Overzicht recente wetteksten
BS 19.01.02
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve
arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen
collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité
voor de gezondheidsdiensten, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties
in het kader van de eindeloopbaanproblematiek.
Art. 2. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit
besluit.
Gegeven te Brussel, 14 januari 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
_______
Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage
Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten
Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001
Vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaarproblematiek
(Overeenkomst geregistreerd op 26 juni 2001 onder het nummer 57702/CO/305)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de
werkgevers en werknemers van :
- de inrichtingen die aan de wet op de ziekenhuizen onderworpen zijn;
- de psychiatrische verzorgingstehuizen;
- de samenwerkingsverbanden voor de oprichting en het beheer van initiatieven
van beschut wonen;
- de rusthuizen voor bejaarden;
- de rust- en verzorgingstehuizen;
- de serviceflats en dienstencentra die verzorging verlenen ten gunste van
bejaarden;
- de revalidatiecentra;
- de thuisverpleging;
- de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België.
Onder werknemers wordt verstaan: het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en
bediendenpersoneel.
Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan het punt 4
van het federaal meerjarenplan van 1 maart 2000.
Art. 3. Vallen onder de toepassing van deze overeenkomst, het verplegend,
verzorgend personeel dat effectief verplegende en verzorgende taken uitoefent,
evenals het verplegend en verzorgend personeel dat hen omkadert en het
gelijkgesteld personeel.
Onder gelijkgesteld personeel wordt verstaan, de andere werknemers die elke
maand, en dit gedurende de referentieperiode van 12 maanden voorafgaand aan de
mededeling van de keuze door de werknemer zoals voorzien in artikel 7, 2 van de
5 onregelmatige prestaties (zondag, zaterdag, feestdag, nachtdienst of
onderbroken diensten) verrichten.
De vakantie- en ziekteperiodes worden geneutraliseerd. Worden dus gelijkgesteld
met periodes tijdens dewelke twee onregelmatige prestaties worden uitgevoerd, de
maand hoofdvakantie en de maand(en) tijdens dewelke de werknemer afwezig is
geweest gedurende een ononderbroken periode van minstens 7 kalenderdagen omwille
van arbeidsongeschiktheid (ziekte, ongeval, arbeidsongeval, beroepsziekte,...).
Ingeval van arbeidsongeschiktheid met een duur van minder dan 7 opeenvolgende
kalenderdagen, is het vastgestelde uurrooster doorslaggevend om de onregelmatige
prestaties te beoordelen.
Wanneer met toepassing van het derde en vierde lid meer dan zes maanden in de
referentieperiode van 12 maanden geneutraliseerd worden, wordt de
referentieperiode met evenveel maanden verlengd als nodig om na te gaan of in
zes niet geneutraliseerde maanden de twee van de vijf onregelmatige prestaties
verricht werden.
Art. 4. § 1. Vanaf 1 augustus 2001 heeft het voltijds personeel, bedoeld in
artikel 3, dat de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt, recht op toekenning van
vrijstelling van prestaties van zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd onder de
vorm van 96 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar, toegekend
volgens de modaliteiten van artikel 8.
Voor de deeltijdse werknemers wordt het aantal uren vrijstelling van prestaties
berekend volgens de formule :
X = 96 x Y/Z
waarbij :
X = aantal uren vrijstelling van prestaties
Y = contractuele wekelijkse arbeidsduur van de werknemer
Z = de sectorale of instellingsconventionele wekelijkse arbeidsduur voor een
voltijdse werknemer.
§ 2 Het personeel bedoeld in artikel 3, kan evenwel opteren voor het behoud van
prestaties conform zijn contractuele wekelijkse arbeidstijd. Als tegenwaarde
hiervan heeft het personeelslid recht op een premie, gelijk aan 5,26 %, berekend
op zijn loon.
§ 3. De voltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld
zijn van prestaties, blijven steeds beschouwd als werknemers met een voltijdse
arbeidsovereenkomst.
De deeltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld
zijn van prestaties, blijven beschouwd als werknemers die hun contractuele
arbeidstijd behouden.
Art. 5. § 1. Vanaf 1 december 2002 heeft het voltijds personeel, bedoeld in
artikel 3, dat de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, recht op toekenning van
vrijstelling van prestaties van zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd onder de
vorm van 192 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar, met
inbegrip van de uren van vrijstelling van prestaties bedoeld in artikel 4 en
toegekend volgens de modaliteiten van artikel 8.
Voor de deeltijdse werknemers wordt het aantal uren vrijstelling van prestaties
berekend volgens de formule :
X = 192 x Y/Z
waarbij :
X = aantal uren vrijstelling van prestaties
Y = contractuele wekelijkse arbeidsduur van de werknemer
Z = de sectorale of instellingsconventionele wekelijkse arbeidsduur voor een
voltijdse werknemer.
§ 2 Het personeel bedoeld in artikel 3, kan evenwel opteren voor het behoud van
prestaties conform zijn contractuele wekelijkse arbeidstijd. Als tegenwaarde
hiervan heeft het personeelslid recht op een premie, gelijk aan 10,52 %,
berekend op zijn loon.
§ 3. De voltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld
zijn van prestaties, blijven steeds beschouwd als werknemers met een voltijdse
arbeidsovereenkomst.
De deeltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld
zijn van prestaties, blijven beschouwd als werknemers die hun contractuele
arbeidstijd behouden.
Art. 6. § 1. Vanaf 1 december 2003 heeft het voltijds personeel, bedoeld in
artikel 3, dat de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, recht op toekenning van
vrijstelling van prestaties van zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd onder de
vorm van 288 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar, met
inbegrip van de uren van vrijstelling van prestaties bedoeld in artikel 4 en 5
en toegekend overeenkomstig de modaliteiten van artikel 8.
Voor de deeltijdse werknemers wordt het aantal uren vrijstelling van prestaties
berekend volgens de formule :
X = 288 x Y/Z
waarbij :
X = aantal uren vrijstelling van prestaties
Y = contractuele wekelijkse arbeidsduur van de werknemer
Z = de sectorale of instellingsconventionele wekelijkse arbeidsduur voor een
voltijdse werknemer.
§ 2 Het personeel bedoeld in artikel 3, kan evenwel opteren voor het behoud van
prestaties conform zijn contractuele wekelijkse arbeidstijd. Als tegenwaarde
hiervan heeft het personeelslid recht op een premie, gelijk aan 15,78 %,
berekend op zijn loon.
§ 3. De voltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld
zijn van prestaties, blijven steeds beschouwd als werknemers met een voltijdse
arbeidsovereenkomst.
De deeltijdse werknemers die in uitvoering van deze overeenkomst vrijgesteld
zijn van prestaties, blijven beschouwd als werknemers die hun contractuele
arbeidstijd behouden.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten
Art. 7. De werkgever moet aan de betrokken werknemer, in de loop van de 3e
maand voorafgaand aan de maand waarin de werknemer de leeftijd van
respectievelijk 45, 50 of 55 jaar bereikt, de keuze, zoals voorzien in de
artikelen 3 tot 6, voorleggen. Wat de eerste toepassing betreft op 1 augustus
2001, moet de werkgever in de loop van de 2e maand, met name in juni 2001 de
keuze geven aan de werknemer. De werknemer heeft één maand om zijn keuze aan
zijn werkgever mede te delen. De vrijstelling van prestaties of de toekenning
van de premie gaat in vanaf de 1e dag van de maand waarin de voornoemde
leeftijden worden bereikt. De werknemer heeft het recht om bij elke
leeftijdssprong (50 en 55 jaar) zijn keuze te bepalen. De optie vrijstelling van
prestaties is steeds definitief. De optie tot uitkering van een toeslag kan bij
een volgende leeftijdssprong omgezet worden in vrijstelling van prestaties.
Vanaf 50 jaar is een combinatie van vrijstelling van prestaties en uitkering van
een premie mogelijk.
Art. 8. § 1. De vrijstelling van prestaties, voortvloeiend uit deze
collectieve arbeidsovereenkomst wordt gerealiseerd onder de vorm van volle
dagen.
§ 2. Op ondernemingsniveau kan de modaliteit van toekenning van vrijstelling van
prestaties onder de vorm van volle dagen gewijzigd worden door middel van
wijziging van het arbeidsreglement in de instellingen met een ondernemingsraad
of syndicale delegatie.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of syndicale delegatie kan enkel worden
afgeweken via collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau.
Modaliteiten waarbij vrijstelling van prestaties gegeven wordt in kleinere
eenheden dan een volledig uur zijn evenwel niet toegelaten.
Art. 9. De vrijstelling van prestaties toegekend overeenkomstig artikel 8
wordt per kalendermaand genomen en op voorhand vastgelegd in het werkrooster.
Op ondernemingsniveau kunnen in het arbeidsreglement andere modaliteiten terzake
bedongen worden.
HOOFDSTUK. III. - Slotbepalingen
Art. 10. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve
arbeidsovereenkomst van 7 december 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de
gezondheidsdiensten betreffende de arbeidsduurvermindering in het kader van de
eindeloopbaanproblematiek.
Art. 11. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni
2001.
Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd door elk der partijen, mits een opzeggingstermijn van
drie maanden, gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van
het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten.
Art. 12. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de
werknemers die reeds van compensatiedagen genieten gelijkwaardig met deze zoals
omschreven in artikelen 4, 5 en 6 van onderhavige overeenkomst, in uitvoering
van een collectieve arbeidsduurvermindering beneden de 38 uur per week.
Art. 13. Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de voordelen bedongen in
onderhavige overeenkomst slechts effectief zullen toegekend worden aan de
werknemers voorzover de regering in uitvoering van het federaal meerjarenplan
van 1 maart 2000, voor elke leeftijdscategorie telkens ten gepaste tijde, de
tenlasteneming van de kost ervan verzekert.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 januari 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX