Overzicht recente wetteksten
BS 16.02.04
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP |
De Vlaamse regering,
Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden,
gecoördineerd op 18 december 1991, inzonderheid op artikel 14, § 2, en 19,
tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 1997;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 1985
tot vaststelling van de rechtspleging voor erkenning en sluiting van
serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen,
gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 17 april 1991, 18
december 1998, 28 januari 2000 en 7 juni 2002;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven
op 3 november 2003;
Gelet op het verzoek aan de Raad van State om advies te geven
binnen een termijn van dertig dagen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18
december 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid
en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. In hoofdstuk VIII van het besluit van de Vlaamse
regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de rechtspleging voor erkenning
en sluiting van serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en
rusthuizen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari
2000, wordt een artikel 11bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 11bis . Onverminderd de toepassing van artikelen 10 en
11 kan de minister, na overleg met de burgemeester van de betrokken gemeente,
met onmiddellijke ingang de voorlopige sluiting bevelen van een
serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis, als
blijkt dat de verdere exploitatie ervan een onmiddellijk, reëel en ernstig
gevaar inhoudt voor de gezondheid of de veiligheid van de personen die er
verblijven. De verantwoordelijke beheersinstantie van de voorziening wordt
vooraf uitgenodigd om haar verweermiddelen mee te delen.
De beslissing tot voorlopige sluiting is een bewarende
maatregel in het belang van de personen die in de voorziening verblijven. Ze
impliceert de ontruiming van de voorziening en de tijdelijke stopzetting van de
exploitatie.
De voorlopige sluiting geldt voor een termijn die de minister
bepaalt en die maximaal zes maanden kan bedragen. Ze kan op gemotiveerd verzoek
van de verantwoordelijke beheersinstantie van de inrichting door de minister
worden opgeheven. Ze vervalt bij de inwerkingtreding van een definitieve
sluitingsbeslissing die werd genomen met toepassing van artikelen 10 en 11.
De uitnodiging, verweermiddelen en beslissing, bedoeld in het
eerste lid, kunnen ook per fax of per e-mail worden verzonden. »
Art. 2. Aan artikel 12 van hetzelfde besluit wordt een tweede
lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
« Als de voorlopige sluiting van de inrichting werd bevolen met toepassing van
artikel 11bis, brengt de verantwoordelijke beheersinstantie de personen, bedoeld
in het eerste lid, daarvan op de hoogte uiterlijk op de dag nadat ze de
beslissing tot voorlopige sluiting heeft ontvangen. »
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.
Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan
personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 januari 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke
Kansen,
A. BYTTEBIER