Overzicht recente wetteksten
BS 31.12.02, Editie 2
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 6 juli 2001 betreffende de primaire
preventie van schadelijke effecten bij de mens, veroorzaakt door biologische
agentia;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november
1999 tot het nemen van bijzondere tijdelijke maatregelen ter voorkoming van de
veteranenziekte door besmetting op handelsbeurzen en in expositieruimten,
gewijzigd door het besluit van 24 maart 2000;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
Begroting, gegeven op 7 mei 2002;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 17 mei
2002, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 33.573/1/V van de Raad van State, gegeven
op 23 augustus 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid,
Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking en de Vlaamse minister van
Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan
onder :
1° Vlaamse minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de
Gezondheid;
2° decreet : het decreet van 6 juli 2001 betreffende de
primaire preventie van schadelijke effecten bij de mens, veroorzaakt door
biologische agentia;
3° veteranenziekte : een longontsteking, veroorzaakt door de
bacterie Legionella pneumophila;
4° publiek toegankelijke plaatsen : al of niet overdekte
gebouwen, locaties, ruimten, waar onder andere :
a) al dan niet tegen betaling, aan het publiek diensten worden verstrekt, met
inbegrip van plaatsen waar voedingsmiddelen of dranken ter consumptie aangeboden
worden;
b) zieken of bejaarden worden opgevangen en verzorgd;
c) preventieve of curatieve gezondheidszorg wordt verstrekt;
d) kinderen, jongeren of studenten worden opgevangen, gehuisvest en verzorgd;
e) onderwijs en/of beroepsopleiding worden verstrekt;
f) vertoningen plaatsvinden;
g) tentoonstellingen worden georganiseerd;
h) sport wordt beoefend;
i) openluchtrecreatiebedrijven, zoals kampeerterreinen en kampeerverblijfparken,
gevestigd zijn;
5° aėrosol : nevel van in de lucht zeer fijn verdeelde
vloeistofdeeltjes;
6° water bestemd voor menselijke consumptie : water dat
onbehandeld of na behandeling bestemd is om te drinken, te koken, voedsel te
bereiden of dat bestemd is voor andere huishoudelijke doeleinden, ongeacht de
herkomst en ongeacht of het water wordt geleverd via een waterdistributienetwerk
of via een private waterwinning;
7° watervoorziening : een distributiesysteem voor water vanaf
het punt van de levering tot en met het tappunt, met inbegrip van alle
onderdelen die ermee in verbinding staan, met uitzondering van systemen waarop
als mogelijke aėrosolvrijmakende entiteit alleen toiletten en/of wastafels met
koud water aangesloten zijn;
8° circulatiesysteem : kringvormige leiding voor de verdeling
van warm water of mengwater, waarin de temperatuur van het water binnen zekere
temperatuurgrenzen gehouden wordt, door de continue circulatie van het water
over een warmwaterproductietoestel of over een mengtoestel, en die onderdelen
bevat waar het water in contact wordt gebracht met de lucht en waarbij
verneveling of druppelvorming kan ontstaan;
9° koeltoren : toestel waarin water gekoeld wordt door
rechtstreeks contact met de omgevingslucht, waarbij een gedeelte van het water
wordt verdampt;
10° klimaatregelingssysteem met luchtvochtigheidsbehandeling
: systeem dat de vochtigheidsgraad van de lucht, bestemd voor verdeling binnen
het gebouw, regelt door rechtstreeks contact met water. Het betreft onder andere
bevochtiging met sproeiers, bevochtiging over een bevochtigingspakket of
bevochtiging over gespannen draden;
11° expositieruimte : plaats waar toestellen, apparaten of
installaties, al dan niet voor commerciėle doeleinden, tentoongesteld worden;
12° expositie : het al dan niet voor commerciėle doeleinden
tentoonstellen van toestellen, apparaten of installaties;
13° exploitant : uitbater, beheerder of verantwoordelijke van
de voor het publiek toegankelijke plaats en/of van een installatie die
aėrosolverspreiding naar een publiek toegankelijke plaats kan veroorzaken;
14° exposant : deelnemer aan een expositie;
15° hoog toezicht : het toezicht in tweede orde, na het
gemeentelijk toezicht, in alle voor het publiek toegankelijke plaatsen in het
Nederlandse taalgebied, en het toezicht in eerste orde in die instellingen in
het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die wegens hun organisatie moeten
beschouwd worden als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2. Ter uitvoering van artikel 3 van het decreet bepaalt
dit besluit maatregelen tegen Legionella pneumophila ter voorkoming van de
veteranenziekte.
Art. 3. Het besluit is van toepassing voor alle voor het
publiek toegankelijke plaatsen waar personen blootgesteld kunnen worden aan
systemen die aėrosol kunnen vrijmaken, met uitzondering van die plaatsen waarvan
de exploitant kan aantonen dat er dagelijks nooit meer dan tien personen komen.
HOOFDSTUK III. - Maatregelen
Afdeling I. - Maatregelen voor alle voor het publiek
toegankelijke plaatsen
Art. 4. § 1. Koudwatervoorzieningen moeten aan de volgende
eisen beantwoorden :
1° de temperatuur van het water moet steeds lager zijn dan 25
°C;
2° de installatie mag enkel leidingdelen bevatten waarin
doorstroming mogelijk is.
§ 2. Warmwatervoorzieningen moeten aan de volgende eisen beantwoorden :
1° de temperatuur van het water moet steeds minstens 55 °C
bedragen;
2° de installatie mag enkel leidingdelen bevatten waarin
doorstroming mogelijk is;
3° de productie van het warm water moet zo gebeuren dat er in
het warmwaterproductietoestel nergens zones voorkomen die niet minstens eenmaal
per etmaal op 60 °C worden gebracht;
4° de verdeling van het warm water moet gebeuren op de
volgende wijze :
a) de temperatuur van het water bij het vertrek van de
verdeelleiding aan het warmwaterproductietoestel moet steeds minstens 60 °C
bedragen;
b) in de warmwaterleidingen die op temperatuur worden gehouden door middel van
een circulatiesysteem moet de temperatuur van het water bij het einde van de
terugvoerleiding minstens 55 °C bedragen;
c) in de warmwaterleidingen die op temperatuur worden gehouden door middel van
een ander systeem dan een circulatiesysteem, mag de temperatuur op geen enkel
punt lager zijn dan 55 °C.
§ 3. De lengte van waterleidingen die niet beantwoorden aan
de voorwaarden van artikel 4, § 1 tot en met § 2, mag slechts maximaal vijf
meter bedragen. De waterinhoud van deze leidingen mag maximaal drie liter
bedragen.
§ 4. Voor bestaande watervoorzieningen geldt een
overgangstermijn van tien jaar vanaf het van kracht worden van dit besluit om
zich te conformeren aan de bepalingen voorzien in § 1 tot en met § 3. Nieuwe
watervoorzieningen moeten geconstrueerd zijn conform de bepalingen van § 1 tot
en met § 3.
De installateur levert, na installatie van een nieuwe watervoorziening of na de
aanpassing van een bestaande watervoorziening, een conformiteitsattest af.
Art. 5. § 1. De exploitant stelt een beheersplan op voor alle
aanwezige watervoorzieningen met inbegrip van circulatiesystemen, koeltorens,
klimaatregelingssystemen met luchtvochtigheidsbehandeling en andere
watersystemen waarbij het water in contact wordt gebracht met de lucht en
waarbij verneveling of druppelvorming kan ontstaan. Het beheersplan bevat een
beschrijving, een risicoanalyse en preventiemaatregelen. Bij iedere wijziging
van de installatie die een invloed kan hebben op de kans op ontwikkeling van
legionella en minstens om de vijf jaar wordt dit beheersplan geėvalueerd en
eventueel bijgestuurd.
§ 2. De risicoanalyse geeft van het hele systeem, alsook van
elk onderdeel ervan, de risico's aan van de groei van legionellakiemen en
aėrosolvorming, zowel op bouwtechnisch als op bedrijfstechnisch vlak.
§ 3. De voorgestelde preventiemaatregelen omvatten
behandelingstechnieken en controles die het risico van legionellagroei
minimaliseren. Minimum op representatieve plaatsen nabij de kritieke punten
bepaald in de risicoanalyse :
1° moet de temperatuur van het koud- en het warmwatercircuit
permanent afleesbaar zijn van gekalibreerde thermometers;
2° moeten aftapkranen geplaatst worden.
§ 4. Bij aanwijzing of vermoeden van onzorgvuldig beheer, van
een onzorgvuldig opgesteld beheersplan of bij inschatting van een verhoogd
risico, kunnen de toezichthoudende ambtenaren extra onderzoeken opleggen en op
basis van de risico-inschatting maatregelen bevelen.
§ 5. Voor de bestaande installaties moet een beheersplan
opgesteld worden binnen twaalf maanden na het van kracht worden van dit besluit.
Voor nieuwe installaties moet vóór de eerste ingebruikname een beheersplan
opgesteld worden.
Art. 6. De fysische, chemische en microbiėle eigenschappen
van het gebruikte water, alsook de behandelingstechnieken, mogen geen
onevenredige neveneffecten hebben voor de volksgezondheid en het milieu.
Art. 7. De exploitant is verplicht de maatregelen en
controles, die in het beheersplan zijn opgenomen, uit te voeren. Alle relevante
gegevens worden in een register genoteerd en worden gedurende drie jaar bewaard
door de exploitant. Het register ligt ter inzage van de met de controle belaste
ambtenaren.
Art. 8. De exploitant meldt aan de burgemeester de
activiteiten die er plaatsvinden. Deze melding gebeurt bij aanvang van de
activiteit of, voor bestaande activiteiten, binnen twaalf maanden na het van
kracht worden van dit besluit. De melding bevat naam en adres van de
exploitatie, naam en adres van de exploitant en plaats van bewaring van het
register en het beheersplan. Voor de instellingen gelegen in het tweetalige
gebied Brussel-Hoofdstad die wegens hun organisatie beschouwd moeten worden als
uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap zal deze melding door de
exploitant gebeuren bij de administratie Gezondheidszorg van de Vlaamse
Gemeenschap.
Afdeling II. - Specifieke maatregelen voor exposities
Art. 9. Tijdens exposities is het tentoonstellen en gebruiken
van systemen die water in aėrosolvorm brengen, verboden.
Art. 10. Artikel 9 is niet van toepassing als :
1° de gebruikte systemen volledig zijn afgesloten zodat bezoekers niet
blootgesteld kunnen worden aan de veroorzaakte aėrosolen;
2° het gaat om systemen die tentoongesteld of gebruikt worden overeenkomstig
artikel 11.
Art. 11. § 1. Voor de systemen, bedoeld in artikel 10, 2°,
moet steeds met gereinigde en gedesinfecteerde toestellen gewerkt worden en moet
water bestemd voor menselijke consumptie als vulwater gebruikt worden.
§ 2. Tenzij de grootte en eigenheid van de gebruikte installaties dit niet
toelaten, en deze onmogelijkheid bevestigd wordt door de organisator van de
expositie, moeten de installaties dagelijks gereinigd en gedesinfecteerd worden
en moet het gebruikte water dagelijks ververst worden. De temperatuur van het
water moet permanent afleesbaar zijn.
§ 3. De temperatuur van het gebruikte water in de systemen, bedoeld in artikel
10, mag op geen enkel moment 20 °C overschrijden. De gebruikte of
tentoongestelde systemen mogen geen onderdelen bevatten die bedoeld zijn om het
water op te warmen. De watertemperatuur wordt iedere dag minstens viermaal
geregistreerd, met name vóór de opening van de expositie, alsook op drie andere,
over de dagelijkse openingsperiode gespreide, momenten.
§ 4. Bij overschrijding van een watertemperatuur van 20 °C moet het systeem
onmiddellijk stilgelegd worden en zo snel mogelijk geledigd, gereinigd en
gedesinfecteerd worden.
Art. 12. De exploitant van de expositieruimte, waar systemen
tentoongesteld of gebruikt worden die water in aėrosolvorm brengen, brengt de
burgemeester van de plaats waar de expositie plaatsvindt uiterlijk veertien
dagen vóór de opening op de hoogte van de betrokken expositie. Voor de
instellingen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die gezien
hun organisatie moeten beschouwd worden als uitsluitend behorend tot de Vlaamse
Gemeenschap zal deze melding door de exploitant gebeuren bij de administratie
Gezondheidszorg van de Vlaamse Gemeenschap. Deze melding bevat naam en adres van
de exploitatie, naam en adres van de exploitant, plaats van bewaring van het
register en de exploitatieperiode.
Art. 13. § 1. De exploitant van de expositieruimte houdt een
register bij waarin de volgende gegevens in verband met de expositie genoteerd
worden :
1° de identificatiegegevens van de organisator van de
expositie;
2° de periode waarin de expositie plaatsvindt;
3° de plaats op de expositie waar systemen opgesteld zijn die
water in aėrosolvorm brengen, alsook de vermelding van het type systeem;
4° de identificatiegegevens van de exposanten;
5° voor de systemen die vallen onder artikel 10, 2° :
a) alle temperatuurmetingen met datum en tijdstip waarop ze uitgevoerd werden;
b) de data en tijdstippen waarop de watertemperatuur van de gebruikte systemen
20 °C overschreed;
c) de data en tijdstippen waarop de gebruikte systemen gereinigd werden, al dan
niet wegens temperatuuroverschrijding;
d) de data en tijdstippen waarop het water in de gebruikte systemen ververst
werd, al dan niet wegens temperatuuroverschrijding;
e) de identificatiegegevens van de personen die deze handelingen uitvoerden;
f) in voorkomend geval, de motivering waarom in bepaalde installaties de
dagelijkse reiniging en verversing niet uitgevoerd konden worden.
§ 2. Het register ligt steeds ter inzage van de
toezichthoudende ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap of van de
toezichthoudende ambtenaren, aangewezen door de burgemeester en wordt door de
exploitant tot minstens twee maand na afloop van de expositie bijgehouden.
Art. 14. De exploitant moet de gegevens van artikel 13, § 1,
1° en 2°, in het register van de expositieruimte noteren.
HOOFDSTUK IV. - Toezicht
Art. 15. De burgemeesters van de gemeenten van het
Nederlandse taalgebied worden belast met het toezicht op de naleving van de
bepalingen van dit besluit.
Art. 16. De ambtenaren-artsen, gezondheidsinspecteurs,
medisch-milieukundigen, milieudeskundigen en verpleegkundigen van de
Gezondheidsinspectie van de administratie Gezondheidszorg van de Vlaamse
Gemeenschap oefenen het hoog toezicht uit op de naleving van de bepalingen van
dit besluit.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 17. Het besluit van de Vlaamse regering van 16 november
1999 tot het nemen van bijzondere tijdelijke maatregelen ter voorkoming van de
veteranenziekte door besmetting op handelsbeurzen en in expositieruimten wordt
opgeheven.
Art. 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Gezondheid, en
de Vlaamse minister, bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, zijn, ieder
wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 19. Dit besluit wordt aangehaald als : het
Legionellabesluit.
Brussel, 22 november 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen
en Ontwikkelingssamenwerking,
M. VOGELS
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden,
Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
P. VAN GREMBERGEN