Overzicht recente wetteksten
BS 18.08.03
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG |
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de
collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op
artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de
gezondheidsinrichtingen en -diensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage
overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 december 2002, gesloten in
het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende
het voltijds conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar.
Art. 2. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de
uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 juni 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
_______
Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari
1969.
Bijlage
Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en
-diensten
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 december 2002
Voltijds conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar (Overeenkomst geregistreerd op
18 februari 2003 onder het nummer 65453/CO/305.02)
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van
toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen die ressorteren
onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Onder "werknemers", wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden en
bediendepersoneel.
Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten
in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19
december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling voor
aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij
worden ontslagen en van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende
de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel
brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).
Art. 3. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van
toepassing op de ontslagen werknemers die werkloosheidsuitkeringen genieten en
die gedurende de geldigheid van deze collectieve arbeidsovereenkomst de leeftijd
van 56 jaar of meer bereiken op het ogenblik van de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst en die op dat ogenblik 33 jaar beroepsverleden als
loontrekkende kunnen rechtvaardigen, berekend en gelijkgesteld overeenkomstig
artikel 23 van de wet van 26 juli 1996, tot bevordering van de werkgelegenheid
en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad
van 1 augustus 1996).
§ 2. Deze werknemers moeten bovendien kunnen aantonen dat zij
op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst minimaal 20 jaar
gewerkt hebben in een arbeidsregeling zoals voorzien in artikel 1 van de
collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46sexies, gesloten op 9 januari 1995 in de
Nationale Arbeidsraad tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.
46 van 23 maart 1990 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid
met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties,
algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 maart 1995, te weten,
gewoonlijk tewerkgesteld zijn geweest in een arbeidsregeling met prestaties
tussen 20 uur en 6 uur, met uitsluiting van :
- prestaties die zich uitsluitend situeren tussen 6 uur en 24
uur;
- prestaties die gewoonlijk beginnen vanaf 5 uur.
Art. 4. De regeling van huidig conventioneel brugpensioen
geldt voor de werknemers van 56 jaar en ouder en die, rekening houdend met de in
de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad voorziene
overlegprocedure, worden ontslagen, behalve om dringende redenen.
De datum die in acht moet worden genomen om de leeftijd en de
anciënniteitsvoorwaarden te bepalen is deze waarop de arbeidsovereenkomst
effectief verstrijkt.
De opzeggingstermijnen zijn deze die bepaald zijn volgens de
wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad
van 22 augustus 1978).
Art. 5. De werknemers bedoeld in artikel 2 kunnen aanspraak
maken op een aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever op voorwaarde dat
zij het bewijs leveren dat zij recht hebben op werkloosheidsuitkeringen. De
aanvullende vergoeding zal door de werkgever niet meer betaald worden vanaf het
ogenblik dat de betrokken werknemer zijn recht op de werkloosheidsuitkeringen
verliest.
In geen geval zal de werkgever de verandering of de afschaffing van de
werkloosheidsuitkeringen compenseren met een hogere vergoeding.
Art. 6. De aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever
bedraagt de helft van het verschil van het laatste nettoreferteloon en de
werkloosheidsuitkeringen.
Het laatste brutomaandloon, berekend en geplafonneerd volgens de bepalingen
voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale
Arbeidsraad, wordt als refertemaand genomen voor de berekening van het laatste
nettomaandloon.
Het laatste brutomaandloon omvat enderzijds de wedde van de
kalendermaand die het einde van de arbeidsovereenkomst voorafgaat en anderzijds
1/12e van de contractuele premies die rechtstreeks verbonden zijn aan de door de
werknemers verrichte prestaties en waarop inhoudingen voor de sociale zekerheid
werden gedaan en waarvan de periodiciteit geen maand overschrijdt, 1/12e van het
dubbel vakantiegeld en van de eindejaarspremie.
Bij de vaststelling van het laatste brutomaandloon verstaat
men onder :
- de "gemiddelde premie voor bedienden" : het gemiddelde van
de premies van de laatste twaalf maanden;
- de "maandwedde voor werklieden" : het gemiddeld loon berekend op een kwartaal,
premies inbegrepen;
- in geval van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de
arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, beroepsloopbaanonderbreking of
halftijds brugpensioen : het in acht te nemen bruto-maandloon is het loon dat
overeenstemt met het loon van de vorige arbeidsduurregeling.
Deze aanvullende vergoeding is in elk geval de maximale
tussenkomst ten laste van de werkgever voor wat deze collectieve
arbeidsovereenkomst betreft.
Op deze bijkomende vergoeding worden, voor wat deze collectieve
arbeidsovereenkomst betreft, desgevallend de wettelijke afhoudingen verricht en
zij steeds ten laste van de werknemer.
Art. 7. De aanvullende vergoeding wordt aan de betrokken
werknemers maandelijks betaald tot zij de wettelijke pensioenleeftijd hebben
bereikt, tenzij de werknemer voor die tijd zou overlijden.
De aanvullende vergoeding wordt geïndexeerd volgens de bepalingen van de
collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 11. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten
voor een bepaalde duur.
Zij treedt in werking op 1 januari 2003 en houdt op van kracht te zijn op 31
december 2004.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22
juni 2003.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX