Overzicht recente wetteksten
BS 31.12.03, Editie 2
FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE |
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van
gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid op
artikel 15/10, § 2, vervangen door de wet van 20 maart 2003;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven
op 2 april 2003 en 16 december 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting,
gegeven op 19 december 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12
januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli
1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het passend is sociale voorwaarden te
garanderen, inzonderheid op het vlak van de tarieven, rekening houdende met het
feit dat energie een goed van eerste levensbehoefte is geworden, onontbeerlijk
voor de menselijke waardigheid;
Overwegende dat de wetgever bij de wet van 20 maart 2003 de
duurzaamheid van de sociale tarieven van toepassing op residentiële beschermde
klanten met een bescheiden inkomen of in een kwetsbare situatie heeft wensen te
waarborgen door de continuïteit van de sociale voordelen toegekend aan deze
categorieën klanten te verzekeren in de aardgasmarkt;
Op de voordracht van Onze Minister van Energie, en op het
advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. § 1. De definities vervat in artikel 1 van de wet
van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere
door middel van leidingen, hierna « de wet » genoemd, zijn van toepassing op dit
besluit.
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder
« residentiële beschermde klanten », eindafnemers van aardgas die aan de
voorwaarden van toekenning van de sociale tarieven vastgesteld door het
ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de
maximumprijzen voor de levering van aardgas of door het ministerieel besluit van
15 mei 2003 tot vaststelling van maximumprijzen voor de levering van aardgas aan
de residentiële beschermde klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare
situatie, voldoen.
Art. 2. Een fonds, genaamd hierna « fonds ten gunste van de
residentiële beschermde klanten » beheerd door de Commissie wordt opgericht ter
financiering van de reële nettokost die resulteert uit de toepassing van
maximumprijzen voor de levering van aardgas, vastgesteld krachtens artikel
15/10, § 2, eerste lid, van de wet en uit de toepassing van de sociale tarieven
vastgesteld door het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende
vaststelling van de maximum-prijzen voor de levering van aardgas. Dit fonds
wordt gefinancierd door een toeslag die wordt vastgelegd in overeenstemming met
artikel 15/10, § 2, derde lid, van de wet. Zij wordt hierna « toeslag beschermde
klanten » genoemd.
Art. 3. De toeslag beschermde klanten wordt geïnd door de
leveringsondernemingen die hem kunnen doorrekenen aan hun klanten. Daartoe
factureren de leveringsondernemingen die toeslag aan hun klanten. Indien de
klanten van de leveringsondernemingen de geleverde hoeveelheid niet zelf
verbruiken, kunnen deze klanten de toeslag doorfactureren aan hun eigen klanten,
die de toeslag op hun beurt kunnen factureren aan hun klanten totdat de toeslag
uiteindelijk gefactureerd wordt aan degene die de energie-eenheden voor eigen
gebruik verbruikt heeft. De toeslag is verschuldigd door elke natuurlijke of
rechtspersoon gevestigd op het Belgische grondgebied die voor eigen gebruik
aardgas, waarvan de hoeveelheid in energie-eenheden (kWh) wordt uitgedrukt,
heeft verbruikt.
Art. 4. § 1. Op basis van een raming opgesteld door de
Commissie, stelt de Koning ten laatste op 1 december van het jaar voorafgaand
aan het te financieren boekjaar het jaarlijkse bedrag vast dat nodig is voor de
financiering van het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten.
Deze globale raming is het resultaat van gedeeltelijke ramingen opgesteld per
categorie van residentiële beschermde klanten overeenkomstig de volgende formule
:
Totaal van de punten 1 en 2 hieronder :
1. verschil tussen :
- de prijs van toepassing op de aardgasmarkt voor de
categorie van verbruikers waarvan de afnamekarakteristieken gelijk zijn aan deze
van de betrokken residentiële beschermde klanten en
- de overeenkomstige maximumprijzen vastgesteld in toepassing
van artikel 15/10, § 2, eerste lid, van de wet of de overeenkomstige sociale
tarieven vastgesteld door het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende
vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van aardgas
X
- het aantal residentiële beschermde klanten die van die maximumprijzen genieten
op het Belgische grondgebied
X
- het gemiddelde jaarlijkse verbruik van de betrokken categorie residentiële
beschermde klanten.
2. raming van de administratieve kosten verbonden aan de
automatisering van de toekenning van sociale tarieven voor aardgas, aan de
opvolging ervan en aan de controle van deze regeling door de Commissie.
Deze raming is opgesteld rekening houdende met een redelijke
foutenmarge die een adequate spijzing van het fonds ten gunste van de
residentiële beschermende klanten toelaat en gebaseerd is op de meest recente
statistische gegevens.
§ 2. Voor het jaar 2004 wordt het bedrag, voorzien in § 1,
vastgesteld op 6,64 miljoen euro.
Twee jaar na de opstelling van de vooruitzichten wordt een jaarlijkse
regularisering van de rekeningen doorgevoerd die rekening houdt met het verschil
tussen de vooruitzichten en de werkelijkheid.
Art. 5. De toeslag beschermde klanten wordt geïnd door de
leveringsondernemingen. Deze toeslag, door de Commissie berekend, wordt op elke
naar een eindafnemer in België vervoerde energie-eenheid geheven. Zij is gelijk
aan een breuk waarvan de teller overeenstemt met het bedrag vastgesteld door de
Koning in toepassing van artikel 4, en waarvan de noemer gelijk is aan de totale
hoeveelheid energie-eenheden, uitgedrukt in kWh, die geleverd werden door de
leveringsondernemingen en in België verbruikt werden, in het jaar t-2
voorafgaand aan het te financieren boekjaar t. Het jaar t-2 staat voor het
tweede jaar voorafgaand aan het te financieren boekjaar.
Art. 6. § 1. De leveringsondernemingen storten één vierde van
het bedrag vastgesteld in toepassing van artikel 4 voor de leveringen die de
betrokken houder betreffen, uiterlijk op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31
december van elk jaar, op de bankrekening van de Commissie, na kennisgeving door
deze laatste een maand vooraf.
§ 2. Tijdens de eerste zeven maanden van het jaar volgend op
het jaar waarop de geïnde toeslag beschermde klanten betrekking heeft,
overhandigen de leveringsondernemingen aan de Commissie het door hun revisoren
gecertificeerde overzicht van de opbrengst van de toeslag die zou moeten geïnd
zijn.
Indien de, door de revisor van de leveringsonderneming
gecertificeerde, opbrengst die zou moeten geïnd zijn groter is dan de som van de
vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, wordt het overschot door de
betrokken leveringsonderneming uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt
op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd
op de bankrekening van de Commissie gestort. Indien de, door de revisor bij de
leveringsonderneming gecertificeerde, opbrengst die zou moeten geïnd zijn lager
is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, betaalt de
Commissie aan de leveringsonderneming het overschot terug uiterlijk op 30
september van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de
driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd.
Art. 7. De Commissie kan de Administratie van het kadaster,
registratie en domeinen belasten met het innen van de schuldvorderingen waarvan
de betaling niet werd uitgevoerd.
Het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten
bedoeld in artikel 2 wordt beheerd door de Commissie op objectieve, transparante
en niet discriminerende wijze. Voor dit fonds opent de Commissie afzonderlijke
bankrekeningen.
Art. 8. Het fonds ten gunste van de residentiële beschermde
klanten wordt door de Commissie aangewend voor de terugbetaling aan de betrokken
leveringondernemingen van de reële nettokost die resulteert uit de toepassing
van maximumprijzen voor de levering van aardgas aan residentiële beschermde
klanten, volgens de tussenkomstregels voor het ten laste nemen ervan vastgesteld
door het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 15/10, § 2, vierde
lid, eerste zin, van de wet.
Indien het bedrag dat in het fonds ten gunste van de
residentiële beschermde klanten beschikbaar is onvoldoende blijkt te zijn om
alle tussenkomsten te dekken waarop leveringsondernemingen recht hebben
krachtens het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 15/10, § 2,
vierde lid, eerste zin, van de wet, wordt het te financieren saldo toegevoegd
aan het bedrag bepaald in toepassing van artikel 4 voor het volgende jaar en de
betaling van de tussenkomsten wordt uitgesteld totdat het fonds opnieuw
voldoende gespijsd wordt.
Indien het bedrag dat beschikbaar is in het fonds ten gunste
van de residentiële beschermde klanten een overschot vertoont ten opzichte van
het totaal van de tussenkomsten waarop de leverings-ondernemingen recht hebben
krachtens het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 15/10, § 2,
vierde lid, eerste zin, van de wet, zal het overschot afgetrokken worden van het
bedrag vastgesteld in toepassing van artikel 4 voor het volgende jaar.
Art. 9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari
2004.
Art. 10. Onze Minister van Energie is belast met de
uitvoering van dit besluit
Gegeven te Brussel, 22 december 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Energie,
Mevr. F. MOERMAN