Overzicht recente wetteksten
BS 16.06.03
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn
van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4, §
1, gewijzigd bij de wet van 7 april 1999 en 11 juni 2002;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en
Bescherming op het werk, gegeven op 12 april 2002;
Gelet op advies 34.251/1 van de Raad van State, gegeven op 8
april 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en
de werknemers evenals op de daarmee gelijkgestelde personen, bedoeld in artikel
2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij
de uitvoering van hun werk.
Art. 2. Voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit
wordt verstaan onder :
1° veiligheidsfunctie :
elke werkpost waar gebruik wordt gemaakt van arbeidsmiddelen, waar
motorvoertuigen, kranen, rolbruggen, hijstoestellen van welke aard ook, of
machines die gevaarlijke installaties of toestellen in werking zetten, bestuurd
worden of nog waar dienstwapens worden gedragen, voor zover het gebruik van die
arbeidsmiddelen, het besturen van die werktuigen en installaties of het dragen
van die wapens de veiligheid en gezondheid van andere werknemers van de
onderneming of van ondernemingen van buitenaf, in gevaar kan brengen;
2° functie met verhoogde waakzaamheid :
elke werkpost die bestaat uit het permanent toezicht op de werking van een
installatie en waar een gebrek aan waakzaamheid tijdens de uitvoering van het
toezicht, de veiligheid en gezondheid van andere werknemers van de onderneming
of van ondernemingen van buitenaf in gevaar kan brengen;
3° activiteit met welbepaald risico :
elke activiteit of werkpost waarvoor uit de resultaten van de risicoanalyse het
bestaan blijkt van :
a) een identificeerbaar risico voor de gezondheid van de
werknemer, te wijten aan de blootstelling aan een fysisch agens, een biologisch
of chemisch agens;
b) een verband tussen de blootstelling aan een belasting van
ergonomische aard of die verbonden is aan de zwaarte van het werk of aan
monotoon en tempogebonden werk en een identificeerbaar risico op een fysieke of
mentale werkbelasting voor de werknemer;
c) een verband tussen de activiteit en een identificeerbaar
risico voor psycho-sociale belasting van de werknemer;
4° activiteit verbonden aan voedingswaren :
elke activiteit die een behandeling of een onmiddellijk contact inhoudt met
voedingswaren of -stoffen die zijn bestemd voor comsumptie ter plaatse of voor
verkoop en die kunnen worden besmet of bezoedeld;
5° risicoanalyse :
de risicoanalyse bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 27 maart
1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk;
6° risico :
de waarschijnlijkheid dat de mogelijke schade van een werkpost of activiteit
zich voordoet, in de gebruiks- of blootstellingsomstandigheden, bij de bezetting
van die werkpost of bij de uitoefening van die activiteit;
7° werkpost :
de plek waar men werkt, het toestel of het geheel van uitrustingen waarmee men
werkt, evenals de onmiddellijke werkomgeving;
8° Comité :
het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk, bij ontstentenis van een
Comité, de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging
de werknemers zelf overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet van 4
augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van
hun werk;
9° het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het
welzijn :
het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het
welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
10° de wet :
de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk.
Afdeling 2. - Doelstellingen
Art. 3. Het gezondheidstoezicht op de werknemers heeft tot
doel de gezondheid van de werknemers te bevorderen en te behouden door risico's
te voorkomen. Dit gebeurt door het stellen van preventieve handelingen, waardoor
de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in staat is om :
a) de tewerkstellingskansen te bevorderen voor iedereen,
inzonderheid door aan de werkgever aangepaste werkmethodes voor te stellen, het
voorstellen van aanpassingen van de werkpost en het zoeken naar aangepast werk,
ook voor werknemers met een beperkte arbeidsgeschiktheid;
b) zo vroeg mogelijk beroepsziekten en arbeidsgebonden
aandoeningen op te sporen;
c) de werknemers te informeren en te adviseren over de
aandoeningen en gebreken waardoor zij eventueel zijn getroffen;
d) mee te werken aan het opsporen en het onderzoek van de
risicofactoren voor beroepsziekten en arbeidsgebonden aandoeningen;
e) te vermijden dat werknemers worden tewerkgesteld aan taken
waarvan zij, wegens hun gezondheidstoestand normaal de risico's niet kunnen
dragen;
f) te vermijden dat personen tot het werk worden toegelaten
die getroffen zijn door ernstige besmettelijke aandoeningen of die een gevaar
voor de veiligheid betekenen van de andere werknemers;
g) de beslissing inzake de arbeidsgeschiktheid van een
werknemer op het ogenblik van het medisch onderzoek te staven, door rekening te
houden met :
1° de veiligheidsfunctie of functie met verhoogde
waakzaamheid die hij daadwerkelijk uitoefent of zal uitoefenen, en die de
gezondheid en veiligheid van andere werknemers in gevaar kan brengen;
2° de activiteit met welbepaald risico die zijn gezondheid
aantast of kan aantasten;
3° de activiteit verbonden met voedingswaren.
Afdeling 3. - Verplichtingen van de werkgever in verband met
de toepassing en de uitvoering van het gezondheidstoezicht
Art. 4. § 1. De werkgever neemt de nodige maatregelen opdat
de werknemers die een veiligheidsfunctie, een functie met verhoogde
waakzaamheid, een activiteit met welbepaald risico, of een activiteit verbonden
met voedingswaren uitoefenen, verplicht onder gezondheidstoezicht staan, en
opdat de uitvoering van dit gezondheidstoezicht verloopt overeenkomstig de
voorschriften van dit besluit.
§ 2. Het gezondheidstoezicht van werknemers is niet verplicht
wanneer uit resultaten van de risicoanalyse die uitgevoerd is in samenwerking
met de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en die aan het voorafgaand advies van
het Comité werd voorgelegd, blijkt dat dit niet nodig is.
§ 3. Over de betwistingen die kunnen voortvloeien uit de
toepassing van de bepalingen bedoeld in § 1 en § 2 zal beslist worden door de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de medische arbeidsinspectie.
Art. 5. § 1. De werkgever neemt de nodige maatregelen opdat
elke werknemer die dit wenst op gezette tijden van een gezondheidstoezicht kan
genieten betreffende de risico's voor zijn veiligheid en gezondheid op het werk.
Dit gezondheidstoezicht wordt uitgeoefend voor een door de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer bepaalde periode, overeenkomstig de
bepalingen van dit besluit.
§ 2. De werkgever neemt de nodige maatregelen om de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer onmiddellijk te verwittigen opdat elke
werknemer die klaagt over ongemakken die kunnen worden toegeschreven aan zijn
arbeidsomstandigheden, onverwijld wordt onderzocht.
Art. 6. § 1. Op basis van de resultaten van de permanente
risicoanalyse maakt de werkgever in functie van het totaal aantal tewerkgestelde
werknemers volgende lijsten op en houdt deze bij :
1° een lijst met de veiligheidsfuncties, functies met
verhoogde waakzaamheid en activiteiten met welbepaald risico en activiteiten
verbonden aan voedingswaren;
2° een naamlijst met de werknemers die verplicht aan het
gezondheidstoezicht onderworpen zijn, met naast de naam van elke werknemer de
aard van de effectief uitgeoefende veiligheidsfunctie, functie met verhoogde
waakzaamheid of activiteit met welbepaald risico of activiteit verbonden aan
voedingswaren;
3° een naamlijst met de werknemers die onderworpen zijn aan
de verplichte inentingen of tuberculinetests;
4° een nominatieve lijst van de werknemers bedoeld in artikel
5, § 1.
Bovendien duidt hij voor elke activiteit met een welbepaald risico bedoeld in
het eerste lid, 1° de aard van de fysische, chemische of biologische agentia, of
het soort fysieke of mentale werkbelasting, of het soort psycho-sociale
belasting veroorzaakt door het werk aan.
§ 2. De in § 1, 2° en 3° bedoelde naamlijsten vermelden
bovendien voor elke werknemer :
1) naam en voornaam;
2) geslacht;
3) geboortedatum;
4) datum van de laatste verplichte gezondheidsbeoordeling.
Deze lijsten worden naamlijsten van het gezondheidstoezicht genoemd en worden
bij het jaarlijks actieplan gevoegd.
Art. 7. § 1. De werkgever bezorgt de betrokken
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer jaarlijks de in artikel 6, § 1, 1° bedoelde
lijst.
Laatstgenoemde onderzoekt deze lijsten en bezorgt de werkgever een advies, onder
de vorm van een schriftelijk verslag, opgemaakt op grond van de resultaten van
de permanente risicoanalyse en alle gegevens die hij nuttig acht. De werkgever
voegt deze lijsten jaarlijks toe aan het jaarlijks actieplan en raadpleegt het
Comité overeenkomstig de termijn vastgesteld in artikel 12 van het koninklijk
besluit betreffende het beleid inzake het welzijn.
§ 2. De werkgever mag geen enkele werknemer schrappen die op
de nominatieve lijst van het gezondheidstoezicht bedoeld in artikel 6, § 1, 2°,
is ingeschreven, noch enige wijziging aan deze lijst aanbrengen, behalve als hij
het akkoord bekomen heeft van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en het
Comité.
Ingeval van onenigheid vraagt de werkgever de tussenkomst van de
geneesheer-inspecteur van de Medische Arbeidsinspectie die beslist om deze lijst
al dan niet te wijzigen.
Art. 8. § 1. Na eensluidend advies van het Comité, bezorgt de
werkgever de betrokken preventieadviseur-arbeidsgeneesheer minstens één maal per
jaar een afschrift van de eventueel aangepaste lijsten, bedoeld in artikel 6, §
1.
§ 2. Deze lijsten moeten de betrokken preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in
staat stellen de werknemers via de werkgever op te roepen om zich op de
voorziene datum aan te bieden voor de periodieke gezondheidsbeoordeling of de
nieuwe inentingen of tuberculinetests waaraan ze zich moeten onderwerpen en na
te gaan of alle werknemers die aan het gezondheidstoezicht onderworpen zijn dit
daadwerkelijk tijdig hebben ondergaan. Waar nodig herinnert hij de werkgever
hieraan.
Art. 9. De in artikel 6, § 1 bedoelde lijsten kunnen te allen
tijde ter plaatse bij de interne dienst voor preventie en bescherming op het
werk geraadpleegd worden door het Comité. De met het toezicht belaste ambtenaren
kunnen eisen dat hun de nodige afschriften of uittreksels voor de uitvoering van
hun opdracht worden overhandigd.
De werkgever bewaart deze lijsten evenals de lijsten die werden opgesteld vóór
de inwerkingtreding van dit besluit, gedurende ten minste vijf jaar vanaf de
datum waarop deze lijsten werden opgesteld en zij mogen zowel op papier als op
elektronische gegevensdrager worden bewaard.
Art. 10. De werkgever brengt de werknemers die aan het
gezondheidstoezicht onderworpen worden vooraf op de hoogte van het doel en de
aard van de preventieve medische onderzoeken, inentingen en tuberculinetests die
zij moeten ondergaan, alsook van de procedure die zij moeten volgen om deze te
ondergaan.
Art. 11. De werkgever overhandigt iedere kandidaat of
werknemer die onderworpen is aan een preventief medisch onderzoek dat geen
periodieke gezondheidsbeoordeling is een formulier « verzoek om
gezondheidstoezicht over de werknemers ». Dit formulier is bestemd voor de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Het beantwoordt aan het model dat gaat als
bijlage I bij dit besluit. Het wordt naar behoren door de werkgever aangevuld
met de vereiste inlichtingen en wordt in het gezondheidsdossier bewaard.
De werkgever die aangesloten is bij een externe dienst voor preventie en
bescherming op het werk, neemt contact op met de afdeling belast met medisch
toezicht, om de datum vast te leggen waarop de werknemer het preventief medisch
onderzoek zal moeten ondergaan. Hij deelt deze datum mee aan de werknemer.
Art. 12. § 1. De werknemers worden tijdens de werkuren
onderworpen aan de medische onderzoeken, de inentingen en de tuberculinetests
evenals aan de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 15, § 1, tweede
lid. De hieraan bestede tijd wordt als arbeidstijd bezoldigd en de
verplaatsingsonkosten zijn ten laste van de werkgever.
§ 2. De preventieve handelingen die door de
preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren krachtens de bepalingen van dit besluit
worden verricht, en de geneeskundige verstrekkingen, bedoeld in artikel 15, § 1,
tweede lid, mogen voor de werknemers geen enkele uitgave meebrengen.
§ 3. Onder voorbehoud van de bepalingen betreffende de
voorafgaande gezondheidsbeoordeling, is elk verzoek om gezondheidstoezicht of
elke oproeping van een werknemer om te verschijnen voor een afdeling of een
departement belast met het medisch toezicht, hetzij buiten zijn gewone werkuren,
hetzij tijdens de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, hetzij
in de loop van de periode van vrijstelling van arbeid absoluut nietig en heeft
zij de absolute nietigheid van de beslissing van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer tot gevolg.
§ 4. De Minister van Werkgelegenheid kan voor bepaalde
categorieën van werkgevers afwijken van de verbodsbepaling betreffende de
werkuren vermeld in § 3 op grond van de aard van het uitgevoerde werk of indien
objectieve en technische redenen de toepassing van de voormelde bepaling
onmogelijk maken, na hiertoe voorafgaand het advies van het bevoegde paritair
comité te hebben ingewonnen.
Art. 13. De werknemers die zich onttrekken aan de preventieve
medische onderzoeken waaraan zij zich krachtens de bepalingen van dit besluit
moeten onderwerpen, alsook de werknemers die aan de verplichte inentingen of
tuberculinetests zijn onderworpen maar niet beschikken over een geldig bewijs of
over een geldige kaart, opgesteld overeenkomstig bijlage V bij het koninklijk
besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen
de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk en ondertekend
door een arts, mogen door de werkgevers niet aan het werk worden gesteld of
gehouden.
Art. 14. Tijdens de procedure van werving en selectie en
tijdens de duur van de tewerkstelling mogen de werkgevers geen andere tests of
medische onderzoeken laten uitvoeren dan deze die de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer krachtens dit besluit mag uitvoeren,
inzonderheid met een ander doel dan het staven van de beslissing dat de
kandidaat of werknemer die onderworpen is aan de verplichte beoordeling van de
gezondheid geschikt is in functie van de kenmerken van de betrokken werkpost of
activiteit met welbepaald risico.
Afdeling 4. - De preventieve handelingen en de specifieke
verplichtingen van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
Art. 15. § 1. De preventieve handelingen die moeten
uitgevoerd worden omvatten de preventieve medische onderzoeken, het samenstellen
van een geneeskundig dossier en de inentingen en tuberculinetests.
In afwijking van het eerste lid mogen de afdelingen of departementen belast met
het medisch toezicht van de interne of externe diensten eveneens geneeskundige
verstrekkingen uitvoeren met toepassing van andere wetten en besluiten dan de
wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, doch enkel voor de werknemers van de
werkgevers die bij hen aangesloten zijn. De bepalingen van afdeling 6 zijn van
toepassing op deze verstrekkingen.
§ 2. De preventieve handelingen mogen slechts worden
toegepast om de doelstellingen, bedoeld in artikel 3 te bereiken.
Art. 16. De preventieve medische onderzoeken omvatten :
1. de voorafgaande gezondheidsbeoordeling;
2. de periodieke gezondheidsbeoordeling;
3. het onderzoek bij werkhervatting;
In voorkomend geval, omvatten zij eveneens :
1. de spontane raadpleging;
2. het voortgezet gezondheidstoezicht;
3. de gezondheidsbeoordeling van een definitief arbeidsongeschikte werknemer met
het oog op zijn reïntegratie;
4. de uitbreiding van het gezondheidstoezicht.
Art. 17. Om zijn beslissing aangaande de huidige
gezondheidstoestand van iedere te onderzoeken kandidaat of werknemer te staven,
brengt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer de resultaten van zijn preventief
medisch onderzoek in verband met de resultaten van de geactualiseerde
risicoanalyse van de veiligheidsfunctie, functie met verhoogde waakzaamheid of
activiteit met welbepaald risico, of de activiteit verbonden aan voedingswaren,
die de kandidaat of werknemer uitoefent of daadwerkelijk zal uitoefenen.
Art. 18. § 1. De preventieve medische onderzoeken, de
inentingen en tuberculinetests worden persoonlijk uitgevoerd door dezelfde
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer als deze die meewerkt aan de uitvoering van
de opdrachten in verband met de risicoanalyse. Deze
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer kan zich laten bijstaan door verpleegkundig
personeel of door personeel met een passende opleiding.
§ 2. Indien de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer een beroep doet op bevoegde
medewerkers voor het uitvoeren van de gerichte onderzoeken of tests, het
biologisch toezicht en de radiografische onderzoeken bedoeld in artikel 28,
zorgt hij ervoor dat de geneesheren, medische instellingen of medische
laboratoria, die hem desgevallend door de werkgever of de bestuursraad van de
externe dienst en met zijn goedkeuring werden aangewezen, hem tijdig hun
onderzoeksresultaten bezorgen.
Art. 19. § 1. Wanneer een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
van een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk zijn functie
onderbreekt om reden van verlof, ziekte, ongeval of om enige andere oorzaak, en
wanneer daardoor het departement belast met het medisch toezicht van de interne
dienst zijn verplichtingen onmogelijk kan nakomen, zodanig dat de in dit besluit
opgelegde preventieve handelingen niet meer kunnen worden uitgevoerd binnen de
voorziene termijnen, dient de werkgever een tijdelijke vervanger voor die
geneesheer aan te stellen.
§ 2. Voor zover de omstandigheden het vereisen, bezit de
vervangende arts minstens dezelfde bijzondere kwalificaties als deze van de arts
die hij vervangt. Evenwel dient hij steeds te beantwoorden aan de voorschriften
van artikel 25, derde lid van het koninklijk besluit van 27 maart 1998
betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
§ 3. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer doet het nodige
om aan de werkgever de artsen aan te wijzen die hem kunnen vervangen. Hij houdt
hierbij rekening met de bovenvermelde voorwaarden. De
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer stelt de volledige gegevens van deze artsen
ter beschikking van de werkgever.
Art. 20. § 1. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer brengt
uit eigen beweging de betrokken kandidaat of werknemer op de hoogte van de
afwijkingen, opgespoord tijdens de preventieve medische onderzoeken die op hem
betrekking hebben.
Ter gelegenheid van die onderzoeken geeft de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
aan de kandidaat of de werknemer de nodige raadgevingen verantwoord door zijn
gezondheidstoestand.
§ 2. Hij verzoekt de werknemer, bij wie hij een aantasting
van zijn gezondheid vaststelt, zijn behandelend arts te raadplegen. Mits de
werknemer hiermee instemt, verschaft hij de behandelende arts alle nuttige
informatie.
Wanneer het hem lijkt dat die aantasting beroepsgebonden is, wendt hij één van
de maatregelen bedoeld in artikel 34 aan en vult hij een aangifte van
beroepsziekte in overeenkomstig artikel 94.
§ 3. Zonodig deelt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer aan
de werknemer mee welke sociale diensten of instellingen hem de gewenste hulp of
bijstand kunnen verlenen.
Art. 21. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer neemt deel
aan de vergaderingen van het Comité van de betrokken onderneming overeenkomstig
de bepalingen van artikel 25 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999
betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor preventie en
bescherming op het werk.
Art. 22. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer heeft bij de
uitvoering van zijn functie de vrije toegang tot de ondernemingen en de
instellingen.
Hij dient toegang te krijgen tot alle arbeidsplaatsen.
Art. 23. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer gaat in geen
geval na of de afwezigheid van de werknemers om gezondheidsreden gegrond is. Om
beter de doeltreffendheid van het preventieprogramma te kunnen inschatten,
beroepsziekten op te sporen, risico's te identificeren en de mindervalide of
gehandicapte werknemer, met het oog op herinschakeling in het arbeidsproces,
werk te geven dat overeenstemt met zijn toestand, mag hij nochtans telkens hij
het nuttig acht, bij de behandelende arts informeren naar de omstandigheden die
de oorzaak kunnen zijn van die afwezigheid en naar de evolutie van zijn
gezondheidstoestand.
Art. 24. Onder voorbehoud van de bepalingen van afdeling 8
betreffende de aangifte van beroepsziekten, zijn, wat betreft de inhoud van het
gezondheidsdossier, de preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren en de personen die
hen bijstaan strikt gebonden door het beroepsgeheim.
Art. 25. Elke klacht over beroepsfouten die de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer worden verweten wordt meegedeeld aan de
betrokken geneesheer-directeur van de medische Arbeidsinspectie, die wanneer na
onderzoek waaruit blijkt dat de klacht gegrond is, de Orde der Geneesheren ervan
in kennis stelt.
Afdeling 5. - De verschillende vormen van
gezondheidsbeoordeling
Onderafdeling 1. - Voorafgaande gezondheidsbeoordeling
Art. 26. De werkgever onderwerpt de volgende werknemers aan
een voorafgaande gezondheidsbeoordeling :
1° de werknemers die in dienst genomen worden om te worden tewerkgesteld in een
veiligheidsfunctie, een functie met verhoogde waakzaamheid, een activiteit met
welbepaald risico of een activiteit verbonden aan voedingswaren;
2° de werknemers die in dienst zijn en aan wie een andere functie wordt
toegewezen in de onderneming of inrichting, waardoor zij worden tewerkgesteld in
een veiligheidsfunctie, een functie met verhoogde waakzaamheid of een activiteit
met welbepaald risico, of een activiteit verbonden aan voedingswaren, waarin zij
voorheen niet waren tewerkgesteld of waardoor zij voor het eerst in dergelijke
functie of aan dergelijke activiteit worden tewerkgesteld.
Art. 27. Bij de voorafgaande gezondheidsbeoordeling neemt de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zijn beslissing betreffende de geschiktheid
van de werknemer, en deelt hij ze mee aan de werknemer en de werkgever, op één
van de volgende ogenblikken :
1° in het geval bedoeld in artikel 26, 1°, vooraleer de
werknemer effectief tewerkgesteld wordt in de desbetreffende functie of aan de
desbetreffende activiteit;
2° in het geval bedoeld in artikel 26, 2°, vooraleer de
wijziging van de functie of activiteit wordt doorgevoerd en voor zover deze
wijziging effectief gebeurt, onder voorbehoud van de beslissing van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
In afwijking van het eerste lid, 1° mag de voorafgaande gezondheidsbeoordeling
en de betekening van de beslissing ook gebeuren :
1° hetzij tijdens de periode van het proefbeding, voor zover
deze niet de periode van één maand overschrijdt, en tijdens dewelke niet
eenzijdig een einde kan worden gemaakt aan de arbeidsovereenkomst, tenzij wegens
dringende reden, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de wet van 3
juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° hetzij vooraleer de arbeidsovereenkomst gesloten wordt,
voor zover deze gezondheidsbeoordeling de laatste stap is in de procedure van
werving en selectie en de arbeidsovereenkomst, onder voorbehoud van de
beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, effectief tot stand komt.
Art. 28. § 1. De voorafgaande gezondheidsbeoordeling bevat
minstens volgende handelingen :
1° het uitvoeren en het optekenen van de beroepsanamnese en
de medische voorgeschiedenis van de werknemer;
2° een klinisch onderzoek van de algemene gezondheidstoestand
en relevante biometrische onderzoeken;
3° de opsporing van afwijkingen en contra-indicaties om de
werkpost in te nemen of de activiteit daadwerkelijk uit te oefenen.
§ 2. Deze beoordeling wordt aangevuld met de volgende
bijkomende handelingen indien specifieke reglementaire bepalingen, genomen in
uitvoering van de wet, zulks vaststellen :
1° een gericht onderzoek of gerichte functionele tests
toegespitst op het of de betrokken fysiologische systemen die moeten onderzocht
worden omwille van de aard van de blootstelling of de vereisten van de uit te
voeren activiteiten. De gekozen onderzoekstechnieken beantwoorden aan de
beroepsnormen die hun veiligheid waarborgen;
2° een biologisch toezicht waarbij betrouwbare en specifiek
gevalideerde indicatoren gebruikt worden die specifiek zijn voor het chemisch
agens en zijn metabolieten of voor het biologisch agens;
3° een test naar vroegtijdige en omkeerbare effecten ten
gevolge van de blootstelling, bedoeld om het risico op te sporen;
4° een radiografisch onderzoek van de borstorganen indien dit
vooraf gerechtvaardigd werd volgens de principes, bepaald in artikel 51 van het
koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de
bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het
gevaar van de ioniserende stralingen.
Art. 29. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer mag de in
artikel 26 bedoelde kandidaten en werknemers vrijstellen van alle of een deel
van de handelingen die deel uitmaken van de voorafgaande gezondheidsbeoordeling
indien zij deze onlangs hebben ondergaan, mits :
1° hij in kennis wordt gesteld van het resultaat van deze
handelingen;
2° de tijdspanne die verstreken is sinds de uitvoering van
die handelingen niet groter is dan het tijdsverloop tussen de periodieke
gezondheidsbeoordelingen die worden voorzien voor de werknemers die een
gelijkaardige werkpost bezetten of een gelijkaardige activiteit met welbepaald
risico uitoefenen en onderworpen zijn aan het gezondheidstoezicht.
Onderafdeling 2. - Periodieke gezondheidsbeoordeling
Art. 30. De werkgever is gehouden de werknemers, die een
veiligheidsfunctie, een functie met verhoogde waakzaamheid, een activiteit met
welbepaald risico op een activiteit verbonden aan voedingswaren uitoefenen, aan
een periodieke gezondheidsbeoordeling te onderwerpen.
Art. 31. De periodieke gezondheidsbeoordeling omvat de
handelingen, voorgeschreven in artikel 28, § 1 en § 2.
Art. 32. Op initiatief van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer kan het soort bijkomende handelingen bedoeld
in artikel 28, § 2, vervangen worden door andere type handelingen waarvan het
resultaat dezelfde waarborgen inzake validiteit en betrouwbaarheid biedt.
In dat geval kiest de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voor handelingen die
de lichamelijke integriteit van de werknemer het meest respecteren en zijn
veiligheid waarborgen.
De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer licht het Comité vervolgens in over het
type uitgevoerde handelingen.
Art. 33. § 1. Deze periodieke gezondheidsbeoordeling wordt
eenmaal per jaar uitgevoerd, tenzij wanneer andere bijzondere besluiten, genomen
in uitvoering van de wet, een andere periodiciteit voorzien.
§ 2. Indien de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer dit
noodzakelijk acht, kan hij een kortere tussentijd vastleggen wegens de aard van
de werkpost of activiteit of de gezondheidstoestand van de werknemer, of omdat
de werknemer behoort tot een bijzonder gevoelige risicogroep, of wegens
incidenten of ongevallen die zich hebben voorgedaan en die de duur en
intensiteit van de blootstelling kunnen wijzigen.
De uitgevoerde handelingen tussen twee periodieke
beoordelingen in, zijn de bijkomende handelingen bedoeld bij artikel 28, § 2.
Wanneer deze de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer tot de mening brengen dat
het niet aangewezen is een werknemer op zijn werkpost te houden of zijn
activiteit verder te laten uitoefenen, worden deze handelingen aangevuld met een
algemeen klinisch onderzoek, vooraleer de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
een beslissing ten aanzien van deze werknemer neemt.
§ 3. Wanneer de resultaten van de gezondheidsbeoordeling van
de werknemers wijzen op een onzekerheid betreffende het effectief bestaan van
het risico kan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voorstellen de tussentijd
van de periodieke gezondheidsbeoordeling met één jaar te verlengen. Een gepast
systeem voor toezicht op de blootstelling van de werknemers wordt binnen de
tussentijd ingesteld en jaarlijks geëvalueerd. Dit systeem bevat de bijkomende
handelingen bedoeld in artikel 28, § 2, 2° en 3°.
§ 4. De voorgestelde ingekorte of verlengde tussentijd en de
resultaten van het gepaste systeem voor toezicht, bedoeld in § 3, worden voor
voorafgaandelijk advies voorgelegd aan het Comité en meegedeeld aan de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de medische Arbeidsinspectie.
§ 5. Zo hij het nodig acht, kan de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie, de door de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voorgestelde tussentijd wijzigen of voor
sommige werknemers een nieuwe tussentijd voor de periodieke
gezondheidsbeoordeling vaststellen.
§ 6. De werknemer die getroffen is door een beroepsgebonden
aandoening waarvan de diagnose aan de hand van de in artikel 28 bepaalde
handelingen niet voldoende kan worden gesteld, wordt onderworpen aan elk
bijkomend onderzoek dat door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie als noodzakelijk
wordt aangezien.
Art. 34. § 1. Op grond van de resultaten van de periodieke
gezondheidsbeoordeling, en wanneer de gezondheidstoestand van de werknemer dit
vereist, stelt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer aan de werkgever alle
gepaste individuele en collectieve preventie- of beschermingsmaatregelen voor.
§ 2. Die maatregelen kunnen er in bestaan :
1° de duur, intensiteit of frequentie van de blootstelling aan dergelijke
agentia of belasting te verminderen;
2° een herinrichting of aanpassing van de werkpost of activiteit en/of de
werkmethodes en/of de arbeidsomstandigheden voor te stellen;
3° vorming of informatie te verstrekken over de algemene
preventie- en beschermingsmaatregelen die moeten toegepast worden;
4° de gezondheid te beoordelen van alle werknemers die een
analoge blootstelling hebben ondergaan of die werden tewerkgesteld aan
gelijkaardige activiteiten;
5° de risico-analyse opnieuw uit te voeren met betrekking tot
de specifieke risico's van de werkpost of activiteit, inzonderheid bij
toepassing van een nieuwe techniek, het gebruik van een nieuw produkt of de
verhoging van het werkritme;
6° de betrokken werknemer niet meer bloot te stellen aan een
agens of belasting bedoeld in artikel 2, 3° of de werknemer tijdelijk over te
plaatsen van zijn werkpost of de uitgeoefende activiteit.
De maatregelen betreffende elke individuele werknemer worden genomen
overeenkomstig de bepalingen van afdeling 6 die de beslissingen van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer regelen.
De collectieve maatregelen die genomen zijn worden ter kennis gebracht van het
Comité.
Onderafdeling 3. - Onderzoek bij werkhervatting
Art. 35. Na minstens vier weken afwezigheid wegens om het
even welke ziekte, aandoening of ongeval of wegens bevalling, worden de werkne(e)m(st)ers
tewerkgesteld aan een veiligheidsfunctie, functie met verhoogde waakzaamheid,
een activiteit met welbepaald risico, of een activiteit verbonden aan
voedingswaren, verplicht aan een onderzoek bij werkhervatting onderworpen.
Wanneer de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer het nodig
oordeelt wegens de aard van de ziekte, de aandoening of het ongeval, kan dit
onderzoek plaats vinden na een afwezigheid van kortere duur.
Dit onderzoek gebeurt ten vroegste op de dag waarop het werk of de dienst wordt
hernomen en ten laatste op de achtste werkdag daarna.
Art. 36. Het onderzoek bij werkhervatting moet de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in staat stellen na te gaan of de werknemer
nog steeds geschikt is voor de werkpost die hij voordien bezette of de
activiteit die hij voordien uitoefende, en in geval van ongeschiktheid, de in
artikel 34 bedoelde gepaste preventie- of beschermingsmaatregelen te nemen.
Onderafdeling 4. - Spontane raadpleging
Art. 37. Elke werknemer, al dan niet onderworpen aan het
gezondheidstoezicht, heeft het recht zonder verwijl de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer te raadplegen voor gezondheidsklachten die
hij wijt aan het feit dat onvoldoende preventiemaatregelen werden genomen, zoals
bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake
het welzijn. Deze gezondheidsbeoordeling wordt, in voorkomend geval, bekrachtigd
door een beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer waaraan alle
voorwaarden betreffende de uitvoering van het gezondheidstoezicht verbonden
zijn.
Onderafdeling 5. - Voortgezet gezondheidstoezicht
Art. 38. § 1. De werkgever neemt de nodige maatregelen opdat
de werknemers die blootgesteld werden aan biologische, fysische of chemische
agentia, in de gevallen bedoeld bij de bijzondere besluiten genomen in
uitvoering van de wet, na het einde van de blootstelling kunnen blijven genieten
van een toezicht op hun gezondheidstoestand.
§ 2. Dit toezicht bevat alle gerichte functionele onderzoeken
en tests die nodig zijn gelet op de gezondheidstoestand van de werknemer en de
omstandigheden waaronder hij werd blootgesteld.
§ 3. Indien de betrokken werknemer deel uitmaakt van het
personeel van de onderneming waar hij werd blootgesteld, vallen de kosten van
het voortgezet gezondheidstoezicht ten laste van de werkgever.
§ 4. Indien de betrokken werknemer niet langer deel uitmaakt
van het personeel van de onderneming waar hij werd blootgesteld, kan het
voortgezet gezondheidtoezicht verzekerd worden door het Fonds voor
beroepsziekten onder de voorwaarden en volgens de nadere regels zoals bepaald
bij de wetten betreffende de schadeloosstelling voor en de voorkoming van
beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970.
De werkgever meldt het Fonds zonder verwijl welke werknemers recht hebben op een
voortgezet gezondheidstoezicht.
§ 5. Zo hij het nodig acht, kan de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie het voortgezet
gezondheidstoezicht opleggen.
Onderafdeling 6. - De gezondheidsbeoordeling van een
definitief arbeidsongeschikte werknemer met het oog op zijn reïntegratie
Art. 39. Wanneer de door de werknemer aangeduide behandelende
geneesheer, de werknemer definitief ongeschikt verklaart om het overeen gekomen
werk uit te voeren wegens ziekte of ongeval, geniet deze werknemer het recht van
een procedure voor reïntegratie, ongeacht of hij al dan niet onderworpen is aan
het medisch gezondheidstoezicht.
Met dit doel dient de werknemer zijn vraag om integratie bij de werkgever in
door middel van een aangetekende brief, met toevoeging van het attest van zijn
behandelend geneesheer.
Art. 40. De werkgever overhandigt, van zodra hij de vraag van
de werknemer heeft ontvangen, aan deze werknemer een formulier : « verzoek om
gezondheidstoezicht over de werknemers » bedoeld in artikel 11.
Dit formulier is bestemd voor de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die de
werknemer onderzoekt en zijn advies geeft of zijn beslissing neemt volgens
dezelfde voorwaarden en regels als deze bedoeld in afdeling 6.
Art. 41. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer vermeldt in
rubriek C van het formulier voor de gezondheidsbeoordeling bedoeld bij artikel
48 :
- ofwel dat de werknemer voldoende geschikt is om het overeengekomen werk verder
te zetten;
- ofwel dat de werknemer het overeengekomen werk kan uitoefenen, mits enkele
aanpassingen die hij vaststelt;
- ofwel dat de werknemer voldoende geschikt is om een andere functie uit te
oefenen, in voorkomend geval mits uitvoering van de nodige aanpassingen en in de
voorwaarden die hij vastlegt;
- ofwel dat de werknemer definitief ongeschikt is.
Wanneer de werkgever oordeelt dat het noch objectief, noch
technisch mogelijk is een aangepast of een ander werk te geven, of dat dit niet
kan worden geëist om gegronde redenen, licht hij de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer hiervan in.
Onderafdeling 7. - Uitbreiding van het gezondheidstoezicht
Art. 42. Op initiatief van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, de werkgever of de vertegenwoordigers van
de werknemers, op advies van het Comité, en op basis van de resultaten van de
risicoanalyse, kan het gezondheidstoezicht uitgebreid worden tot alle werknemers
die werken in de onmiddellijke omgeving van de werkpost van een werknemer die
onderworpen is aan het verplicht gezondheidstoezicht. De preventieve handelingen
voor deze werknemers zijn gelijkaardig aan deze die worden gesteld bij de
onderworpen werknemer.
Art. 43. De kenmerken en de gevolgen van de uitbreiding van
het gezondheidstoezicht bedoeld bij artikel 42 worden vastgelegd door de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en worden meegedeeld aan de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie. Deze laatste kan
eveneens eender welke nieuwe gezondheidsbeoordeling opleggen die hij nodig acht.
Onderafdeling 8. - Bijzondere bepalingen voor bepaalde
categorieën werknemers
Art. 44. Deze afdeling is van toepassing op :
1° de minder-valide werknemers die de werkgever moet in
dienst nemen overeenkomstig artikel 21, § 1, van de wet van 16 april 1963
betreffende de sociale reclassering van de minder-validen;
2° de jongeren op het werk zoals bedoeld in artikel 12, van
het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van de jongeren
op het werk, vervangen door het koninklijk besluit van 3 mei 2003;
3° de werkneemsters tijdens de zwangerschap of de lactatie
zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 mei 1995 betreffende
de moederschapsbescherming;
4° de stagiairs, de leerlingen en de studenten zoals bedoeld
in artikel 2, § 1, tweede lid, 1°, d) en e), van de wet;
5° de uitzendkrachten zoals bedoeld in artikel 1 van het
koninklijk besluit van 19 februari 1997 tot vaststelling van maatregelen
betreffende de veiligheid en de gezondheid op het werk van uitzendkrachten;
6° de PWA'ers zoals bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet.
Art. 45. De werkgever treft de nodige maatregelen opdat de in
artikel 44 bedoelde werknemers onderworpen worden aan een gepast
gezondheidstoezicht.
De voorwaarden tot uitoefening van dit gezondheidstoezicht zijn vastgelegd in
specifieke koninklijke besluiten die betrekking hebben op de bijzondere
categorieën werknemers bedoeld in artikel 44.
Art. 46. Voornoemd gepast gezondheidstoezicht wordt ingesteld
om rekening te houden met de specifieke eigenschappen van de werknemers of de
aard van de arbeidsrelatie bedoeld in artikel 44, die tot gevolg hebben dat zij
beschouwd worden als werknemers met bijzonder risico wegens hun grotere
kwetsbaarheid of gevoeligheid, gebrek aan ervaring, verschillende ontwikkeling,
en voor wie bijzondere maatregelen inzake bescherming en toezicht op de
gezondheid moeten worden getroffen.
Art. 47. De werkgever mag de werknemers die behoren tot één
van de categorieën bedoeld in artikel 44 noch weigeren in dienst te nemen, noch
ontslaan louter en alleen om het feit dat zij behoren tot één van die
categorieën.
Afdeling 6
De beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
betreffende de beoordeling van de gezondheid
Onderafdeling 1. - Formulier voor de gezondheidsbeoordeling
Art. 48. Het formulier voor de gezondheidsbeoordeling,
waarvan het model opgenomen is als bijlage II, eerste deel, is het document
waarmee de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zijn beslissing na elk preventief
medisch onderzoek meedeelt.
De tekst van de artikelen 64 tot 69, die in het tweede deel van bijlage II is
opgenomen, moet worden vermeld op het formulier voor de gezondheidsbeoordeling.
Zodra hij beschikt over alle beoordelingselementen, en meer bepaald de
resultaten van de handelingen bedoeld in artikel 28, en nadat de maatregelen
bedoeld in de artikelen 55 tot 58 werden getroffen, vult de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer dit document in drie exemplaren in.
De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zendt een exemplaar
van dit document in een gesloten enveloppe naar de werkgever en een ander naar
de werknemer, of bezorgt hen dit persoonlijk. Hij voegt het derde exemplaar in
het gezondheidsdossier van de werknemer, overeenkomstig artikel 81.
Het formulier voor de gezondheidsbeoordeling mag geen enkele aanwijzing over de
diagnose bevatten, noch enige andere formulering die de eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer in het gedrang zou kunnen brengen.
Elke beperking inzake de arbeidsgeschiktheid vermeld op het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling gaat vergezeld met preventieve maatregelen zoals bedoeld
in artikel 34.
Art. 49. Indien het gaat om een voorafgaande
gezondheidsbeoordeling van een kandidaat of een werknemer, vermeldt de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling dat de kandidaat of de werknemer ofwel voldoende
arbeidsgeschikt is, ofwel definitief of voor een periode die hij bepaalt
ongeschikt is.
De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer motiveert elke verklaring tot
arbeidsongeschiktheid die resulteert uit een voorafgaande
gezondheidsbeoordeling. Om de gezondheidstoestand van de kandidaat of van de
werknemer beter aan te passen aan en af te stemmen op een andere mogelijkheid
van tewerkstelling, kan, op hun verzoek, de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
de gegevens die deze beslissing tot arbeidsongeschiktheid staven naar de door de
werknemer of door de kandidaat aangeduide behandelende arts zenden.
Art. 50. Indien het gaat om een voorafgaande
gezondheidsbeoordeling, een periodieke gezondheidsbeoordeling of een onderzoek
bij werkhervatting van een werknemer die een controle- of veiligheidsfunctie
bekleedt ofwel belast is met een activiteit met een welbepaald risico verbonden
aan de blootstelling aan ioniserende straling, vermeldt de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling dat de werknemer ofwel in voldoende mate arbeidsgeschikt
is, ofwel definitief of voor een periode die hij bepaalt ongeschikt is en dat
het verboden is hem op de bewuste werkpost of activiteit aan het werk te stellen
of te houden. In dat geval geeft hij de raad hem tewerk te stellen op een
werkpost of activiteit waarvan hij de tewerkstellingsvoorwaarden bepaalt in
rubriek F ofwel vermeldt hij dat de werknemer met ziekteverlof moet worden
gestuurd.
Art. 51. Indien het om het even welk ander preventief medisch
onderzoek betreft, vermeldt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op het
formulier voor de gezondheidsbeoordeling dat de werknemer :
- ofwel in voldoende mate arbeidsgeschikt is;
- ofwel dat het aangeraden is dat de werknemer definitief of voor een periode
die hij bepaalt zou worden overgeplaatst naar een andere werkpost of activiteit
waarvan hij de tewerkstellingsvoorwaarden bepaalt in rubriek F;
- ofwel dat de werknemer met ziekteverlof moet worden gestuurd;
- ofwel dat de werknemer definitief arbeidsongeschikt is.
Art. 52. Indien het gaat om een onderzoek van een
werkneemster tijdens de zwangerschap of de lactatie, vermeldt de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling dat de werkneemster :
- ofwel voldoende geschikt is om haar activiteit zonder meer voort te zetten, of
om haar activiteit voort te zetten onder de door hem bepaalde voorwaarden, of om
de voorgestelde, nieuwe activiteit te verrichten voor een door hem bepaalde
duur;
- ofwel ongeschikt is om haar activiteit voort te zetten voor een door hem
bepaalde duur of om de voorgestelde nieuwe activiteit te verrichten voor een
door hem bepaalde duur en aldus verwijderd dient te worden;
- ofwel met ziekteverlof moet worden gestuurd wegens een aandoening die geen
verband houdt met de zwangerschap of de lactatie.
Art. 53. Indien het gaat om het medisch onderzoek van een
jongere op het werk zoals bedoeld in artikel 12, van het koninklijk besluit van
3 mei 1999 betreffende de bescherming van de jongeren op het werk, vervangen bij
het koninklijk besluit van 3 mei 2003, dat plaatsvindt vóór de allereerste
tewerkstelling, vermeldt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op het formulier
voor de gezondheidsbeoordeling dat de jongere op het werk ofwel voldoende
geschikt is, ofwel dat de jongere op het werk geschikt is voor een betrekking
waarvan hij de tewerkstellingsvoorwaarden bepaalt.
Art. 54. De werkgever rangschikt de formulieren voor de
gezondheidsbeoordeling per werknemer. Zolang deze in de onderneming
tewerkgesteld is, houdt de werkgever minstens de formulieren van de drie laatste
jaren bij alsook alle formulieren waarop aanbevelingen vermeld staan.
Hij houdt ze op elk ogenblik ter beschikking van de
geneesheren-arbeidsinspecteurs en van de sociale controleurs van de medische
Arbeidsinspectie.
Onderafdeling 2. - Vóór elke beslissing te nemen maatregelen
Art. 55. Vooraleer een tijdelijke of definitieve
werkverandering van een werknemer voor te stellen of een beslissing tot
arbeidsongeschiktheid te nemen, voert de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
gepaste bijkomende onderzoeken uit, die ten laste vallen van de werkgever,
inzonderheid wanneer de werknemer een aandoening heeft waarvan vermoed wordt dat
ze beroepsgebonden is en waarvan de diagnose niet afdoende kon worden gesteld
met de middelen bepaald voor de periodieke gezondheidsbeoordeling. Daarnaast
doet de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer navraag naar de sociale toestand van
de werknemer, maakt hij een nieuwe risicoanalyse en onderzoekt hij ter plaatse
welke maatregelen en aanpassingen het mogelijk zouden maken om de werknemer zijn
werkpost of activiteit te laten behouden, rekening houdend met zijn
mogelijkheden. De werknemer kan zich daarbij laten bijstaan door een
werknemersafgevaardigde van het Comité of bij ontstentenis door een syndicale
vertegenwoordiger van zijn keuze.
Art. 56. Wanneer de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
oordeelt dat de werknemer zijn werkpost kan behouden of zijn activiteiten kan
voortzetten, vermeldt hij op het formulier voor de gezondheidsbeoordeling, in
rubriek F, welke maatregelen moeten worden genomen om zo snel mogelijk de
risicofactoren tot een minimum te beperken door, overeenkomstig de
risicoanalyse, de beschermings- en preventiemaatregelen toe te passen.
Art. 57. De werkgever, de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer,
en in voorkomend geval andere preventieadviseurs de werknemer en de
afgevaardigden van het personeel in het Comité, of bij ontstentenis van het
Comité, de door de werknemer gekozen vertegenwoordigers van de vakbond, plegen
voorafgaandelijk overleg over de mogelijkheden voor ander werk en de maatregelen
voor aanpassing van de werkposten.
Art. 58. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer brengt de
werknemer op de hoogte van zijn recht om een beroep te doen op de overleg- en
beroepsprocedures bedoeld in dit besluit.
Onderafdeling 3. - Overlegprocedure
Art. 59. Behalve in het geval van de voorafgaande
gezondheidsbeoordeling bedoeld in artikel 27, kan de werknemer onder de hierna
vermelde voorwaarden een beroep doen op de hieronder beschreven
overlegprocedure, indien de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer oordeelt dat een
definitieve of tijdelijke werkverandering noodzakelijk is, omdat een aanpassing
van de veiligheidsfunctie of controlefunctie of van de activiteit met welbepaald
risico technisch of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen
redelijkerwijze niet kan worden geëist.
Art. 60. § 1. Alvorens het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling in te vullen, brengt de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer de werknemer schriftelijk op de hoogte van
zijn voorstel tot definitieve werkverandering door de werknemer ofwel een
document af te leveren dat hij tekent voor ontvangst, ofwel door hem een
aangetekende brief met ontvangstmelding te sturen.
§ 2. De werknemer beschikt over een termijn van vijf
werkdagen die volgen op de ontvangstmelding om al dan niet zijn akkoord te
geven.
§ 3. Indien de werknemer niet akkoord gaat, wijst hij aan de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer een behandelend arts naar eigen keuze aan.
De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer deelt die arts zijn met redenen omklede
beslissing mede. De twee artsen trachten tot een gemeenschappelijke beslissing
te komen. Elk van hen mag om bijkomende onderzoeken of raadplegingen verzoeken
die hij onontbeerlijk acht. Enkel de door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
gevraagde bijkomende onderzoeken of raadplegingen zijn ten laste van de
werkgever.
Art. 61. Wanneer het overleg de beslissing van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer schorst, wacht deze tot die procedure
beëindigd is om het formulier voor de gezondheidsbeoordeling in te vullen.
Art. 62. § 1. Indien het gaat over een medisch onderzoek van
een werknemer die belast is met een veiligheids- of controlefunctie, of met een
activiteit met een risico op blootstelling aan ioniserende straling of van een
werkneemster tijdens de zwangerschap of de lactatie, die is tewerkgesteld op een
werkpost waarvan de beoordeling wijst op een activiteit met een specifiek
risico, of nog wanneer de werknemer getroffen is door een ernstige besmettelijke
ziekte, dan schorst het overleg de beslissing van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer niet.
§ 2. In die gevallen vult de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer een eerste formulier voor de
gezondheidsbeoordeling in op het ogenblik dat hij de werknemer op de hoogte
brengt van zijn beslissing om een definitieve werkverandering voor te stellen.
In rubriek G tekent hij aan dat de werknemer, indien hij niet akkoord gaat, kan
gebruik maken van de in artikel 60 bedoelde overlegprocedure. In rubriek F
vermeldt hij dat hij aanbeveelt de werknemer te werk te stellen op een werkpost
of aan een activiteit waarvan hij de tewerkstellingsvoorwaarden bepaalt.
§ 3. Na afloop van de overlegprocedure vult hij een nieuw
formulier voor de gezondheidsbeoordeling in.
Art. 63. Wanneer de twee artsen er niet in slagen een
gemeenschappelijke beslissing te nemen, of wanneer de overlegprocedure niet is
kunnen eindigen binnen een termijn van 14 werkdagen, handhaaft de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zijn eigen beslissing op het formulier voor
de gezondheidsbeoordeling. Hij vermeldt in rubriek G dat de arts van de
werknemer een andere mening toegedaan is of dat de procedure niet is kunnen
eindigen binnen de gestelde termijn, en in rubriek F dat de definitieve
werkverandering noodzakelijk is en dat hij aanbeveelt om de werknemer te werk te
stellen op een werkpost of aan een activiteit waarvan hij de
tewerkstellingsvoorwaarden bepaalt.
Onderafdeling 4. - Beroepsprocedure
Art. 64. Behalve in het geval van de voorafgaande
gezondheidsbeoordeling bedoeld in artikel 27, kan door de werknemer, die al dan
niet gebruik heeft gemaakt van de overlegprocedure bedoeld in artikel 60, beroep
ingesteld worden tegen de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
waarbij de geschiktheid in verband met het uitgevoerde werk wordt beperkt of
waarbij hij ongeschikt wordt bevonden om het uitgevoerde werk verder te zetten.
Hij gebruikt hiertoe het formulier waarvan het model is opgenomen in bijlage II,
derde deel.
Art. 65. Dit beroep is geldig ingesteld op voorwaarde dat het
bij aangetekende brief wordt toegezonden aan de bevoegde
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie binnen de zeven
werkdagen na de verzendingsdatum of overhandiging van het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling aan de werknemer.
Art. 66. De geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische
Arbeidsinspectie roept de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en de behandelende
arts van de werknemer schriftelijk samen voor de beroepsprocedure waarvan hij de
datum en de plaats bepaalt en hij vraagt hen de relevante documenten mee te
brengen in verband met de gezondheidstoestand van de werknemer. Hij roept ook de
werknemer op om, in voorkomend geval, te worden gehoord en onderzocht.
Art. 67. De behandeling van het beroep heeft uiterlijk plaats
binnen eenentwintig werkdagen na de ontvangstdatum van het beroep van de
werknemer. In het geval van een schorsing van de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst van de werknemer wegens ziekteverlof, kan die termijn worden
verlengd tot eenendertig werkdagen.
Art. 68. § 1. Indien een arts tijdens de beroepsprocedure een
deskundig onderzoek vraagt, mag de termijn voor het nemen van de beslissing de
termijn van eenendertig werkdagen vanaf de dag waarop het beroep behandeld werd
niet overschrijden.
Tijdens de definitieve zitting nemen de drie artsen een beslissing bij
meerderheid van stemmen.
Indien de door de werknemer aangeduide behandelende arts of de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer afwezig is en in geval er geen akkoord wordt
bereikt onder de aanwezige artsen, neemt de geneesheer-arbeidsinspecteur van de
Medische Arbeidsinspectie zelf de beslissing.
§ 2. De medische beslissing wordt door de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie opgetekend in een
verslag dat door de aanwezige artsen wordt ondertekend en in het
gezondheidsdossier van de werknemer wordt bewaard.
Een afschrift van het verslag van de beslissing wordt door de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie onmiddellijk aan
de werkgever en aan de werknemer bezorgd.
Art. 69. Het beroep schorst de beslissing van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Dit geldt niet voor het medisch onderzoek
van een werknemer met een veiligheidsfunctie, een functie met verhoogde
waakzaamheid, of een activiteit die een risico op blootstelling aan ioniserende
stralingen inhoudt of van een werkneemster tijdens de zwangerschap of lactatie
die op een werkpost is tewerkgesteld waarvan de beoordeling uitwijst dat deze
een activiteit met een specifiek risico betreft.
Onderafdeling 5. - Tussentijdse tewerkstelling tijdens de
overleg- en beroepsprocedures
Art. 70. § 1. De werkgever tracht, overeenkomstig de
aanbevelingen van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, zo snel mogelijk elke
werknemer, voor wie op het formulier voor de gezondheidsbeoordeling
aanbevelingen in die zin zijn aangetekend, te werk te stellen op een andere
werkpost of aan een andere activiteit waarvan hij de tewerkstellingsvoorwaarden
bepaalt.
De werkgever die in de onmogelijkheid verkeert om een andere werkpost of
activiteit aan te bieden zoals bedoeld in het eerste lid, moet dit aan de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie kunnen
verantwoorden.
§ 2. De werknemer die in beroep gaat, mag, tot de dag van de
definitieve beslissing, geen enkele vorm van loonverlies lijden. Tijdens die
periode neemt hij elk werk aan dat naar het oordeel van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer bij zijn gezondheidstoestand past.
§ 3. Zolang er geen definitieve beslissing omtrent de
arbeidsgeschiktheid van de werknemer genomen is, is de definitieve
arbeidsongeschiktheid niet bewezen.
Onderafdeling 6. - Gevolgen van de definitieve beslissing van
de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
Art. 71. § 1. Het is verboden een werknemer te werk te
stellen of te blijven tewerkstellen aan een veiligheidsfunctie, een functie met
verhoogde waakzaamheid of aan activiteiten, waaraan een risico voor
blootstelling aan ioniserende stralingen is verbonden wanneer hij door de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer hiervoor ongeschikt werd verklaard.
§ 2. Het is verboden werkneemsters, die door de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer hiervoor ongeschikt werden verklaard, aan
het werk te stellen of te houden op werkposten waarvan de beoordeling heeft
aangetoond dat er een bijzonder risico bestaat voor zwangere werkneemsters en
werkneemsters die borstvoeding geven en waarvoor een aanpassing technisch of
objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijze niet kan
worden geëist.
Art. 72. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 71,
is de werkgever ertoe gehouden de werknemer die definitief ongeschikt is
verklaard door een definitieve beslissing van de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, aan het werk te houden overeenkomstig de
aanbevelingen van deze laatste, door hem ander werk te geven, tenzij wanneer dat
noch technisch noch objectief mogelijk is of wanneer dat om gegronde redenen
redelijkerwijze niet kan worden geëist.
Art. 73. De werknemer met een ernstige besmettelijke ziekte,
die verplicht is om ziekteverlof te nemen dat aanbevolen werd door de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling, is er toegehouden zonder verwijl zijn behandelende arts
te raadplegen met wie de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer contact zal genomen
hebben.
In dit geval zijn de bepalingen met betrekking tot het onderzoek bij
werkhervatting bedoeld in onderafdeling 3 van afdeling 5 op deze werknemer van
toepassing.
Afdeling 7. - Algemene bepalingen betreffende de inentingen
en tuberculinetests
Art. 74. Indien uit de beoordeling van de risico's verbonden
aan de blootstelling aan biologische agentia op het werk blijkt dat de
werknemers worden blootgesteld of kunnen blootgesteld worden aan biologische
agentia waarvoor een inenting verplicht is, moet de werkgever de werknemers die
nog niet immuun zijn doen inenten of indien het gaat om biologische agentia
waarvoor er een doeltreffend vaccin beschikbaar is, moet de werkgever de
werknemers in de mogelijkheid stellen zich te laten inenten, wanneer zij nog
niet immuun zijn.
Art. 75. De werkgever informeert de werknemers op het
ogenblik van de indienstneming en voorafgaand aan de blootstelling aan
biologische agentia hetzij over de verplichting ingeënt te zijn hetzij over het
feit dat een doeltreffend vaccin beschikbaar is. Deze werknemers worden eveneens
geïnformeerd over de voor- en nadelen van zowel de inenting zelf als de
afwezigheid van inenting.
Art. 76. De inenting kan in geen enkel geval de toepassing
van collectieve en individuele preventiemaatregelen vervangen.
Art. 77. De inentingen, herinentingen en tuberculinetests
worden hetzij door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer hetzij door een andere
door de betrokken werknemer gekozen arts uitgevoerd.
Art. 78. De bijzondere bepalingen betreffende de inentingen
en de tuberculinetests zijn vastgesteld in afdeling X van het koninklijk besluit
van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de
risico's bij blootstelling aan biologische agentia op het werk.
Afdeling 8. - Het gezondheidsdossier
Onderafdeling 1. - Doelstellingen
Art. 79. § 1. Het gezondheidsdossier van de werknemer bestaat
uit de opslag van alle relevante informatie betreffende de werknemer die de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in staat stelt het gezondheidstoezicht uit
te voeren en de doeltreffendheid te meten van de preventie- en
beschermingsmaatregelen die in de onderneming individueel en collectief worden
toegepast.
§ 2. De verwerking van de medische persoonsgegevens en van de
blootstellingsgegevens voor wetenschappelijk onderzoek, epidemiologische
registratie, onderwijs en voortgezette vorming moet gebeuren met eerbiediging
van de voorwaarden en de nadere regels bedoeld in de wet van 8 december 1992 tot
bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van
persoonsgegevens.
Art. 80. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer staat in voor
de samenstelling en het bijhouden van het gezondheidsdossier voor elke werknemer
die hij moet onderzoeken.
De afdeling of het departement belast met het medisch toezicht bepaalt de
procedureregels betreffende de samenstelling en het bijhouden van het
gezondheidsdossier, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling.
Deze procedures maken deel uit van het kwaliteitshandboek van de afdeling belast
met het medisch toezicht.
Onderafdeling 2. - Inhoud
Art. 81. § 1. Het gezondheidsdossier omvat een geheel van
gestructureerde en duidelijk geordende gegevens en een aantal documenten. Het
bestaat uit vier verschillende delen :
a) de sociaal-administratieve gegevens betreffende de
identificatie van de werknemer en zijn werkgever;
b) de beroepsanamnese en de objectieve medische
persoonsgegevens, bedoeld in artikel 82 die zijn vastgesteld aan de hand van de
verplichte handelingen verricht tijdens de preventieve medische onderzoeken.
Deze persoonsgegevens houden verband met de werkpost of de activiteit van de
werknemer;
c) de specifieke gegevens van persoonlijke aard vastgesteld
door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer tijdens de preventieve medische
onderzoeken en die aan laatstgenoemde arts zijn voorbehouden;
d) de blootstellingsgegevens, bedoeld in artikel 83, van elke
werknemer die is tewerkgesteld op een werkpost of aan een activiteit waarbij hij
blootstaat aan biologische, fysische of chemische agentia.
§ 2. Het gezondheidsdossier bevat geen informatie over de
medewerking aan programma's inzake volksgezondheid die geen verband houden met
het beroep.
Art. 82. De objectieve medische persoonsgegevens, bedoeld in
het artikel 81, § 1, b) bevatten :
1° het in artikel 11 bedoelde « Verzoek om
gezondheidstoezicht over de werknemers »;
2° de datum en de aard van het soort uitgevoerd preventief
medisch onderzoek en de resultaten van de handelingen uitgevoerd volgens en
bepaald in afdeling 4;
3° de resultaten van de gerichte onderzoeken of van de
gerichte functionele tests met hun datum;
4° de resultaten van het biologisch toezicht met hun datum;
5° de radiografieën en de verslagen van de radiologische
onderzoeken;
6° alle andere documenten of gegevens met betrekking tot de
gerichte onderzoeken die de betrokken werknemer heeft ondergaan en die door
externe artsen of diensten zijn verricht. Al die documenten zijn gedateerd en
vermelden de identiteitsgegevens van de werknemer;
7° het in artikel 48 bedoelde formulier voor de
gezondheidsbeoordeling;
8° de datum en de aard van de inentingen en hernieuwde
inentingen, de uitslagen van de tuberculinetests, de inentingskaarten en
desgevallend de nauwkeurig omschreven redenen van medische aard van het bestaan
van contra-indicaties;
9° alle nuttige aanwijzingen met betrekking tot het
voortgezet gezondheidstoezicht dat eventueel wordt uitgeoefend in toepassing van
artikel 38;
10° alle andere medische of medisch-sociale documenten die de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer nuttig acht om bij het dossier te voegen,
meer bepaald de uitwisseling van informatie met de door de werknemer gekozen
arts;
11° een afschrift van de in artikel 95 bedoelde aangifte van
beroepsziekte;
12° een afschrift van de arbeidsongevallensteekkaart die de
werkgever, in toepassing van artikel 27 van het koninklijk besluit betreffende
het beleid inzake het welzijn, stuurt naar de afdeling of het departement belast
met het medisch toezicht.
Art. 83. De in artikel 81, § 1, d) bedoelde
blootstellingsgegevens van de betrokken werknemer bevatten :
1° de lijst van de chemische stoffen geïdentificeerd aan de hand van hun CAS-,
EINECS-, of ELINCS- nummer, of aan de hand van alle andere informatie die een
nauwkeurige identificatie mogelijk maakt;
2° de kwalitatieve, kwantitatieve en representatieve gegevens in verband met de
aard, de intensiteit, de duur en de frequentie van de blootstelling van de
werknemer aan chemische of fysische agentia;
3° de datum en het blootstellingsniveau in geval de grenswaarden worden
overschreden;
4° de lijst van de biologische agentia en van de eventuele incidenten of
ongevallen.
Onderafdeling 3. - Wijze van bewaren
Art. 84. Het gezondheidsdossier wordt al naargelang het geval
bijgehouden binnen de afdeling of het departement belast met het medisch
toezicht of op het gewestelijk centrum voor onderzoek van de externe dienst.
Alleen de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, verantwoordelijk voor de afdeling
of voor het departement van het medisch toezicht, en die er de beheerder van is,
is belast met de bewaring ervan en is er exclusief verantwoordelijk voor en hij
alleen kan een of meerdere leden van het personeel die hem bijstaan en die
onderworpen zijn aan het beroepsgeheim aanduiden om er uitsluitend toegang toe
te hebben.
In afwijking van het eerste lid, mag voor de werkgevers van
groepen A en B, zoals bepaald in artikel 3 van het koninklijk besluit van 27
maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor preventie en bescherming op het
Werk, waar de aanwezigheid van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer permanent
is, het gezondheidsdossier bijgehouden worden in de onderneming.
Art. 85. § 1. Het departement of de afdeling belast met het
medisch toezicht bewaart het dossier van de werknemer die geen deel meer
uitmaakt van het personeel dat onderworpen is aan het gezondheidstoezicht in
goede staat, volledig en goed gerangschikt in zijn archieven en onder
voorwaarden die het medisch geheim waarborgen, behalve indien hij het
overeenkomstig artikel 88 doorstuurt aan een ander departement of een andere
afdeling belast met het medisch toezicht. Dit dossier bevat de gegevens bedoeld
in artikel 81, § 1, a), b) en d).
§ 2. Het dossier wordt daar, ten minste vijftien jaar na het
vertrek van de werknemer bewaard. Eens die tijd verstreken mag de afdeling of
het departement belast met het medisch toezicht het dossier vernietigen, of het
aan de door de werknemer aangewezen arts bezorgen, indien deze werknemer dit
bijtijds gevraagd heeft na op de hoogte te zijn gebracht van deze mogelijkheid.
§ 3. Nochtans, wanneer het dossier in de gevallen bepaald
door de specifieke bepalingen van de besluiten vastgesteld in uitvoering van de
wet, langer dan vijftien jaar moet worden bewaard, bewaart de afdeling of het
departement belast met het medisch toezicht het in het archief vanaf de dag dat
de werknemer geen deel meer uitmaakt van het aan het gezondheidstoezicht
onderworpen personeel.
Na verloop van deze termijn wordt het dossier noch vernietigd, noch overhandigd
aan de werknemer of aan om het even welke instelling, maar wordt het gestuurd
naar de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg -
Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde.
Art. 86. Geen enkele afdeling of geen enkel departement
belast met het medisch toezicht mag worden opgeheven indien de geneesheer belast
met het beheer ervan, niet ten minste drie maanden vooraf de Federale
Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg - Administratie van
de arbeidshygiëne en -geneeskunde, hievan op de hoogte heeft gesteld zodat deze
administratie in de mogelijkheid wordt gesteld om bijtijds te beslissen welke
maatregelen er moeten genomen worden met betrekking tot de bestemming die moet
gegeven worden aan de gezondheidsdossiers die zich in deze afdeling of in dit
departement bevinden.
Art. 87. De vernietiging en de overdracht van de
gezondheidsdossiers, evenals het uitlenen en het verstrekken van kopies van de
documenten die ze bevatten, zoals bepaald in deze afdeling, gebeurt onder
voorwaarden die het medisch geheim volledig waarborgen.
Onderafdeling 4. - Overdracht en bewegingen
Art. 88. § 1. Het gezondheidsdossier van een werknemer die
van werkgever verandert en dat de gegevens bedoeld in artikel 81, § 1, a), b) en
d) bevat, moet volledig bewaard worden op de zetel van het huidige departement
of de huidige afdeling belast met het medisch toezicht dat het
gezondheidstoezicht op de werknemer heeft uitgeoefend.
§ 2. Om te vermijden dat aan een kandidaat of een werknemer
geneeskundige handelingen worden opgelegd die hij onlangs reeds heeft gekregen
en wanneer een gezondheidsdossier op naam van deze persoon reeds bestaat in een
andere onderneming, dan verzoekt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer indien
hij dit nuttig acht in toepassing van artikel 29, 1° dat het departement of de
afdeling belast met het medisch toezicht van deze andere onderneming hem de
objectieve medische persoonsgegevens over die persoon zou opsturen evenals de
blootstellingsgegevens bedoeld in artikel 83, indien het een werknemer betreft
die aan ioniserende stralen werd blootgesteld en het opnieuw zal worden.
§ 3. Het departement of de afdeling belast met het medisch
toezicht, dat verkiest het gedeelte met de objectieve medische persoonsgegevens
niet over te dragen, leent de bedoelde stukken uit aan de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of bezorgt hem onverwijld een eensluidend
afschrift van de documenten die deze laatste heeft gevraagd. Van radiografieën
wordt evenwel steeds het origineel aan deze arts voorgelegd.
De afdeling of het departement belast met het medisch toezicht die afschriften
aflevert moet hierop de vermelding « voor eensluidend afschrift van het
oorspronkelijk document » aanbrengen.
§ 4. Bij elk overgedragen dossier of dossiergedeelte wordt
een volledige inventaris gevoegd van de documenten die het bevat.
Elke afdeling of elk departement belast met het medisch toezicht registreert de
bewegingen van de dossiers en de delen van dossiers door voor elk dossier of
deel van een dossier dat verzonden of ontvangen wordt, de naam en voornaam van
de betrokken werknemer te vermelden evenals het adres van de afdeling of het
departement belast met het medisch toezicht dat er al naargelang het geval de
bestemmeling of de afzender van is.
Alle voornoemde bewegingen van dossiers of dossiergedeelten gebeuren onder de
uitsluitende verantwoordelijkheid van de in artikel 84 vermelde personen.
Art. 89. De dossiers en documenten worden in een gesloten
enveloppe en ten persoonlijken titel naar de afdelingen of departementen belast
met het medisch toezicht of naar de behandelende artsen van de werknemers
gestuurd. De verzending wordt verzekerd door en onder de uitsluitende
verantwoordelijkheid van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer verantwoordelijk
voor het beheer van het dossier, of van het onder het beroepsgeheim vallende
personeelslid dat hem bijstaat. De dossiers en documenten worden met de post of
langs eender welke andere weg, die tenminste dezelfde waarborgen biedt tegen
verlies of beschadiging, aan de bestemmelingen bezorgd.
Art. 90. Het departement of de afdeling belast met het
medisch toezicht dat kiest voor de elektronische overdracht van het dossier of
de gedeelten ervan moet de principes en waarborgen van authenticiteit,
betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid toepassen.
De overdracht van de medische gegevens gebeurt onder de verantwoordelijkheid van
de geneesheer die de leiding heeft over het departement of de afdeling belast
met het medisch toezicht en die, aan de hand van bewezen doeltreffende methodes,
instaat voor de bescherming en de beveiliging van die gegevens op gebied van
toegang, gebruik en overdracht.
De maatregelen die hiervoor worden genomen, worden vastgelegd
in gedetailleerde instructies die zijn opgenomen in een intern reglement waarvan
de toepassing en het toezicht worden toevertrouwd aan de geneesheer die de
leiding heeft over het departement of de afdeling belast met het medisch
toezicht.
Onderafdeling 5. - Toegang
Art. 91. § 1. Op verzoek van of met akkoord van de betrokken
werknemer, mag de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer de arts die deze werknemer
behandelt contacteren en hem documenten uit het gezondheidsdossier dat de
gegevens bevat bedoeld in artikel 81, § 1, a), b) en d) lenen of hem er een
afschrift van bezorgen.
§ 2. De werknemer heeft het recht kennis te nemen van alle
medische persoonsgegevens en van de blootstellingsgegevens uit zijn
gezondheidsdossier. Het verzoek om kennisneming evenals de aanvragen tot
verbetering of schrapping van objectieve medische persoonsgegevens die deel
uitmaken van het dossier, gebeuren door tussenkomst van een arts die hiervoor
door de werknemer wordt aangeduid.
§ 3. Onder voorbehoud van de bepalingen van § 1 en § 2, en
van de artikelen 84 en 88, worden alle nodige maatregelen genomen opdat niemand
kan kennis nemen van het gezondheidsdossier.
Onderafdeling 6. - Geautomatiseerde verwerking
Art. 92. De gegevens uit het gezondheidsdossier kunnen
automatisch of manueel worden verwerkt overeenkomstig de bepalingen van de wet
van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonlijke gegevens en de bepalingen van deze afdeling.
Art. 93. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 16, §
1 van de in artikel 92 bedoelde wet, is de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer,
die de leiding heeft over de afdeling of het departement belast met het medisch
toezicht, de verantwoordelijke voor de verwerking indien het gezondheidsdossier
automatisch wordt verwerkt. In die hoedanigheid zorgt hij ervoor dat een
beschrijvende staat van het elektronisch bestand wordt opgemaakt die de volgende
gegevens vermeldt :
1° de wijze waarop de structuur van het dossier wordt
beschreven;
2° de wijze waarop de verschillende gegevenscategorieën van
het dossier in rubrieken worden onderverdeeld;
3° de toegepaste coderingssystemen;
4° de maatregelen en de hoedanigheid van de personen die de
continuïteit en de veiligheid van de geautomatiseerde gegevensverwerking
verzekeren;
5° de hoedanigheid van de personen die de verschillende
gegevenscategorieën mogen raadplegen en verwerken.
Afdeling 9. - Aangifte van de beroepsziekten
Art. 94. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die één van
de hierna opgesomde gevallen vaststelt, of ervan op de hoogte wordt gesteld door
een andere arts, doet hiervan aangifte bij de geneesheer-arbeidsinspecteur van
de Medische Arbeidsinspectie en bij de geneesheer-adviseur van het Fonds voor
beroepsziekten :
1° de gevallen van beroepsziekten op de lijst van deze
ziekten opgemaakt in toepassing van artikel 30 van de wetten betreffende de
schadeloosstelling voor en de voorkoming van beroepsziekten, gecoördineerd op 3
juni 1970;
2° de gevallen die niet voorkomen op bovenvermelde lijst maar
wel op de Europese lijst van beroepsziekten en op de aanvullende lijst van
ziekten welke vermoedelijk door beroepsuitoefening veroorzaakt worden, die
zouden moeten aangegeven worden en die worden vermeld in de bijlagen I en II van
de Aanbeveling 90/326/E.E.G. van de Commissie van 22 mei 1990 betreffende de
goedkeuring van een Europese lijst van beroepsziekten waarvan de opname in
bijlage I van de Europese lijst in de toekomst kan overwogen worden;
3° de gevallen van andere ziekten waarvan vaststaat dat ze
hun oorsprong in het beroep vinden of waarvoor de arts die ze heeft vastgesteld
een gelijkaardige oorsprong bevestigt of vermoedt;
4° de gevallen van voorbeschiktheid voor één van de hierboven
vermelde beroepsziekten of van de eerste symptomen hiervan, telkens dit een
invloed kan hebben op de vastheid van betrekking of het loon van de betrokken
werknemer.
De lijsten bedoeld in het eerste lid, 2° zijn ter informatie opgenomen in de
bijlage III bij dit besluit.
Art. 95. § 1. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer doet de
aangifte zo snel mogelijk en aan de hand van een formulier dat overeenstemt met
het model in de bijlage IV bij dit besluit.
Hij vult het formulier in drievoud in, zendt een exemplaar naar de
geneesheer-arbeidsinspecteur van de Medische Arbeidsinspectie, een tweede naar
de geneesheer-adviseur van het Fonds voor beroepsziekten en voegt een derde bij
het gezondheidsdossier van de betrokkene.
De verzending gebeurt in een gesloten enveloppe.
§ 2. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer kan de
aangifteformulieren op aanvraag gratis bekomen bij de Federale Overheidsdienst
Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg - Administratie van de arbeidshygiëne
en -geneeskunde of bij het Fonds voor beroepsziekten.
§ 3. Indien de werknemer waarvoor door de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer aangifte werd gedaan wegens beroepsziekte of
een andere ziekte waarvan de oorsprong in het beroep kan worden aangetoond,
voldoet aan de vereiste voorwaarden om in aanmerking te komen voor de wetgeving
betreffende de vergoeding van schade wegens beroepsziekte, brengt de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer deze werknemer hiervan op de hoogte en
verstrekt hij hem alle attesten die nodig zijn om zijn dossier betreffende die
aanvraag tot vergoeding samen te stellen.
Afdeling 10. - Meningsverschillen
Art. 96. Behalve in het geval van de beroepsprocedure bedoeld
in de artikelen 64 tot 69 worden alle meningsverschillen of alle moeilijkheden
die kunnen voortvloeien uit de bepalingen van dit besluit behandeld door de
geneesheren-arbeidsinspecteurs van de Medische Arbeidsinspectie.
Afdeling 11. - Wijzigings-en opheffingsbepalingen
Onderafdeling 1. - Wijziging van het Algemeen Reglement voor
de Arbeidsbescherming
Art. 97. De artikelen 115 tot 118 van het Algemeen Reglement
voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11
februari 1946 en 27 september 1947, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van
16 april 1965 en 4 augustus 1996 worden opgeheven.
Art. 98. In artikel 120 van hetzelfde reglement, gewijzigd
bij de koninklijke besluiten van 16 april 1965, 2 augustus 1968 en 20 mei 1980
worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In 1°, voorlaatste lid, worden de woorden « artikel 125, § 1, 1° » vervangen
door de woorden « artikel 28, § 1 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003
betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers »;
2° In 2°, b), voorlaatste lid, worden de woorden « de medische dossiers der
werknemers waarvan sprake in artikel 146quinquies » vervangen door de woorden «
de gezondheidsdossiers van de werknemers zoals bedoeld in afdeling 8 van het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers ».
Art. 99. Artikel 123 van hetzelfde reglement, gewijzigd bij
de koninklijke besluiten van 16 april 1965 en 15 mei 1981, wordt opgeheven.
Art. 100. Het opschrift van Onderafdeling II van Titel II,
hoofdstuk III, afdeling I van hetzelfde reglement, gewijzigd bij het koninklijk
besluit van 16 april 1965 wordt vervangen als volgt :
« Onderafdeling II - Gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 101. Titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling
II, Algemene bepalingen, punt A. Medische onderzoekingen, punten 1, 2, 3, en
3bis, van hetzelfde reglement, dat de artikelen 123bis tot 131ter omvat,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 april 1965, 10 april 1974, 28
november 1978, 10 februari 1982, 22 november 1984, 5 december 1990, 18 september
1991, 26 september 1991, 14 september 1992, 27 augustus 1993, 5 juli 1996, 4
augustus 1996, 25 april 1997 en 3 mei 1999 wordt opgeheven.
Art. 102. Artikel 135ter van hetzelfde reglement, ingevoegd
bij het koninklijk besluit van 28 augustus 1986 wordt vervangen als volgt :
« Art. 135ter. Voor de werknemers die blootgesteld zijn aan
het risico voor beroepsziekte voorzien in bijlage II, rubriek 5.1.2. van deze
afdeling, dient de werkgever er voor te zorgen dat de hiernavolgende maatregelen
genomen worden :
1. Voor de blootstelling aan stof afkomstig van asbest of van
asbesthoudende materialen moet elke betrokken werknemer een voorafgaande
gezondheidsbeoordeling ondergaan.
Deze voorafgaande gezondheidsbeoordeling dient een specifiek onderzoek van de
borstkas te omvatten. De praktische aanbevelingen staan vermeld in bijlage XII
van deze afdeling.
De werknemers dienen, zolang de blootstelling duurt, minstens éénmaal per jaar
aan een periodieke gezondheidsbeoordeling te worden onderworpen.
Een gezondheidsdossier wordt voor elke werknemer aangelegd overeenkomstig de
bepalingen van afdeling 8 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende
het gezondheidstoezicht op de werknemers.
2. Naar aanleiding van de gezondheidsbeoordeling als bedoeld
in punt 1, dient de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer overeenkomstig de
bepalingen van afdeling 6 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende
het gezondheidstoezicht op de werknemers zich uit te spreken over of de
eventueel te nemen individuele beschermings- of preventieve maatregelen te
bepalen; deze maatregelen kunnen in voorkomend geval inhouden dat de betrokken
werknemer onttrokken wordt aan elke blootstelling aan stof afkomstig van asbest
of van asbesthoudende materialen.
3. De betrokken werknemers moeten informatie krijgen over de
mogelijkheid van een voortgezet gezondheidstoezicht, overeenkomstig artikel 38
van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht
op de werknemers.
4. De betrokken werknemer kan verzoeken om de herziening van
de gezondheidsbeoordeling bedoeld in punt 2 overeenkomstig afdeling 6 van het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers. »
Art. 103. Artikel 135quinquies van hetzelfde reglement,
ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 1991, wordt vervangen als
volgt :
« Art. 135quinquies. Voor de werknemers die worden
blootgesteld aan het risico voor beroepsziekten bepaald in bijlage II, rubriek
5.3bis, bij deze afdeling, zal de werkgever er op toezien dat de volgende
maatregelen worden genomen :
1. Voor de blootstelling aan stof afkomstig van
kobalthoudende materialen moet elke betrokken werknemer aan een voorafgaande
gezondheidsbeoordeling worden onderworpen.
In deze beoordeling moet een geneeskundig onderzoek van de longen en van de
longfunctie begrepen zijn.
De werknemers worden, zolang de blootstelling duurt, minstens eenmaal per jaar
aan een periodieke gezondheidsbeoordeling onderworpen.
Overeenkomstig de bepalingen van afdeling 8 van het koninklijk besluit van 28
mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers wordt voor elke
werknemer een gezondheidsdossier opgesteld.
2. Na het in punt 1 voorgeschreven onderzoek moet de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, overeenkomstig de bepalingen van afdeling 6
van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht
op de werknemers, zich uitspreken over of bepalen welke individuele beschermings-
of preventiemaatregelen er eventueel dienen te worden genomen. Die maatregelen
kunnen, in voorkomend geval, inhouden dat de betrokken werknemer onttrokken
wordt aan elke blootstelling aan stof afkomstig van kobalthoudende materialen.
3. De betrokken werknemers moeten informatie krijgen over de
mogelijkheid van een voortgezet gezondheidstoezicht, overeenkomstig artikel 38
van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht
op de werknemers.
4. De betrokken werknemer kan tegen de in punt 2 bedoelde
beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer beroep aantekenen
overeenkomstig het bepaalde in onderafdeling 4 van afdeling 6 van het koninklijk
besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers. »
Art. 104. In artikel 135sexies van hetzelfde reglement,
ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 september 1991, worden de volgende
wijzigingen aangebracht :
a) de punten 1 tot 3 worden vervangen door de volgende tekst :
« 1. Voorafgaand aan de blootstelling aan geluid van een
geluidsniveau hoger dan 85dB(A) of 200 Pa voor impulsgeluid, moet elke betrokken
werknemer een voorafgaande gezondheidsbeoordeling ondergaan.
2. Deze gezondheidsbeoordeling behelst een medisch onderzoek
alsmede een onderzoek van de gehoorfunctie. Het onderzoek van de gehoorfunctie
wordt herhaald binnen de twaalf maanden die volgen op de eerste evaluatie.
3. Na de oorspronkelijke voorafgaande gezondheidsbeoordeling
moet de werknemer aan een periodieke gezondheidsbeoordeling onderworpen worden.
»;
b) punt 5, eerste en tweede lid, worden vervangen door de
volgende tekst :
« 5. De voorafgaande gezondheidsbeoordeling behelst een
algemeen klinisch onderzoek.
Het onderzoek van de gehoorfunctie bestaat ten minste uit een anamnese, een
otoscopie en een toon-gehoormeting bij luchtgeleiding. »;
c) in punt 7, worden de woorden « individueel medisch dossier
» vervangen door het woord « gezondheidsdossier » en worden de woorden « de
artikelen 146quinquies en volgende » vervangen door de woorden « Afdeling 8 van
het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers »;
d) in de punten 8 en 10, worden de woorden « de artikelen
146bis en volgende » vervangen door de woorden « Afdeling 6 van het koninklijk
besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers »;
e) in punt 9 worden de woorden « elke medische keuring van de
gezondheid waaraan zij zich kunnen onderwerpen na het beëindigen van de
blootstelling » vervangen door de woorden « het voortgezet gezondheidstoezicht
».
Art. 105. Titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling
II, punt A, punt 5, van hetzelfde reglement, dat de artikelen 136 tot 138 omvat,
gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 1965, wordt opgeheven.
Art. 106. Titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling
II, Algemene bepalingen, punten C tot G, van hetzelfde reglement, dat de
artikelen 146bis tot 147sexies omvat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van
16 april 1965, 3 december 1969, 14 maart 1974, 10 en 24 april 1974, 28 november
1978, 15 december 1978, 20 november 1987, 5 december 1990, 8 mei 1992, 2 mei
1995, 4 augustus 1996, 25 april 1997 en 20 februari 2002, wordt opgeheven.
Art. 107. Titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling
III, van hetzelfde reglement, dat artikel 147septies omvat, gewijzigd bij het
koninklijk besluit van 27 maart 1998, wordt opgeheven.
Art. 108. Titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling
IV, van hetzelfde reglement dat de artikelen 148bis tot 148nonies omvat,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 april 1965, 2 augustus 1968, 10
april 1974, 28 november 1978, 2 februari 1988, 24 juni 1993 en 4 augustus 1996,
wordt opgeheven.
Art. 109. In titel II, hoofdstuk III, afdeling I, van
hetzelfde reglement, worden de volgende bijlagen opgeheven :
1° bijlage IIbis, Geneeskundig toezicht op de werknemers die
in arbeidsomstandigheden werken waardoor zij aan beroepsgebonden uitwendige
belasting worden blootgesteld, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12
augustus 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 augustus 1993;
2° bijlage III, Model van het in artikel 126 van deze
afdeling bedoelde « Verzoek om gezondheidstoezicht over de werknemers »,
vervangen bij het koninklijk besluit van 5 juli 1996;
3° bijlage VII, Model van « Kaart van medisch onderzoek » voorzien in artikel 146bis van deze afdeling, Uittreksel uit het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming en het los neembaar blad, gewijzigd bij het koninklijk besluit van
3 december 1969, 12 februari 1993 en 2 mei 1995;
4° bijlage VIII, In acht te nemen richtlijnen met het oog op
het opmaken van het onder artikel 146quinquies van deze afdeling voorgeschreven
medisch dossier, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 1965;
5° bijlage IX, Aangifte van beroepsziekten, gewijzigd bij het
koninklijk besluit van 16 april 1965;
6° bijlage X, Europese lijst van beroepsziekten, vervangen
bij het koninklijk besluit van 8 mei 1992.
Onderafdeling 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van
12 augustus 1993 betreffende het manueel hanteren van lasten
Art. 110. Artikel 11, 3° van het koninklijk besluit van 12
augustus 1993 betreffende het manueel hanteren van lasten, wordt vervangen als
volgt :
« 3° een gezondheidsdossier wordt voor elke werknemer opgemaakt in
overeenstemming met de bepalingen van afdeling 8 van het koninklijk besluit van
28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers »;
Onderafdeling 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van
27 augustus 1993 betreffende het werken met beeldschermapparatuur
Art. 111. In artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van
27 augustus 1993 betreffende het werken met beeldschermapparatuur, worden de
woorden « artikel 124, § 5 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming
» vervangen door de woorden « artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit van 28
mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers »;
Art. 112. In artikel 7, 1°, gewijzigd bij het koninklijk
besluit van 20 februari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « medisch onderzoek,
dat » vervangen door de woorden « voorafgaande gezondheidsbeoordeling, die »;
2° in het tweede lid worden de woorden « periodiek medisch
onderzoek » vervangen door de woorden « periodieke gezondheidsbeoordeling » en
worden de woorden « dit periodiek onderzoek » vervangen door de woorden « deze
periodieke gezondheidsbeoordeling »;
3° het derde lid wordt vervangen als volgt :
« Een gezondheidsdossier wordt opgemaakt voor elke werknemer in overeenstemming
met de bepalingen van onderafdeling 2 van afdeling 8 van het koninklijk besluit
van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Onderafdeling 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2
december 1993 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van
blootstelling aan kankerverwekkende en mutagene agentia op het werk
Art. 113. Artikel 15 van het koninklijk besluit van 2
december 1993 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van
blootstelling aan kankerverwekkende en mutagene agentia op het werk, gewijzigd
bij de koninklijke besluiten van 4 mei 1999 en 20 februari 2002, wordt vervangen
als volgt :
« Art. 15. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk
besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers,
neemt de werkgever de volgende maatregelen om in het gepaste gezondheidstoezicht
te voorzien voor de werknemers die werkzaamheden moeten verrichten waarbij zich
het risico kan voordoen van blootstelling aan kankerverwekkende of mutagene
agentia, zoals bedoeld in artikel 4 :
1° Voorafgaand aan de blootstelling dient elke betrokken
werknemer aan een aangepaste gezondheidsbeoordeling te worden onderworpen
volgens de bepalingen van de artikelen 1 tot 37 van het koninklijk besluit van
28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers.
Deze gezondheidsbeoordeling omvat een biologisch toezicht, indien dat gepast is.
De speciale onderzoeken die worden uitgevoerd bestaan in tests ter opsporing van
de vroegtijdige en omkeerbare gevolgen na de blootstelling.
Zolang de blootstelling duurt, dient deze gezondheidsbeoordeling minstens eens
per jaar te worden uitgevoerd.
2° Na de in 1° genoemde gezondheidsbeoordeling dient de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zich uit te spreken over, dan wel te bepalen
welke individuele beschermings- en preventiemaatregelen dienen te worden
genomen.
Die maatregelen kunnen in voorkomend geval bestaan in het onttrekken van de
werknemer aan iedere blootstelling aan kankerverwekkende of mutagene agentia of
in een vermindering van de duur van zijn blootstelling overeenkomstig de
bepalingen van afdeling 6 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende
het gezondheidstoezicht op de werknemers.
3° Wanneer blijkt dat een werknemer is getroffen door een
afwijking die het resultaat is van de blootstelling aan kankerverwekkende of
mutagene agentia, kan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer de werknemers die
een analoge blootstelling hebben ondergaan, aan het gezondheidstoezicht
onderwerpen. In dit geval wordt de beoordeling van het blootstellingsrisico
herhaald overeenkomstig artikel 4.
4° Voor iedere werknemer wordt een gezondheidsdossier
opgesteld overeenkomstig de bepalingen van afdeling 8 van het koninklijk besluit
van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers.
5° De betrokken werknemer moet informatie krijgen over de
mogelijkheid van een voortgezet gezondheidstoezicht, overeenkomstig artikel 38
van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht
op de werknemers.
6° De betrokken werknemer kan overeenkomstig de bepalingen
van afdeling 6 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het
gezondheidstoezicht over de werknemers een herziening van de in 1° bedoelde
beoordeling vragen.
7° De werknemer heeft toegang tot de resultaten van het hem
betreffende gezondheids- en biologisch toezicht. »
Art. 114. In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij
de koninklijke besluiten van 4 mei 1999 en 20 februari 2002 worden de woorden «
artikel 146sexies van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming »
vervangen door de woorden « artikel 85 van het koninklijk besluit van 28 mei
2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers » en worden de woorden
« medisch dossier » vervangen door het woord « gezondheidsdossier. »
Onderafdeling 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2
mei 1995 inzake de moederschapsbescherming.
Art. 115. In het koninklijk besluit van 2 mei 1995 inzake
moederschapsbescherming worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in artikel 9, eerste lid, worden de woorden « een
geneeskundig onderzoek overeenkomstig de bepalingen van het Algemeen Reglement
voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « het gezondheidstoezicht
zoals geregeld in het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het
gezondheidstoezicht op de werknemers »;
2° in de artikelen 9, tweede lid en 10, worden de woorden «
de kaart van medisch onderzoek bedoeld in artikel 146bis, § 1 van hetzelfde
reglement » vervangen door « het formulier voor de gezondheidsbeoordeling
bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 6 van het koninklijk besluit van 28 mei
2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Onderafdeling 6. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4
augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's bij
blootstelling aan biologische agentia op het werk
Art. 116. In artikel 11 van het koninklijk besluit van 4
augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's bij
blootstelling aan biologische agentia op het werk worden de woorden « artikel
147quater van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming » vervangen door
de woorden « artikel 6 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende
het gezondheidstoezicht op de werknemers. »
Art. 117. In artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij
het koninklijk besluit van 29 april 1999, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° in het eerste lid, worden de woorden « Algemeen Reglement
voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « koninklijk besluit van
28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers »;
2° in het tweede lid, worden de woorden « voorafgaande
medische onderzoeken, periodieke onderzoeken en in voorkomend geval aan een
medisch onderzoek bij werkhervatting » vervangen door de woorden « voorafgaande
gezondheidsbeoordeling, periodieke gezondheidsbeoordeling, en in voorkomend
geval aan een onderzoek bij werkhervatting. »
Art. 118. In artikel 36 worden de woorden « voorafgaand
geneeskundig onderzoek » vervangen door de woorden « voorafgaande
gezondheidsbeoordeling. »
Art. 119. In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij
het koninklijk besluit van 29 april 1999 worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « periodiek
geneeskundig toezicht » vervangen door de woorden « een periodieke
gezondheidsbeoordeling »;
2° in het tweede en vijfde lid, worden de woorden « het
periodiek geneeskundig onderzoek » vervangen door de woorden « de periodieke
gezondheidsbeoordeling »;
3° in het zesde lid, worden de woorden « de artikelen 146bis
tot 146quater van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen
door de woorden « afdeling 6 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003
betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers. »
Art. 120. In artikel 38, tweede lid, worden de woorden «
geneeskundig toezicht » vervangen door het woord « gezondheidstoezicht. »
Art. 121. In artikel 39, eerste lid, worden de woorden «
geneeskundig toezicht » vervangen door het woord « gezondheidstoezicht » en
worden de woorden « artikel 148ter van het A.R.A.B. » vervangen door de woorden
« de artikelen 5, § 2, 34, § 2, 5°en 43 van het koninklijk besluit van 28 mei
2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers »;
Art. 122. In artikel 42 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij
het koninklijk besluit van 29 april 1999, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid :
« Voor elke werknemer die aan het gezondheidstoezicht is onderworpen, wordt een
gezondheidsdossier opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van afdeling 8
van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht
op de werknemers »;
2° in het tweede lid worden de woorden « artikel 146sexies
van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming » vervangen door de
woorden « artikel 85 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het
gezondheidstoezicht op de werknemers » en worden de woorden « medisch dossier »
vervangen door het woord « gezondheidsdossier. »
Art. 123. In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de
woorden « gepaste geneeskundig toezicht waaraan ze zich na het einde van de
blootstelling kunnen onderwerpen » vervangen door de woorden « voortgezet
gezondheidstoezicht ».
Art. 124. In artikel 48, tweede lid, van hetzelfde besluit
worden de woorden « de artikelen 147quater en 147quinquies van het Algemeen
Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « de artikelen
6, 8 en 9 en afdeling 7 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende
het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 125. In artikel 55, vierde lid, van hetzelfde besluit
worden de woorden « kaarten van medisch onderzoek bedoeld in artikel 146bis van
het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden «
formulieren voor de gezondheidsbeoordeling bedoeld in onderafdeling 1 van
afdeling 6 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het
gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Onderafdeling 7. - Wijziging van het koninklijk besluit van
19 februari 1997 tot vaststelling van de maatregelen betreffende de veiligheid
en de gezondheid op het werk van uitzendkrachten
Art. 126. In artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van
19 februari 1997 tot vaststelling van de maatregelen betreffende de veiligheid
en de gezondheid op het werk van uitzendkrachten worden de woorden « Algemeen
Reglement voor de Arbeidsbescherming betreffende het geneeskundig toezicht op de
werknemers » vervangen door de woorden « koninklijk besluit van 28 mei 2003
betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 127. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de
volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, tweede lid, worden de woorden « artikel 124, § 1,
1°, 2°, 3° en 6° van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming »
vervangen door de woorden « de artikelen 2, 1°, 2°, 3° en 4° en 4, § 1 van het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers »;
2° in § 3, 3°, b) worden de woorden « geneeskundig toezicht »
vervangen door het woord « gezondheidstoezicht ».
Art. 128. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de
volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 3, tweede lid, worden de woorden « de kaart van
medisch onderzoek bedoeld in artikel 146bis, § 1 van het Algemeen Reglement voor
de Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « het formulier voor de
gezondheidsbeoordeling zoals bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 6 van het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op
werknemers »;
2° in § 4, worden de woorden « elk onderzoek bij
indienstneming » vervangen door de woorden « elke voorafgaande
gezondheidsbeoordeling ».
Art. 129. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de
volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid, worden de woorden « kaarten van medisch
onderzoek bedoeld bij artikel 146bis van het Algemeen Reglement voor de
Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « formulieren voor de
gezondheidsbeoordeling zoals bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 6 van het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers;
2° het derde lid, 4° wordt vervangen als volgt :
« 4° gezondheidsbeoordeling naar aanleiding van een spontane raadpleging ».
Art. 130. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de
volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid, worden de woorden « medische dossiers »
vervangen door het woord « gezondheidsdossiers »;
2° in het derde lid worden de woorden « artikel 146septies
van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de
woorden « artikel 88 van koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het
gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 131. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de
volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, worden de woorden « medisch dossier » vervangen
door het woord « gezondheidsdossier »;
2° in § 2 worden de woorden « artikel 124, § 1, 1° tot 5° van
het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » » vervangen door de woorden
« de artikelen 2, 1°, 3° en 4° en 44, 1° en 2° van het koninklijk besluit van 28
mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Onderafdeling 8. - Wijziging van het koninklijk besluit van
25 april 1997 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's
voortkomende uit ioniserende straling
Art. 132. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 25
april 1997 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's
voortkomende uit ioniserende straling worden de woorden « arbeidsgeneeskundig
toezicht » vervangen door het woord « gezondheidstoezicht ».
Art. 133. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de
volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, worden de woorden « geneeskundig
onderzoek bij indienstneming » vervangen door de woorden « voorafgaande
gezondheidsbeoordeling »;
2° in het tweede lid, worden de woorden « het geneeskundig
onderzoek dat voorafgaat aan de blootstelling » vervangen door de woorden « de
voorafgaande gezondheidsbeoordeling »;
3° in het derde lid, worden de woorden « periodiek onderzoek
» vervangen door de woorden « periodieke gezondheidsbeoordeling »;
4° in het vierde lid, worden de woorden « Het onderzoek bij
indienstneming » vervangen door de woorden « De voorafgaande
gezondheidsbeoordeling »;
5° in het vijfde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit
van 2 april 2002, worden de woorden « het onderzoek bij indienstneming »
vervangen door de woorden « de voorafgaande gezondheidsbeoordeling »;
6° in het zesde lid, worden de woorden « geneeskundig
onderzoek dat voorafgaat aan de blootstelling » vervangen door de woorden «
voorafgaande gezondheidsbeoordeling » en vervallen de woorden « Dat onderzoek
wordt gelijkgesteld met een geneeskundig onderzoek bij indienstneming ».
Art. 134. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de
woorden « het periodiek geneeskundig onderzoek » vervangen door de woorden « de
periodieke gezondheidsbeoordeling ».
Art. 135. In artikel 7, tweede lid, van hetzelfde besluit,
gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002 worden de woorden « het
jaarlijks of halfjaarlijks periodiek onderzoek » vervangen door de woorden « de
jaarlijkse of halfjaarlijkse periodieke gezondheidsbeoordeling ».
Art. 136. - In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd
bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° in het tweede lid, worden de woorden « medisch dossier »
vervangen door het woord « gezondheidsdossier »;
2° in het derde lid, worden de woorden « artikel 146septies
van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de
woorden « artikel 88, § 1 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende
het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 137. In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij
het koninklijk besluit van 2 april 2002 worden de volgende wijzigingen
aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « artikel 129, eerste
lid van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de
woorden « artikel 33, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 mei
2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers »;
2° in het derde lid, worden de woorden « artikelen 146bis, §
3, en 146quater van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming »
vervangen door de woorden « onderafdelingen 3 en 4 van afdeling 6 van het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers »;
3° in het vierde lid worden de woorden « artikel 146ter, §§ 3
en 4 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de
woorden « de artikelen 57 en 70 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003
betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 138. In artikel 27, § 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd
bij het koninklijk besluit van 2 april 2002 worden de woorden « artikel
146quinquies, § 1, 7°, a en b van het Algemeen Reglement voor de
Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « de artikelen 83, 2° en 3° van
het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers ».
Onderafdeling 9. - Wijziging van het koninklijk besluit van
27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op
het werk
Art. 139. In artikel 13octies, tweede lid van het koninklijk
besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en
bescherming op het werk, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 februari
2002, worden de woorden « artikel 124, § 4 en § 5 van het A.R.A.B. » vervangen
door « de artikelen 6, § 1 en 7, § 1 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003
betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 140. In de artikelen 24, laatste lid en 25, derde lid
van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari
2002, worden de woorden « de artikelen 115, 117, 118 en 148quater van het
A.R.A.B. » vervangen door de woorden « de artikelen 18, 19, 23 en 25 van het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers ».
Onderafdeling 10. - Wijziging van het koninklijk besluit van
3 mei 1999 betreffende de bescherming van de jongeren op het werk
Art. 141. In artikel 12 van het koninklijk besluit van 3 mei
1999 betreffende de bescherming van de jongeren op het werk, vervangen door het
koninklijk besluit van 3 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In § 2 worden de woorden « een medisch onderzoek, zoals
bedoeld in artikel 125,§ 1,1° van het Algemeen Reglement voor de
arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « een voorafgaande
gezondheidsbeoordeling, zoals bedoeld in artikel 28,§ 1 van het koninklijk
besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers »;
2° In § 4 worden de woorden « in onderafdeling II van
afdeling I van hoofdstuk III van titel II van het Algemeen Reglement voor de
arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « van het koninklijk besluit van
28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
3° in § 5 worden de woorden « de kaart van medisch onderzoek,
bedoeld in artikel 146bis van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming
» vervangen door de woorden « het formulier voor de gezondheidsbeoordeling
bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 6 van het koninklijk besluit van 28 mei
2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 142. In artikel 12bis, tweede lid, 1° van hetzelfde
besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 2003, worden de woorden
« het medisch onderzoek » vervangen door de woorden « de voorafgaande
gezondheidsbeoordeling. »
Art. 143. In artikel 12ter, § 3 van hetzelfde besluit,
ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 2003, worden de woorden « de
kaart van medisch onderzoek bedoeld in artikel 146bis van het Algemeen Reglement
voor de arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « het formulier voor
gezondheidsbeoordeling bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 6 van het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers. »
Art. 144. In artikel 12quater, eerste lid, 3° van hetzelfde
besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 2003, worden de woorden
« de uit te voeren medische onderzoeken » vervangen door de woorden « het uit te
voeren gezondheidstoezicht ».
Art. 145. In artikel 12quinquies van hetzelfde besluit,
ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 2003, worden de woorden « de
medische onderzoeken » vervangen door de woorden « het gezondheidstoezicht ».
Onderafdeling 11. - Wijziging van het koninklijk besluit van
11 maart 2002 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van
de werknemers tegen de risico's van chemische agentia op het werk
Art. 146. In artikel 40 van het koninklijk besluit van 11
maart 2002 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de
werknemers tegen de risico's van chemische agentia op het werk worden de woorden
« onderafdeling II van Titel II, Hoofdstuk III, afdeling I van het Algemeen
Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen door de woorden « het
koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de
werknemers ».
Art. 147. In artikel 42 van hetzelfde besluit worden de
woorden « medisch dossier, bedoeld in de bepalingen van artikelen 146quinquies
tot 146decies van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming » vervangen
door de woorden « gezondheidsdossier, bedoeld in afdeling 8 van het koninklijk
besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 148. In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de
volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, worden de woorden « medische dossiers »
vervangen door het woord « gezondheidsdossiers »;
2° het derde lid wordt vervangen door het volgende lid :
« De blootstellingsgegevens zijn een onderdeel van het gezondheidsdossier en
worden, met inachtneming van het medisch geheim, bewaard door het departement of
de afdeling belast met het medisch toezicht »;
3° het vijfde lid wordt vervangen door het volgende lid :
« De gezondheidsdossiers worden bewaard volgens de bepalingen van onderafdeling
3 van afdeling 8 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het
gezondheidstoezicht op de werknemers »;
4° in het zesde lid worden de woorden « medische dossiers »
vervangen door het woord « gezondheidsdossiers »;
5° in het zevende lid worden de woorden « medisch dossier »
vervangen door het woord « gezondheidsdossier »;
6° het achtste lid wordt vervangen door het volgende lid :
« Indien een onderneming haar werkzaamheden staakt, worden de
gezondheidsdossiers door de afdeling of het departement belast met het medisch
toezicht verder bewaard of behandeld volgens de bepalingen van onderafdeling 3
van afdeling 8 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het
gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Afdeling 12. - Slotbepalingen
Art. 149. De bepalingen van de artikelen 1 tot 96 vormen
titel I, hoofdstuk IV van de codex over het welzijn op het werk met de volgende
opschriften :
1° « Titel I. Algemene beginselen »;
2° « Hoofdstuk IV - Maatregelen in verband met het
gezondheidstoezicht op de werknemers ».
Art. 150. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de
uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 mei 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld