Overzicht recente wetteksten
BS 28.04.03
De Vlaamse regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming
der instellingen, inzonderheid op artikel 6 en 92bis, § 1, ingevoegd bij de
bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16
juli 1993;
Gelet op het decreet van 8 januari 2003 houdende goedkeuring
van het samenwerkingsakkoord van 7 december 2001 tussen de Federale Staat, de
Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van
buurtdiensten en -banen;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 20 december 2002 tussen
het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en
de Duitstalige Gemeenschap betreffende de erkenning van ondernemingen die
gemachtigd zijn dienstencheques te gebruiken;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven
op 30 januari 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12
januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli
1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de onverwijlde erkenning van ondernemingen
die mogen gebruik maken van dienstencheques een onontbeerlijke maatregel is voor
een spoedige ontwikkeling van de buurtdiensten;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en
Toerisme;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden
verstaan onder :
1° dienstencheque : het betaalmiddel, zoals bedoeld in de wet
van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, uitgegeven door
een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker met financiële steun van de overheid
in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van thuishulp van
huishoudelijke aard kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt
geleverd;
2° onderneming : ieder natuurlijke of rechtspersoon wiens
activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het verrichten van
thuishulp van huishoudelijke aard;
3° erkende onderneming : ieder natuurlijke of rechtspersoon
die overeenkomstig hoofdstuk II van dit besluit erkend is om activiteiten in het
kader van thuishulp van huishoudelijke aard te verrichten;
4° gebruiker : de natuurlijke personen die gebruik maken van
de dienstencheque;
5° thuishulp van huishoudelijke aard : hulp aan huis in de
vorm van huishoudelijke activiteiten die kunnen bestaan uit :
- het schoonmaken van de woning
- het wassen en strijken van het huishoudlinnen
- kleine naaiwerken
- het doen van de boodschappen
- het bereiden van maaltijden;
6° administratie : de administratie Werkgelegenheid van het
ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
7° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het
tewerkstellingsbeleid;
8° adviescommissie : de adviescommissie dienstencheques zoals
bedoeld in hoofdstuk III.
HOOFDSTUK II. - Erkenning van ondernemingen
Art. 2. § 1. Om erkend te worden dient de onderneming aan de
volgende voorwaarden te voldoen :
1° een activiteit of maatschappelijk doel hebben dat minstens
gedeeltelijk bestaat uit thuishulp van huishoudelijke aard;
2° haar maatschappelijke zetel gevestigd hebben op het
grondgebied van het Vlaamse Gewest, of indien haar maatschappelijke zetel in een
ander gewest ligt, activiteiten in het kader van thuishulp van huishoudelijke
aard wensen te verrichten op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;
3° wat de privé-ondernemingen betreft, op het moment van de
aanvraag voldoen aan de voorwaarden van artikel 3 van het samenwerkingsakkoord
van 7 december 2001 tussen de federale staat, de gewesten en de Duitstalige
Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen, met name
a) niet in staat van faillissement verkeren, noch in bewezen
staat van insolvabiliteit, noch het voorwerp uitmaken van een procedure van
faillissementsverklaring en evenmin een gerechtelijk akkoord gevraagd of
gekregen hebben;
b) de bestuurders, de zaakvoerders, de lasthebbers of andere
personen die gemachtigd zijn de onderneming te verbinden mogen geen personen
zijn die :
- het verbod hebben gekregen om dit type functies uit te oefenen, krachtens de
wetgeving betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en
gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en
houdende toekenning aan de rechtbank van koophandel van de bevoegdheid om
dergelijk verbod uit te spreken;
- gedurende de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning,
aansprakelijk gesteld zijn voor de verbintenissen of de schulden van een
gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 229, 5°, 265, 315,
456, 4° en 530 van het Wetboek van vennootschappen;
- ontzet zijn uit hun burgerlijke en politieke rechten;
4° op het moment van de aanvraag de verplichtingen die
voorzien zijn door de sociale en fiscale wetgeving nakomen, en met name geen
achterstallige belastingen verschuldigd zijn, noch achterstallige bijdragen te
innen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of door of voor rekening van
fondsen voor bestaanszekerheid. De bedragen waarvoor een aflossingsplan werd
opgesteld dat naar behoren wordt nageleefd, worden niet als achterstallen
beschouwd.
§ 2. De onderneming die thuishulp van huishoudelijke aard
verricht is bovendien gehouden :
1° deze thuishulp van huishoudelijke aard die gefinancierd
wordt door dienstencheques, te laten uitvoeren door werknemers, die ten minste
halftijds onder een arbeidsovereenkomst aangeworven worden;
2° deze thuishulp van huishoudelijke aard te laten verrichten
door een werknemer die hiertoe werd aangeworven en die als niet-werkende
werkzoekende was ingeschreven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en
Beroepsopleiding;
3° deze thuishulp van huishoudelijke aard die gefinancierd
wordt door dienstencheques, niet in onderaanneming uit te besteden aan een
andere onderneming of aan om het even welke andere instelling of organisatie;
4° aan de klant een kwaliteitsdienstverlening aan te bieden,
die het respect voor de menswaardigheid, de persoonlijke levenssfeer, de
ideologische, filosofische of godsdienstige overtuigingen, het klachtenrecht, de
informatie aan en de inspraak van de gebruiker waarborgt, en die rekening houdt
met de sociale leefsituatie van de klant;
5° een doeltreffende en efficiënte werking te garanderen en
hierbij de grootst mogelijke beroepsbekwaamheid en integriteit aan te bieden en
te allen tijde de hoogst mogelijke ethische normen in acht te nemen bij de
uitvoering van de opdrachten;
6° ten opzichte van de werknemers en de klanten geen
onderscheid te maken op grond van geslacht, etnische afkomst, handicap, seksuele
geaardheid, filosofische of godsdienstige overtuiging en leeftijd bij het
aanbieden en het toegankelijk stellen van de dienstverlening;
7° aan de klant een duidelijk en objectief beeld te geven van
haar diensten en werkingsmodaliteiten, van haar doelstellingen, methodes en
financiële akkoorden;
8° een goede arbeidsomgeving te creëren met billijke
arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsinhoud en arbeidsverhoudingen,
waarbij de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst wordt
gerespecteerd;
9° zich ertoe te verbinden om geen werknemers te laten werken
in een omgeving die onaanvaardbare risico's en gevaren inhouden voor de
werknemers of waar de werknemers het slachtoffer dreigen te worden van misbruik
of van enige discriminerende behandeling.
Art. 3. Een aanvraag tot erkenning als onderneming kan
ingediend worden door :
1° handelsverenigingen of burgerlijke verenigingen met een handelskarakter;
2° verenigingen zonder winstoogmerk;
3° gemeenten;
4° openbare centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen van de openbare
centra voor maatschappelijk welzijn;
5° samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid zoals bedoeld in hoofdstuk
III van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
6° natuurlijke personen.
Art. 4. § 1. De onderneming die erkend wenst te worden dient
hierbij een aanvraag in bij de administratie, gebruik makend van een formulier
ter beschikking gesteld door deze administratie.
§ 2. De administratie maakt deze aanvraag voor advies over
aan de adviescommissie.
§ 3. De adviescommissie formuleert een gemotiveerd advies,
inzonderheid op basis van de in artikel 2, § 1 gestelde voorwaarden. Dit advies
wordt door de zorg van de administratie aan de minister bezorgd.
§ 4. De administratie brengt ten aanzien van de minister een
gemotiveerd advies uit op basis van de in artikel 2, § 1 gestelde voorwaarden.
§ 5. De minister beslist binnen de perken van de
ingebruikstelling van de dienstencheques om de onderneming al dan niet te
erkennen.
De minister deelt de beslissing tot erkenning of niet-erkenning mee aan de
betrokken onderneming.
De minister deelt de beslissing tot erkenning of niet-erkenning mee aan de
adviescommissie en motiveert wanneer het advies niet werd gevolgd.
§ 7. De erkenning wordt verleend voor onbepaalde duur.
Art. 5. § 1. De minister kan de erkenningsprocedure
stopzetten en toegekende erkenningen tijdelijk intrekken of omzetten in
erkenningen van bepaalde duur indien binnen een bepaalde subregio een duidelijk
onevenwicht ontstaat tussen de vraag naar prestaties van thuishulp van
huishoudelijke aard door middel van dienstencheques en het aanbod van deze
prestaties door de erkende ondernemingen.
§ 2. De minister krijgt hiertoe van het betrokken subregionaal
tewerkstellingscomité een advies omtrent dit onevenwicht.
De subregionale tewerkstellingscomités ontvangen hiertoe driemaandelijks een
overzicht van de erkende ondernemingen actief in hun subregio.
HOOFDSTUK III. - Adviescommissie dienstencheques
Art. 6. Er wordt een adviescommissie dienstencheques
samengesteld. Deze adviescommissie wordt erkend als adviesorgaan binnen de
sector van de dienstencheques.
Art. 7. § 1. De adviescommissie wordt samengesteld uit
stemgerechtigde en niet-stemgerechtigde leden.
§ 2. Stemgerechtigde leden zijn een vertegenwoordiger van de minister, een
vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan
personen, drie vertegenwoordigers van de meest representatieve
werkgeversorganisaties en drie vertegenwoordigers van de meest representatieve
werknemersorganisaties.
§ 3. Niet-stemgerechtigde leden zijn een vertegenwoordiger van de Vlaamse
Vereniging van Steden en Gemeenten en een vertegenwoordiger van de
administratie.
§ 4. De vertegenwoordiger van de minister neemt het voorzitterschap waar. Een
personeelslid van de administratie fungeert als secretaris.
§ 5. In de adviescommissie wordt een consensus nagestreefd. Bij ontstentenis
hiervan wordt een meerderheids- en minderheidsstandpunt medegedeeld.
Art. 8. De adviescommissie heeft als opdracht, op vraag van
de administratie, een advies te verstrekken aan de minister inzake de aanvragen
tot erkenning als onderneming om activiteiten in het kader van thuishulp van
huishoudelijke aard te verrichten.
HOOFDSTUK IV. - Toezicht en naleving
Art. 9. § 1. De erkende onderneming dient jaarlijks een
activiteitenverslag op te stellen, dat de volgende gegevens bevat :
1° de boekhoudkundige balans en de exploitatierekeningen;
2° de activiteitenbalans van de onderneming;
3° de kwalificatie, de voortgezette opleiding en het statuut van de werknemers
tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques;
4° de evolutie van de arbeidsmogelijkheden binnen de onderneming.
§ 2. Dit activiteitenrapport dient jaarlijks voor 1 juni volgend op het
betreffende werkingsjaar middels een hiertoe door de administratie opgemaakt
model aan de administratie te worden overgemaakt.
Art. 10. De inspecteurs van de administratie zijn inzake de
erkende ondernemingen belast met het toezicht op de naleving van de
verbintenissen vermeld in artikel 2, § 2.
Art. 11. § 1. De minister kan de erkenning schorsen indien de
onderneming niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 9.
§ 2. De administratie brengt de minister en de
adviescommissie van deze inbreuk op de hoogte.
§ 3. De adviescommissie brengt ten aanzien van de minister
een gemotiveerd advies uit.
§ 4. De minister beslist de erkenning al dan niet te
schorsen.
De schorsing loopt zolang niet voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel
9.
§ 5. De minister brengt de onderneming op de hoogte van de
schorsing van de erkenning.
De minister brengt het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid op de hoogte van
de schorsing van de erkenning.
De minister deelt de beslissing tot schorsing van de erkenning mee aan de
adviescommissie en motiveert wanneer het advies niet werd gevolgd.
§ 6. De minister kan de erkenning intrekken indien de
onderneming niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 9 binnen de drie
maanden na de beslissing tot schorsing.
De minister brengt de onderneming op de hoogte van de intrekking van de
erkenning.
De minister brengt het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid op de hoogte van
de intrekking van de erkenning.
De minister deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning mee aan de
adviescommissie.
Art. 12. § 1. De minister kan de erkenning intrekken of
omzetten in een erkenning van bepaalde duur indien de onderneming niet voldoet
aan de verbintenissen vermeld in artikel 2, § 2.
§ 2. De administratie brengt de minister en de
adviescommissie van deze inbreuk op de hoogte.
§ 3. De adviescommissie brengt ten aanzien van de minister
een gemotiveerd advies uit.
§ 4. Ingeval van een inbreuk op de verbintenissen vermeld in
artikel 2, § 2, 1° tot en met 3° kan de minister de erkenning onmiddellijk
intrekken of de erkenning van onbepaalde duur omzetten in een erkenning van
bepaalde duur waarbinnen aan de voormelde verbintenissen voldaan dient te worden
op straffe van een definitieve intrekking van de erkenning.
Ingeval van een inbreuk op de verbintenissen vermeld in artikel 2, § 2, 4° tot
en met 9° kan de minister de erkenning van onbepaalde duur omzetten in een
erkenning van bepaalde duur waarbinnen aan de voormelde verbintenissen voldaan
dient te worden op straffe van een definitieve intrekking van de erkenning.
§ 5. De minister brengt de onderneming op de hoogte van de
intrekking van de erkenning of de omzetting in een erkenning van bepaalde duur.
De minister brengt het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid op de hoogte van
de intrekking van de erkenning of de omzetting in een erkenning van bepaalde
duur.
De minister deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning of de omzetting
in een erkenning van bepaalde duur mee aan de adviescommissie en motiveert
wanneer het advies niet werd gevolgd.
Art. 13. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2003.
Brussel, 14 maart 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme,
R. LANDUYT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld