Overzicht recente wetteksten
BS 10.10.03
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP |
De VLAAMSE REGERING,
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992,
inzonderheid op artikel 253, zesde lid, toegevoegd bij het decreet van 20
december 2002;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
Begroting;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 4 april
2003, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 juni
2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en
Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. De aanvragen tot het verkrijgen van de
vrijstelling van de onroerende voorheffing, bedoeld in artikel 253, eerste lid,
7o en 8o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992, toegevoegd bij het decreet van 20 december 2002, worden bij een ter post
aangetekende brief ingediend bij de directeur-generaal van de administratie
Budgettering, Accounting en Financieel Management, Boudewijnlaan 30, te 1000
Brussel.
De aanvragen vermelden de naam of benaming, het adres van de belastingplichtige
en de ligging van het onroerend goed en worden door de belastingplichtige of
zijn gemachtigde ondertekend.
Art. 2. De aanvrager moet de volgende documenten bij zijn
aanvraag om vrijstelling van de onroerende voorheffing op grond van artikel 253,
eerste lid, 7o, van hetzelfde Wetboek, voegen :
1o een afschrift van de stedenbouwkundige
vergunning;
2o een afschrift van de verbouwingsplannen, door
de architect opgemaakt;
3o een afschrift van het tussen bouwheer en
aannemer of architect opgemaakt proces-verbaal van voorlopige oplevering van de
verbouwingswerken;
4o een uittreksel uit het bevolkings- of
vreemdelingenregister waaruit blijkt dat het onroerend goed, waarvoor de
vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt aangevraagd, vanaf ten vroegste
1 januari 2002 effectief wordt bewoond.
Art. 3. De aanvrager moet de volgende documenten bij zijn
aanvraag om vrijstelling van de onroerende voorheffing gegrond op artikel 253,
eerste lid, 8o, van hetzelfde Wetboek, voegen :
1o een afschrift van de stedenbouwkundige
vergunning voor de renovatiewerkzaamheden in de zin van artikel 24, 4o,
van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de
begroting 1996;
2o een afschrift van het tussen bouwheer en
aannemer of architect opgemaakt proces-verbaal van voorlopige oplevering van de
renovatiewerkzaamheden;
3o een attest waarop de schrapping, die uitwerking
heeft vanaf ten vroegste 1 januari 2003, uit de inventaris van de verwaarloosde
gebouwen en/of woningen of van de ongeschikte en/of onbewoonbare woningen is
vermeld.
Art. 4. Wanneer het onroerend goed waarvoor de vrijstelling
kan worden toegekend samen met een aanpalend onroerend goed wordt verbouwd tot
één pand met één kadastraal inkomen, dient in afwijking van de artikelen 2 en 3
de aanvraag in twee fasen te worden ingediend :
a) in een eerste fase moeten, zodra voorhanden, de documenten
opgesomd onder artikel 2, 1o, 2o, respectievelijk artikel
3, 1o, worden voorgelegd;
b) in een tweede fase moeten de documenten, opgesomd onder
artikel 2, 4o en 5o, respectievelijk artikel 3, 2o
en 3o, worden voorgelegd zodra
- hetzij kan worden aangetoond dat het betrokken onroerend
goed effectief bewoond wordt in geval van toepassing van artikel 2;
- hetzij kan worden aangetoond dat het betrokken onroerend
goed uit de inventaris van de verwaarloosde gebouwen en/of woningen of van de
ongeschikte en/of onbewoonbare woningen wordt geschrapt in toepassing van
artikel 3.
Art. 5. De aanvragen dienen te gebeuren aan de hand van het
aanvraagformulier waarvan het model is opgenomen in bijlage.
Art. 6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van het
aanslagjaar 2003.
Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën, is
belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 juli 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke
Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie
D. VAN MECHELEN
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse
regering van 18 juli 2003 tot regeling van de modaliteiten waaronder de in
artikel 253, 7o en 8o, van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstellingen van de onroerende voorheffing
worden aangevraagd.
De minister-president van de Vlaamse regering,
B. SOMERS
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke
Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie
D. VAN MECHELEN