Overzicht recente wetteksten
BS 21.05.03, Editie 2
De Vlaamse regering,
Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden,
gecoördineerd op 18 december 1991, inzonderheid op artikel 15, § 1, 7°;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1985
tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex
met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking
te komen, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse
regering van 30 november 2001, en norm 4.1.4. van de bijlage B van dit besluit;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven
op 18 februari 2003;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de
omstandigheid dat aansluitend op de DAC-regularisatie ter uitvoering van het
Vlaams Intersectoraal Akkoord en het uitvaardigen van een overgangsregeling voor
de werkingsjaren 2001 en 2002 er een functionele regelgeving ter vertaling van
de regularisatie van de DAC-statuten in de voorzieningen voor ouderen ontwikkeld
moest worden; dat de besprekingen met de sociale partners in kwestie
uiteindelijk geleid hebben tot een voorstel met betrekking tot de verankering
van deze DAC-regularisatie in een regulier kader met betrekking tot de
animatiewerking in de erkende rusthuizen met ingang van 1 januari 2003; dat de
verdere financiering van deze initiatiefnemers vanaf deze datum gegarandeerd
moet kunnen worden zodat ze in staat blijven de lonen van hun werknemers uit te
betalen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op, met
toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de
Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid,
Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. Norm 4.1.4. van de bijlage B van het besluit van
de Vlaamse regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een
serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet
voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, wordt vervangen door wat volgt
:
« 4.1.4. een betrekking van deskundige in animatie en activatie moet voorzien
worden van :
1° 0,50 voltijdse equivalenten voor een rusthuis met maximaal
30 woongelegenheden;
2° 1,00 voltijdse equivalenten voor een rusthuis met minstens
31 en maximaal 60 woongelegenheden;
3° 1,50 voltijdse equivalenten voor een rusthuis met minstens
61 en maximaal 90 woongelegenheden;
4° 2,00 voltijdse equivalenten voor een rusthuis met minstens
91 en maximaal 120 woongelegenheden.
Vanaf dit laatste aantal moet per extra schijf van 30 woongelegenheden voorzien
worden in een aanvullende tewerkstelling van 0,25 voltijdse equivalenten.
De minister kan bepalen welke kwalificaties in aanmerking komen voor de
tewerkstelling als deskundige in animatie en activatie.
De minister kan tevens bepalen welke vormingsactiviteiten in aanmerking komen
voor de bijscholing, bedoeld in norm
4.3., voor de deskundige in animatie en activatie. »
Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2003.
Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan
personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 4 april 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen
en Ontwikkelingssamenwerking,
M. VOGELS