Overzicht recente wetteksten
BS 03.02.04
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP |
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen
volgt :
Decreet betreffende het preventieve gezondheidsbeleid.
TITEL I. - Algemene bepaling en definities
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en
gewestaangelegenheid.
Art. 2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan
onder :
1° administratie : de administratie van de diensten van de
Vlaamse regering, bevoegd voor de gezondheidszorg;
2° bevolkingsonderzoek : een gezondheidsonderzoek dat wordt
verricht ter uitvoering van een aan de bevolking of aan een vooraf bepaalde
bevolkingsgroep gedaan aanbod dat gericht is op het bevorderen, beschermen of
behouden van de gezondheid;
3° biotische factoren :
a) micro-organismen, met inbegrip van de genetisch
gemodificeerde, zijnde al dan niet cellulaire microbiologische entiteiten, met
het vermogen tot replicatie of overdracht van genetisch materiaal;
b) celculturen, zijnde resultaten van het in vitro kweken van
cellen, afkomstig van meercellige organismen;
c) menselijke endoparasieten;
d) allergenen van biologische oorsprong;
e) andere biologische organismen die potentieel schade kunnen
toebrengen aan de menselijke gezondheid;
4° biomonitoring : het systematisch bepalen in levende
organismen, waaronder de mens, van concentraties van organismevreemde stoffen,
hun metabolieten, of van andere indicatoren van blootstelling en/of effect, om
het schadelijke effect op de mens van fysische of chemische factoren te kunnen
evalueren;
5° chemische factoren : scheikundige stoffen die potentieel
schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens door hun toxische, mutagene,
carcinogene, traumatogene, teratogene, caustische, allergene eigenschappen,
en/of door een combinatie van deze eigenschappen;
6° collectieve gezondheidsovereenkomst : een overeenkomst
tussen de Vlaamse regering en een organisatie die een bijdrage kan leveren aan
het preventieve gezondheidsbeleid, waarin de organisatie een
inspanningsverbintenis onderschrijft om een of meer Vlaamse
gezondheidsdoelstellingen of andere aspecten van het preventieve
gezondheidsbeleid mee te helpen nastreven door haar leden of de doelgroep tot
wie ze zich richt hierover te informeren, te sensibiliseren en aan te zetten tot
gezond gedrag;
7° determinant van gezondheid : een factor die de mate van
gezondheid van individuen of populaties mee bepaalt, hierna determinant te
noemen;
8° duurzame ontwikkeling : maatschappelijke ontwikkeling die
niet enkel rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie, maar ook
met die van toekomstige generaties;
9° facettenbeleid : beleid dat buiten het domein van de
gezondheidszorg valt en bijdraagt tot het bevorderen, beschermen of behouden van
gezondheid;
10° fysische factoren : natuurkundige verschijnselen die
potentieel schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens door hun akoestische,
mechanische, thermische of elektromagnetische eigenschappen, met uitzondering
van ioniserende straling;
11° gezondheid : toestand van lichamelijk, geestelijk en
sociaal welbevinden bij de mens;
12° gezondheidsbevordering : preventiemethode, gebruikt
binnen het preventieve gezondheidsbeleid, die tot doel heeft de gezondheid te
bevorderen, te beschermen of te behouden door die processen te ondersteunen die
individuen en groepen in staat stellen om de determinanten van hun gezondheid
positief te beļnvloeden;
13° gezondheidsconferentie : bijeenkomst van personen op
initiatief van de Vlaamse regering met als doel het uitwisselen van inzichten,
gegevens en ervaringen om te komen tot een voorstel van een nieuwe of te
herziene Vlaamse gezondheidsdoelstelling of om andere opdrachten te vervullen
met betrekking tot het preventieve gezondheidsbeleid;
14° gezondheidsindicator : een kwantitatieve aanduiding van
de gezondheid van de bevolking of van een aanwijsbaar deel ervan;
15° gezondheidswinst : het positieve resultaat van een
systematisch en algemeen aanvaard meetproces aan de hand van parameters die
gerelateerd zijn aan de levensduur en de levenskwaliteit van een bepaalde
bevolking;
16° grenswaarde in de mens voor fysische of chemische
factoren : de drempelwaarde in de mens van een lichaamsvreemde factor of de
drempelwaarde in de mens van metabolieten van deze factor of van andere
indicatoren van blootstelling en/of effect, die, bij overschrijding, een
maatschappelijk onaanvaardbare graad van gezondheidsbedreiging met zich
meebrengt voor de bevolking als geheel of voor bepaalde risicogroepen, hierna
grenswaarde in de mens te noemen;
17° individuele zorgaanbieder : een arts, paramedicus of
beoefenaar van een andere erkende medische of paramedische discipline die
handelingen stelt op het gebied van preventieve gezondheidszorg, al dan niet in
een mono- of multidisciplinair samenwerkingsverband en die hiervoor erkend en/of
gesubsidieerd kan worden door de Vlaamse regering;
18° initiatief : een beslissing die genomen wordt ter
uitvoering van het preventieve gezondheidsbeleid, met een al dan niet
regelgevend karakter;
19° Logo : een door de Vlaamse regering erkend
samenwerkingsverband voor loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisatie
binnen een geografisch aaneengesloten gebied;
20° middelengebruik : het al dan niet legale gebruik van
psychotrope stoffen die gezondheidsschade kunnen veroorzaken;
21° ontwikkelingsstoornis : een verstoring in het verwerven
van motorische, sociale of cognitieve vaardigheden;
22° organisatie met terreinwerking : een van rechtswege
erkende of een door de Vlaamse regering erkende en/of gesubsidieerde
organisatie, die op het terrein de opdrachten uitvoert, de methodieken toepast
en/of de diensten levert met betrekking tot de preventieve gezondheidszorg;
23° partnerorganisatie : een organisatie met
rechtspersoonlijkheid die als een kern binnen een expertisenetwerk fungeert en
die van rechtswege erkend en gesubsidieerd is of erkend en gesubsidieerd wordt
door de Vlaamse regering vanwege minstens een van de hiernavolgende competenties
:
a) de inhoudelijke deskundigheid in verband met
ziektepreventie;
b) de inhoudelijke deskundigheid in verband met
gezondheidsbevordering;
c) het verstrekken van gegevens inzake gezondheidszorg;
24° preventieve gezondheidszorg : het deel van de
gezondheidszorg dat maatregelen en acties omvat die tot doel hebben de
gezondheid te bevorderen, te beschermen of te behouden;
25° seksuele gezondheid : aan intieme lichamelijke relaties
verbonden lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden;
26° sociale omgeving : de interrelationele en psychosociale
realiteit waarbinnen de mens zich situeert;
27° streefwaarde voor fysische en chemische factoren : waarde
die richtinggevend is voor een milieukwaliteitsniveau dat afgestemd is op een
duurzame ontwikkeling, hierna streefwaarde te noemen;
28° stresshantering : methode die gericht is op het wegnemen
of beperken van stress en/of op het leren omgaan met stress;
29° vaccinator : een arts of een verpleegkundige onder
toezicht van een arts, die inentingen toedient die beschikbaar gesteld worden
via de Vlaamse Gemeenschap;
30° verworven factoren : biologische eigenschappen die in de
loop van het leven opgebouwd zijn en als indicator voor de gezondheidstoestand
kunnen fungeren;
31° Vlaamse Adviesraad voor erkenning van
verzorgingsvoorzieningen : het adviesorgaan, opgericht bij het decreet van 20
december 1996 houdende de oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een
Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen, gewijzigd bij
het decreet van 18 mei 1999;
32° Vlaamse gezondheidsdoelstelling : een op het vlak van
gezondheid na te streven, tijdsgebonden, meetbare, haalbare en maatschappelijk
aanvaardbare doelstelling, die op initiatief van de Vlaamse regering wordt
goedgekeurd door het Vlaams Parlement;
33° Vlaamse Gezondheidsraad : het adviesorgaan, opgericht bij
het decreet van 20 december 1996 houdende de oprichting van een Vlaamse
Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van
verzorgingsvoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999;
34° ziektepreventie : preventiemethode die gebruikt wordt
binnen het preventieve gezondheidsbeleid en die tot doel heeft de gezondheid te
bevorderen, te beschermen of te behouden door :
a) het optreden van welbepaalde ziekten of aandoeningen te
voorkomen en dit door bronnen van gevaar of bedreigende factoren voor de
gezondheid weg te nemen of te beperken of door beschermende factoren te
versterken;
b) de gezondheidsschade door ziekten of aandoeningen te
beperken of de genezingskans te vergroten en dit door vroegtijdige detectie van
ziekten en aandoeningen of van de aanleg hiervoor;
35° Centrum voor Leerlingenbegeleiding : een centrum zoals
bedoeld in het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding;
36° kansarmoede : een duurzame toestand waarbij mensen zowel
materieel als immaterieel worden beknot in hun kansen om voldoende deel te
hebben aan maatschappelijk hooggewaarde goederen zoals onderwijs, arbeid en
huisvesting.
TITEL II. - Opdrachten en verantwoordelijkheden
HOOFDSTUK I. - Opdrachten
Art. 3. Dit decreet beoogt een verbetering van de
volksgezondheid, meer bepaald het behalen van gezondheidswinst op Vlaams
bevolkingsniveau, om zo te kunnen bijdragen tot een verhoging van de
levenskwaliteit.
Hiertoe voert de Vlaamse regering een beleid inzake preventieve gezondheidszorg
en legt ze de basis voor een facettenbeleid. Beide aspecten samen vormen het
Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid.
Art. 4. § 1. Het beleid inzake preventieve gezondheidszorg
omvat het nemen van initiatieven die zich richten op :
a) exogene determinanten van gezondheid en exogene bronnen
van gevaar of bedreigende factoren voor de gezondheid;
b) endogene determinanten van gezondheid en endogene bronnen
van gevaar of bedreigende factoren voor de gezondheid;
c) ziekten en aandoeningen die zich in een voor- of
beginstadium bevinden.
§ 2. Het facettenbeleid omvat het nemen van initiatieven die
buiten het domein van de gezondheidszorg vallen en die zich richten op exogene
determinanten van gezondheid en exogene bronnen van gevaar of bedreigende
factoren voor de gezondheid.
De gewestaangelegenheid, bedoeld in artikel 1, heeft enkel
betrekking op bepaalde aspecten van het facettenbeleid in het Vlaamse Gewest,
met name op de initiatieven met betrekking tot fysische of chemische factoren,
zoals bedoeld in de artikelen 51 tot en met 55, en met betrekking tot
ruimtelijke en materiėle factoren, zoals bedoeld in artikel 56.
Het facettenbeleid omvat geen initiatieven die vallen onder de bevoegdheden van
de federale overheid.
Art. 5. De initiatieven om de gezondheid te bevorderen, te
beschermen of te behouden, bedoeld in artikel 4, worden gerealiseerd door
gezondheidsbevordering en/of ziektepreventie.
Art. 6. De Vlaamse regering kan zich richten tot specifieke
bevolkingsgroepen, waaronder personen of groepen van personen die behoren tot
een bepaalde leeftijdscategorie of die zich bevinden in een bepaalde
ontwikkelingsfase met als doel :
a) het beter bereiken van groepen die gekenmerkt worden door
een bijzondere kwetsbaarheid;
b) het beter rekening kunnen houden met de evolutieve en
dynamische aspecten van het menszijn;
c) het verbeteren van de uitvoerbaarheid van de initiatieven,
bedoeld in artikel 5.
Art. 7. § 1. De Vlaamse regering besteedt bijzondere aandacht
aan :
a) bevolkingsgroepen die kampen met kansarmoede;
b) bevolkingsgroepen die in een grotere mate zijn
blootgesteld aan bedreigingen van hun gezondheid;
c) de toegankelijkheid van het aanbod in de preventieve
gezondheidszorg.
§ 2. Alle organisaties die gesubsidieerd worden door de
Vlaamse regering voor taken van preventieve gezondheidszorg, zijn ertoe gehouden
om bij de uitvoering van hun opdracht rekening te houden met de aandachtspunten,
bedoeld in § 1.
HOOFDSTUK II. - Verantwoordelijkheden
Afdeling I. - Individuele verantwoordelijkheid
Art. 8. Iedere persoon heeft, binnen het toepassingsgebied
van dit decreet, een individuele verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn
eigen gezondheid en, door de daden die hij vrijwillig en bewust stelt of nalaat
te stellen, ook ten opzichte van de gezondheid van zijn medemens. Deze
verantwoordelijkheid omvat het in acht nemen van veiligheidsvoorschriften, het
aannemen van een gezonde leefstijl en het nemen van andere voorzorgsmaatregelen
die haalbaar en doeltreffend zijn om ziekten en aandoeningen bij de mens te
voorkomen.
Afdeling II. - Verantwoordelijkheden van de Vlaamse regering
Art. 9. § 1. Onverminderd de individuele verantwoordelijkheid
heeft iedere persoon recht op een maatschappelijk aanvaard aanbod van
preventieve gezondheidszorg, als hij :
1° verblijft in het Vlaamse Gewest of in het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad en in het Vlaamse Gewest een beroep doet op
partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking of individuele
zorgaanbieders die preventieve gezondheidszorg aanbieden;
2° a) verblijft in het Vlaamse Gewest of in het tweetalig
gebied Brussel-Hoofdstad en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een beroep
doet op de partnerorganisaties of organisaties met terreinwerking die
preventieve gezondheidszorg aanbieden en door hun organisatie beschouwd moeten
worden als uitsluitend ressorterend onder de bevoegdheid van de Vlaamse
Gemeenschap;
b) verblijft in het Vlaamse Gewest of in het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad beroep doet op
individuele zorgaanbieders die voor hun aanbod op het vlak van preventieve
gezondheidszorg op vrijwillige basis zijn toegetreden tot een verband dat zelf
georganiseerd is op een zodanige wijze dat blijk gegeven wordt van een band met
de Vlaamse Gemeenschap;
§ 2. Het recht op een maatschappelijk aanvaard aanbod van
preventieve gezondheidszorg, bedoeld in § 1, wordt echter niet ontnomen aan
personen die hun individuele verantwoordelijkheid, bepaald in artikel 8, niet of
onvoldoende opnemen of hebben opgenomen.
Art. 10. § 1. Bepaalde categorieėn van personen die zich
bevinden, maar niet officieel verblijven, op het grondgebied van het Vlaamse
Gewest, kunnen in het Vlaams Gewest een recht doen gelden op een beperkt aanbod
van preventieve gezondheidszorg, dat verstrekt wordt door een
partnerorganisatie, een organisatie met terreinwerking of een individuele
zorgverstrekker.
De Vlaamse regering bepaalt het aanbod van preventieve
gezondheidszorg en de categorieėn van personen die hiervoor in aanmerking komen.
§ 2. Bepaalde categorieėn van personen die zich bevinden,
maar niet officieel verblijven, op het grondgebied van het tweetalig gebied
Brussel Hoofdstad kunnen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een recht
doen gelden op :
a) een beperkt aanbod van preventieve gezondheidszorg, dat
verstrekt wordt door een voorziening die wegens haar organisatie beschouwd moet
worden als uitsluitend ressorterend onder de bevoegdheid van de Vlaamse
Gemeenschap;
b) een beperkt aanbod van preventieve gezondheidszorg, dat
verstrekt wordt door een individuele zorgaanbieder die op vrijwillige basis is
toegetreden tot een verband dat zelf georganiseerd is op een zodanige wijze dat
blijk gegeven wordt van een band met de Vlaamse Gemeenschap.
De Vlaamse regering bepaalt het aanbod van preventieve gezondheidszorg en de
categorieėn van personen die hiervoor in aanmerking komen.
Art. 11. Iedere persoon heeft de verplichting om zich te
onderwerpen aan een tussenkomst van preventieve gezondheidszorg die noodzakelijk
is om de gezondheid van andere personen niet in gevaar te brengen, als hij :
1° zich bevindt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest en
deze tussenkomst in het Vlaamse Gewest verstrekt wordt door een
partnerorganisatie, een organisatie met terreinwerking of een individuele
zorgverstrekker;
2° a) zich bevindt op het grondgebied van het tweetalig
gebied Brussel-Hoofdstad en deze tussenkomst in het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad verstrekt wordt door een voorziening die wegens haar
organisatie beschouwd moet worden als uitsluitend ressorterend onder de
bevoegdheid van Vlaamse Gemeenschap en voorzover hij op deze voorziening
vrijwillig beroep heeft gedaan;
b) zich bevindt op het grondgebied van het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad en deze tussenkomst in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad
verstrekt wordt door een individuele zorgaanbieder die op vrijwillige basis
is toegetreden tot een verband dat zelf georganiseerd is op een zodanige wijze
dat blijk gegeven wordt van een band met de Vlaamse Gemeenschap en voor zover de
persoon op deze individuele zorgaanbieder vrijwillig beroep heeft gedaan.
Art. 12. § 1. Jaarlijks maakt de Vlaamse regering een stand
van zaken op aangaande de gezondheidsindicatoren. De Vlaamse regering neemt de
nodige initiatieven om die gegevens publiek te maken.
§ 2. Minstens om de vijf jaar maakt de Vlaamse regering, op
basis van een wetenschappelijk verantwoorde onderbouwing, de belangrijkste
gezondheidsindicatoren en de evolutie ervan, evenals de stand van zaken
aangaande de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen, kenbaar aan het Vlaams
Parlement.
TITEL III. - Organisatie
HOOFDSTUK I. - Gezondheidsconferentie
Art. 13. § 1. Voor de ontwikkeling van een voorstel van een
nieuwe of te herziene Vlaamse gezondheidsdoelstelling roept de Vlaamse regering
een gezondheidsconferentie samen.
§ 2. De Vlaamse regering kan ook een gezondheidsconferentie
samenroepen en belasten met andere dan de in § 1 bedoelde opdrachten. Deze
opdrachten hebben betrekking op het preventieve gezondheidsbeleid.
Art. 14. § 1. Elke gezondheidsconferentie wordt samengesteld
door de Vlaamse regering.
§ 2. Een gezondheidsconferentie bestaat onder meer uit
vertegenwoordigers van de Vlaamse regering, uit inhoudelijke deskundigen, uit
vertegenwoordigers van de doelgroepen en uit vertegenwoordigers van de Logo's.
Vertegenwoordigers van partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking,
individuele zorgaanbieders en instanties die gestalte kunnen geven aan het
facettenbeleid kunnen deel uitmaken van een gezondheidsconferentie in functie
van hun betrokkenheid bij het onderwerp en op basis van hun competenties.
Art. 15. Ter voorbereiding van een gezondheidsconferentie en
voor de verdere uitwerking van de voorstellen of conclusies van een
gezondheidsconferentie kan de Vlaamse regering werkgroepen oprichten.
Art. 16. De Vlaamse regering bepaalt de werkingsmodaliteiten
en de eventuele financiering voor de ondersteuning van de
gezondheidsconferenties en de werkgroepen, bedoeld in artikel 15.
Art. 17. § 1. De gezondheidsconferentie, bedoeld in artikel
13, § 1, formuleert een voorstel van een nieuwe of te herziene Vlaamse
gezondheidsdoelstelling. Dit voorstel bevat :
a) de formulering van de Vlaamse gezondheidsdoelstelling
zelf;
b) de nodig geachte preventiestrategieėn om de voorgestelde
Vlaamse gezondheidsdoelstelling te kunnen realiseren binnen de gestelde termijn
en op een zo doelmatig mogelijke wijze;
c) een onderbouwde simulatie van de voor b) nodig geachte
middelen, rekening houdend met de al ter beschikking gestelde middelen.
§ 2. De voorstellen van nieuwe of te herziene Vlaamse
gezondheidsdoelstellingen, bedoeld in artikel 13, § 1, en de conclusies van de
gezondheidsconferentie, bedoeld in artikel 13, § 2, worden voor advies
voorgelegd aan de Vlaamse Gezondheidsraad.
HOOFDSTUK II. - Vlaamse gezondheidsdoelstellingen
Art. 18. § 1. De voorstellen van nieuwe of te herziene
Vlaamse gezondheidsdoelstellingen worden, na advies door de Vlaamse
Gezondheidsraad, voorgelegd aan de Vlaamse regering.
§ 2. De door de Vlaamse regering aanvaarde voorstellen van
nieuwe of te herziene Vlaamse gezondheidsdoelstellingen worden ter goedkeuring
voorgelegd aan het Vlaams Parlement.
Art. 19. § 1. Alle organisaties die gesubsidieerd worden door
de Vlaamse regering voor taken van preventieve gezondheidszorg, zijn ertoe
gehouden hun medewerking te verlenen aan de realisatie van de Vlaamse
gezondheidsdoelstellingen.
§ 2. De Vlaamse regering kan instanties die gestalte kunnen
geven aan het facettenbeleid betrekken bij de realisatie van de Vlaamse
gezondheidsdoelstellingen.
HOOFDSTUK III. - Ondersteunende werkgroepen
Art. 20. § 1. De Vlaamse regering kan ondersteunende werkgroepen oprichten
buiten het kader van een gezondheidsconferentie. De taak van een ondersteunende
werkgroep heeft betrekking op een welbepaald aspect van het preventieve
gezondheidsbeleid.
§ 2. De Vlaamse regering bepaalt desgevallend de
samenstelling, de werkingsmodaliteiten en de eventuele financiering van deze
werkgroepen.
HOOFDSTUK IV. - Partnerorganisaties
Art. 21. § 1. De Vlaamse regering kan in het kader van haar
beleid inzake preventieve gezondheidszorg partnerorganisaties erkennen.
§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden, de
regels inzake de duur van de erkenning en de regels inzake schorsing en
intrekking van erkenning.
§ 3. Enkel een erkende partnerorganisatie waarmee de Vlaamse
regering een beheersovereenkomst sluit, komt in aanmerking voor subsidiėring.
Deze beheersovereenkomst geldt voor minimaal drie en voor maximaal vijf jaar en
omvat minstens :
1° het beleidsplan voor de duurtijd van de
beheersovereenkomst dat minstens de volgende gegevens bevat :
a) de resultaatgebieden voor de uitvoering van de
beheersovereenkomst;
b) de indicatoren met betrekking tot de resultaatgebieden om
onder meer de uitvoering van de beheersovereenkomst te kunnen evalueren;
2° de financieringsvoorwaarden en -modaliteiten, waaronder de
bepaling van de subsidie-enveloppe en de mate waarin die ingevolge indexering en
weddendrift evolueert.
§ 4. § 1 tot en met § 3, zijn niet van toepassing op de
Vlaamse openbare instelling Kind en Gezin die van rechtswege erkend is als
partnerorganisatie.
§ 5. Organisaties met een erkenning als partnerorganisatie
worden niet uitgesloten van een erkenning en/of subsidiėring als organisatie met
terreinwerking.
Art. 22. De partnerorganisaties bieden minstens ondersteuning
aan de organisaties met terreinwerking en aan de Logo's, indien zij omwille van
hun inhoudelijke deskundigheid of hun vermogen inzake het aanleveren van
gegevens hiertoe een bijdrage kunnen leveren.
HOOFDSTUK V. - Organisaties met terreinwerking
Art. 23. § 1. De Vlaamse regering kan in het kader van haar
beleid inzake preventieve gezondheidszorg organisaties met terreinwerking
erkennen en/of subsidiėren.
§ 2. De Vlaamse regering bepaalt desgevallend de
erkenningsvoorwaarden, de regels inzake de duur van de erkenning en de regels
inzake schorsing en intrekking van erkenning.
§ 3. Enkel een organisatie met terreinwerking waarmee de
Vlaamse regering een beheersovereenkomst sluit, komt in aanmerking voor
subsidiėring. Deze beheersovereenkomst geldt voor maximaal vijf jaar en omvat
minstens :
1° het beleidsplan voor de duurtijd van de
beheersovereenkomst dat minstens de volgende gegevens bevat :
a) de resultaatgebieden voor de uitvoering van de
beheersovereenkomst;
b) de indicatoren met betrekking tot de resultaatgebieden om
onder meer de uitvoering van de beheersovereenkomst te kunnen evalueren;
2° de financieringsvoorwaarden en -modaliteiten, waaronder de
bepaling van de subsidie-enveloppe en de mate waarin die ingevolge indexering en
weddendrift evolueert.
§ 4. § 1 tot en met § 3, zijn niet van toepassing op de
Centra voor Leerlingenbegeleiding, de Consultatiebureaus voor het Jonge Kind en
de Preventieve Zorgcentra die van rechtswege erkend zijn als organisaties met
terreinwerking.
§ 5. Organisaties met een erkenning en/of subsidiėring als
organisatie met terreinwerking worden niet uitgesloten van een erkenning als
partnerorganisatie.
Art. 24. Organisaties met terreinwerking doen, wanneer zij
voor bepaalde opdrachten of delen van opdrachten ondersteuning nodig hebben, een
beroep op het aanbod van de partnerorganisaties die omwille van hun inhoudelijke
deskundigheid of hun vermogen inzake het aanleveren van gegevens de gevraagde
ondersteuning kunnen geven.
HOOFDSTUK VI. - Individuele zorgaanbieders
Art. 25. De Vlaamse regering kan individuele zorgaanbieders
belasten met of betrekken bij opdrachten inzake preventieve gezondheidszorg.
Hiertoe kan de Vlaamse regering nadere bepalingen uitwerken.
Art. 26. § 1. De Vlaamse regering kan in het kader van
opdrachten inzake preventieve gezondheidszorg individuele zorgaanbieders
erkennen en/of subsidiėren.
§ 2. De Vlaamse regering bepaalt desgevallend de
erkenningsvoorwaarden, de regels inzake de duur van de erkenning, de regels
inzake schorsing en intrekking van erkenning en de subsidiėringsvoorwaarden.
HOOFDSTUK VII. - Andere besturen
Art. 27. § 1. De Vlaamse regering maakt afspraken met andere
betrokken besturen, namelijk :
1° de gemeentelijke overheden of hun vertegenwoordigers;
2° de provinciale overheden of hun vertegenwoordigers;
3° de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad.
§ 2. De afspraken met andere betrokken besturen hebben
betrekking op :
1° de mogelijke samenwerking rond en/of de mogelijke
delegatie van bepaalde opdrachten en verantwoordelijkheden met het oog op het
ten uitvoer brengen van de initiatieven, bedoeld in artikel 5;
2° de mogelijke coördinatie van het facettenbeleid op het
niveau van de in § 1 bedoelde besturen;
3° de mogelijke ondersteuning van de Logo's.
HOOFDSTUK VIII. - Logo's
Art. 28. § 1. De Vlaamse regering belast de Logo's met
opdrachten inzake het preventieve gezondheidsbeleid.
Hiertoe erkent en subsidieert de Vlaamse regering de Logo's.
§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden, de
regels inzake de duur van de erkenning, de regels inzake schorsing en intrekking
van erkenning.
§ 3. De Vlaamse regering bepaalt de subsidie en werkt nadere
regels uit aangaande de wijze van subsidiėring.
Art. 29. Ieder Logo heeft een eigen werkgebied dat een
geografisch aaneengesloten gebied vormt. Die werkgebieden worden bepaald door de
Vlaamse regering.
Alle Logo's samen bestrijken het grondgebied van het Vlaamse Gewest en van het
tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, en dit zonder overlappingen.
Art. 30. § 1. Tot de opdrachten van de Logo's behoort
minstens het nastreven van de realisatie van de Vlaamse
gezondheidsdoelstellingen binnen hun werkgebied.
§ 2. Tot de opdrachten van de Logo's behoort ook het
vervullen van andere, nader te bepalen, taken inzake het preventieve
gezondheidsbeleid in opdracht van de Vlaamse regering.
§ 3. Een Logo kan, binnen haar werkgebied, ook andere
initiatieven nemen inzake het preventieve gezondheidsbeleid.
Het Logo zorgt ervoor dat deze initiatieven de realisatie van
de in § 1 en § 2 bedoelde opdrachten niet in het gedrang brengen en niet in
strijd zijn met de initiatieven en richtlijnen van de Vlaamse regering.
§ 4. Een Logo doet een beroep op het aanbod van de
partnerorganisaties en de organisaties met terreinwerking, die omwille van hun
inhoudelijke deskundigheid of hun vermogen inzake het aanleveren van gegevens de
gevraagde ondersteuning kunnen geven, wanneer ze, voor bepaalde opdrachten of
delen van opdrachten, ondersteuning nodig heeft.
HOOFDSTUK IX. - Bevolkingsonderzoek
Art. 31. § 1. De Vlaamse regering kan initiatieven nemen om
te komen tot programmatische bevolkingsonderzoeken. Deze onderzoeken betreffen
georganiseerde opsporingsacties in het kader van ziektepreventie.
§ 2. Bevolkingsonderzoeken, in het kader van ziektepreventie,
die niet in opdracht van de Vlaamse regering wordt uitgevoerd, vereisen een
toestemming van de Vlaamse regering.
Een dergelijke toestemming kan door de Vlaamse regering verleend worden nadat
minstens informatie wordt verschaft door de initiatiefnemers over :
1° het doel en de doelgroep van het bevolkingsonderzoek;
2° de wetenschappelijke basis voor het opzetten van het
bevolkingsonderzoek;
3° de mogelijke schadelijke gevolgen van het
gezondheidsonderzoek;
4° de periode waarin het bevolkingsonderzoek is gepland;
5° de beschrijving van het gezondheidsonderzoek en van de
ruimten waarin het onderzoek verricht wordt;
6° de communicatie met de te onderzoeken en onderzochte
personen over het gezondheidsonderzoek en het bevolkingsonderzoek;
7° een inschatting van de gezondheidseconomische effecten van
het bevolkingsonderzoek;
8° de maatregelen die worden genomen voor de beveiliging van
de verzamelde onderzoeksgegevens en voor de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer van de onderzochte personen.
§ 3. De Vlaamse regering kan aanvullende regels bepalen
inzake het bevolkingsonderzoek.
§ 4. De toestemmingsvereiste, bedoeld in § 2, en de
aanvullende regels, bedoeld in § 3, mogen geen afbreuk doen aan de diagnostische
en therapeutische vrijheid van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen in
hun individuele relatie met de patiėnt die klachten of symptomen heeft. Deze
diagnostische en therapeutische vrijheid geldt in de mate dat die door de
federale wetgeving is gewaarborgd.
HOOFDSTUK X. - Gegevensuitwisseling
Art. 32. § 1. De continuļteit van de individuele preventieve
zorg- en dienstverstrekking moet verzekerd worden, onder andere door de
uitwisseling van gegevens die betrekking hebben op het zorgaanbod, tussen
partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking en individuele
zorgaanbieders onderling. Deze gegevensuitwisseling is noodzakelijk voor de
uitbouw en werking van een operationeel informatiesysteem.
§ 2. Logo's, partnerorganisaties, organisaties met
terreinwerking en individuele zorgaanbieders moeten, enerzijds, onderling en,
anderzijds, met de Vlaamse overheid gegevens uitwisselen die noodzakelijk zijn
voor de uitbouw en werking van een epidemiologisch informatiesysteem om
beleidsvoering zoveel mogelijk wetenschappelijk te onderbouwen.
§ 3. Met betrekking tot § 1 en § 2, bepaalt de Vlaamse
regering, na advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke
Levenssfeer, nadere regels.
Art. 33. § 1. De Vlaamse regering kan, in het kader van de
gegevensuitwisseling, bedoeld in artikel 32, de Logo's, de partnerorganisaties,
de organisaties met terreinwerking en de individuele zorgaanbieders verplichten
om voor hun eigen identificatie gebruik te maken van een identificatiecode, die
respectievelijk het Logo, de partnerorganisatie, de organisatie met
terreinwerking en de individuele zorgaanbieder op een eenvormige en unieke
manier vereenzelvigt.
§ 2. Aan partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking
en individuele zorgaanbieders kan bovendien in het kader van de
gegevensuitwisseling, bedoeld in artikel 32, en na advies van de Commissie voor
de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, een gelijkaardig systeem
opgelegd worden voor de identificatie van de personen, bedoeld in artikel 9 tot
en met 11.
Art. 34. De gegevensuitwisseling, bedoeld in artikel 32 en
33, moet gebeuren in overeenstemming met de regelgeving aangaande de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer.
HOOFDSTUK XI. - Collectieve gezondheidsovereenkomst
Art. 35. De Vlaamse regering kan een collectieve
gezondheidsovereenkomst sluiten met partnerorganisaties, organisaties met
terreinwerking of andere organisaties of instanties die een bijdrage kunnen
leveren aan het preventieve gezondheidsbeleid.
TITEL IV. - Verantwoordingsplicht en toezicht
Art. 36. Alle Logo's, partnerorganisaties, organisaties met
terreinwerking en individuele zorgaanbieders, die door de Vlaamse regering
erkend en/of gesubsidieerd worden voor opdrachten inzake preventieve
gezondheidszorg, moeten verantwoording afleggen en zijn onderworpen aan een
toezicht.
De Vlaamse regering kan hiertoe nadere regels bepalen.
Art. 37. De subsidies die de Vlaamse regering toekent aan
Logo's, partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking of individuele
zorgaanbieders, voor opdrachten binnen het kader van dit decreet, kunnen enkel
aangewend worden voor de uitvoering van deze opdrachten.
Art. 38. § 1. Om dubbele financiering van een zelfde
activiteit te vermijden en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 36,
zijn alle Logo's, partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking, die door
de Vlaamse regering gesubsidieerd worden voor opdrachten inzake preventieve
gezondheidszorg, op eenvoudig verzoek van de Vlaamse regering gehouden tot het
kenbaar maken van alle andere financiėle middelen dan die welke verkregen zijn
in het kader van dit decreet. Alle stavingsstukken moeten op eenvoudig verzoek
ter beschikking gesteld kunnen worden.
§ 2. Tenzij dubbele financiering van een zelfde activiteit
wordt aangetoond, worden de buiten dit decreet verworven financiėle middelen
niet in mindering gebracht van de subsidies, verkregen via dit decreet.
§ 3. Het aanleggen van reserves kan worden toegestaan. De
Vlaamse regering bepaalt hiertoe nadere regels.
TITEL V. - Initiatieven met betrekking tot exogene factoren
HOOFDSTUK I. - Initiatieven met betrekking tot fysieke,
ruimtelijke en materiėle omgevingsfactoren
Afdeling I. - Initiatieven met betrekking tot biotische
factoren
Onderafdeling I. - Initiatieven om schadelijke effecten,
veroorzaakt door biotische factoren, te voorkomen
Art. 39. § 1. De Vlaamse regering beoogt schadelijke
effecten, veroorzaakt door biotische factoren, te voorkomen bij de mens.
§ 2. Ze kan met betrekking tot biotische factoren die een
potentieel gevaar vormen voor de volksgezondheid, initiatieven nemen ter
voorkoming van infecties, allergieėn of intoxicaties. Die maatregelen moeten
gemotiveerd worden.
Art. 40. Onverminderd de bevoegdheden van officieren van de
gerechtelijke politie en van de burgemeester, houden de ambtenaren die de
Vlaamse regering aanduidt, ieder voor zijn opdracht, toezicht op de naleving van
artikel 39.
Art. 41. § 1. Binnen de bevoegdheden die aan hen toegewezen
zijn overeenkomstig artikel 40, kunnen de in artikel 40 bedoelde ambtenaren,
mondelinge of schriftelijke raadgevingen, aanmaningen en bevelen geven.
§ 2. De in artikel 40 bedoelde ambtenaren stellen de
overtredingen vast door middel van processen-verbaal die bewijskracht hebben tot
het tegendeel bewezen is. Een afschrift van het proces-verbaal wordt per
aangetekende brief ter kennis gebracht van de overtreder binnen vijf werkdagen
na de vaststelling van de overtreding. De postdatum geldt hiervoor als bewijs.
Ook wordt een afschrift van het proces-verbaal schriftelijk ter kennis gebracht
van de administratie.
§ 3. Binnen de perken van hun opdracht en voorzover dat
noodzakelijk wordt geacht, hebben de in artikel 40 bedoelde ambtenaren, op elk
ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrije
toegang tot alle plaatsen waaruit het risico op de effecten, bedoeld in artikel
39, § 2, kan voortkomen.
§ 4. Binnen de perken van hun opdracht en voorzover dat
noodzakelijk wordt geacht, mogen de in artikel 40 bedoelde ambtenaren :
- elk onderzoek, elke controle en elke enquźte instellen,
alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten;
- bij de uitoefening van hun ambt de bijstand van de lokale
of federale politie vorderen.
§ 5. De burgemeesters, met uitzondering van de burgemeesters
van gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, en de krachtens
artikel 40 aangeduide ambtenaren kunnen de gehele of gedeeltelijke stillegging
of sluiting bevelen van de plaats, ruimte, inrichting of installatie die de
oorzaak kan zijn van de besmetting, wanneer zij vaststellen dat de opgelegde
maatregelen niet nageleefd worden, wanneer de bevelen of aanmaningen, bedoeld in
§ 1, niet opgevolgd worden of wanneer er een dreigend of ernstig gevaar bestaat
voor de volksgezondheid.
§ 6. Als niet onmiddellijk gevolg wordt gegeven aan de
maatregelen, bedoeld in artikel 39, § 2, en de aanmaningen en bevelen, bedoeld
in § 5, kunnen de krachtens artikel 40 aangeduide ambtenaren of de
burgemeesters, bedoeld in § 5, de nodige maatregelen ambtshalve uitvoeren of
doen uitvoeren.
§ 7. Alle maatregelen, bevelen, stilleggingen of sluitingen,
bedoeld in § 1, § 5 en § 6, moeten gemotiveerd worden.
Art. 42. De gemeentelijke en provinciale overheden, met
uitzondering van de gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, moeten
hun medewerking verlenen aan de uitvoering van artikelen 39 en 40.
Art. 43. § 1. Om bepaalde infecties te voorkomen, stelt de
Vlaamse regering een vaccinatieschema op dat de aanbevolen vaccinaties weergeeft
voor de bevolking, en informeert ze de vaccinatoren en de bevolking hierover.
§ 2. De Vlaamse regering neemt initiatieven om de
vaccinatiegraad van de bevolking zo hoog mogelijk te maken.
§ 3. De vaccinatoren moeten meewerken aan een door de Vlaamse
regering te bepalen registratiesysteem.
§ 4. De Vlaamse regering kan bepalen in welke omstandigheden
andere vaccins of andere vaccinatietijdstippen worden aanbevolen dan die
aangegeven worden in het vaccinatieschema, bedoeld in § 1.
Onderafdeling II
Initiatieven om uitbreiding van schadelijke effecten,
veroorzaakt door biotische factoren, tegen te gaan
Art. 44. § 1. De Vlaamse regering beoogt uitbreiding van
schadelijke effecten, veroorzaakt door biotische factoren, tegen te gaan bij de
mens.
§ 2. Ze kan, met betrekking tot biotische factoren die een
potentieel gevaar vormen voor de volksgezondheid, initiatieven nemen om een
verspreiding van infecties tegen te gaan.
§ 3. In elk geval neemt de Vlaamse regering het initiatief :
1° tot het bepalen van de door biotische factoren
veroorzaakte infecties die gemeld moeten worden om maatregelen te kunnen nemen
om uitbreiding van infecties tegen te gaan;
2° tot aanduiding van de ambtenaren-artsen die bevoegd zijn
tot het nemen van maatregelen om uitbreiding van infecties tegen te gaan, onder
voorbehoud van de verantwoordelijkheden van partnerorganisaties, organisaties
met terreinwerking en individuele zorgaanbieders;
3° tot aanduiding van de ambtenaren die belast zijn met het
toezicht op de naleving van artikel 44, § 2 en § 3, 2°, artikel 45, § 3, artikel
47 en artikel 48, onverminderd de bevoegdheden van de officieren van
gerechtelijke politie.
Art. 45. § 1. De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de
Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, de procedure van
melding, de inhoud en de vorm van de melding, alsook de wijze van verwerking van
de melding.
In principe is de melding, bedoeld in het eerste lid,
naamloos. Met het oog op de uitvoering van artikel 44, § 2, bepaalt de Vlaamse
regering, na advies van de Commissie van de Bescherming van de Persoonlijke
Levenssfeer, de omstandigheden waarin, de identiteit moet worden meegedeeld.
§ 2. De gemelde gegevens worden aangewend met het oog op het
nemen van initiatieven, als bedoeld in artikel 44, § 2, en in het bijzonder met
het oog op het nemen van de maatregelen, als bedoeld in artikel 44, § 3, 2°.
Deze gegevens kunnen ook worden verwerkt voor statistische of
beleidsondersteunende doeleinden voorzover de identiteit van de betrokkenen niet
achterhaald kan worden.
Deze gegevens worden voor geen andere doeleinden gebruikt dan
voor die welke vermeld zijn in het eerste en tweede lid.
§ 3. De verplichting tot melding geldt voor de behandelende
arts, het hoofd van een laboratorium van klinische biologie en de arts, belast
met het medisch toezicht in scholen, bedrijven, voorzieningen waar kinderen en
jongeren verblijven, rust- en verzorgingstehuizen en rustoorden voor bejaarden.
Art. 46. De ambtenaren-artsen en de ambtenaren, bedoeld in
artikel 44, § 3, 2° en 3° :
1° nemen, zo nodig, contact op met andere binnenlandse,
buitenlandse of internationale terzake bevoegde gezondheidsautoriteiten om de
verspreiding van infecties tegen te gaan;
2° hebben, binnen de perken van hun opdracht en voorzover dat
noodzakelijk wordt geacht, van vijf uur 's morgens tot negen uur 's avonds vrije
toegang tot alle plaatsen en ruimten waar een mogelijke besmettingsbron werd
vastgesteld of wordt vermoed van een besmettelijke ziekte die een bijzonder
gevaar vormt voor de volksgezondheid. Tussen negen uur 's avonds en vijf uur 's
morgens is deze toegang beperkt tot collectieve inrichtingen waar personen
overnachten.
3° mogen binnen de perken van hun opdracht en voorzover dat
noodzakelijk wordt geacht :
a) elk onderzoek, elke controle en elke enquźte instellen,
alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te
vergewissen dat de decreets- en reglementsbepalingen worden nageleefd;
b) bij de uitoefening van hun ambt de bijstand van de lokale
of federale politie vorderen.
Art. 47. § 1. De ambtenaren-artsen, bedoeld in artikel 44, §
3, 2°, kunnen :
1° personen die aangetast zijn door een dergelijke infectie
en die een bijzonder gevaar van besmetting vormen voor andere personen,
verplichten een gepaste medische behandeling te volgen om die besmettelijkheid
te bestrijden en/of het bevel geven tot tijdelijke afzondering van deze personen
in een door de ambtenaren-artsen bepaalde ziekenhuisafdeling. Die verplichte
afzondering verloopt zodra de patiėnt niet meer besmettelijk is;
2° personen die, na contact met een geļnfecteerde persoon of
na contact met een andere besmettingsbron, mogelijk besmet zijn, en die door
contacten met anderen, al dan niet bij de uitoefening van hun beroepsactiviteit,
deze infectie kunnen overdragen, onderwerpen aan medisch onderzoek dat nodig is
voor de opsporing van besmettingsbronnen;
3° personen die besmet blijken en de infectie kunnen
overdragen, de contacten met anderen, al dan niet bij de uitoefening van hun
beroepsactiviteit, verbieden zolang zij hierdoor een bijzonder gevaar betekenen
voor de volksgezondheid;
4° de nodige ruimten in ziekenhuizen opeisen voor de opname
en de afzondering van personen die besmet zijn of bij wie een ernstige
besmetting wordt vermoed;
5° de ontsmetting bevelen van voorwerpen en lokalen die
besmet zijn;
6° de behandeling, de afzondering of het doden bevelen van
dieren die een besmettingsgevaar betekenen voor de mens, met uitzondering van
het besmettingsgevaar door consumptie van deze dieren.
§ 2. De maatregelen, bedoeld in § 1, 1° en 3°, kunnen enkel
uitgevoerd worden nadat de betrokken ambtenaar-arts overleg heeft gepleegd met
de behandelende artsen.
§ 3. De ambtenaar-arts, die de maatregelen, bedoeld in § 1,
1° en 3°, genomen heeft, deelt aan de betrokkene schriftelijk minstens de
volgende gegevens mee :
1° de inhoud van de maatregel;
2° de motivering van de maatregel;
3° de naam, functie en standplaats van de betrokken
ambtenaar-arts;
4° de vermelding van de mogelijkheid om beroep aan te
tekenen;
5° de beroepsprocedure;
6° de wijze van evaluatie van de genomen maatregel, de duur
ervan, alsook de wijze van een eventuele aanpassing van de maatregel.
De elementen, bedoeld in 1°, 2° en 5°, worden aan de betrokkene ook mondeling
toegelicht.
Art. 48. Iedere betrokkene heeft de plicht de aangeduide
ambtenaren-artsen, bedoeld in artikel 44, § 3, 2°, en de aangeduide ambtenaren,
bedoeld in artikel 44, § 3, 3°, de aanvullende informatie mee te delen die ze
noodzakelijk achten voor het nemen van de aan de situatie aangepaste
maatregelen.
Art. 49. § 1. Als de verplichtingen, vermeld in artikel 45, §
3, artikel 47, § 1, en artikel 48 niet worden nageleefd, zijn de aangeduide
ambtenaren die met het toezicht belast zijn, bevoegd om een proces-verbaal op te
stellen. Hun processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is.
Een afschrift van hun proces-verbaal wordt de betrokkene binnen vijf werkdagen
aangetekend toegestuurd.
§ 2. Ten aanzien van natuurlijke personen zie zich bevinden
op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, zijn de artikelen
46 tot en met 49, § 1, enkel van toepassing op deze personen die vrijwillig
beroep hebben gedaan op een voorziening die wegens haar organisatie beschouwd
moet worden als uitsluitend ressorterend onder de bevoegdheid van Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 50. De individuele zorgaanbieder heeft de plicht
tegenover de besmette persoon die hij behandelt, om hem in te lichten over de
ziekte of infectie, de potentiėle gevaren en de besmettingsgraad voor de
omgeving. Dat stelt de besmette persoon in staat zijn verantwoordelijkheid,
bedoeld in artikel 8, op te nemen.
Ten aanzien van de individuele zorgaanbieder in het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad, geldt deze verplichting enkel voor die zorgaanbieder die op
vrijwillige basis is toegetreden tot een verband dat zelf georganiseerd is op
een zodanige wijze dat blijk gegeven wordt van een band met de Vlaamse
Gemeenschap.
Afdeling II. - Initiatieven met betrekking tot fysische of
chemische factoren
Art. 51. De Vlaamse regering kan initiatieven nemen voor de
preventie van aandoeningen, veroorzaakt door fysische of chemische factoren. Die
factoren situeren zich zowel binnen gebouwen als er buiten.
Art. 52. § 1. De Vlaamse regering richt zich in haar beleid
op een duurzame ontwikkeling, en kan daartoe, na bespreking in het Vlaams
Parlement, streefwaarden vastleggen in water, lucht, bodem, of mens.
§ 2. De Vlaamse regering legt, na bespreking in het Vlaams
Parlement over de maatschappelijke aanvaardbaarheid van gezondheidsschade door
fysische en chemische factoren, de grenswaarden in de mens vast.
Art. 53. § 1. Afgezien van de maatregelen die bepaald zijn in
de bestaande milieuwetgeving, kan de Vlaamse regering de bevolking, en in het
bijzonder risicogroepen, informeren, en maatregelen nemen om de blootstelling te
beperken en de volksgezondheid te beschermen bij overschrijding van de door de
Vlaamse regering bepaalde grenswaarden in de mens van factoren waarvan de
schadelijke invloed op de gezondheid bewezen is of waarschijnlijk is op basis
van wetenschappelijk onderbouwde gegevens.
§ 2. Voor de waarschijnlijke maar niet bewezen effecten,
bedoeld in § 1, worden de maatregelen afgewogen tegen onder meer de
waarschijnlijkheid van optreden van de vermoede effecten, de ernst van de
verwachte effecten, de grootte van de blootgestelde populatie en de verwachte
maatschappelijke impact van de effecten en/of maatregelen.
Art. 54. § 1. De Vlaamse regering kan een netwerk oprichten
voor de bewaking van de in de mens gemeten blootstelling en/of voor de bewaking
van de effecten van fysische en chemische factoren op de bevolking, met de
bedoeling maatregelen te kunnen nemen om de volksgezondheid te beschermen.
§ 2. De Vlaamse regering neemt minstens maatregelen voor de
ontwikkeling en uitvoering van een programma voor biomonitoring.
§ 3. Ter uitvoering van § 1, kan de Vlaamse regering een
fonds oprichten en bepaalt ze de werking en de omvang en de wijze van
financiering ervan. Hiertoe kan een verplichte financiėle bijdrage opgelegd
worden ten laste van bedrijven en/of burgers die medeverantwoordelijk zijn voor
de aanwezigheid van fysische of chemische factoren die schadelijk zijn voor de
gezondheid.
Art. 55. De Vlaamse regering neemt initiatieven die, met
betrekking tot de fysische of chemische factoren, een facettenbeleid
vergemakkelijken of mogelijk maken, en dit minstens met betrekking tot
verzorgingsvoorzieningen, waterrecreatie, mobiliteit en huisvesting.
Afdeling III. - Initiatieven met betrekking tot ruimtelijke
en materiėle factoren
Art. 56. De Vlaamse regering kan, in het kader van haar
facettenbeleid, initiatieven nemen met betrekking tot materiėle en ruimtelijke
factoren. Die initiatieven hebben onder meer betrekking op :
1° het plannen of inrichten van de materiėle en ruimtelijke
omgeving om de levenskwaliteit te bevorderen en/of schade aan de gezondheid te
voorkomen;
2° het opsporen van materiėle en ruimtelijke factoren die een
bedreiging vormen voor de gezondheid.
HOOFDSTUK II. - Initiatieven met betrekking tot
leefstijlfactoren
Art. 57. De Vlaamse regering neemt initiatieven tot het
bevorderen van lichaamsbeweging die bijdraagt tot de gezondheid. Die
initiatieven hebben onder meer betrekking op :
1° het aanzetten tot gezonde vormen van lichaamsbeweging om
bewegingsarmoede te bestrijden en/of om letsels of andere vormen van
gezondheidsschade te voorkomen;
2° het opsporen van bedreigingen voor de gezondheid door
gebrek aan lichaamsbeweging of door ongezonde vormen van lichaamsbeweging.
Art. 58. De Vlaamse regering neemt initiatieven tot het
bevorderen van gezonde eetgewoonten. Die initiatieven hebben onder meer
betrekking op :
1° het aanzetten tot gezonde eetgewoonten om een normale
ontwikkeling en een normaal functioneren van de persoon toe te laten en/of
gezondheidsschade te voorkomen;
2° het opsporen van bedreigingen voor de gezondheid, te
wijten aan ongezonde eetgewoonten.
Art. 59. De Vlaamse regering neemt initiatieven tot het
voorkomen van ongevallen. Die initiatieven hebben onder meer betrekking op het
aanzetten tot veilig gedrag, zowel in de publieke als in de private sfeer.
Art. 60. De Vlaamse regering neemt initiatieven tot het
bevorderen van een gezond gebit. Die initiatieven hebben onder meer betrekking
op :
1° het aanzetten tot een goede gebitsverzorging;
2° het opsporen van bedreigingen voor een gezond gebit.
Art. 61. De Vlaamse regering neemt initiatieven tot het
bevorderen van de seksuele gezondheid. Die initiatieven hebben onder meer
betrekking op :
1° het aanzetten tot een huidig of toekomstig gezond seksueel
gedrag;
2° het opsporen van bedreigingen voor de gezondheid door
seksueel gedrag.
Art. 62. De Vlaamse regering neemt initiatieven tot het
bevorderen van een adequate stresshantering. Die initiatieven hebben onder meer
betrekking op het voorkomen of beperken van stress en/of het beter leren omgaan
ermee.
Art. 63. De Vlaamse regering neemt initiatieven tot het
voorkomen of beperken van gezondheidsschade door middelengebruik en gokken. Die
initiatieven hebben onder meer betrekking hebben op :
1° het voorkomen van problematisch middelengebruik of
problematisch gokken;
2° het opsporen van problematisch middelengebruik of
problematisch gokken.
HOOFDSTUK III. - Initiatieven met betrekking tot de sociale
omgevingsfactoren
Art. 64. De Vlaamse regering kan initiatieven nemen om een
gezondheidsbevorderende sociale omgeving te ondersteunen en om bedreigende
factoren in de sociale omgeving tegen te gaan. Die initiatieven kunnen
betrekking hebben op :
1° de schoolomgeving;
2° de werkomgeving;
3° de leefomgeving.
TITEL VI. - Initiatieven met betrekking tot endogene factoren
HOOFDSTUK I. - Initiatieven met betrekking tot genetische
factoren
Art. 65. De Vlaamse regering neemt initiatieven om
gezondheidsschade door genetische factoren te voorkomen of te beperken. Die
initiatieven hebben onder meer betrekking op :
1° het aanbieden van de mogelijkheid tot opsporing van
dragerschap van genetische aandoeningen met het oog op het voorkomen van
aandoeningen bij nakomelingen :
a) bij de personen, bedoeld in artikel 8, als zij erom vragen
en als er een verhoogd risico bestaat;
b) bij vooraf omschreven bevolkingsgroepen;
2° het aanbieden van de mogelijkheid tot opsporing van de
aanleg voor genetisch bepaalde ziekten en aandoeningen met het oog op het
voorkomen of beperken van gezondheidsschade bij de onderzochte personen.
HOOFDSTUK II. - Initiatieven met betrekking tot verworven
factoren
Art. 66. De Vlaamse regering neemt initiatieven om
gezondheidsschade door verworven factoren te voorkomen of te beperken. Die
initiatieven hebben onder meer betrekking op het opsporen van risico's met
betrekking tot verworven factoren ter voorkoming van sommige ziekten en
aandoeningen, bedoeld in artikel 67 tot en met artikel 72.
TITEL VII. - Initiatieven, gericht op specifieke ziekten en
aandoeningen
Art. 67. De Vlaamse regering neemt initiatieven ter preventie
van hart- en vaatziekten. Die initiatieven kunnen betrekking hebben op :
1° het voorkomen van hart- en vaatziekten door in te grijpen
op determinanten en bronnen van gevaar of bedreigende factoren;
2° het opsporen van hart- en vaatziekten in een zo vroeg
mogelijk stadium.
Art. 68. De Vlaamse regering neemt initiatieven ter preventie
van kanker. Die initiatieven kunnen betrekking hebben op :
1° het voorkomen van kanker door in te grijpen op
determinanten en bronnen van gevaar of bedreigende factoren;
2° het opsporen van kanker in een zo vroeg mogelijk stadium.
Art. 69. De Vlaamse regering neemt initiatieven ter preventie
van psychische aandoeningen. Die initiatieven kunnen betrekking hebben op :
1° het voorkomen van psychische aandoeningen door in te
grijpen op determinanten en bronnen van gevaar of bedreigende factoren;
2° het opsporen van psychische aandoeningen in een zo vroeg
mogelijk stadium.
Art. 70. De Vlaamse regering neemt initiatieven ter preventie
van aangeboren aandoeningen. Die initiatieven kunnen betrekking hebben op :
1° het voorkomen van aangeboren aandoeningen door in te
grijpen op determinanten en bronnen van gevaar of bedreigende factoren;
2° het aanbieden van de mogelijkheid tot het opsporen van
aangeboren aandoeningen, die al dan niet genetisch bepaald zijn, in een zo vroeg
mogelijk stadium.
Art. 71. De Vlaamse regering neemt initiatieven ter preventie
van zintuiglijke en ontwikkelingsstoornissen. Die initiatieven kunnen betrekking
hebben op :
1° het voorkomen van zintuiglijke en ontwikkelingsstoornissen
door in te grijpen op determinanten en bronnen van gevaar of bedreigende
factoren;
2° het opsporen van zintuiglijke en ontwikkelingsstoornissen
in een zo vroeg mogelijk stadium.
Art. 72. De Vlaamse regering kan initiatieven nemen ter
preventie van andere ziekten of aandoeningen dan die welke bedoeld zijn in
artikelen 67 tot 71.
TITEL VIII. - Wetenschappelijke onderbouwing
Art. 73. De initiatieven en maatregelen, bedoeld in artikel
39 tot en met artikel 72, worden genomen op basis van wetenschappelijk
onderbouwde gegevens en zijn gericht op het behalen van gezondheidswinst op
Vlaams bevolkingsniveau.
TITEL IX. - Initiatieven met betrekking tot specifieke
leeftijdscategorieėn of ontwikkelingsfasen
Art. 74. De Vlaamse regering kan, ter uitvoering van artikel
6, initiatieven nemen die zich onder meer richten tot zwangere vrouwen, jonge
kinderen, schoolgaanden, beroepsactieven en/of ouderen.
Art. 75. De maatregelen, genomen ter uitvoering van het
decreet van 29 mei 1984 betreffende Kind en Gezin en het decreet van 1 december
1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, die betrekking hebben op
de preventieve gezondheidszorg moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen
van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
TITEL X. - Sancties
HOOFDSTUK I. -Administratieve sancties
Afdeling I. - Administratieve geldboete
Art. 76. § 1. Er kan een administratieve geldboete van 100
tot 100.000 euro opgelegd worden aan iedereen die een van de volgende
verplichtingen niet naleeft :
1° toestemming krijgen voor een bevolkingsonderzoek, zoals
bedoeld in artikel 31, § 2;
2° gegevens uitwisselen in het kader van het epidemiologisch
informatiesysteem, zoals bedoeld in artikel 32, § 2;
3° een identificatiecode gebruiken voor de
gegevensuitwisseling, zoals bedoeld in artikel 33;
4° zich verantwoorden of zich onderwerpen aan een toezicht,
zoals bedoeld in artikel 36;
5° meewerken aan het registratiesysteem, zoals bedoeld in
artikel 43, § 3;
6° infectieziekten melden, zoals bedoeld in artikel 45, § 3;
7° aanvullende informatie meedelen aan de ambtenaar-arts en
de ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 48.
§ 2. Het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete
wordt door de administratie soeverein bepaald, rekening houdend met de ernst van
de inbreuken op de bepalingen.
§ 3. Deze geldboete kan pas opgelegd worden nadat :
1° de betrokkene van de administratie een schriftelijke
aanmaning heeft ontvangen om zich in regel te stellen;
2° de betrokkene in kwestie zich niet in regel heeft gesteld
binnen de door de administratie bepaalde termijn;
3° de betrokkene werd uitgenodigd om gehoord te worden door
de administratie.
§ 4. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor het
opleggen en het betalen van de administratieve geldboete. Ze wijst de ambtenaren
aan die de geldboete kunnen opleggen.
§ 5. Indien een geldboete niet betaald wordt, wordt de
geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse regering wijst de ambtenaren
aan die een dwangbevel kunnen geven en uitvoerbaar verklaren. Een dwangbevel
wordt betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.
§ 6. De vordering tot voldoening van een administratieve
geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze
is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden,
bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
Afdeling II. - Inhouding of terugvordering van subsidies
Art. 77. § 1. De subsidie kan geheel of gedeeltelijk
ingehouden of teruggevorderd worden als :
1° geen bijzondere aandacht wordt besteed aan de
bevolkingsgroepen en de toegankelijkheid, zoals bedoeld in artikel 7;
2° geen medewerking wordt verleend aan de realisatie van de
gezondheidsdoelstellingen, zoals bedoeld in artikel 19, § 1;
3° het Logo niet handelt conform artikel 30, § 3, tweede lid;
4° de subsidies worden aangewend voor andere opdrachten dan
die welke bedoeld worden in artikel 37;
5° de verplichting tot het kenbaar maken van andere
financiėle middelen, zoals bedoeld in artikel 38, § 1, niet wordt nageleefd.
§ 2. Het bedrag van de inhouding of terugvordering van de
subsidie wordt door de administratie soeverein bepaald, rekening houdend met de
ernst van de inbreuken op die bepalingen.
§ 3. De inhouding of terugvordering van de subsidie kan pas
uitgevoerd worden nadat :
1° de betrokkene van de administratie een schriftelijke
aanmaning heeft ontvangen om zich in regel te stellen;
2° de betrokkene in kwestie zich niet in regel heeft gesteld
binnen de door de administratie bepaalde termijn;
3° de betrokkene werd uitgenodigd om gehoord te worden door
de administratie.
Afdeling III. - Schorsing of intrekking van de erkenning
Art. 78. § 1. Een erkenning van een Logo, een
partnerorganisatie, een organisatie met terreinwerking of een individuele
zorgaanbieder kan geschorst of ingetrokken worden als ze niet of niet meer
voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet.
§ 2. Een erkenning kan pas geschorst of ingetrokken worden
nadat :
1° de betrokkene van de administratie een schriftelijke
aanmaning heeft ontvangen om zich in regel te stellen;
2° de betrokkene in kwestie zich niet in regel heeft gesteld
binnen de door de administratie bepaalde termijn;
3° de betrokkene werd uitgenodigd om gehoord te worden door
de administratie.
HOOFDSTUK II. - Strafsancties
Art. 79. Onverminderd de toepassing van de in het
Strafwetboek gestelde straffen, worden gestraft met een geldboete van 1 tot 500
euro en met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden of met een van
deze straffen alleen :
1° degenen die geen gevolg geven aan de dwangmaatregelen,
bedoeld in artikel 41, § 1, § 5 en § 6, en artikel 47, of die de uitvoering of
naleving ervan verhinderen of belemmeren;
2° degenen die de toegang, bedoeld in artikel 41, § 3, en in
artikel 46, 2°, verhinderen of belemmeren;
3° degenen die de uitoefening van de bevoegdheden van de
ambtenaar verhinderen of belemmeren of die de ambtenaar verhinderen of
belemmeren bij de uitvoering van artikel 41, § 4 en 46, 3°;
4° degenen die de beslissing na beroep, vermeld in artikel
81, § 3, niet uitvoeren of niet naleven, of die de uitvoering of de naleving
ervan verhinderen of belemmeren.
TITEL XI. - Beroepsprocedures
HOOFDSTUK I. - Beroepsprocedure bij de Vlaamse Adviesraad
voor de erkenning van verzorgingsvoorzieningen
Art. 80. § 1. Met betrekking tot de Logo's, de
partnerorganisaties, en desgevallend de organisaties met terreinwerking en de
individuele zorgaanbieders, regelt de Vlaamse regering de procedure inzake
erkenning en inzake schorsing en intrekking van de erkenning.
§ 2. De Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van
verzorgingsvoorzieningen, opgericht bij het decreet van 20 december 1996
houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse
Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen, geeft advies met
betrekking tot bezwaar- of verweermiddelen die in het kader van deze procedures
ingediend worden bij een voornemen tot weigering, schorsing of intrekking van
erkenning.
HOOFDSTUK II. - Beroepsprocedure bij een beroepscollege
Art. 81. § 1. Tegen de maatregelen, bedoeld in artikel 47, §
1, 1° en 3°, kan de betrokkene beroep aantekenen met een gemotiveerde en
aangetekende brief bij een door de Vlaamse regering aangesteld beroepscollege,
op het adres van de administratie. Dit beroep is niet opschortend.
§ 2. Het beroepscollege bestaat uit drie onafhankelijke leden
die deskundig zijn op het vlak van besmettelijke ziekten. De leden van dit
beroepscollege mogen niet tewerkgesteld zijn bij de administratie en mogen niet
betrokken zijn bij de behandeling van de patiėnt.
§ 3. Het beroepscollege doet een bindende uitspraak binnen
tien werkdagen na ontvangst van het beroep. Wanneer er binnen die termijn geen
beslissing genomen wordt, vervalt de maatregel.
Het beroepscollege betekent zijn uitspraak over het beroep aan de betrokkene met
een aangetekende brief en bezorgt een afschrift van de uitspraak aan de
betrokken ambtenaar-arts.
§ 4. De Vlaamse regering werkt de beroepsprocedure nader uit,
onder meer inzake de samenstelling van het beroepscollege en inzake de wijze van
vergoeding van het beroepscollege.
Titel XII. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art. 82. § 1. De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van
besmettelijke ziekten;
2° het decreet van 6 juli 2001 houdende de primaire preventie
van schadelijke effecten bij de mens, veroorzaakt door biologische agentia.
§ 2. In afwachting van het in werking treden van de besluiten
ter uitvoering van dit decreet, blijft de terzake geldende regelgeving, die op
het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet van kracht is, van
toepassing.
Het betreft de regelgeving met betrekking tot :
1° gezondheidspromotie;
2° metabole aandoeningen;
3° borstkankeropsporing;
4° primaire preventie van schadelijke effecten bij de mens,
veroorzaakt door biologische agentia;
5° profylaxe van besmettelijke ziekten;
6° centra voor menselijke erfelijkheid.
Art. 83. Het advies van de Commissie voor de Bescherming van
de Persoonlijke Levenssfeer, bedoeld in artikel 32, § 3, artikel 33, § 2, en
artikel 45, § 1, wordt ingewonnen tot de Vlaamse regering een eigen
toezichtcommissie opricht.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch
Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 21 november 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme,
R. LANDUYT
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
M. VANDERPOORTEN
De Vlaamse minister van Financiėn en Begroting, Ruimtelijke
Ordening, Wetenschappen
en Technologische Innovatie,
D. VAN MECHELEN
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden,
Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
P. VAN GREMBERGEN
De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en
Energie,
G. BOSSUYT
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en
Ontwikkelingssamenwerking,
L. SANNEN
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke
Kansen,
A. BYTEBIER
De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en
E-governement,
P. CEYSENS
De Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport,
M. KEULEN
_______
Nota
(1) Zitting 2002-2003.
Stuk. - Ontwerp van decreet, 1709 - Nr. 1.
Zitting 2003-2004.
Stukken. - Verslag over hoorzittingen, 1709 - Nr. 2. - Amendementen, 1709 - Nr.
3. - Verslag, 1709 - Nr. 4. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1709
- Nr. 5.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Middagvergadering van
5 november 2003.