Overzicht recente wetteksten
BS 16.07.03
De Vlaamse regering,
Gelet op de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen
van 8 augustus 1980, inzonderheid op artikel 6, § 1, I, °;
Gelet op de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de
titel en van het beroep van de architect, inzonderheid op artikel 4, derde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1971 tot
bepaling van de werken en de handelingen die vrijgesteld zijn ofwel van de
bemoeiing van de architect ofwel van de bouwvergunning ofwel van het eensluidend
advies van de gemachtigde ambtenaar, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse
regering van 4 november 1997, 14 april 2000 en 5 mei 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven
op 7 februari 2003;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 14
februari 2003, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen
een maand;
Gelet op het advies nr. 34.953/1 van de Raad van State,
gegeven op 24 april 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en
Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. De medewerking van een architect is niet verplicht
voor de hiernavolgende werken, handelingen of wijzigingen :
1° de verbouwings- en inrichtingswerkzaamheden binnen een
gebouw of de werkzaamheden voor de geschiktmaking van lokalen voorzover ze noch
de oplossing van een constructieprobleem met zich meebrengen, noch de
stabiliteit van het gebouw wijzigen;
2° de werkzaamheden of handelingen aan de buitenvlakken van
een vergund gebouw, zoals :
a) het aanbrengen van een gevelsteen, een bepleistering of
een andere gevelbekleding, zonder dat een wijziging van de fundering
noodzakelijk is;
b) het aanbrengen, wijzigen en dichtmaken van raam- en
deuropeningen;
c) het aanbrengen van dakvlakvensters en/of fotovoltaïsche
zonnepanelen en/of zonneboilers in het dakvlak of op een plat dak;
d) het aanbrengen van dakuitbouwen over maximaal één vierde
van de dakoppervlakte;
e) verluchtings-, luchtbehandelings-, rookafzuig- of
luchtafzuiginstallaties;
f) zonnetenten of markiezen, die ingeklapt, opgevouwen of
ingerold kunnen worden;
g) schotelantennes;
voorzover ze noch de oplossing van een constructieprobleem met zich meebrengen,
noch de stabiliteit van het gebouw wijzigen;
3° de volgende bouwwerken :
a) een hok voor dieren met bijbehorende afrastering, een
duiventil of een volière;
b) een tuinhuisje, een bergplaats, een garage of een carport;
c) een serre;
d) een veranda of overdekt terras;
met een maximumoppervlakte van 30 vierkante meter per gebouw of constructie, een
kroonlijsthoogte die beperkt is tot 3 meter en een nokhoogte tot 4,50 meter. Als
aan een bestaand gebouw wordt aangebouwd, dan mogen de bouwwerken noch de
oplossing van een constructieprobleem met zich meebrengen, noch de stabiliteit
van de aanpalende gebouwen wijzigen;
4° de volgende werken of handelingen :
a) het plaatsen van antennes;
b) het aanleggen of wijzigen van verhardingen, wegen,
opritten of parkeerplaatsen;
c) het aanleggen of wijzigen van siervijvers, op minstens een
meter afstand van de perceelsgrenzen;
d) het draineren van gronden;
e) het plaatsen van onder- en bovengrondse gas-, brandstof-
of stookolietanks;
f) het aanleggen of wijzigen van een zwembad met een totale
oppervlakte van maximum 150 vierkante meter in de open lucht, op minstens twee
meter afstand van de perceelsgrenzen en gebouwen;
5° het plaatsen van een scheidingsmuur of een afsluiting;
6° het plaatsen van sleufsilo's of plastiektunnels;
7° het plaatsen van een mestzak met een maximumvolume van 2
000 kubieke meter;
8° het plaatsen van een ingegraven watervoorraad of
drinkplaats voor vee;
9° het plaatsen van een niet overdekt terras aan een
horecazaak;
10° het oprichten van bijenstallen of bijenkorven;
11° het slopen of verwijderen van vrijstaande gebouwen en
constructies;
12° het slopen of verwijderen van zaken die vallen onder de
overige bepalingen van dit artikel.
Art. 2. De medewerking van een architect is niet verplicht
voor de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor de gemeentelijke
stedenbouwkundige verordening een vergunning voorschrijft terwijl de decreten en
besluiten met betrekking tot de ruimtelijke ordening een dergelijke vergunning
niet vereisen.
Art. 3. De medewerking van een architect is niet verplicht
voor de hiernavolgende technische werken, in casu de opgesomde werken met hun
aanhorigheden, voor zover het geen gebouwen betreft :
1° het aanleggen of wijzigen van verhardingen, wegen,
parkeerplaatsen, pleinen;
2° het bouwen of verbouwen van bruggen, tunnels, viaducten of
aquaducten;
3° de werken ten behoeve van het vervoer zoals tram- of
spoorwegen of metrolijnen en ieder vervoer met vaste steunpunten zoals zweef- of
kabelspoorwegen, ...; de aanleg of wijziging van luchtvaartterreinen en start-
of landingsbanen voor vliegtuigen;
4° het bouwen of wijzigen van industriële installaties voor
de productie, het transport, de omzetting en de verdeling van elektriciteit,
voor de productie en het transport van gas, stoom, warm water, en in het
algemeen energie of grondstoffen; installaties voor de opslag van aardgas,
gasvormige brandstoffen, fossiele brandstoffen, omvormings- of drukstations;
5° het aanleggen of wijzigen van transportleidingen voor
energie of grondstoffen, zoals elektriciteitsleidingen, gas-, olie-,
chemicaliën- en andere pijpleidingen, televerbindingen, ...;
6° het bouwen van masten en antennes;
7° de waterbeheersings- of waterbouwkundige werken, zoals de
bouw of wijziging van constructies voor het stuwen of voor langere termijn
opslaan van water of ten behoeve van de scheepvaart; de bouw of wijziging van
waterwegen, kanalen, havens, sluizen of dijken; de bouw van aanlegsteigers,
kaaimuren of haveninstallaties; dijkverhogings- en dijkverstevigingswerken; het
inrichten of wijzigen van overstromingsgebieden; het inrichten of wijzigen van
vispassages;
8° kustverdedigingswerken, zoals de aanleg of wijziging van
dijken, pieren, havenhoofden, zand- en grindsuppleties, strandsuppleties,
golfbrekers...;
9° de werken ten behoeve van de waterproductie, -distributie
en -zuivering, zoals stuwdammen, spaarbekkens, wachtkommen,
waterzuiveringsinstallaties, installaties voor het onttrekken of kunstmatig
aanvullen van grondwater,...;
10° het aanleggen of wijzigen van collectoren, riolen en
rioolwaterzuiveringsinstallaties;
11° de werken ten behoeve van de afvalverwijdering of
-verwerking, zoals stortterreinen, containerparken of verwerkingsinstallaties,
...;
12° andere cultuurtechnische werken, zoals afwaterings- of
bemalingswerken, drainagewerken, grondverbeteringswerken, ruilverkavelingswerken,
...;
13° het bouwen of wijzigen van andere technische
installaties, zoals raffinaderijen, installaties voor chemie en petrochemie,
overslaginstallaties, installaties voor groeven, dagbouwmijnen of ondergrondse
mijnbouw, installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie,
installaties voor de behandeling en de opslag van radioactief afval, technische
installaties van benzinestations of geluidwerende installaties, ...;
14° het slopen of verwijderen van zaken die vallen onder de
overige bepalingen van dit artikel.
Art. 4. De medewerking van een architect is niet verplicht
voor de volgende werken, handelingen en wijzigingen :
1° ontbossen in de zin van het bosdecreet van 13 juni 1990
van alle met bomen begroeide oppervlakten bedoeld in artikel 3, § 1 en § 2 van
dat decreet;
2° hoogstammige bomen vellen, alleenstaand, in groeps- of
lijnverband, voorzover ze geen deel uitmaken van met bomen begroeide
oppervlakten in de zin van artikel 3, § 1 en § 2, van het bosdecreet van 13 juni
1990;
3° het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen;
4° een grond gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten
voor :
a) het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, van
allerhande materialen, materieel of afval;
b) het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens;
c) het plaatsen van één of meer verplaatsbare inrichtingen
die voor bewoning kunnen worden gebruikt, zoals woonwagens, kampeerwagens,
afgedankte voertuigen, tenten;
d) het plaatsen van één of meer verplaatsbare inrichtingen of
rollend materieel die hoofdzakelijk voor publicitaire doeleinden worden
gebruikt;
5° het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie
van een onroerend bebouwd goed met het oog op een nieuwe functie, voorzover deze
functiewijziging voorkomt op een door de Vlaamse regering op te stellen lijst
van de vergunningsplichtige functiewijzigingen, en voorzover deze
functiewijziging noch de oplossing van een constructieprobleem met zich
meebrengt, noch de stabiliteit van het gebouw wijzigt;
6° in een gebouw het aantal woongelegenheden wijzigen die
bestemd zijn voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande, ongeacht of
het gaat om een eensgezinswoning, een etagewoning, een flatgebouw, een studio of
een al dan niet gemeubileerde kamer, voorzover deze wijziging noch de oplossing
van een constructieprobleem met zich meebrengt, noch de stabiliteit van het
gebouw wijzigt;
7° publiciteitsinrichtingen of uithangborden plaatsen of
wijzigen;
8° recreatieve terreinen aanleggen of wijzigen, waaronder een
golfterrein, een voetbalterrein, een tennisveld, voorzover het geen gebouwen
betreft.
Art. 5. Het koninklijk besluit van 16 december 1971 tot
bepaling van de werken en de handelingen die vrijgesteld zijn ofwel van de
bemoeiing van de architect ofwel van de bouwvergunning ofwel van het eensluidend
advies van de gemachtigde ambtenaar, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse
regering van 4 november 1997, 14 april 2000 en 5 mei 2000 wordt opgeheven.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de
tweede maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is
bekendgemaakt.
Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke
ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 mei 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Innovatie,
Media en Ruimtelijke Ordening,
D. VAN MECHELEN