Overzicht recente wetteksten
BS 05.12.2002
De Minister van Volksgezondheid,
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de
niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de
kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen;
Gelet op het Koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende
de erkenning van beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele
praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als
niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden;
Gelet op de wet van 27 juni 2002 tot bekrachtiging van
koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van
beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van
een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk
gekwalificeerd te worden;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12
januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4
augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 4 juli 2001 de
voorwaarden vaststelt voor de erkenning als beroepsorganisatie van beoefenaars
van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan
komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden;
Overwegende dat bedoeld koninklijk besluit bekrachtigd werd door de wet van 22
augustus 2002;
Overwegende dat de rechtszekerheid gebiedt dat de betrokkenen zo vroeg mogelijk
op de hoogte worden gebracht van de modaliteiten volgens welke ze hun rechten
kunnen doen gelden;
Overwegende dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is kenbaar te maken bij
welke instantie en volgens welke modaliteiten de beroepsorganisaties die wensen
in aanmerking te komen voor een erkenning, hun aanvraag moeten indienen,
Besluit :
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan
onder :
1° niet-conventionele praktijk : het gewoonlijk verrichten
van handelingen die tot doel hebben de gezondheidstoestand van een menselijk
wezen te bevorderen en/of te bewaken, met inachtneming van de - in de wet van 29
april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde,
de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische
beroepen - opgenomen voorschriften en bepalingen; worden in eerste instantie als
niet-conventionele praktijken beschouwd : de homeopathie, de chiropraxie, de
osteopathie en de acupunctuur;
2° beroepsorganisatie van een niet-conventionele praktijk of
van een praktijk die in aanmerking kan. komen om als niet-conventionele praktijk
gekwalificeerd te worden : elke beroepsorganisatie van beoefenaars van een
niet-conventionele praktijk welke beantwoordt aan de voorwaarden opgesomd in het
koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van
beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van
een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk
gekwalificeerd te worden;
3° erkende beroepsorganisatie : beroepsorganisatie van een
niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om
als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden die door de Koning op
grond van de door Hem bepaalde criteria in bovenvermeld besluit zijn erkend.
Art. 2. De beroepsorganisaties, die menen in aanmerking te
komen voor een dergelijke erkenning, dienen om deze erkenning aan te vragen de
volgende procedure te volgen :
§ 1. Bij aangetekend schrijven een getekende en gedateerde
aanvraag tot erkenning richten aan de Minister tot wiens bevoegdheid de
Volksgezondheid behoort, op het volgende adres :
Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Directie Geneeskundepraktijk
Rijksadministratief Centrum
Pachecolaan 19, bus 5
1010 Brussel
§ 2. Bij deze aanvraag dienen volgende documenten te worden
gevoegd :
1° kopie van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de
erkenning als beroepsvereniging overeenkomstig de wet van 31 maart 1898 op de
beroepsverenigingen en het besluit van de Regent van 23 augustus 1948.genomen in
uitvoering van artikel 6 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen;
2° kopie van de statuten van de beroepsvereniging;
3° kopie van het reglement van inwendige orde van de
beroepsvereniging;
4° indien niet vermeld in de statuten of het reglement van
inwendige orde : kopie van de verslagen van de algemene vergadering of de raad
van bestuur van de beroepsvereniging waarin de beslissingen geformuleerd staan
m.b.t. de normen zoals opgesomd in artikel 2, 4° en 5°, van het het koninklijk
besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van beroepsorganisaties van
beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in
aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te
worden;
5° het bewijs van de dekking van de burgerrechterlijke
aansprakelijkheid van al de leden en de leden die onder toezicht staan van deze
laatsten;
6° een getekende verklaring door de voorzitter van de
beroepsorganisatie waarin de verbintenis gestipuleerd staat om mee te werken aan
externe evaluatie en om deel te nemen aan wetenschappelijk onderzoek;
7° een document waarin de betrokken niet-conventionele
praktijk, de wetenschappelijke vooruitgang ter zake en/of de tevredenheid van de
patiėnt, de ontwikkeling van de onderzoeksactiviteiten en de kwaliteit van de
zorg aan patiėnten beschreven wordt;
8° een kopie van de ledenlijst van de beroepsvereniging met
vermelding van de behaalde diploma's of certificaten en van de adressen waar de
betrokken praktijk wordt uitgevoerd.
Brussel, 30 september 2002.
De Minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu,
J. TAVERNIER