Overzicht recente wetteksten
BS 10.11.03
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP |
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen
volgt : decreet betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en
welzijnsvoorzieningen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan
onder :
1o voorziening : een organisatie die erkend is
door de Vlaamse Gemeenschap en die activiteiten uitoefent op het domein van de
zorgverstrekking, de gezondheidsopvoeding, de preventieve gezondheidszorg, het
gezin, het maatschappelijk welzijn, het onthaal en de integratie van
inwijkelingen, de personen met een handicap, de bejaarden, de jeugdbescherming,
en de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale
reïntegratie, bedoeld in artikel 5, § 1, I en II, van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met uitzondering van organisaties
die activiteiten uitoefenen op het domein van het medisch verantwoord sporten en
centra voor leerlingenbegeleiding;
2o zorg : zorg-, dienst- of hulpverlening,
verstrekt door een voorziening;
3o gebruiker : een natuurlijke persoon of een
rechtspersoon die, al dan niet vrijwillig, een beroep doet op een voorziening;
4o sector : een domein als bedoeld in 1o
of een onderdeel ervan.
HOOFDSTUK II. - Missie
Art. 3. § 1. Onverminderd de naleving van de erkenningsnormen
die op haar van toepassing zijn, is een voorziening, overeenkomstig haar
opdracht, verplicht aan iedere gebruiker verantwoorde zorg te verstrekken,
zonder onderscheid van leeftijd of geslacht, van ideologische, filosofische of
godsdienstige overtuiging, van ras of geaardheid en zonder onderscheid van de
vermogenstoestand van de betrokkene.
§ 2. De verantwoorde zorg, bedoeld in § 1, voldoet aan de
vereisten van doeltreffendheid, doelmatigheid, continuïteit, maatschappelijke
aanvaardbaarheid en gebruikersgerichtheid. Bij het verstrekken van die zorg zijn
respect voor de menselijke waardigheid en diversiteit, de bejegening, de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het zelfbeschikkingsrecht, de
klachtenbemiddeling en -behandeling, de informatie aan en de inspraak van de
gebruiker en iedere belanghebbende uit zijn leefomgeving gewaarborgd.
§ 3. Voorzieningen en gebruikers hebben elk een aandeel in de
verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg, onverminderd de
verantwoordelijkheid van de overheid.
HOOFDSTUK III. - Intern kwaliteitsbeleid
Art. 4. Elke voorziening doet aan kwaliteitszorg, gericht op
verantwoorde zorg als bedoeld in artikel 3. Kwaliteitszorg is dat deel van de
managementfunctie dat bepalend is voor het vaststellen en uitvoeren van het
kwaliteitsbeleid, bedoeld in artikel 5, § 1. Voor het uitvoeren van het
kwaliteitsbeleid zijn een kwaliteitsmanagementsysteem als bedoeld in artikel 5,
§ 2, en een zelfevaluatie als bedoeld in artikel 5, § 3, nodig.
Art. 5. § 1. Het kwaliteitsbeleid omvat de intenties van een
voorziening met betrekking tot kwaliteit en wegen daar naartoe, formeel
uitgedrukt in een verklaring van het management. Het kwaliteitsbeleid dient in
overeenstemming te zijn met het algemeen beleid van de voorziening en moet een
basis leggen voor formulering van de kwaliteitsdoelstellingen. Het steunt op de
deelname van alle medewerkers en streeft naar voordelen voor de gebruikers, de
medewerkers, de voorziening en de samenleving. Het kwaliteitsbeleid bestaat uit
ten minste een missie, een visie, doelstellingen en een strategie.
§ 2. Het kwaliteitsmanagementsysteem is nodig voor de
vaststelling en uitwerking van het kwaliteitsbeleid en de
kwaliteitsdoelstellingen en om die doelstellingen vervolgens te bereiken. Het
systeem bestaat uit de organisatorische structuur, bevoegdheden,
verantwoordelijkheden, procedures en processen.
§ 3. Een zelfevaluatie is een systematische evaluatie van de
processen, structuren en resultaten van de voorziening en wordt door de
voorziening zelf verwezenlijkt. De voorziening toont door middel van een
zelfevaluatie aan hoe ze haar processen, structuren en resultaten bewaakt,
beheerst en voortdurend verbetert.
In deze zelfevaluatie toont de voorziening minimaal aan :
1o hoe ze op systematische wijze gegevens
verzamelt en registreert over de kwaliteit van de zorg;
2o hoe ze de gegevens, bedoeld in 1o,
aanwendt om kwaliteitsdoelstellingen te formuleren;
3o welk stappenplan met tijdspad ze opstelt om de
doelstellingen, bedoeld in 2o, te bereiken;
4o hoe en met welke frequentie ze evalueert of de
doelstellingen bereikt zijn;
5o welke stappen ze onderneemt indien een
doelstelling niet bereikt is.
§ 4. Het kwaliteitsbeleid, het kwaliteitsmanagementsysteem en
de zelfevaluatie krijgen gestalte in een kwaliteitshandboek, dat bekrachtigd
wordt door de hoogste leiding binnen de voorziening.
Art. 6. § 1. Per sector kan de Vlaamse regering vereisten
opleggen met betrekking tot het kwaliteitshandboek, bedoeld in artikel 5, § 4.
§ 2. Per sector kan de Vlaamse regering een lijst opstellen
van aspecten van zorg die een bijzondere maatschappelijke waarde hebben. In dat
geval bepaalt de Vlaamse regering :
1o de wijze waarop de voorzieningen met betrekking
tot die aspecten van zorg systematisch gegevens verzamelen, registreren en ter
beschikking stellen, onverminderd de toepassing van de wetgeving tot bescherming
van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van
persoonsgegevens;
2o het minimum aantal aspecten van zorg uit de
door haar opgestelde lijst, die de voorzieningen in de zelfevaluatie moet
opnemen.
§ 3. De vereisten, bedoeld in § 1, alsook de lijst van
aspecten van zorg, de wijze van verzamelen, registreren en ter beschikking
stellen van gegevens en het minimum aantal in de zelfevaluatie op te nemen
aspecten van zorg, bedoeld in § 2, kunnen enkel na overleg met de betrokken
sectoren worden bepaald. Daarbij wordt er rekening gehouden met de aard en de
grootte van de voorzieningen.
HOOFDSTUK IV. - Toezicht en evaluatie
Art. 7. § 1. De Vlaamse regering organiseert het toezicht op
de naleving van de bepalingen van dit decreet en van de besluiten die krachtens
dit decreet zijn genomen.
Een voorziening stelt aan de Vlaamse regering alle gegevens ter beschikking die
voor het toezicht noodzakelijk zijn. Ze staat de gemachtigden van de Vlaamse
regering toe ter plaatse de kwaliteit van de zorg en de kwaliteitszorg te
evalueren en alle stappen te ondernemen die daarvoor nodig zijn.
Met het oog op het toezicht en de evaluatie, bedoeld in het eerste en het tweede
lid, kan de Vlaamse regering per sector bepalen welke gegevens de voorzieningen
dienen te verzamelen en te registreren en op welke wijze ze die gegevens
verzamelen, registreren en ter beschikking stellen, onverminderd de toepassing
van de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van
de verwerking van persoonsgegevens.
§ 2. De evaluatie, bedoeld in § 1, tweede lid, is een
beoordeling die op basis van stukken en op een objectiverende wijze bepaalt in
welke mate de voorziening de kwaliteit van de zorg waarborgt ten aanzien van
geëxpliciteerde vereisten. Elke evaluatie resulteert in een evaluatierapport.
Dat evaluatierapport moet op actieve wijze aan de inrichtende macht, de
medewerkers en de gebruikers van de voorziening bekendgemaakt worden.
Art. 8. De Vlaamse regering informeert eenmaal per
legislatuur het Vlaams Parlement door middel van een verslag over de kwaliteit
van de zorg die door de voorzieningen wordt verstrekt. Dat verslag bevat een
samenvatting van de evaluatierapporten, bedoeld in artikel 7, § 2, en een
globale evaluatie van de kwaliteitszorg van de voorzieningen.
HOOFDSTUK V. - Sancties
Art. 9. Onverminderd de toepassing van de erkenningsnormen,
kan een erkenning enkel worden behouden of verlengd, als de voorziening voldoet
aan de bepalingen van dit decreet en van de besluiten die krachtens dit decreet
zijn genomen.
De Vlaamse regering kan per sector bepalen dat, indien een voorziening niet aan
de in het eerste lid bedoelde bepalingen voldoet, de erkenning niettemin kan
worden behouden of verlengd voor een door haar te bepalen maximumtermijn, op
voorwaarde dat de voorziening zich ertoe verbindt om binnen die termijn aan de
bepalingen te voldoen. Voor het bepalen van de maximumtermijn kan de Vlaamse
regering rekening houden met de aard van de voorziening.
Art. 10. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 9 kan
aan een voorziening die niet voldoet aan de bepalingen van dit decreet en van de
besluiten die krachtens dit decreet zijn genomen, een administratieve geldboete
van 100 tot 100.000 euro worden opgelegd.
Het bedrag van de opgelegde administratieve geldboete wordt vastgesteld met
inachtneming van het aantal en de ernst van de inbreuken op die bepalingen.
Een administratieve geldboete kan slechts aan een voorziening worden opgelegd
nadat :
1o de voorziening werd aangemaand om zich binnen
een bepaalde termijn aan de niet-nageleefde bepalingen te conformeren;
2o de voorziening zich binnen de bepaalde termijn
niet aan die bepalingen heeft geconformeerd;
3o de voorziening de gelegenheid heeft gehad om te
worden gehoord.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor het opleggen en het betalen
van de administratieve geldboete. Ze wijst de ambtenaren aan die de geldboete
kunnen opleggen.
§ 2. Indien een voorziening de opgelegde administratieve
geldboete niet tijdig betaalt, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De
Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die een dwangbevel kunnen geven en
uitvoerbaar verklaren. Een dwangbevel wordt betekend bij deurwaardersexploot met
bevel tot betaling.
§ 3. De vordering tot voldoening van de administratieve
geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze
is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden,
bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
Art. 11. De Vlaamse regering kan aan een voorziening
verplichtingen opleggen met het oog op het voldoen, binnen de bepaalde termijn,
bedoeld in artikel 9, tweede lid, en artikel 10, § 1, derde lid, 1o
en 2o, aan de bepalingen van dit decreet en van de besluiten die
krachtens dit decreet zijn genomen.
HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art. 12. § 1. De volgende regelgeving wordt opgeheven :
1o het decreet van 25 februari 1997 betreffende de
integrale kwaliteitszorg in de verzorgingsvoorzieningen;
2o het decreet van 29 april 1997 inzake de
kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 22
december 1999.
§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de maatregelen die nodig
zijn om de overgang van de in § 1 vermelde decreten naar dit decreet op een
coherente manier te laten verlopen.
§ 3. De uitvoeringsbesluiten van de in § 1 vermelde decreten
blijven van kracht totdat ze opgeheven worden. Voor de toepassing van artikelen
7, 9, 10 en 11 worden ze gelijkgesteld met besluiten die krachtens dit decreet
zijn genomen.
Art. 13. In afwijking van artikel 9 kan de erkenning van een
voorziening die activiteiten uitoefent op het domein van het gezin, het
maatschappelijk welzijn, het onthaal en de integratie van inwijkelingen, de
personen met een handicap, de bejaarden, de jeugdbescherming of de sociale
hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie, bedoeld
in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming
der instellingen, en die niet voldoet aan de bepalingen van dit decreet en de
besluiten die krachtens dit decreet zijn genomen, behouden blijven of verlengd
worden zolang de termijn, bedoeld in artikel 7, § 2, van het decreet van 29
april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, niet is
verstreken. Tot zolang kunnen ten aanzien van die voorzieningen artikelen 10 en
11 niet worden toegepast.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling
Art. 14. De Vlaamse regering bepaalt per sector de datum
waarop dit decreet in werking treedt.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch
Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 17 oktober 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke
Kansen,
A. BYTTEBIER
_______
Nota
Zitting 2002-2003
Stukken. - Ontwerp van decreet : 1719, nr. 1. - Amendementen : 1719, nrs. 2 en
3. - Verslag : 1719, nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering :
1719, nr. 5.
Zitting 2003-2004
Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergadering van 8 oktober 2003.