Overzicht recente wetteksten
BS 13.05.03
VERSLAG AAN DE KONING
Sire,
1. Context
Op 22 juni 2002 werd in het Belgisch Staatsblad de wet van 28
mei 2002 betreffende de euthanasie gepubliceerd.
Op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet (uiterlijk 23 september
2002) kan de arts, indien aan de in de wet bepaalde voorwaarden is voldaan, op
verzoek van de betrokkene, een opzettelijk levensbeëindigend handelen stellen.
Indien aan de desbetreffende vereisten is voldaan en indien de procedure is
nageleefd, pleegt de arts die euthanasie toepast, geen misdrijf. Anderzijds moet
er rekening mee worden gehouden dat de arts in geen geval, ook indien aan de
desbetreffende voorwaarden is voldaan, tot enig opzettelijk levensbeëindigend
handelen kan worden gedwongen.
Indien de betrokkene op het ogenblik dat een
levensbeëindigend handelen door de arts zou kunnen worden gesteld, wilsbekwaam
is, dient hij zijn verzoek tot euthanasie op schrift te stellen. Hij dient dit
document te dateren en te ondertekenen. Het document wordt door de behandelend
geneesheer aan het medisch dossier toegevoegd. Indien de patiënt op bedoeld
moment wel in staat is zijn wil te uiten maar zelf geen schriftelijk document
kan opstellen, dan kiest hij een meerderjarige persoon die in zijn plaats het
document opstelt in het bijzijn van een arts.
In voornoemde hypothese moeten we dus denken aan een therapeutische relatie
tussen een arts en een wilsbekwame patiënt.
Een andere situatie is deze waarbij de patiënt op het
ogenblik dat euthanasie zou kunnen worden toegepast, zijn wil niet meer kan
uiten (vb. coma) en bijgevolg geen schriftelijk verzoek om euthanasie toe te
passen, kan formuleren.
Ingevolge de wet kan nu iedere handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde
minderjarige anticiperen op dergelijke situatie. Hij kan met andere woorden,
zonder dat er reeds sprake is van een therapeutische relatie, in een
schriftelijke wilsverklaring zijn wil te kennen gegeven dat een arts, indien in
de toekomst aan de voorwaarden van de wet voldaan is, euthanasie toepast op een
ogenblik dat hij zelf zijn wil niet meer kan uiten.
Opgemerkt wordt dat indien een persoon van deze mogelijkheid
tot het opstellen van een wilsverklaring gebruik heeft gemaakt maar op het
ogenblik dat eventueel euthanasie zou kunnen worden toegepast, wel in staat is
zijn wil te uiten, in deze hypothese zijn laatste schriftelijke verzoek steeds
primeert. Met een eventueel eerder afgelegde schriftelijke wilsverklaring wordt
dan geen rekening meer gehouden.
Het besluit dat aan U wordt voorgelegd, beoogt de
wilsverklaring inzake euthanasie die door een handelingsbekwame meerderjarige of
ontvoogde minderjarige die bekwaam is zijn wil te uiten, wordt opgesteld voor
het geval hij zich in de toekomst in een situatie zou bevinden waarin euthanasie
zou kunnen worden toegepast.
In het bijzonder wordt geregeld hoe dergelijke wilsverklaring wordt opgesteld,
herbevestigd, herzien of ingetrokken.
2. Het opstellen van de wilsverklaring
De handelingsbekwame meerderjarige of de ontvoogde
minderjarige die wenst dat rekening wordt gehouden met zijn wil dat, voor het
geval hij zijn wil niet meer kan uiten, een arts euthanasie toepast, dient zijn
initiële wilsverklaring schriftelijk op te stellen volgens het model dat in
bijlage bij het besluit werd gevoegd.
De wilsverklaring zelf, die met de hand kan worden geschreven of getypt, bestaat
uit twee delen. Een eerste rubriek is samengesteld uit gegevens die verplicht in
elke wilsverklaring moeten worden opgenomen. Een tweede deel heeft betrekking op
facultatieve gegevens.
Vooreerst dient de betrokkene, in het eerste deel, duidelijk
en ondubbelzinnig zijn wil te kennen geven dat, voor het geval hij niet meer in
staat is tot wilsuiting, een arts euthanasie toepast indien voldaan is aan de
voorwaarden die zijn vastgesteld in de wet van 28 mei 2002 betreffende
euthanasie.
Vervolgens geeft hij een aantal persoonlijke gegevens weer, meer bepaald de
hoofdverblijfplaats, volledig adres, identificatienummer van het Rijksregister
en geboorteplaats en geboortedatum. De combinatie van deze persoongegevens met
de naam en de voornaam van de verzoeker, moeten toelaten om uit te maken of de
persoon die zich in een situatie bevindt waarin euthanasie zou kunnen worden
toegepast, identiek is met de persoon die de betrokken wilsverklaring opstelde.
Tevens maken ze een zekere controle mogelijk op de bekwaamheid van de verzoeker
om de wilsverklaring op te stellen (vb. meerderjarigheid).
Gelet op het feit dat een wilsverklaring slechts in rekening
kan worden gebracht indien ze de weergave is van een geldig gevormde wil, dient
de verzoeker in de wilsverklaring uitdrukkelijk te vermelden dat deze vrij, dwz.
zonder druk van een derde, en bewust, dwz. dat de opsteller in staat is tot een
redelijke beoordeling van zijn belangen, werd opgesteld en dat dit bevestigd
wordt door de getuigen en de eventuele vertrouwensperso(o)n(en).
Ook wordt door de verzoeker vermeld dat hij wenst dat de
wilsverklaring wordt geëerbiedigd. Zoals reeds gesteld, leidt deze vermelding er
geenszins toe dat de arts gedwongen is de wens van de verzoeker in te willigen.
De wilsverklaring moet verplicht worden opgemaakt ten overstaan van twee
meerderjarige getuigen waarvan er ten minste één geen materieel belang heeft bij
het overlijden van de patiënt. Een aantal persoonsgegevens van deze twee
getuigen meer in het bijzonder, hun naam en voornaam, hoofdverblijfplaats,
volledig adres, identificatienummer van het Rijksregister, telefoonnummer,
geboortedatum en geboorteplaats en eventuele graad van verwantschap worden in de
wilsverklaring opgenomen. Deze gegevens moeten toelaten om de getuigen te
identificeren, te contacteren en om na te gaan of ze voldoen aan de gestelde
eisen (vb. meerderjarig, geen materieel belang bij het overlijden).
De tweede rubriek van het model van wilsverklaring, in
bijlage opgenomen, dient facultatief te worden overgenomen.
De euthanasiewet laat toe dat de wilsbekwame persoon die een wilsverklaring
opstelt, in deze verklaring één of meer meerderjarige vertrouwenspersonen in
volgorde van voorkeur aanwijst. Het is niet de bedoeling dat deze
vertrouwenspersoon tijdens de wilsonbekwaamheid van de verzoeker beslissingen in
diens naam neemt. De taak van de vertrouwenspersoon bestaat er daarentegen in,
op het ogenblik dat de verzoeker wilsonbekwaam is en er sprake zou kunnen zijn
van een toepassing van euthanasie, de behandelende arts op de hoogte te brengen
van de wil van de patiënt. Dergelijke vertrouwenspersoon kan dus een belangrijke
rol vervullen op het vlak van de bekendheid van de wilsverklaring. Ook zal de
vertrouwenspersoon tijdens de in de euthanasiewet voorziene procedure, door de
behandelende geneesheer opgeroepen worden voor een gesprek over het verzoek. Met
betrekking tot deze vertrouwensperso(o)n(en) dienen in de wilsverklaring
eveneens een aantal persoonsgegevens te worden opgenomen. Gesignaleerd wordt dat
de in de wilsverklaring eerstvermelde vertrouwenspersoon als eerste in de
procedure zal worden betrokken. Is deze vertrouwenspersoon bijvoorbeeld
onvindbaar, zelf wilsonbekwaam, of wenst hij niet meer op te treden als
vertrouwenspersoon, dan wordt de eerstvolgende vermelde vertrouwenspersoon
aangesproken.
De mogelijkheid bestaat dat een wilsbekwame persoon,
voorafgaand aan en met het oog op zijn wilsonbekwaamheid, een wilsverklaring
betreffende euthanasie wenst op te stellen maar dat hij fysiek blijvend niet in
staat is om dergelijke verklaring op te stellen en te tekenen. We denken hierbij
bijvoorbeeld aan een persoon waarvan beide armen zijn verlamd. Door de
euthanasiewet wordt dergelijke persoon toch de mogelijkheid geboden een
wilsverklaring inzake euthanasie op te stellen en dit door tussenkomst van een
meerderjarige persoon die geen enkel belang heeft bij het overlijden van de
betrokkene. Indien de verzoeker zich in deze situatie bevindt, dienen bijkomend
een aantal gegevens in de wilsverklaring te worden opgenomen. De reden waarom de
verzoeker zelf fysiek blijvend niet in staat is om een wilsverklaring op te
stellen en te tekenen dient te worden vermeld en als bewijs hiervan moet een
medisch getuigschrift, met de nodige toelichtingen van fysieke onmogelijkheid in
kwestie, worden toegevoegd. Bovendien moeten naam en voornaam en een aantal
persoonsgegevens van de persoon, die de wilsverklaring schriftelijk opstelde,
worden opgenomen.
De wilsverklaring dient tot slot te vermelden in hoeveel
exemplaren ze is opgesteld en waar deze worden bewaard. De datum en de plaats
van het opstellen van de wilsverklaring moeten worden vermeld en elke bij het
opstellen van de wilsverklaring tussenkomende persoon dient deze te dateren en
te ondertekenen waarbij hun hoedanigheid wordt vermeld.
Wanneer de wilsverklaring met de hand wordt geschreven, beantwoordt deze aan de
wet, zodra alle wettelijke en reglementaire voorwaarden zijn vervuld. Het
bijgevoegde model in bijlage geldt hierbij enkel als voorbeeld.
3. De herbevestiging van de wilsverklaring
Met een wilsverklaring wordt enkel rekening gehouden indien
ze minder dan vijf jaar voor het moment waarop betrokkene wilsonbekwaam wordt,
is opgesteld of herbevestigd. Wenst een wilsbekwame persoon dus dat zijn
initiële of reeds herbevestigde wilsverklaring na vijf jaar nog van kracht is,
dan dient hij ze te herbevestigen. Hijzelf is er verantwoordelijk voor dat de
wilsverklaring binnen de vooropgestelde termijn wordt herbevestigd.
Het besluit voorziet dat deze herbevestiging dient te gebeuren via dezelfde
modaliteiten als het opstellen van de initiële wilsverklaring.
Dit betekent vooreerst dat voor de herbevestiging een
volledig nieuwe wilsverklaring dient te worden opgesteld volgens het model in
bijlage bij het besluit gevoegd. Het is dus mogelijk dat bij de herbevestiging
andere getuigen worden gekozen of dat andere personen als vertrouwenspersoon
worden aangeduid. Is dit inderdaad het geval dan komt het aan de betrokkene toe
de getuigen en de vertrouwenspersonen betrokken bij het opstellen van de vorige
wilsverklaring, hiervan te verwittigen.
Ook voor wat betreft de herbevestiging is de betrokkene verantwoordelijk dat
deze bekend is.
4. De herziening of intrekking van de wilsverklaring
De wilsbekwame persoon die een wilsverklaring betreffende
euthanasie opstelde, kan deze wilsverklaring op elk moment herzien of intrekken.
Bij herziening van de wilsverklaring wordt bijvoorbeeld gedacht aan een
wijziging van een vertrouwenspersoon. Door de intrekking van de wilsverklaring
houdt deze op te bestaan.
Daar de omstandigheid zich kan voordoen dat de betrokkene wilsbekwaam is, maar
niet over de nodig tijd en/of middelen (vb. een laatste helder moment voordat de
wilsonbekwaamheid optreedt) beschikt om een wilsverklaring volgens het model in
bijlage gevoegd te herzien of in te trekken, wordt voorzien dat de herziening en
de intrekking vormvrij zijn. In principe moet dus ook rekening worden gehouden
met een mondelinge herziening of intrekking.
Indien de betrokkene dat wenst kan hij voor de herziening of intrekking wel
steeds een document opstellen volgens het model bij het besluit gevoegd.
Ook voor wat betreft de herziening of intrekking is de
betrokkene verantwoordelijk voor de bekendheid. Hij dient de nodige initiatieven
te nemen opdat eenieder, in het bijzonder de getuigen en de vertrouwenspersonen,
op de hoogte is van de herziening of intrekking. Er moet hierbij van uitgegaan
worden dat het voldoende is dat uit één enkel gegeven blijkt dat de
wilsverklaring is herzien of ingetrokken, opdat er rekening mee wordt gehouden.
Wij hebben de eer te zijn,
Sire,
Van Uw Majesteit,
de zeer eerbiedige
en zeer getrouwe dienaars,
De Minister van Volksgezondheid,
J. TAVERNIER
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
2 APRIL 2003. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van
de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt opgesteld,
herbevestigd, herzien of ingetrokken
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie,
inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven
op 28 februari 2003;
Gelet op de akkoordverklaring van Onze Minister van
Begroting, gegeven op 26 maart 2003;
Gelet op het advies n° 39/2002 van de Commissie voor de
Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, gegeven op 16 september 2002;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de
omstandigheid dat de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie in werking
treedt ten laatste drie maanden nadat ze in het Belgisch Staatsblad is
bekendgemaakt;
dat voornoemde wet op 22 juni 2002 werd gepubliceerd en deze
bijgevolg ten laatste op 23 september 2002 in werking is getreden;
dat een handelingsbekwame meerderjarige of een ontvoogde
minderjarige op dat ogenblik dus over de mogelijkheid moet beschikken zijn wil
te kennen te geven dat, voor het geval hij zijn wil niet meer kan uiten, een
arts euthanasie toepast onder de voorwaarden vastgesteld in voornoemde wet;
dat het dan ook dringend geboden is dat de bevolking op de
hoogte wordt gebracht van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie
wordt opgesteld, geregistreerd herbevestigd, herzien of ingetrokken en aan de
betrokken artsen meegedeeld;
Gelet op het advies 34.609/3 van de Raad van State gegeven op
24 december 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de
gecoordineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en
Onze Minister van Justitie :
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. De wilsverklaring waarin een handelingsbekwame
meerderjarige of een ontvoogde minderjarige zijn wil te kennen geeft dat, voor
het geval dat hij zijn wil niet meer kan uiten, een arts euthanasie toepast
onder de voorwaarden vastgesteld in de wet van 28 mei 2002 betreffende de
euthanasie, wordt opgesteld volgens het model gevoegd in bijlage.
Art. 2. De in artikel 1 bedoelde wilsverklaring wordt ofwel
met de hand geschreven ofwel getypt.
Art. 3. De wilsverklaring dient, opdat deze haar geldigheid
zou behouden, telkens binnen de vijf jaar te worden herbevestigd.
Art. 4. De betrokkene kan op elk moment, zonder enig
voorschrift, zijn wilsverklaring herzien of intrekken.
Art. 5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in
het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6. Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister
van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.
Gegeven te Brussel, 2 april 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
J. TAVERNIER
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
Bijlage
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 2 april 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
J. TAVERNIER
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN