Overzicht recente wetteksten
BS 19.01.04, Editie 2
FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN |
VERSLAG AAN DE KONING
Sire,
Volgens artikel 28, lid 6, van de Zesde BTW-richtlijn mag tot
31 december 2003 bij wijze van experiment een verlaagd BTW-tarief worden
toegepast op arbeidsintensieve diensten. In dit artikel is verder bepaald dat de
lidstaten die een dergelijk verlaagd tarief toepassen, vóór 1 oktober 2002 een
evaluatierapport dienen op te stellen waarin zij verslag doen van hun
bevindingen wat de schepping van werkgelegenheid en de efficiëntie betreft.
Op basis van de evaluatierapporten die zijn opgesteld door de
lid-Staten die een verlaagd tarief toepassen, heeft de Commissie het Europees
Parlement en de Raad een globaal evaluatierapport van het experiment voorgelegd
(1).
Op 23 juli 2003 heeft de Commissie een voorstel voor een
richtlijn goedgekeurd waarmee wordt gestreefd naar een volledige herziening van
de verlaagde BTW-tarieven (2) met het oog op de vereenvoudiging en
rationalisering daarvan. Dit voorstel houdt rekening met de conclusies van het
evaluatierapport en past in het kader van de mededeling van de Commissie over de
strategie ter verbetering van de werking van het BTW-stelsel in het kader van de
interne markt (3).
Aangezien de Raad nog niet in staat was tot een unaniem
besluit te komen om dit voorstel voor een richtlijn aan te nemen, verdient het
aanbeveling, teneinde rechtsonzekerheid vanaf 1 januari 2004 te voorkomen en de
Raad de tijd te geven die nodig is om te beslissen over het globale voorstel
betreffende de verlaagde BTW-tarieven, dat zowel artikel 28, lid 6, eerste
alinea, van Richtlijn 77/388/EG als artikel 1, eerste alinea, van Beschikking
2000/185/EG worden gewijzigd, in die zin dat de geldigheidsduur van de
machtiging met twee jaar wordt verlengd uiterlijk tot en met 31 december 2005.
Deze verlenging geeft de negen lidstaten die momenteel een verlaagd BTW-tarief
toepassen op arbeidsintensieve diensten, de gelegenheid dit tarief twee jaar
langer onder dezelfde voorwaarden te handhaven, zonder de reikwijdte van het
experiment te wijzigen of te verruimen.
De Commissie heeft dan ook op 16 december 2003 een voorstel
voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG ter
verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd
een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten en
een voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlenging van de
geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG waarbij de lidstaten worden
gemachtigd om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van
richtlijn 77/388/EEG een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve
diensten toe te passen (COM(2003) 825 definitief) ingediend (4);
Het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970, tot
vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot
indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven anticipeert derhalve op
deze bepalingen van de gemeenschap.
De artikelen 1 en 2 van dit besluit verlengen de periode met
twee jaar tot uiterlijk 31 december 2005 waarin de regeling met betrekking tot
de arbeidsintensieve diensten kan worden toegepast.
De budgettaire impact van de verlenging van de regeling met
betrekking tot de arbeidsintensieve diensten kan geschat worden op 13,5 MIO euro
per jaar.
Genomen in uitvoering van artikel 37, § 1, van het Wetboek
van de BTW, heeft bijgevoegd besluit het overleg in de Ministerraad van 19
december 2003 vereist.
Het advies van de Raad van State van 30 december 2003, werd
gegeven binnen de termijn bepaald door artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de
gecoördineerde wetten op dit Hoog Rechtscollege.
Ik heb de eer te zijn,
Sire,
van uwe Majesteit,
de zeer eerbiedige
en zeer getrouwe dienaar,
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
_______
Nota
(1) COM(2003) 309 def. van 02.06.2003
(2) COM(2003) 397 def. van 23.07.2003
(3) COM(2000) 348 def. van 07.06.2000
(4) COM(2003) 825 def. van 16.12.2003
14 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het
koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van
de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de
diensten bij die tarieven (1)ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de
Europese Economische Gemeenschap, goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957,
inzonderheid op artikel 93;
Gelet op de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei
1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-Staten inzake
omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde
waarde : uniforme grondslag;
Gelet op de richtlijn 1999/85/EG van de Raad van 22 oktober
1999 tot wijziging van de richtlijn 77/388/EEG wat de mogelijkheid betreft om
bij wijze van experiment op arbeidsintensieve diensten, die het voorwerp
uitmaken van ten hoogste twee van de vijf categorieën opgesomd in bijlage K van
deze richtlijn, tot 31 december 2002 een verlaagd BTW-tarief toe te passen. In
uitzonderlijke gevallen, wordt een lidstaat toegestaan de verlaagde tarieven toe
te passen op diensten in drie van die categorieën;
Gelet op de beschikking 2000/185/EG van de Raad van 28
februari 2000 waarbij België wordt gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te
passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten, namelijk op de renovatie en
herstel van particuliere woningen ouder dan vijf jaar, met uitzondering van
materialen die een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de
verstrekte diensten, als ook op de herstelling van fietsen, schoeisel,
lederwaren, kleding en huishoudlinnen;
Gelet op de richtlijn 2002/93/EG van de Raad van 3 december
2002 tot wijziging van de richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de termijn
tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe
te passen op arbeidsintensieve diensten;
Gelet op de beschikking 2002/954/EG van de Raad van 3
december 2002 tot verlenging van de geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG
waarbij de lidstaten worden gemachtigd om overeenkomstig de procedure
vastgesteld in artikel 28, lid 6, van richtlijn 77/388/EEG een verlaagd
BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve diensten toe te passen;
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde
waarde, inzonderheid op artikel 37, vervangen bij de wet van 28 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot
vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot
indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, inzonderheid op
artikel 1bis, opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 december 1999, weer
ingevoerd door het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij het
koninklijk besluit van 19 december 2002 en op artikel 1ter, vervangen door het
koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit
van 19 december 2002;
Gelet op de verklaring van de Raad van 25 november 2003
betreffende de verlaagde BTW-tarieven, is de Raad met eenparigheid van stemmen
van oordeel dat het voor de lidstaten ten zeerste wenselijk is om twee jaar
langer de bepalingen van de bijlage K met betrekking tot de arbeidsintensieve
diensten te kunnen blijven toepassen;
Gelet op het feit dat de Commissie op 16 december 2003 een
voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG
ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden
gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve
diensten en een voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlenging van de
geldigheidsduur van beschikking 2000/185/EG waarbij de lidstaten worden
gemachtigd om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van
richtlijn 77/388/EEG een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve
diensten toe te passen (COM(2003) 825 definitief) heeft ingediend;
Wetende dat de toekomstige richtlijn ertoe zal strekken de
maatregelen met betrekking tot de toepassing van de verlaagde tarieven op
betrokken arbeidsintensieve diensten zal verlengen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven
op 12 december 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting
van 18 december 2003;
Gelet op de hoogdringendheid en met het oog op een grotere
juridische zekerheid dient de nationale wetgeving te worden aangepast zonder de
richtlijn ad hoc af te wachten;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de
omstandigheid dat de bepalingen van dit besluit op 1 januari 2004 van kracht
dienen te zijn;
Gelet op het advies 36.329/2 van de Raad van State, gegeven
op 30 december 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het
advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In artikel 1bis, § 1, van het koninklijk besluit
nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over
de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die
tarieven, opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 december 1999, weer
ingevoerd door het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij het
koninklijk besluit van 19 december 2002, worden de woorden « tot en met 31
december 2003 » vervangen door de woorden « tot en met 31 december 2005 ».
Art. 2. In artikel 1ter van hetzelfde besluit, vervangen door
het koninklijk besluit van 18 januari 2000 en gewijzigd bij het koninklijk
besluit van 19 december 2002, worden de woorden « tot en met 31 december 2003 »
vervangen door de woorden « tot en met 31 december 2005 ».
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari
2004.
Art. 4. Onze Minister van Financiën is belast met de
uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 januari 2004.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
_______
Nota
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969;
Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1ste editie;
Wet van 20 januari 1998, Belgisch Staatsblad van 5 februari 1998;
Koninklijk besluit van 20 juli 1970, Belgisch Staatsblad van
31 juli 1970;
Koninklijk besluit van 1 december 1995, Belgisch Staatsblad van 16 december
1995;
Koninklijk besluit van 18 januari 2000, Belgisch Staatsblad van 29 januari 2000;
Koninklijk besluit van 19 december 2002, Belgisch Staatsblad van 28 december
2002, ed. 2;
Wet van 4 juli 1989, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989;
Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996.
Programmawet van 5 augustus 2003, Belgisch Staatsblad van 7
augustus 2003, ed. 2.