Overzicht recente wetteksten
BS 05.10.02
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de
collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op de
artikelen 18 en 28;
Gelet op de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de
werkgelegenheidsgraad van de werknemers, inzonderheid op hoofdstuk V;
Gelet op het verzoek van de Nationale Arbeidsraad;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage
opgenomen collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 gesloten op 10 juli 2002 in de
Nationale Arbeidsraad, betreffende het recht op outplacement voor werknemers van
45 jaar en ouder die worden ontslagen.
Art. 2. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de
uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel 20 september 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
_______
Nota
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Wet van 5 september 2001, Belgisch Staatsblad van 15 september 2001.
Bijlage
Nationale Arbeidsraad
Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 van 10 juli 2002, gesloten in de
Nationale Arbeidsraad, betreffende het recht op outplacement voor werknemers van
45 jaar en ouder die worden ontslagen
Geregistreerd op 18 juli 2002 onder het nr. 63401/CO/300
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de
collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
Gelet op hoofdstuk V van de wet van 5 september 2001 tot
verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;
Overwegende dat genoemd hoofdstuk erin voorziet dat de werknemer wiens werkgever
de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd en die de leeftijd van vijfenveertig jaar
heeft bereikt op het moment waarop het ontslag is gegeven, recht heeft op
outplacementbegeleiding, zoals bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst,
gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij
koninklijk besluit;
Overwegende dat volgens dat hoofdstuk V eveneens de duur van
de outplacementbegeleiding, het statuut van de werknemer tijdens de duur van
deze begeleiding alsook de hoogte van de bijdrage, die de werkgever aan het bij
dat hoofdstuk opgerichte fonds moet betalen indien hij zijn wettelijke
verplichtingen niet naleeft, vastgesteld moeten worden door een collectieve
arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit;
Overwegende dat het erop aankomt aan die bepalingen uitvoering te geven;
Hebben de navolgende interprofessionele organisaties van
werkgevers en werknemers :
- het Verbond van Belgische Ondernemingen
- de nationale middenstandsorganisaties erkend overeenkomstig de wetten
betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979
- de Boerenbond
- « la Fédération wallonne de l'Agriculture »
- het Algemeen Christelijk Vakverbond van België
- het Algemeen Belgisch Vakverbond
- de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België
in de Nationale Arbeidsraad op 10 juli 2002 de volgende collectieve
arbeidsovereenkomst gesloten.
I. Draagwijdte van de collectieve arbeidsovereenkomst
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst strekt ertoe
uitvoering te geven aan de bepalingen van hoofdstuk V, Outplacement, van de wet
van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de
werknemers.
Commentaar
In uitvoering van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de
werkgelegenheidsgraad van de werknemers wordt in onderhavige collectieve
arbeidsovereenkomst een algemeen arbeidsrechtelijk kader vastgesteld betreffende
sommige aspecten van de outplacementbegeleiding.
II. Toepassingsgebied
Art. 2. Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 5 september
2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers is deze
collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de werknemers die verbonden
zijn met een arbeidsovereenkomst en onderworpen zijn aan de bepalingen van de
wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de
paritaire comités alsook op hun werkgevers.
Art. 3. Conform artikel 13 van de voornoemde wet van 5
september 2001 heeft de bij artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst
bedoelde werknemer, wiens werkgever de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd en
die de leeftijd van vijfenveertig jaar heeft bereikt op het moment waarop het
ontslag is gegeven, recht op outplacementbegeleiding, zoals bepaald in
onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.
Overeenkomstig ditzelfde artikel wordt dit recht evenwel niet toegekend :
- wanneer de werknemer niet minstens één jaar ononderbroken dienstanciënniteit
heeft;
- als het ontslag is gegeven om een dringende reden of bij brugpensioen.
Het recht wordt niet langer toegekend vanaf het tijdstip waarop de werknemer het
rustpensioen kan vragen.
Art. 4. Voor de toepassing van deze collectieve
arbeidsovereenkomst moet onder outplacementbegeleiding worden verstaan : een
geheel van begeleidende diensten en adviezen die in opdracht van een werkgever
door een derde, hierna genoemd dienstverlener, individueel of in groep worden
verleend om een werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke
termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een
beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien.
Commentaar
De outplacementopdracht houdt in dat een of meer van de
volgende diensten en adviezen worden verstrekt : psychologische begeleiding, het
opmaken van een persoonlijke balans en/of hulp bij het uitbouwen van een
zoekcampagne naar betrekkingen en de uitwerking ervan, begeleiding met het oog
op de onderhandeling van een nieuwe arbeidsovereenkomst, begeleiding tijdens de
integratie in het nieuwe werkmilieu en tenslotte ook logistieke en
administratieve steun.
III. De dienstverlener
Art. 5. De werkgever mag aan de werknemer, bedoeld bij
artikel 3, eerste lid van deze overeenkomst, slechts een outplacementbegeleiding
aanbieden wanneer hij daartoe een beroep doet op een dienstverlener, die
optreedt :
- hetzij in het kader van een regeling, bepaald op het niveau van de bedrijfstak
waartoe de onderneming behoort of, bij ontstentenis, in het kader van een
regeling vastgesteld op het niveau van een andere bedrijfstak;
- hetzij in het raam van een regeling, bepaald bij een collectieve
arbeidsovereenkomst, gesloten op het niveau van de onderneming;
- hetzij in de hoedanigheid van een openbaar of privaat bureau, gespecialiseerd
in het verstrekken van outplacement;
- hetzij in het kader van een regionaal, subregionaal of lokaal initiatief, dat
opgezet wordt in het kader van een gewestelijke tewerkstellingsdienst en dat
paritair wordt mede beheerd.
Commentaar
Voor de uitvoering van de outplacementopdracht kan de
werkgever o.m. een beroep doen op een regionaal, subregionaal of lokaal
initiatief, mede beheerd door de sociale partners. In dat verband kan
inzonderheid worden gewezen op het belang van de reconversiecellen, die zijn
opgericht en ontwikkeld in het kader van collectieve ontslagen die bij
herstructureringen van ondernemingen plaatsvinden.
Wat betreft het beroep op een openbaar of privaat bureau, gespecialiseerd in het
verstrekken van outplacement, moet rekening gehouden worden met de lopende
procedures met het oog op de omzetting van de IAO-Conventie nr. 181 van 19 juni
1997 betreffende de particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling.
IV. Duur van de outplacementbegeleiding
Art. 6. § 1. De bij artikel 3, eerste lid van deze
overeenkomst bedoelde werknemer heeft op zijn aanvraag recht op een
outplacementbegeleiding gedurende een maximumperiode van twaalf maanden onder de
hiernavolgende voorwaarden en modaliteiten.
§ 2. Gedurende een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf
de aanvangsdatum van het outplacementprogramma, heeft de werknemer, in totaal,
recht op twintig uren begeleiding.
Wanneer de werknemer op het einde van die termijn van twee maanden geen
betrekking bij een nieuwe werkgever heeft of geen beroepsbezigheid als
zelfstandige, wordt de begeleiding op zijn verzoek voortgezet gedurende de
daaropvolgende termijn van vier maanden ten belope van, in totaal, twintig uren.
Indien de werknemer geen betrekking bij een nieuwe werkgever of geen
beroepsbezigheid als zelfstandige heeft op het einde van die termijn van vier
maanden, wordt de begeleiding op zijn verzoek nogmaals voortgezet gedurende de
daaropvolgende termijn van zes maanden ten belope van, in totaal, twintig uren.
§ 3. Wanneer de werknemer, die een betrekking bij een nieuwe
werkgever heeft gevonden, deze betrekking verliest binnen drie maanden na de
indiensttreding, kan op zijn verzoek de outplacementbegeleiding hervat worden.
Die hervatting vangt aan in de fase waarin het outplacementprogramma werd
onderbroken en neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode
van twaalf maanden nadat de outplacementbegeleiding werd aangevat.
§ 4. De paritaire comités kunnen bij collectieve
arbeidsovereenkomst van het bepaalde in de §§ 1 tot 3 afwijken.
Commentaar
De in totaal twintig uren outplacementbegeleiding waarop de
werknemer gedurende een termijn van twee maanden recht heeft, zijn erop gericht
ondersteuning te bieden bij het opmaken van een persoonlijke balans alsook hulp
bij het opbouwen van een zoekcampagne. De eventueel bijkomende twintig uren
tijdens de vier maanden daarna en ook de twintig uren tijdens de daaropvolgende
zes maanden, hebben tot doel de begeleidingsinspanningen verder uit te voeren.
V. Aanvraagprocedure
Art. 7. § 1. De bij artikel 3, eerste lid, bedoelde werknemer
die gebruik wenst te maken van het recht op outplacement, brengt de werkgever
hiervan schriftelijk op de hoogte uiterlijk twee maanden nadat de
arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen.
De werknemer voegt bij zijn aanvraag een getuigschrift waarin bevestigd wordt
dat hij als werkzoekende is ingeschreven.
De werkgever dient binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf het
tijdstip van de aanvraag, aan de werknemer schriftelijk een outplacementaanbod
over te leggen.
Indien de werkgever binnen de voormelde termijn van twee
maanden geen outplacementbegeleiding aan de werknemer heeft aangeboden, moet
deze laatste de werkgever binnen een maand na het verstrijken van die termijn
schriftelijk in gebreke stellen.
De werkgever is gehouden binnen een termijn van een maand na het tijdstip van de
ingebrekestelling aan de werknemer schriftelijk een outplacementaanbod over te
leggen.
De werknemer beschikt over een termijn van een maand om al dan niet zijn
schriftelijke instemming met de aangeboden begeleiding te geven.
§ 2. De werknemer mag ten vroegste na de betekening van de
opzeggingstermijn of van de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst zijn
instemming geven om de outplacementbegeleiding aan te vatten.
Het geschrift, waarbij de werknemer zijn instemming geeft, mag enkel betrekking
hebben op outplacement als zodanig en moet de navolgende vermeldingen bevatten :
- de aanvangsdatum van de outplacementbegeleiding;
- het soort outplacement dat beoogd wordt : individueel of groepsoutplacement;
- de naam van de dienstverlener;
- het programma van de werknemer tijdens de outplacementbegeleiding.
§ 3. Ingeval de werknemer een valabel outplacementaanbod van
de werkgever weigert, vervalt het recht op outplacement.
§ 4. De werknemer die de outplacementbegeleiding na de eerste
of de tweede begeleidingsperiode, bedoeld bij artikel 6 van deze overeenkomst,
wenst voort te zetten, moet zijn verzoek daartoe schriftelijk indienen binnen
een termijn van een maand na het verstrijken van de betrokken periode. Bij dit
verzoek voegt de werknemer een verklaring waaruit blijkt dat hij op dat ogenblik
nog geen betrekking bij een nieuwe werkgever of een beroepsbezigheid als
zelfstandige heeft.
De werknemer, die overeenkomstig artikel 6 van deze overeenkomst de
outplacementbegeleiding wenst te hervatten, moet zijn verzoek daartoe
schriftelijk indienen binnen een termijn van een maand na het verlies van de
dienstbetrekking. Bij dit verzoek voegt de werknemer een getuigschrift waarin
bevestigd wordt dat hij op dat ogenblik als werkzoekende is ingeschreven.
§ 5. De aanvraag om outplacement te bekomen, voort te zetten
of te hervatten, de ingebrekestelling alsook de instemming met de begeleiding of
de eventuele weigering ervan dienen te gebeuren door middel van een aangetekend
schrijven of de overhandiging van een geschrift waarvan het duplicaat door de
werkgever voor ontvangst wordt getekend.
Het outplacementaanbod van de werkgever moet gebeuren door middel van een
aangetekend schrijven.
§ 6. De paritaire comités kunnen bij collectieve
arbeidsovereenkomst van het bepaalde in de §§ 1 tot 5 afwijken en eigen
procedureregels vaststellen.
Commentaar
Wanneer de werkgever een aanbod formuleert, moet dit valabel zijn. Zo mag
bijvoorbeeld de outplacementbegeleiding niet op een te grote afstand van de
woon- of werkplaats van de werknemer plaatsvinden.
Door de paritaire comités de mogelijkheid te bieden eigen procedureregels te
bepalen, kunnen zij regelingen uitwerken, waarbij de werknemers zich
rechtstreeks tot de sector kunnen wenden om een outplacementbegeleiding te
bekomen.
VI. Uitoefening van het recht op outplacement
Art. 8. De werknemer, die met de outplacementbegeleiding
heeft ingestemd, is gehouden om er te goeder trouw aan mee te werken.
VII. Kostprijs van de begeleiding
Art. 9. De kostprijs van de outplacementbegeleiding is voor
rekening van de werkgever, die daartoe de opdracht heeft gegeven.
De toekenning van de begeleiding mag geen afbreuk doen aan de bepalingen van de
wetgeving betreffende de arbeidsovereenkomsten, die op het ontslag betrekking
hebben, noch aan de aanvullende financiële voordelen, die in geval van ontslag
door sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten verleend worden.
De paritaire comités kunnen van het bepaalde in het eerste lid afwijken en de
kostprijs van de outplacementbegeleiding collectief ten laste nemen.
VIII. Verbintenissen van de dienstverlener
Art. 10. De werkgever mag aan de werknemer, bedoeld bij
artikel 3, eerste lid van deze overeenkomst, slechts een outplacementbegeleiding
aanbieden indien de dienstverlener, die voor die begeleiding instaat, zich
tegenover de werkgever ertoe verbindt :
- zich niet te beroepen op de niet-uitvoering van de
verbintenissen van de werkgever tegenover de dienstverlener om de
outplacementbegeleiding te schorsen of stop te zetten;
- te waarborgen dat alle inlichtingen die in het raam van de
outplacementopdracht over de werknemer bekomen worden, vertrouwelijk worden
behandeld en niet aan derden worden doorgegeven;
- de werknemer, op zijn verzoek, na beëindiging van de opdracht zijn dossier
terug te geven;
- zich niet in te laten met de contacten tussen de werknemer en de potentiële
werkgevers;
- noch de ontslagbeslissing, noch de onderhandeling daaromtrent te beďnvloeden;
- een ongevallenverzekering te sluiten, waarbij voor alle ongevallen, gebeurd
tijdens de uitvoering van de outplacementopdracht en op de weg van en naar de
plaats waar ze wordt uitgevoerd en die niet door de arbeidsongevallenverzekering
van de werkgever vergoed worden, dezelfde bescherming wordt geboden als deze
welke door de arbeidsongevallenwetgeving wordt gewaarborgd;
- bij niet-naleving van deze laatste verbintenis aan de werknemer die het
slachtoffer wordt van een ongeval, ongeacht de vorderingen, die de werknemer op
grond van zijn schade tegenover de dienstverlener kan instellen, een aanvullende
forfaitaire vergoeding, gelijk aan drie maanden loon, te waarborgen.
Commentaar
De verbintenis om inlichtingen vertrouwelijk te behandelen
heeft tot doel te vermijden dat er informatie over de werknemer kenbaar gemaakt
wordt zonder zijn uitdrukkelijke toestemming.
De verbintenis om een ongevallenverzekering te sluiten, heeft tot doel in
verband met de ongevallen, gebeurd tijdens de outplacementopdracht en op de weg
van en naar de plaats waar ze wordt uitgevoerd, dezelfde rechten toe te kennen
als die welke worden bepaald bij of krachtens de arbeidsongevallenwet van 10
april 1971.
IX. Afwezigheid tijdens de opzeggingstermijn
Art. 11. Wanneer de outplacementbegeleiding plaatsvindt
tijdens de opzeggingstermijn, worden de begeleidingsuren aangerekend op de tijd
dat de werknemer op grond van artikel 41 van de arbeidsovereenkomstenwet van 3
juli 1978 afwezig mag zijn om een nieuwe betrekking te zoeken ten belope van :
- een arbeidsdag per week in de gevallen waarin door de artikelen 64, 85 en 115
van die wet een afwezigheid van maximum een arbeidsdag per week wordt
toegestaan;
- een halve arbeidsdag per week in de gevallen waarin door genoemde artikelen
een afwezigheid van maximum een halve arbeidsdag per week wordt toegestaan.
X. Bijdrage van de werkgever
Art. 12. Het bedrag van de bijdrage, dat krachtens artikel 16
van de voornoemde wet van 5 september 2001 verschuldigd is door de werkgever die
zijn verplichtingen inzake outplacementbegeleiding niet naleeft, wordt
vastgesteld op 1.500 euro per werknemer, die recht heeft op een
outplacementbegeleiding maar deze niet genoot.
Dit bedrag wordt om de twee jaar, telkens op 1 januari, door de Nationale
Arbeidsraad herzien en dit voor de eerste maal op 1 januari 2005.
Commentaar
Artikel 16 van de wet van 5 september 2001 voorziet dat de
werkgever, die zijn verplichtingen inzake outplacement niet naleeft, moet
betalen :
- een bijdrage, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door een algemeen
verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst;
- een bijkomend bedrag, dat wordt vastgesteld bij koninklijk besluit op voorstel
van de Nationale Arbeidsraad.
In onderhavig artikel wordt het bedrag van de voornoemde bijdrage vastgesteld.
Het bedrag, bepaald in dit artikel, stemt overeen met de geschatte kostprijs van
een begeleiding, waarvan de globale duur overeenkomt met de regeling, die in
artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaald wordt.
In een begeleidend advies heeft de Raad een voorstel geformuleerd met betrekking
tot het bijkomend bedrag van de bijdrage, dat bij koninklijk besluit moet worden
vastgesteld.
XI. Slotbepaling
Art. 13. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt
in werking op 15 september 2002. Zij is van toepassing op alle ontslagen die
vanaf die datum aan de bij artikel 3, eerste lid, bedoelde werknemers betekend
worden.
Zij is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan op verzoek van de meest gerede
ondertekenende partij worden herzien of opgezegd met een opzeggingstermijn van
zes maanden.
De organisatie die het initiatief tot herziening of tot opzegging neemt, moet de
redenen ervan aangeven en amendementsvoorstellen indienen; de organisaties gaan
de verbintenis aan deze binnen een maand na ontvangst ervan in de Nationale
Arbeidsraad te bespreken.
Gedaan te Brussel, op 10 juli 2002.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 september 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX