Overzicht recente wetteksten
BS 31.12.03.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE |
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in
artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art. 2. Artikel 488bis, b), van het Burgerlijk Wetboek
ingevoegd bij de wet van 18 juli 1991 en gewijzigd bij de wet van 8 november
1998, wordt vervangen als volgt :
« Art. 488bis, b) . § 1. Op zijn verzoek, op verzoek van elke
belanghebbende of van de procureur des Konings kan aan de te beschermen persoon
een voorlopige bewindvoerder worden toegevoegd door de vrederechter van zijn
verblijfplaats, of bij gebreke daarvan, van zijn woonplaats.
De vrederechter kan die maatregel ambtshalve nemen, wanneer
bij hem een verzoek werd ingediend als bedoeld in de artikelen 5, § 1, en 23 van
de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de
geesteszieke of wanneer bij hem een omstandig verslag wordt ingediend als
bedoeld in artikelen 13, 14 en 25 van dezelfde wet. Artikel 7, § 1, van dezelfde
wet is in dit geval eveneens van toepassing.
§ 2. Eenieder kan ten overstaan van de vrederechter van zijn
verblijfplaats en subsidiair van zijn woonplaats of ten overstaan van een
notaris een verklaring afleggen waarin hij zijn voorkeur te kennen geeft omtrent
een aan te wijzen voorlopige bewindvoerder indien hijzelf niet meer in staat zou
zijn om zijn goederen te beheren. Van deze verklaring wordt een proves-verbaal
of een authentieke alkte opgesteld. Het proces-verbaal wordt medeondertekend
door de persoon die de verklaring heeft afgelegd. De vrederechter kan zich op
verzoek en op kosten van de verzoeker naar diens verblijfplaats en in voorkomend
geval, naar diens woonplaats begeven om een verklaring op te nemen.
Binnen vijftien dagen na het afleggen van voormelde
verklaring laat de griffier of de notaris deze verklaring opnemen in een
centraal register dat wordt bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het
Belgisch notariaat.
De Koning bepaalt de nadere regels inzake oprichting, beheer en raadpleding van
het centraal register. De Koning bepaalt welke autoriteiten gratis toegang
hebben.
Vooraleer de vrederechter kennis neemt van een
verzoekschrift, moet de griffier nagaan of in het tweede lid bedoeld register
een verklaring werd opgenomen. In dat geval, laat hij door de notaris of de
vrederechter, bij wie de verklaring werd afgelegd, een eensluidend verklaard
uittreksel overzenden.
Eenieder kan op ieder moment op dezelfde wijze als bepaald in
het eerste en tweede lid de verklaring herroepen en desgevallend een nieuwe
voorkeur uitdrukken. Er wordt voorts gehandeld zoals bepaald in de vorige leden.
De vrederechter of notaris voor wie de herroeping plaatsheeft, stelt de
vrederechter of notaris voor wie de oorspronkelijke verklaring werd afgelegd,
hiervan in kennis. Deze laatste vermeldt de wijziging op de oorspronkelijke
akte.
De vrederechter kan om ernstige redenen, gemotiveerd afwijken van de in het
eerste lid, uitgedrukte wil.
§ 3. De vader en/of de moeder de echtgenoot, de wettelijk
samenwonende, de persoon met wie de beschermde persoon een feitelijk gezin
vormt, de vertrouwenspersoon of een lid van de naaste familie die als voorlopige
bewindvoerder werd aangesteld, kan ten overstaan van de vrederechter een
verklaring afleggen waarin de voorkeur te kennen wordt gegeven over de aan te
wijzen voorlopige bewindvoerder indien het mandaat door hem of haar niet zelf
verder kan worden uitgeoefend. Van deze verklaring wordt een proces-verbaal
opgesteld, dat onmiddellijk bij het dossier bedoeld in artikel 488bis, c), § 4
wordt gevoegd.
Telkens wanneer de vrederechter een voorlopige bewindvoerder
aanstelt ter vervanging of opvolging van de voorlopige bewindvoerder bedoeld in
het voorgaande lid, moet hij vooraf nagaan of in het dossier een verklaring werd
opgenomen. De vrederechter kan om een ernstige reden, bij gemotiveerde
beschikking afwijken van de in het eerste lid bedoelde verklaring.
§ 4. De te beschermen persoon heeft het recht zich, voor de
duur van het voorlopig bewind, te laten bijstaan door een door hemzelf of, als
hij er zelf geen aanwijst en indien nodig, door de vrederechter aangewezen
vertrouwenspersoon, zoals bedoeld in § 7, en de in artikelen 488bis, c), § 2 en
§ 3, 488bis, d), en 488bis, f), § 1 en § 5.
De aanwijzing gebeurt door een verzoek daartoe gericht aan de
vrederechter door de te beschermen persoon of door een derde in het belang van
de te beschermen persoon bij de aanvang of tijdens de duur van het voorlopig
bewind.
Indien de vertrouwenspersoon vaststelt dat de voorlopige bewindvoerder tekort
schiet in de uitoefening van zijn taak, moet hij, als belanghebbende, de
vrederechter verzoeken de beschikking te herzien, overeenkomstig artikel 488bis,
d) .
§ 5. Het verzoek tot aanwijzing van een voorlopige
bewindvoerder vermeldt, op straffe van nietigheid :
1. de dag, maand en het jaar;
2. de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de
verzoeker, alsook de graad van verwantschap of de aard van de betrekkingen die
er bestaan tussen de verzoeker en de te beschermen persoon;
3. het voorwerp van de vordering en in het kort de gronden
ervan;
4. de naam, voornaam, de verblijf- of woonplaats van de te
beschermen persoon en in voorkomend geval van zijn vader en/of zijn moeder, de
echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de persoon met wie de te beschermen
persoon een feitelijk gezin vormt;
5. de aanwijzing van de rechter die ervan kennis moet nemen.
Het verzoekschrift moet worden ondertekend door de verzoeker
of zijn advocaat en vergezeld zijn van een attest van verblijfplaats, of, bij
ontstentenis, van woonplaats van de te beschermen persoon dat ten hoogste
vijftien dagen oud is.
Het verzoekschrift vermeldt bovendien en voor zover mogelijk
:
1. de plaats en datum van geboorte van de te beschermen
persoon;
2. de aard en de samenstelling van de te beheren goederen;
3. de naam, de voornaam en de woonplaats van de meerderjarige
familieleden in de dichtste graad, doch niet verder dan de tweede graad.
Als het verzoekschrift onvolledig is, vraagt de vrederechter
de verzoeker om het binnen acht dagen aan te vullen.
Het verzoekschrift kan tevens suggesties vermelden
betreffende de keuze van de aan te stellen voorlopige bewindvoerder, alsook
betreffende de aard en de omvang van diens bevoegdheden.
De artikelen 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek
zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 6. Op straffe van niet-ontvankelijkheid wordt, behoudens in
spoedeisende gevallen, een omstandige geneeskundige verklaring bij het
verzoekschrift gevoegd, die ten hoogste vijftien dagen oud is, en de
gezondheidstoestand van de te beschermen persoon beschrijft.
De verklaring vermeldt of de te beschermen persoon zich kan
verplaatsen, en in het bevestigend geval, indien zulks gelet op zijn toestand,
aangewezen is. Tevens vermeldt deze verklaring of de beschermen persoon nog
kennis kan nemen van de rekenschap van het beheer.
Deze geneeskundige verklaring mag niet worden opgesteld door
een geneesheer die een bloed- of aanverwant is van de te beschermen persoon of
van de verzoeker, of op enigerlei wijze verbonden is aan de instelling waar de
te beschermen persoon zich bevindt.
Indien er om redenen van dringendheid geen geneeskundige
verklaring bij het verzoekschrift is gevoegd, gaat de vrederechter na of het
aangevoerde motief van dringendheid gerechtvaardigd is.
In bevestigend geval, vraagt de vrederechter binnen acht
dagen na de datum waarop het verzoekschrift is ontvangen dat de verzoeker een
omstandige geneeskundige verklaring bezorgt, die voldoet aan de vereisten
bepaald in het eerste tot derde lid.
§ 7. De vrederechter wint alle dienstige inlichtingen in; hij
kan een geneesheer-deskundige aanstellen die advies moet uitbrengen over de
gezondheidstoestand en de wilsafhankelijkheid van de te beschermen persoon.
De te beschermen persoon en desgevallend, zijn vader en/of
zijn moeder, de echtgenoot, de wettelijke samenwonende, voor zover de te
bescheren persoon met hen samenleeft, of de persoon met wie de te beschermen
persoon een feitelijk gezin vormt, worden door de griffier bij gerechtsbrief
opgeroepen om door de vrederechter in raadkamer te worden gehoord, desgevallend
in aanwezigheid van hun advocaten en de vertrouwenspersoon van de te beschermen
persoon.
Bij de gerechtsbrief wordt een afschrift van het
verzoekschrift en desgevallend een uittreksel van de verklaring bedoeld in
artikel 488bis, b), § 2 gevoegd.
In de gerechtsbrief wordt vermeld dat de te beschermen
persoon het recht heeft een advocaat en een vertrouwenspersoon aan te wijzen.
Daarenboven verwittigt de griffier bij gerechtsbrief de in
het verzoekschrift vermelde familieleden dat er een verzoekschrift werd
ingediend, van de plaats en het tijdstip van het verhoor van de te beschermen
persoon.
De personen die bij gerechtsbrief worden opgeroepen,
overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk worden aldus partij in het geding
tenzij verzet hiertegen ter zitting. Van deze bepaling geeft de griffier kennis
in de gerechtsbrief.
Deze familieleden kunnen persoonlijk op de zitting
verschijnen en vragen gehoord te worden. Zij kunnen hun opmerkingen ook
schriftelijk vóór de dag van de zitting aan de vrederechter meedelen.
Er wordt overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid
gehandeld indien de vrederechter overweegt ambtshalve een maatregel te nemen.
Deze laatste mag zich eveneens begeven naar de verblijfplaats van de persoon of
naar de plaats waar hij zich bevindt. Hiervan wordt een proces-verbaal
opgesteld.
De vrederechter kan daarnaast eenieder horen die hij geschikt
acht om hem in te lichten. De oproeping gebeurt door de griffier bij
gerechtsbrief. ».
Art. 3. Artikel 488bis, c), van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 18 juli 1991 en gewijzigd bij de wet van 8 november 1998, wordt
vervangen als volgt :
« Art. 488bis, c). § 1. Bij gemotiveerde beschikking wijst de
vrederechter een voorlopige bewindvoerder aan met inachtneming van de aard en de
samenstelling van de te beheren goederen, de gezondheidstoestand van de te
beschermen persoon en zijn gezinstoestand.
Onverminderd de artikelen 488bis, b), §§ 2 en 3, kiest de
vrederechter bij voorkeur als voorlopige bewindvoerder desgevallend zijn vader
en/of zijn moeder, de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, de persoon met wie
de te beschermen persoon een feitelijk gezin vormt, een lid van de naaste
familie of in voorkomend geval, de vertrouwenspersoon van de te beschermen
persoon. In voorkomend geval, houdt hij hierbij rekening met de suggesties die
in het verzoekschrift worden vermeld.
De voorlopige bewindvoerder mag niet gekozen worden onder de
bestuurs- of personeelsleden van de instelling waarin de te beschermen persoon
zich bevindt.
De Koning kan de uitoefening van de functie van voorlopige
bewindvoerder afhankelijk maken van bepaalde voorwaarden onder meer om het
aantal personen te beperken waarvoor een voorlopige bewindvoerder de goederen
dient te beheren.
De aanwijzing geschiedt bij afzonderlijke beschikking wanneer
bij de vrederechter een verzoekschrift ingediend is, bepaald in artikel 5, § 1,
van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de
geesteszieke of wanneer bij hem een omstandig verslag wordt ingediend, als
bedoeld in de artikelen 13 en 25, § 1, van dezelfde wet.
Binnen drie dagen na de uitspraak geeft de griffier bij
gerechtsbrief kennis van de beschikking aan de aangestelde voorlopige
bewindvoerder. De voorlopige bewindvoerder laat binnen acht dagen na zijn
aanwijzing schriftelijk weten of hij die aanvaardt. Dit stuk wordt gevoegd bij
het dossier.
Wordt de aanwijzing, bedoeld in het vorige lid, niet
aanvaard, dan stelt de vrederechter ambtshalve een andere voorlopige
bewindvoerder aan.
Na de aanvaarding door de voorlopige bewindvoerder wordt een
afschrift van de beschikking van aanwijzing van de voorlopige bewindvoerder
medegedeeld aan de procureur des Konings.
Binnen drie dagen na de ontvangst van de aanvaarding geeft de
griffier bij gerechtsbrief kennis van de beschikking aan de verzoeker, aan de
tussenkomende partijen, aan de te beschermen persoon en desgevallend aan de
vertrouwenspersoon. Een niet ondertekend afschrift wordt, in voorkomend geval,
bij gewone brief aan hun advocaten gezonden.
Een uitgifte van de beslissing kan onderaan op een exemplaar
van het verzoekschrift worden gesteld.
§ 2. Uiterlijk één maand na de aanvaarding van zijn
aanwijzing moet de voorlopige bewindvoerder een verslag opstellen met betrekking
tot de vermogenstoestand en de inkomstenbronnen van de beschermde persoon en dit
overzenden aan de vrederechter, aan de beschermde persoon en aan diens
vertrouwenspersoon. Daarenboven kan de vrederechter hem ervan ontslaan om dit
verslag aan de beschermde persoon over te zenden, voorzover deze niet in staat
is ervan kennis te nemen.
§ 3. De voorlopige bewindvoerder geeft jaarlijks en binnen
dertig dagen na het einde van zijn mandaat rekenschap aan de personen vermeld in
§ 2. In dit schriftelijk verslag worden minstens de volgende gegevens vermeld :
1. de naam, de voornaam en de woon- of verblijfplaats van de
voorlopige bewindvoerder;
2. de naam, de voornaam en de woon- of verblijfplaats van de
beschermde persoon en, in voorkomend geval, van zijn vertrouwenspersoon;
3. een overzicht van de inkomsten en uitgaven tijdens de
voorbije periode en een overzicht van de stand van het beheerde vermogen bij de
aanvang en op het einde van deze periode;
4. de data waarop de voorlopige bewindvoerder in de loop van
het jaar persoonlijk contact heeft gehad met de beschermde persoon of diens
vertrouwenspersoon;
5. de materiële levensvoorwaarden en de leefsituatie van de
beschermde persoon alsmede de wijze waarop de voorlopige bewindvoerder daarop
heeft ingespeeld.
In geval van overlijden van de beschermde persoon tijdens de
duur van het voorlopig bewind legt de voorlopige bewindvoerder binnen dertig
dagen zijn eindverslag neer ter griffie. Hiervan kan ter griffie kennis genomen
worden door de erfgenamen van de beschermde persoon en de notaris die belast
wordt met de aangifte en de verdeling van de nalatenschap. Dit geldt
onverminderd de toepassing van artikel 1358 en volgende van het Gerechtelijk
Wetboek.
Indien hij zulks nodig acht, kan de vrederechter van de
voorlopige bewindvoerder waarborgen eisen, hetzij bij zijn aanwijzing, het zij
gedurende de uitoefening van zijn opdracht.
De voorlopige bewindvoerder brengt de beschermde persoon op
de hoogte van de handelingen die hij verricht. In bijzondere omstandigheden kan
de vrederechter hem vrijstellen van deze verplichting. In dit geval brengt de
voorlopige bewindvoerder de vertrouwenspersoon van de beschermde persoon op de
hoogste. Bij ontstentenis van een vertrouwenspersoon, kan de vrederechter een
andere persoon of instelling aanwijzen die door de voorlopige bewindvoerder op
de hoogte moet worden gebracht.
§ 4. De schriftelijke verslagen opgemaakt met toepassing van
§§ 2 en 3, worden op de griffie van het vredegerecht bewaard in een dossier op
naam van de beschermde persoon.
Het dossier omvat eveneens :
1. een afschrift van de oorspronkelijke beschikking tot
aanstelling van een voorlopige bewindvoerder;
2. de naam en het adres van de door de beschermde persoon
aangewezen vertrouwenspersoon;
3. de naam en het adres van de andere persoon of instelling
die door de vrederechter werd aangewezen met toepassing van de bepalingen van §
3;
4. een afschrift van alle beschikkingen getroffen met
toepassing van de artikelen 488bis, d), tot 488bis, h) ;
5. de door de vrederechter gevoerde briefwisseling met
betrekking tot het voorpolige bewind. ».
Art. 4. Artikel 488bis, d), van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 18 juli 1991, wordt vervangen als volgt :
« Art. 488bis, d) . De vrederechter kan te allen tijde,
hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de beschermde persoon of van elke
belanghebbende evenals van de procureur des Konings of de voorlopige
bewindvoerder, bij een gemotiveerde beschikking, een einde maken aan de opdracht
van deze laatste, de bevoegdheden wijzigen die hem werden opgedragen of hem
vervangen.
De vorderingen vermeld in het voorgaande lid worden bij
eenzijdig verzoekschrift ingediend en worden door de verzoeker of zijn advocaat
ondertekend. De vrederechter kan verder eenieder horen die hij geschikt acht om
hem in te lichten. De voorlopige bewindvoerder behoort in alle gevallen te
worden gehoord of opgeroepen.
De opdracht van de voorlopige bewindvoerder eindigt van
rechtswege zodra de wettelijke vertegenwoordiger, benoemd in geval van
onbekwaamverklaring of verklaring van verlengde minderjarigheid van de
beschermde persoon, zijn taak aanvat, ingeval van aanstelling van een voorlopige
bewindvoerder krachtens artikel 1246 van het Gerechtelijk Wetboek en in geval
van overlijden van de beschermde persoon.
Door een aan de vrederechter en aan de voorlopige
bewindvoerder gerichte gewone brief kan de beschermde persoon op elk ogenblik
afzien van de bijstand van de door hem aangewezen vertrouwenspersoon of een
andere vertrouwenspersoon aanwijzen. Er bestaat tevens de mogelijkheid dit
mondeling te doen, waarvan akte wordt opgesteld door de rechter met bijstand van
de griffier, waarvan afschrift gezonden wordt aan de voorlopige bewindvoerder.
Deze melding wordt opgenomen in het dossier.
De vrederechter kan, in het belang van de te beschermen
persoon te allen tijde, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de voorlopige
bewindvoerder of de procureur des Konings, bij een gemotiveerde beschikking
beslissen dat de vertrouwenspersoon zijn functie niet meer kan uitoefenen.
Art. 5. Artikel 488bis, e), § 1, vierde lid, van hetzelfde
Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1991, wordt vervangen als volgt :
« Binnen dezelfde termijn wordt de beslissing door de
griffier betekend aan de burgemeester van de woonplaats van de beschermde
persoon teneinde te worden aangetekend in het bevolkingsregister. De
burgemeester verstrekt een uittreksel uit het bevolkingsregister met vermelding
van de naam, het adres en de staat van bekwaamheid van een persoon aan de
persoon zelf of aan elke derde die een belang aantoont. ».
Art. 6. Artikel 488bis, f), van dezelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 18 juli 1991, wordt vervangen als volgt :
« Art. 488bis, f) . § 1. De voorlopige bewindvoerder heeft
tot taak de goederen van de beschermde persoon als een goed huisvader te beheren
of de beschermde persoon in dat beheer bij te staan.
Bij de uitvoering van zijn opdracht pleegt hij op regelmatige
tijdstippen overleg met de beschermde persoon of diens vertrouwenspersoon.
Hij kan zich in zijn beheer laten bijstaan door een of meer
personen die onder zijn verantwoordelijkheid optreden.
Wanneer zijn belangen in strijd zijn met die van de beschermde persoon kan hij
slechts optreden krachtens een bijzondere machtiging van de vrederechter.
Deze machtiging wordt verleend bij gemotiveerde beschikking
op verzoek van de voorlopige bewindvoerder. De procedure van artikel 488bis, b),
§ 7, tweede en derde lid, is van toepassing.
§ 2. De rechter bepaalt, met inachtneming van de aard en de samenstelling van de te beheren goederen evenals met de gezondheidstoestand van de beschermde persoon, de omvang van de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder.
De vrederechter kan de handelingen of categorieën van handelingen aanwijzen die
de beschermde persoon maar kan stellen met bijstand van zijn voorlopige
bewindvoerder.
§ 3. Bij gebreke van aanwijzingen in de in artikel 488bis, c),
bedoelde beschikking, vertegenwoordigt de voorlopige bewindvoerder de beschermde
persoon in alle rechtshandelingen en procedures als eiser en als verweerder.
Evenwel kan hij slechts krachtens een bijzondere machtiging
van de vrederechter :
a) de beschermde persoon in rechte vertegenwoordigen als
eiser bij de andere rechtsplegingen en handelingen dan die bedoeld in de
artikelen 1150, 1180-1°, 1187, tweede lid, en 1206, tweede lid, van het
Gerechtelijk Wetboek en andere van die met betrekking tot huurcontracten, tot
bewoning zonder akte of bewijs, tot sociale wetgeving ten gunste van de
beschermde persoon en tot de burgerlijke partijstelling;
b) de roerende en onroerende goederen van de beschermde
persoon vervreemden;
c) leningen aangaan en hypotheken toestaan alsook toestemming
geven tot het doorhalen van een hypothecaire inschrijving, met of zonder
kwijting, en van de overschrijving van een bevel tot uitvoerend beslag zonder
betaling;
d) berusten in een vordering betreffende onroerende rechten;
e) een nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving
verwerpen;
f) een schenking of een legaat aanvaarden;
g) een pachtovereenkomst of een handelshuurovereenkomst
sluiten alsook een handelshuurovereenkomst hernieuwen en een huurovereenkomst
voor een duur van meer dan negen jaar sluiten;
h) een dading aangaan;
i) een onroerend goed aankopen.
De vrederechter wordt geadieerd bij eenvoudig verzoekschrift.
Hij wint alle dienstige inlichtingen in; hij kan onder meer de mening vragen van
de beschermde persoon en van eenieder die hij geschikt acht om hem in te
lichten, onverminderd de artikelen 1186 en 1193bis van het Gerechtelijk Wetboek,
inzake verkopingen van onroerende goederen.
Indien de vrederechter dat nuttig acht, wordt de handelszaak
van de beschermde persoon voortgezet door zijn voorlopige bewindvoerder onder de
door de vrederechter vastgestelde voorwaarden. Het bestuur ervan kan worden
opgedragen aan een bijzondere bewindvoerder onder het toezicht van de voorlopige
bewindvoerder. De bijzondere bewindvoerder wordt aangewezen door de rechtbank
van koophandel op verzoek van de vrederechter.
§ 4. De woning van de beschermde persoon en het huisraad
waarmeer deze woning gestoffeerd is, moeten zo lang mogelijk te zijner
beschikking blijven.
Als het, in het bijzonder bij langdurige opneming of
verblijf, noodzakelijk wordt of in het belang is van de beschermde persoon dat
over de rechten in verband daarmeer wordt beschikt, moet daartoe de machtiging
bedoeld in § 3 verleend worden door de vrederechter.
Deze machtiging wordt verleend krachtens de rechtspleging
bepaald in artikel 488bis, f), § 3.
Souvenirs en andere persoonlijk voorwerpen worden niet vervreemd, tenzij dit
strikt noodzakelijk is, en moeten door toedoen van de voorlopige bewindvoerder
ter beschikking gehouden worden van de beschermde persoon.
§ 5. Binnen de perken van de inkomsten die hij ontvangt
betaalt de voorlopige bewindvoerder de kosten van onderhoud en behandeling die
ten laste zijn van de beschermde persoon en stelt hij hem, na daarover met hem
of met de vertrouwenspersoon te hebben overlegd, de sommen ter beschikking die
hij nodig acht voor de verbetering van diens lot, een en ander onverminderd
hetgeen bij wet en verordening bepaald is omtrent de vergoeding van de kosten
van onderhoud van de zieken, gehandicapten en bejaarden. Bovendien moet hij
toepassing van de sociale wetgeving vorderen in het belang van de beschermde
persoon.
§ 6. De gelden en de goederen van de beschermde persoon
worden volledig en duidelijk afgescheiden van het persoonlijk vermogen van de
voorlopig bewindvoerder. De banktegoeden van de beschermde persoon worden op
zijn naam ingeschreven. ».
Art. 7. Artikel 488bis, g), van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 18 juli 1991, wordt vervangen als volgt :
« Art. 488bis, g) . De verkoop van de roerende en onroerende
goederen van de beschermde persoon vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van
de hoofdstukken IV en V van het vierde boek van het vierde deel van het
Gerechtelijk Wetboek. ».
