Overzicht recente wetteksten
BS 23.01.02 Ed.2
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers
bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op de artikelen 19, § 1, 4° en 23,
4°;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke
of mobiele bouwplaatsen, inzonderheid op de artikelen 58, 62, 63 en 64 en de
bijlage IV;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het
werk, gegeven op 4 juli 2001;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 juli 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat het
koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen in zijn artikel 64 overgangsmaatregelen voorziet; dat de personen
die van deze overgangsmaatregelen gebruik wensen te maken vóór 1 mei 2004 het
bewijs moeten kunnen leveren met vrucht een erkende cursus te hebben gevolgd of
geslaagd te zijn in een erkend specifiek examen; dat zij bovendien vóór 1 mei
2002 een bewijs van inschrijving voor het volgen van zulke cursus,
respectievelijk een intentieverklaring tot deelneming aan zulk examen, moeten
kunnen produceren; dat, met het oog op de gepaste keuze tussen de cursussen en
de examens, deze personen tijdig over een aanbod van inrichters van deze erkende
cursussen en examens moeten kunnen beschikken; dat bovendien het aantal
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarop de overgangsmaatregelen, bedoeld in
artikel 71, niet van toepassing zijn, toeneemt; dat deze toename vordert in een
mate dat het aantal personen die op deze tijdelijke of mobiele bouwplaatsen de
functie van coördinator-ontwerp of coördinator-verwezenlijking mogen uitoefenen
op grond van de overgangsmaatregelen, bedoeld in artikel 64, op zeer korte
termijn ontoereikend wordt; dat hierdoor, gelet op de verbodsbepalingen bedoeld
in de artikelen 6 en 16, § 2, het ontwerpen en het verwezenlijken van bouwwerken
snel dreigen stil te vallen indien er niet onmiddellijk coördinatoren op de
markt komen die, hetzij, met vrucht een erkende cursus van specifieke
aanvullende vorming, bedoeld in artikel 58, 2°, hebben beëindigd, hetzij,
geslaagd zijn in een erkend specifiek examen, bedoeld in artikel 58, 3°; dat de
inrichters van deze cursussen en examens op hun beurt over de nodige tijd moeten
kunnen beschikken om aan de eisen met betrekking tot de eindtermen en de nadere
regels in verband met hun erkenning te voldoen; dat bijgevolg deze eindtermen en
nadere regels onverwijld dienen te worden vastgesteld;
Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 32.531/1 gegeven op 14
november 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Artikel 58 van het koninklijk besluit van 25 januari 2001
betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen wordt vervangen door de
volgende bepaling :
- « Art. 58. § 1. De coördinator van een tijdelijke of mobiele bouwplaats
waarvoor een veiligheids- en gezondheidsplan vereist is in toepassing van
artikel 26, § 1 of § 2, moet bovendien het bewijs kunnen leveren dat hij :
1° hetzij, met vrucht elk van de volgende vormingen beëindigd heeft :
a) een erkende cursus van aanvullende vorming, bedoeld in het koninklijk besluit
van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de
diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en
aan hun adjuncten.
Het bewijs betreft een aanvullende vorming van het eerste niveau wanneer voor de
bouwplaats een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel 37,
eerste lid, en van het tweede niveau in de andere gevallen;
b) een erkende cursusmodule « aanvulling tot coördinator », bedoeld in § 2.
De Minister van Werkgelegenheid kan bijkomende nadere regelen met betrekking tot
de organisatie van de module vaststellen op advies van de Hoge Raad voor
Preventie en Bescherming op het werk;
2° hetzij, met vrucht een erkende cursus van de specifieke aanvullende
vorming voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of
mobiele bouwplaatsen, bedoeld in § 3, beëindigd heeft.
Het bewijs betreft een aanvullende vorming van het niveau A wanneer voor de
bouwplaats een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel 37,
eerste lid, en van het niveau B in de andere gevallen.
De Minister van Werkgelegenheid kan bijkomende nadere regelen met betrekking tot
de organisatie van de cursus vaststellen op advies van de Hoge Raad voor
Preventie en Bescherming op het werk;
3° hetzij, geslaagd is in een erkend specifiek examen voor coördinatoren
inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen,
bedoeld in § 4.
Het bewijs betreft een specifiek examen van het niveau A wanneer voor de
bouwplaats een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel 37,
eerste lid, en van het niveau B in de andere gevallen.
De Minister van Werkgelegenheid kan bijkomende nadere regelen met betrekking tot
de organisatie van het examen vaststellen op advies van de Hoge Raad voor
Preventie en Bescherming op het werk.
De erkende cursusmodule « aanvulling tot coördinator »
§ 2. Om erkend te kunnen worden, voldoet de cursusmodule « aanvulling tot
coördinator » aan de volgende voorwaarden :
1° De inhoud van het programma van de cursusmodule beantwoordt aan de inhoud,
vastgesteld in de bijlage IV, deel A;
2° Het uurrooster van de module omvat ten minste 30 lesuren;
3° De cursusmodule wordt afgesloten met een examen gericht op het testen van de
parate kennis en het inzicht in de leerstof;
4° De organisatie van de cursusmodule is voorbehouden aan de organisatoren van
een erkende cursus van aanvullende vorming, bedoeld in het koninklijk besluit
van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de
diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en
aan hun adjuncten.
De cursusmodule « aanvulling tot coördinator » wordt erkend overeenkomstig de
bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van
de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid
en verfraaiing van de werkplaatsen en aan hun adjuncten.
Deze organisatoren bieden de cursusmodule « aanvulling tot coördinator » aan
afzonderlijk van de in vorig lid bedoelde erkende cursus, integreren haar in
deze laatste, of bieden de beide formules aan;
5° Worden slechts toegelaten tot het volgen van een cursusmodule « aanvulling
tot coördinator », afzonderlijk aangeboden van een in 4° bedoelde erkende
cursus, de kandidaten die zulke cursus met vrucht hebben beëindigd.
De organisatoren zien toe op de naleving van deze voorwaarde.
De erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren
inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
§ 3. Om erkend te kunnen worden, voldoet de cursus van de specifieke
aanvullende vorming voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen aan de volgende voorwaarden :
1° De cursus is zo opgevat en gestructureerd, dat hij de kandidaten in staat
stelt de nodige kennis en vaardigheid te verwerven voor het vervullen van het
geheel van de wettelijke en reglementaire opdrachten opgelegd aan de
coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen.
De cursus van de specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren inzake
veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen wordt erkend
overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot
vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden voor
veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en aan hun adjuncten.
Daartoe voldoet hij aan de eindtermen bepaald in de bijlage IV, deel B,
afdeling I;
2° De inhoud van het programma van de cursus beantwoordt aan de inhoud,
vastgesteld in de bijlage IV, deel B, afdeling II;
3° De organisatie van de cursus wordt overgelaten aan het vrij initiatief van de
openbare, paritaire of privé-instellingen die de in deze afdeling vastgestelde
vereisten naleven;
4° De cursus wordt afgesloten door een examen. Dit examen omvat :
a) een deel gericht op het testen van de parate kennis en het inzicht in de
leerstof;
b) het uitwerken en verdedigen van een coördinatieproject overeenkomstig de
nadere regelen vastgesteld in de bijlage IV, deel B, afdeling III.
Het examen dient in zijn geheel representatief te zijn voor het evalueren van
de kennis, het begrip en de vaardigheid in het toepassen van de aangeboden
leerstof.
Het examen wordt afgenomen in aanwezigheid van een jury.
De examenjury is samengesteld uit leden die als groep borg staan voor een
degelijke evaluatie van de kennis, het begrip en de vaardigheid in het toepassen
van de aangeboden leerstof;
De met het toezicht belaste ambtenaren kunnen de werkzaamheden van de jury als
waarnemer bijwonen.
Ten minste vijftien kalenderdagen vóór de datum waarop de examens plaatshebben,
delen de organisatoren de locatie en de data ervan mee aan de in vorig lid
bedoelde ambtenaren.
5° De volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing op de cursus van
specifieke aanvullende vorming van niveau A :
a) Slechts de houders van één van de diploma's bedoeld in artikel 56, § 1, 1°,
worden tot de cursus toegelaten;
b) Wat de risico-analyse en de vaststelling van de preventiemaatregelen betreft,
is de cursus gericht op de uiteenzetting van hun wetenschappelijke
achtergronden;
c) Het uurrooster van de cursus beslaat ten minste 150 uren, de tijd besteed aan
de uitwerking van het coördinatieproject en aan het examen niet meegerekend;
d) Het coördinatieproject, bedoeld in 4°, eerste lid, b, heeft uitsluitend
betrekking op praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarvoor
een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel 37, eerste lid;
6° De volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing op de cursus van
specifieke aanvullende vorming van niveau B :
a) Wat de risico-analyse en de vaststelling van de preventiemaatregelen betreft,
volgt de cursus van niveau B hetzelfde schema als de cursus van niveau A, maar
wordt hij beperkt tot het onderwijs van de verworven kennis, zonder noodzakelijk
ook de uiteenzetting van hun wetenschappelijke achtergronden te brengen;
b) Het uurrooster van de cursussen beslaat ten minste 80 uren, de tijd besteed
aan de uitwerking van het coördinatieproject en aan het examen niet meegerekend;
c) Het coördinatieproject, bedoeld in 4°, eerste lid, b, heeft uitsluitend
betrekking op praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarvoor
geen coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel 37, eerste lid.
Voor de kandidaten waarvan de nuttige beroepservaring zich beperkt tot deze
bedoeld in artikel 60, heeft het coördinatieproject uitsluitend betrekking op
het in datzelfde artikel bedoelde type van werken. Deze beperking wordt door de
organisatoren ingeschreven op het bewijs dat de kandidaat de cursus met vrucht
heeft gevolgd.
Het erkend specifiek examen voor coördinatoren inzake veiligheid
en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
§ 4. Om erkend te kunnen worden, voldoet het specifiek examen voor
coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen aan de volgende voorwaarden :
1° Het examen is gericht op de eindtermen bepaald in de bijlage IV, deel B,
afdeling I.
2° De inhoud van het programma van het examen beantwoordt aan de inhoud,
vastgesteld in de bijlage IV, deel B, afdeling II;
3° De organisatie van het examen is voorbehouden aan de organisatoren van een
erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren inzake
veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;
4° Het examen omvat :
a) een deel gericht op het testen van de parate kennis en het inzicht in de
materies vervat in het examenprogramma;
b) het uitwerken en verdedigen van een coördinatieproject overeenkomstig de
nadere regelen vastgesteld in de bijlage IV, deel B, afdeling III.
Het specifiek examen voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen wordt erkend overeenkomstig de bepalingen van
het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende
vorming opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing
van de werkplaatsen en aan hun adjuncten.
Het examen dient in zijn geheel representatief te zijn voor het evalueren van
de kennis, het begrip en de vaardigheid in het toepassen van de materies vervat
in het examenprogramma.
Het examen wordt afgenomen in aanwezigheid van een jury.
De examenjury is samengesteld uit leden die als groep borg staan voor een
degelijke evaluatie van de kennis, het begrip en de vaardigheid in het toepassen
van de materies vervat in de eindtermen.
De met het toezicht belaste ambtenaren kunnen de werkzaamheden van de jury als
waarnemer bijwonen.
Ten minste vijftien kalenderdagen vóór de datum waarop de examens plaatshebben,
delen de organisatoren de locatie en de data ervan mee aan de in vorig lid
bedoelde ambtenaren.
5° De volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing op het specifiek
examen van niveau A :
a) Slechts de houders van één van de diploma's bedoeld in artikel 56, § 1, 1°,
worden tot het examen toegelaten;
b) Wat de risico-analyse en de vaststelling van de preventiemaatregelen betreft,
is het examen gericht op de kennis van de wetenschappelijke achtergronden;
c) Het coördinatieproject, bedoeld in 4°, eerste lid, b, heeft uitsluitend
betrekking op praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarvoor
een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel 37, eerste lid;
6° De volgende bijzondere voorwaarden zijn van toepassing op het specifiek
examen van niveau B :
a) Wat de risico-analyse en de vaststelling van de preventiemaatregelen betreft,
is het examen gericht op de verworven kennis, zonder noodzakelijk ook het bewijs
van de wetenschappelijke achtergronden te brengen;
b) Het coördinatieproject, bedoeld in 4°, eerste lid, b, heeft uitsluitend
betrekking op praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarvoor
geen coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel 37, eerste lid.
Voor de kandidaten waarvan de nuttige beroepservaring zich beperkt tot deze
bedoeld in artikel 60, heeft het coördinatieproject uitsluitend betrekking op
het in datzelfde artikel bedoelde type van werken. Deze beperking wordt door de
organisatoren ingeschreven op het bewijs dat de kandidaat in het examen geslaagd
is.
Toezicht op de toelating tot de cursussen van specifieke aanvullende vorming en
tot de specifieke examens voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
§ 5. De organisatoren zien erop toe dat slechts de kandidaten toegelaten
worden die :
1° hetzij, houder zijn van een gepast diploma, bedoeld in artikel 56, § 1;
2° hetzij, in toepassing van de overgangsmaatregelen voorzien in de artikel 63,
tweede lid, of artikel 64, § 2, kunnen aantonen dat zij de in dezelfde artikelen
bedoelde beroepservaring van ten minste 15 jaar bezitten.
Indien een organisator twijfelt of een kandidaat voldoet aan de voorwaarde
bedoeld in vorig lid, 2°, vraagt hij het advies van de ambtenaar die de
administratie, bevoegd voor de arbeidsveiligheid, vertegenwoordigt in de
kwaliteitswaarborgcommissie, bedoeld in § 6, derde lid.
De kwaliteitswaarborgcommissie
§ 6. Elke organisator van een erkende cursus van de specifieke aanvullende
vorming voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of
mobiele bouwplaatsen, bedoeld in § 3, en elke organisator van een erkend
specifiek examen voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, bedoeld in § 4, richt een
kwaliteitswaarborgcommissie op.
De directeur-generaal van de administratie bevoegd voor de arbeidsveiligheid of
zijn afgevaardigde en de directeur-generaal van de administratie bevoegd voor de
arbeidshygiëne en -geneeskunde of zijn afgevaardigde wonen de vergaderingen van
de kwaliteitswaarborgcommissie bij als waarnemer.
De kwaliteitswaarborgcommissie is samengesteld uit :
1° een vertegenwoordiger van de organisator;
2° een afvaardiging bestaande uit minstens drie vertegenwoordigers van andere
organisatoren die onafhankelijk zijn ten opzichte van de betrokken organisator.
De kwaliteitswaarborgcommissie heeft als opdracht :
- na te gaan of de specifieke aanvullende vorming of het specifiek examen voor
coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen beantwoorden aan de bepalingen van dit artikel;
- het in § 7 bedoelde verslag te evalueren.
De kwaliteitswaarborgcommissie stelt van haar activeiten een verslag op. Een
afschrift van dit verslag wordt gestuurd naar de inrichter, de in het derde lid
bedoelde directeurs-generaal en de Erkenningscommissie opgericht in toepassing
van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de
aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en
verfraaiing van de werkplaatsen en aan hun adjuncten.
De kwaliteitswaarborgcommissie vergadert telkens de organisator een in § 7
bedoeld verslag heeft opgesteld en minstens eens om de drie jaar.
Verslag van de organisatoren
§ 7. De organisatoren bezorgen na afloop van elk burgerlijk jaar aan de in § 6
bedoelde kwaliteitswaarborgcommissie en aan de in dezelfde paragraaf, derde lid,
bedoelde directeurs-generaal een verslag.
Dit verslag vermeldt de volgende informatie :
- de wijzigingen in het programma en de organisatie van de cursus van
aanvullende specifieke vorming of van het specifiek examen;
- de aangewende methoden;
- de namen en titels van de lesgevers en de leden van de examenjury;
- de voorzieningen voor de kandidaten;
- de evaluatie van de cursus, van de lesgevers en van het examen, door de
kandidaten;
- de lijst van de kandidaten (naam, adres en eventueel de instelling of
onderneming) die met vrucht de specifieke aanvullende vorming beëindigd hebben
of die in het specifiek examen geslaagd zijn.
Het verslag wordt opgesteld binnen een termijn van drie maanden na afloop van
het vorig burgerlijk jaar. »
Art. 2. Tussen de artikelen 61 en 62 van hetzelfde besluit wordt het volgende
opschrift ingevoegd :
« Adjunct-coördinatoren »
Art. 3. Artikel 62, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de
volgende bepaling :
« § 1. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 8, tweede lid, en 19,
tweede lid, kunnen personen op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen een
coördinator, onder zijn leiding en zijn verantwoordelijkheid, als adjunct
bijstaan, indien zij aan elk van de volgende voorwaarden voldoen :
1° houder zijn van één van de diploma's bedoeld in artikel 56, § 1;
2° geslaagd zijn in het in artikel 58, § 1, 3°, bedoeld erkend specifiek examen
voor coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen of met vrucht een erkende cursus hebben beëindigd :
a) hetzij, van aanvullende vorming en een erkende cursusmodule « aanvulling tot
coördinator », bedoeld in artikel 58, § 1, 1°, waarbij de vrijstelling bedoeld
in artikel 63 van toepassing is;
b) hetzij, van de specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren inzake
veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, bedoeld in
artikel 58, § 1, 2°.
Voor de toepassing van het eerste lid, mogen adjuncten die houder zijn van
een bewijs geslaagd te zijn in een erkend specifiek examen van niveau A of van
een bewijs met vrucht een erkende cursus te hebben beëindigd van, hetzij, de
aanvullende vorming van het eerste niveau, hetzij, de specifieke aanvullende
vorming van niveau A, uitsluitend coördinatoren bijstaan die eveneens houder
zijn van één van deze bewijzen. »
Art. 4. Artikel 63 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art. 63. De personen die aan de bepalingen van de artikelen 56 en 59 voldoen
en in staat zijn binnen een termijn van drie jaar na de datum van
inwerkingtreding van dit besluit het bewijs te leveren, bedoeld in artikel 58, §
1, 1°, a, zijn voor de uitoefening van de functie van coördinator vrijgesteld
van het leveren van het bewijs bedoeld in artikel 58, § 1, 1°, b.
In afwijking van de bepalingen van de artikelen 56, § 1, 58, § 3, 5°, a, en 58,
§ 4, 5°, a, mogen de personen die niet voldoen aan de diplomavereisten bedoeld
in artikel 56, zich binnen een termijn van 3 jaar na de datum van
inwerkingtreding van dit besluit inschrijven voor het volgen van een erkende
cursus van specifieke aanvullende vorming, bedoeld in artikel 58, § 1, 2°, of
deelnemen aan een erkend specifiek examen, bedoeld in artikel 58, § 1, 3°, op
voorwaarde dat zij voldoen aan de bepalingen van artikel 59 en dat zij het
bewijs kunnen leveren te beschikken over een beroepservaring, bedoeld in artikel
57, van ten minste 15 jaar. »
Art. 5. Artikel 64 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende
bepaling :
« Art. 64. § 1. De personen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit
reeds coördinatieactiviteiten, waarin de toepassing van de algemene
preventiebeginselen is geïntegreerd, uitvoerden, mogen de functie van
coördinator uitoefenen mits zij voldoen aan de voorwaarden gesteld in de
artikelen 56 en 59 en binnen een termijn van drie jaar na de datum van
inwerkingtreding van dit besluit in staat zijn :
1° hetzij, het bewijs te leveren bedoeld in artikel 58, § 1, 1°, a), en, binnen
een termijn van één jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit het
bewijs van inschrijving voor te leggen voor het volgen van een erkende cursus
aanvullende vorming, zoals bedoeld in het voormelde koninklijk besluit van 10
augustus 1978;
2° hetzij, het bewijs te leveren bedoeld in artikel 58, § 1, 2°, en, binnen een
termijn van één jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit het bewijs
van inschrijving voor te leggen voor het volgen van een erkende cursus van de
specifieke aanvullende vorming voor coördinatoren inzake veiligheid en
gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;
3° hetzij, het bewijs te leveren geslaagd te zijn in het examen bedoeld in
artikel 58, § 1, 3°, en binnen een termijn van één jaar na de datum van
inwerkingtreding van dit besluit een door hen ondertekende verklaring op eer
voor te leggen waaruit hun intentie blijkt vóór het verstrijken van de voormelde
termijn van drie jaar aan zulk examen deel te nemen.
§ 2. Voor de toepassing van de bepalingen van § 1, 2° en 3°, en in afwijking van
de bepalingen van de artikelen 56, § 1, 58, § 3, 5°, a, en 58, § 4, 5°, a,
worden de personen die het bewijs kunnen leveren dat zij op de datum van
inwerkingtreding van dit besluit beschikken over een beroepservaring, bedoeld in
artikel 57, van ten minste 15 jaar, vrijgesteld van de diplomavereisten
vastgesteld in artikel 56. »
Art. 6. De bijlage IV van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door
de volgende bijlage :
« Bijlage IV
Deel A
De inhoud van het programma van de erkende cursusmodule
« aanvulling tot coördinator », bedoeld in artikel 58, § 2
1° Algemene en specifieke risico's betreffende het welzijn op het werk op de
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen en de reglementering terzake;
2° Coördinatietechnieken;
3° De burgerrechtelijke aansprakelijkheid, de strafrechtelijke
verantwoordelijkheid en de bevoegdheden van de coördinator en van de andere
tussenkomende partijen;
4° De algemene principes van de reglementeringen die een invloed kunnen hebben
op de activiteiten op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, andere dan de
reglementeringen betreffende het welzijn van de werknemers bij het uitoefenen
van hun werk, inzonderheid :
- de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige
opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en haar
uitvoeringsbesluiten;
- de reglementering betreffende de overeenkomsten en het opstellen van
overeenkomsten;
- de reglementeringen betreffende de wegsignalisatie;
- de reglementeringen in verband met het leefmilieu.
Deel B
De criteria waaraan de erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming voor
coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen, bedoeld in artikel 58, § 3, en het erkend specifiek examen voor
coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid op de tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen, bedoeld in artikel 58, § 4, moeten voldoen
Afdeling I. - De eindtermen
Na het beëindigen van de cursus moeten de kandidaten in staat zijn om, of door
te slagen in het specifiek examen moeten zij bewezen hebben in staat te zijn om,
inzonderheid :
- veiligheids- en gezondheidsanalyses uit te voeren van concepten en
arbeidsmethoden en -situaties op de bouwplaats, tijdens eventuele latere werken
aan het bouwwerk en, in de mate dat zij de veiligheid en de gezondheid op de
bouwplaats kunnen beïnvloeden, nabij de bouwplaats, door de verschillende vormen
van risico's te identificeren en de preventiemaatregelen voor te stellen;
- de evolutie te kunnen volgen van het veiligheids- en gezondheidsniveau van
installaties gedurende hun aanwezigheid op de bouwplaats;
- het geheel van de risico's op de bouwplaats te kunnen beheren en in het
bijzonder de residuele risico's die geïdentificeerd zijn door de hierboven
vermelde aanpak van de analyse;
- de andere tussenkomende partijen, wat ook hun niveau is, te kunnen motiveren
en vormen, om hun eigen veiligheid en gezondheid, alsook deze van de andere
personen die bij het bouwwerk of bij latere werken hieraan, betrokken zijn, te
garanderen.
Tijdens de examens wordt vooral geverifieerd of de kandidaten de
bovenvermelde capaciteiten in voldoende mate bezitten.
Afdeling II. - De inhoud van de programma's
A. Inleiding
1° Voorstelling van de cursus (niet relevant voor de examens) :
a) Onderlinge kennismaking van de deelnemers en de monitoren;
b) Uiteenzetting van de algemene doelstelling;
c) Toegepaste vormingsmethodes;
d) Evaluatie van de nuttige beroepservaring van de deelnemers;
e) Evaluatie van de verwachtingen en de behoeften van de deelnemers;
2° Voorstelling van de algemene risico's op bouwplaatsen;
3° Beschrijving van het algemene kader en van de functie van coördinator-ontwerp
en coördinator-verwezenlijking.
B. Regelgeving
1° De relevante aspecten van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn
van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en van haar
uitvoeringsbesluiten;
2° De relevante aspecten van andere reglementeringen die rechtstreeks of
onrechtstreeks een verband kunnen hebben met het welzijn op het werk op
tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, inzonderheid deze betreffende :
a) de fabricage en het op de markt brengen van diverse goederen en producten,
inzonderheid arbeidsmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen, gevaarlijke
producten en preparaten;
b) de ioniserende stralingen;
c) de arbeidsongevallen en de beroepsziekten;
d) de overheidsopdrachten;
e) het leefmilieu;
f) de signalisatie.
C. Ongevallen en gezondheidsschade bij het werk op tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen
1° Definities en statistische gegevens;
2° Gevolgen, sociaal en economisch :
- voor het slachtoffer en de naastbestaanden;
- voor de onderneming;
- voor de maatschappij;
3° Juridische gevolgen voor de betrokken partijen, het verhaal, de burgerlijke
partijstelling;
4° Arbeidsongevallenverzekeringen, het Fonds voor arbeidsongevallen, het Fonds
voor beroepsziekten;
5° Situering van de bronnen van arbeidsongevallen ten opzichte van de
verscheiden fasen van het ontwerp, impact van de deskundigheid tijdens het
ontwerp;
6° Rendabiliteitsanalyse van ongeval- en ziektebestrijding.
D. De verschillende actoren, hun rol en de juridische aspecten
De definities, de opdrachten, de bevoegdheden, de samenstelling, de werking, de
verantwoordelijkheden, de aansprakelijkheden, hun erkenning en de onderlinge
verhoudingen, welke al naargelang het geval van toepassing kunnen zijn op de
verscheidene actoren, die op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen kunnen
tussenkomen, inzonderheid :
1° De werkgever, zijn lasthebbers of zijn aangestelden;
2° De interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk;
3° Het comité voor preventie en bescherming op het werk en de syndicale
delegatie;
4° De externe diensten voor technische controles op de arbeidsplaats;
5° De opdrachtgever, de bouwdirecties, de aannemers;
6° De coördinator-ontwerp;
7° De coördinator-verwezenlijking;
8° Adviserende organen, inzonderheid het Nationaal Actiecomité voor Veiligheid
en Hygiëne in het Bouwbedrijf;
9° Toezichthoudende overheden.
E. De risico's en de voorkomingsmaatregelen
1° Algemeen :
a) definitie van een risico;
b) uiteenzetting van de algemene preventiebeginselen en hun hiërarchie;
c) een bijzondere aandacht voor de uitschakeling van de risico's aan de bron, de
verscherpte toepassing van materiële beschermingsmaatregelen bij risico op
ernstig letsel en de integratie van de algemene preventieprincipes in het
ontwerp en de activiteiten;
d) ergonomie;
e) psycho-sociale belasting.
2° Specifieke risico's en voorkomingsmaatregelen eigen aan de bouwactiviteiten :
a) de risico's, de preventie en de beheersmaatregelen eigen aan elkeen van de
werkzaamheden bedoeld in artikel 26, § 1;
b) de risico's, de preventie en de beheersmaatregelen eigen aan andere
werkzaamheden dan deze bedoeld in artikel 26, § 1, inzonderheid in de volgende
domeinen (niet limitatieve lijst) :
- gevaarlijke stoffen en preparaten, vervangproducten, etikettering;
- fysische, biologische en chemische agentia;
- elektriciteit;
- brand en explosie;
- besloten ruimten;
- afzonderlijk tewerkgestelde werknemers;
3° specifieke risico's van externe oorsprong aan de bouwactiviteiten,
inzonderheid :
- risico's eigen aan de industriële activiteiten in de nabijheid van of op de
bouwplaats zelf;
- risico's eigen aan het verkeer in de onmiddellijke nabijheid van de
bouwplaats;
4° maatregelen in geval van nood en bij onmiddellijk en ernstig gevaar;
5° risico's bij het uitvoeren van latere werken aan het bouwwerk, inzonderheid,
onderhouds-, herstellings- en vervangingswerken;
6° overzicht van alle op de markt beschikbare soorten collectieve
beschermingsmiddelen en hun aanwending;
7° overzicht van alle op de markt beschikbare soorten persoonlijke
beschermingsmiddelen en hun aanwending;
F. Methodes voor het opsporen en evalueren van risico's
1° Opsporing, analyse en evaluatie van de risico's;
2° Ongevalsonderzoek.
3° Audit.
4° Uiteenzetting en gebruik van diverse risico-evaluatietechnieken.
G. Opdrachten en vaardigheden van de coördinator
1° De uitdrukkelijk in de wet en dit besluit vermelde opdrachten;
2° De impliciete vaardigheden :
a) observatie-, sensibiliserings-, motiverings- en communicatietechnieken, met
het oog op :
- het overtuigen van de tussenkomende partijen van het belang van veiligheid en
gezondheid en de noodzaak van coördinatie op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;
- conflictbeheersing en -oplossing;
b) kennis inzake de contractuele voorschriften en gebruiken inzake private en
overheidsopdrachten.
H. De instrumenten bij de coördinatie
Uiteenzetting van de doelstellingen, de inhoud en de combinatie met, of
integratie in, andere documenten of instrumenten :
1° Het veiligheids- en gezondheidsplan;
2° Het coördinatiedagboek;
3° Het postinterventiedossier;
4° De coördinatiestructuur;
I. De coördinatie in de praktijk
1° Inzonderheid, wat de ontwerpfase betreft :
a) kennisname van het voorontwerp van bouwwerk en selectie van de elementen die
een invloed kunnen hebben op het welzijn van de werknemers, zowel tijdens het
uitvoeren van het bouwwerk als tijdens het uitvoeren van latere werkzaamheden
aan het bouwwerk, inzonderheid, de aard van het bouwwerk, de architectonische
aspecten, de eventuele te behouden of aan te passen bestaande constructies, de
te gebruiken materialen, de uitvoeringstermijnen, de inplanting en de
industriële en andere activiteiten op of in de onmiddellijke nabijheid van de
bouwplaats;
b) evaluatie van de risico's, uitwerking van beschermende maatregelen en
alternatieve uitvoeringswijzen, nieuwe evaluatie van de restrisico's, gesprekken
met de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp en met eventuele
andere betrokken of te betrekken personen;
c) opstellen van het veiligheids- en gezondheidsplan, openen en bijhouden van
het coördinatiedagboek en van het postinterventiedossier, de algemene en de
specifieke regels, de bouwplaatsinrichting, het intern transport;
d) beoordeling van het deel van de offertes, bedoeld in artikel 30, waarin de
kandidaten de uitvoeringswijzen beschrijven die zij voorstellen toe te passen;
2° Inzonderheid, wat de verwezenlijkingsfase betreft :
a) kennisname van het veiligheids- en gezondheidsplan, het coördinatiedagboek en
het postinterventiedossier, kennisname van de uitvoeringswijzen voorgesteld door
de geselecteerde bouwdirectie belast met de uitvoering of door de geselecteerde
aannemers, gesprekken met de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met de
controle op de uitvoering, de bouwdirectie belast met de uitvoering, de
oprichting van een coördinatiestructuur, de wisselwerking met de industriële en
andere activiteiten op of in de onmiddellijke nabijheid van de bouwplaats;
b) aanpassing van het veiligheids- en gezondheidsplan, het coördinatiedagboek en
het postinterventiedossier;
c) maatregelen voor de bouwplaatsinrichting, vertikaal en horizontaal intern
transport, materiaalopslagplaatsen en zoneafbakening, toegang tot de bouwplaats,
noodplannen en maatregelen bij onmiddellijk en ernstig gevaar;
d) keuring en onderhoud van arbeidsmiddelen en, in het bijzonder, van deze
onderworpen aan keuringen door een externe dienst voor technische controle op de
arbeidsplaats;
e) interactie en samenwerking tussen de verschillende tussenkomende partijen;
f) registratie en kennisgeving van inbreuken op de algemene en specifieke regels
en instructies, motivatie en overtuiging;
g) afsluiting en overdracht van het veiligheids- en gezondheidsplan, het
coördinatiedagboek en het postinterventiedossier.
Afdeling III. - Verdediging van een coördinatieproject - nadere regelen
bedoeld in artikel 58, § 3, eerste lid, 4°, b, en in artikel 58, § 4, eerste
lid, 4°, b
A. Voor de erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming en het erkend
specifiek examen van niveau A, gelden de volgende nadere regelen :
1° Slechts examinandi die geslaagd zijn voor het deel van het examen, bedoeld in
artikel 58, § 3, eerste lid, 4°, a, respectievelijk het deel van het examen
bedoeld in artikel 58, § 4, eerste lid, 4°, a, worden toegelaten een
coördinatieproject op te stellen en te verdedigen zoals bedoeld in artikel 58, §
3, eerste lid, 4°, b, respectievelijk artikel 58, § 4, eerste lid, 4°, b;
2° Daartoe werken de organisatoren van deze examens een pakket uit van ten
minste tien verschillende opgaven van praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen waar een coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel
37, eerste lid.
De opgaven zijn derwijze opgesteld dat zij de nodige elementen en
randvoorwaarden bevatten, opdat een examinandus op basis hiervan een
praktijkgeval van coördinatieproject kan uitwerken;
3° De examinandus selecteert uit het pakket voorgestelde opgaven, aan de hand
van een blinde keuze, een opgave die hij tot coördinatieproject uitwerkt;
4° De examinandus verdedigt zijn coördinatieproject voor de examenjury binnen
een termijn van minimum vijftien kalenderdagen, die de dertig kalenderdagen
evenwel niet overschrijdt;
5° De organisatoren van de examens, wijzigen de opgaven voldoende frequent om
verspreiding ervan te vermijden.
B. Voor de erkende cursus van de specifieke aanvullende vorming en het erkend
specifiek examen van niveau B, gelden de volgende nadere regelen :
1° Slechts examinandi die geslaagd zijn voor het deel van het examen, bedoeld in
artikel 58, § 3, eerste lid, 4°, a, respectievelijk het deel van het examen
bedoeld in artikel 58, § 4, eerste lid, 4°, a, worden toegelaten een
coördinatieproject op te stellen en te verdedigen zoals bedoeld in artikel 58, §
3, eerste lid, 4°, b, respectievelijk artikel 58, § 4, eerste lid, 4°, b;
2° Daartoe werken de organisatoren van deze examens een pakket uit van ten
minste tien verschillende opgaven van praktijkgevallen van tijdelijke of mobiele
bouwplaatsen waar geen coördinatiestructuur vereist is in uitvoering van artikel
37, eerste lid.
De opgaven zijn derwijze opgesteld dat zij de nodige elementen en
randvoorwaarden bevatten, opdat een examinandus op basis hiervan een
praktijkgeval van coördinatieproject kan uitwerken;
3° De examinandus selecteert uit het pakket voorgestelde opgaven, aan de hand
van een blinde keuze, een opgave die hij tot coördinatieproject uitwerkt;
4° De examinandus verdedigt zijn coördinatieproject voor de examenjury binnen
een termijn van minimum vijftien kalenderdagen, die de dertig kalenderdagen
evenwel niet overschrijdt;
5° De organisatoren van de examens wijzigen de opgaven voldoende frequent om
verspreiding ervan te vermijden. »
Art. 7. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit
besluit.
Gegeven te Brussel, 19 december 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
_______
Nota
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996.
Koninklijk besluit van 25 januari 2001, Belgisch Staatsblad van 7 februari 2001.