de premie.
§ 3. De controle op de naleving van de voorwaarden wordt uitgeoefend door de
inspectie van de administratie.
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen
Art. 31. § 1. De beslissingen genomen in uitvoering van het besluit van de
Vlaamse regering van 6 oktober 1998 houdende de aanmoediging in het Vlaamse
Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen
of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de
arbeid, die betrekking hebben op de aanmoedigingspremie bij volledige of
gedeeltelijke loopbaanonderbreking, blijven hun uitwerking behouden voor de
toegekende duur.
§ 2. De beslissingen genomen in uitvoering van het besluit van de Vlaamse
regering van 6 oktober 1998 houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van
de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de
daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid, die
betrekking hebben op de aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur, blijven
hun uitwerking behouden voor de toegekende duur.
§ 3. De vervangingsplicht als bedoeld in artikel 10, § 1 van het besluit van de
Vlaamse regering van 6 oktober 1998 houdende de aanmoediging in het Vlaamse
Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen
of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de
arbeid, vervalt met ingang van 1 januari 2002.
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 32. Onverminderd de bepalingen van artikel 31 van dit besluit wordt het
besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 houdende de aanmoediging in
het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig
werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling
van de arbeid, opgeheven met ingang van 1 januari 2002.
Art. 33. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 34. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Werkgelegenheidsbeleid, is
belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 december 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme,
R. LANDUYT