Art. 8. Artikel 488bis, h), van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 18 juli 1991, wordt vervangen als volgt :
« Art. 488bis, h) . § 1. De vrederechter kan aan de voorlopige bewindvoerder, bij een gemotiveerde beslissing, na de overlegging door de voorlopige bewindvoerder van het verslag bedoeld in artikel 488bis, c), § 3, een bezoldiging toekennen waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dans drie procent van de inkomsten van de beschermde persoon.
Naast de bezoldiging worden de gemaakte kosten vergoed, na
door de vrederechter behoorlijk te zijn nagezien. Hij kan hem nochtans, na
overlegging van met redenen omklede staten, een bezoldiging toekennen in
verhouding tot de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen.
Het is de voorlopige bewindvoerder verboden, buiten de in het
eerste lid vermelde bezoldigingen, enige bezoldiging of voordeel, van welke aard
ook of van wie ook, te ontvangen met betrekking tot het uitoefenen van het
gerechtelijke mandaat van voorlopige bewindvoerder.
§ 2. De beschermde persoon kan slechts geldig schenken onder
levenden of een uiterste wilbeschikking maken na machtiging, op zijn verzoek,
door de vrederechter. De vrederechter oordeelt over de wilsgeschiktheid van de
beschermde persoon.
De vrederechter mag de machtiging om te schenken weigeren
indien de beschermde persoon of zijn onderhoudsgerechtigden door de schenking
behoeftig dreigen te worden.
De bepalingen van de artikelen 1026 tot 1034 van het
Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing. In afwijking van artikel 1026, 5°, van
hetzelfde Wetboek, volstaat de handtekening van de verzoeker.
De vrederechter kan een geneesheer-deskundige aanstellen die
advies moet uitbrengen over de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon.
De vrederechter wint alle dienstige inlichtingen in een kan
eenieder die hij geschikt acht om hem in te lichten, oproepen bij gerechtsbrief
om door hem in raadkamer te worden gehoord. Hij roept in ieder geval de
voorlopige bewindvoerder op in geval van schenking.
De procedure van artikel 488bis, b), § 6, is van
overeenkomstige toepassing.
§ 3. Onverminderd § 2 is de beschermde persoon bekwaam om een
huwelijkscontract aan te gaan en zijn huwelijksvermogensstelsel te wijzigen met
bijstand van de voorlopige bewindvoerder, na machtiging door de vrederechter op
basis van het door de notaris opgestelde ontwerp.
In bijzondere gevallen kan de vrederechter de voorlopige
bewindvoerder machtigen alleen op te treden.
De rechtspleging van artikel 488bis, f), § 3, tweede lid, is van toepassing. ».
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 9. Artikel 623 van het Gerechtelijk Wetboek wordt
vervangen als volgt :
« Art. 623. Voor de notariële akten waarvoor de bijstand van
de vrederechter vereist is, mag deze zich verplaatsen in het gehele ambtsgebied
van de optredende notaris.
De vrederechter kan de beschermde persoon aan wie en
voorlopige bewindvoerder werd toegevoegd overeenkomstig de bepalingen van boek
I, hoofdstuk Ibis, van het Burgerlijk Wetboek, buiten zijn kanton bezoeken. ».
Art. 10. Artikel 628, 3°, van het hetzelfde Wetboek wordt
vervangen als volgt :
« 3° De rechter van de verblijfplaats of, bij gebreke
daaraan, van de te beschermen persoon, wanneer het een verzoek betreft bedoeld
in artikel 488bis, a), van het Burgerlijk Wetboek. De vrederechter die de
bewindvoerder heeft aangewezen blijft bevoegd voor de verdere toepassing van de
bepalingen van de artikelen 488bis, d) tot k), tenzij hij bij gemotiveerde
beslissing, ambtshalve of op verzoek van de beschermde persoon of van elke
belanghebbende, evenals van de procureur des Konings of de voorlopige
bewindvoerder, beslist heeft het dossier over te zenden aan de vrederechter van
het kanton van de nieuwe hoofdverblijfplaats in het geval dat de beschermde
persoon het kanton verlaat om zijn hoofdverblijfplaats duurzaam in een ander
gerechtelijk kanton te vestigen. De laatstgenoemde vrederechter wordt bevoegd.
».
Art. 11. In artikel 1186, eerste lid, van hetzelfde Wetboek,
vervangen bij de wet van 29 april 2001, worden de woorden « aan minderjarigen of
aan onbekwaamverklaarden » vervangen door de woorden « aan minderjarigen, aan
onbekwaamverklaarden of aan personen aan wie een voorlopige bewindvoerder is
toegevoegd krachtens de artikelen 488bis, a) tot k), van het Burgerlijk Wetboek
».
Art. 12. In aritkel 1193bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd
bij de wet van 29 april 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het derde lid wordt aangevuld als volgt : « De
ontwerp-akte wordt gevoegd bij de beschikking of bij het vonnis tot machtiging
»;
2° het laatste lid wordt vervangen als volgt : « De verkoping
moet overeenkomstig de door de vrederechter of de rechtbank aangenomen
ontwerp-akte, in aanwezigheid, in voorkomend geval, van de toeziende voogd,
geschieden door de ambtelijke tussenkomst van de notaris aangewezen in de
beschikking of in het vonnis tot machtiging.
De notaris voegt bij de verkoopakte een eensluidend verklaard
afschrift van de beschikking of het vonnis. De titel van de verkrijger bestaat
uit de akte zonder dat vereist is de beschikking of het vonnis tot machtiging er
aan toe te voegen en over te schrijven. ».
Art. 13. In artikel 1194, derde lid, van hetzelfde Wetboek,
gewijzigd bij de wet van 29 april 2001, worden de woorden « in artikel 410, § 1,
» vervangen door de woorden « in de artikelen 410, § 1, en 488bis, f), §§ 3 en
4, ».
Art. 14. In artikel 1197 van hetzelfde Wetboek worden de
woorden « artikel 410, § 1, 1° » vervangen door de woorden « de artikelen 410, §
1, en 488bis, f), §§ 3 en 4, ».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal
worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
_______
Nota
(1) Buitengewone zitting 1999.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire stukken. - Wetsvoorstel nr. 50-0107/001 van 23
september 1999 ingediend door de heren Goutry, Vandeurzen en Ansoms. -
Amendementen, nr. 50-0107/002 tot 50-0107/011. - Verslag van 18 maart 2002 van
de heer Karel Van Hoorebeke, nr. 50-0107/012. - Tekst aangenomen door de
commissie, nr. 50-0107/013. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en
overgezonden aan de Senaat, nr. 50-0107/014.
Integraal verslag : vergadering van 21 maart 2002.
Gewone zitting 2001-2002.
Senaat.
Parlementaire stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat,
nr. 2-1087/1. - Amendementen, nr. 2-1087/2 tot 2-1087/5.
Gewone zitting 2002-2003.
Verslag van 31 oktober 2002 van de heer M. Mahoux, nr.
2-1087/7. - Tekst geamendeerd door de commissie, nr. 2-1087/8. - Amendementen,
nr. 2-1087/9. - Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden aan de Kamer
van volksvertegenwoordigers, nr. 2-1087/10.
Handelingen van de Senaat : vergadering van 12 december 2002.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire stukken. - Ontwerp geamendeerd door de Senaat,
nr. 50-0107/015. - Amendementen, nr. 50-0107/016 en 50-0107/017. - Verslag van 4
maart 2003 van de heren Servais Verherstraeten en Karel Van Hoorebeke, nr.
50-0107/018. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 50-0107/19. - Tekst
aangenomen in plenaire vergadering en teruggezonden aan de Senaat, nr.
50-0107/020.
Zie ook :
Integraal verslag : vergadering van 13 maart 2003.
Senaat.
Parlementaire stukken. - Ontwerp geamendeerd door de Kamer
van volksvertegenwoordigers, nr. 2-1087/11. - Amendementen, nr. 2-1087/12. -
Verslag van 19 maart 2003 van de heer M. Mahoux, nr. 2-1087/13. - Tekst
geamendeerd door de commissie, nr. 2-1087/14. Tekst opnieuw geamendeerd door de
Senaat en teruggezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 2-1087/15.
Handelingen van de Senaat : vergaderingen van 26 en 27 maart 2003.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire stukken. - Ontwerp opnieuw geamendeerd door de
Senaat, nr. 50-0107/021. - Amendementen, nr. 50-0107/022. - Verslag van 1 april
2003 van de heer Tony Van Parys, nr. 50-0107/023. - Tekst aangenomen door de
commissie, nr. 50-0107/024. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de
Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-0107/025.
Integraal verslag : vergadering van 1 april 2003.