Overzicht recente wetteksten
BS 05.11.02
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de
collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op
artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de
gezondheidsdiensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage
overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2002, gesloten in
het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, betreffende de harmonisatie van
de baremieke weddeschalen van de rustoorden voor bejaarden en van de rust- en
verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen voor het personeel van de
privé-ziekenhuizen.
Art. 2. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de
uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 oktober 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
_______
Nota
(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :
Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage
Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten
Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2002
Harmonisatie van de baremieke weddeschalen van de rustoorden
voor bejaarden en van de rust - en verzorgingstehuizen met de baremieke
weddeschalen voor het personeel van de privé ziekenhuizen (Overeenkomst
geregistreerd op 10 oktober 2002 onder het nummer 64176/CO/305)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van
toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de rustoorden voor bejaarden
en van de rust- en verzorgingstehuizen die ressorteren onder het Paritair
Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Onder werknemers wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en
bediendenpersoneel.
Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering
aan het punt 1 van het Federaal meerjarenplan van 1 maart 2000.
Art. 3. De bepalingen van deze collectieve
arbeidsovereenkomst stellen de algemene regelen vast welke van toepassing zijn
op al de werknemers en beogen slechts minimumlonen te bepalen terwijl aan de
partijen de vrijheid wordt overgelaten gunstiger voorwaarden overeen te komen.
Zij mogen geen afbreuk doen aan de bepalingen welke voor de werknemers gunstiger
zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat.
HOOFDSTUK II. - Harmonisatie
Art. 4. Alle baremieke weddeschalen, zoals vastgesteld in de
collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996, tot vaststelling van de
arbeids- en belongingsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor
bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen, huidige baremieke weddeschalen
genoemd, worden ten laatste op 1 oktober 2004 gelijkgesteld met de
overeenstemmende baremieke weddeschalen die van toepassing zijn op de werkgevers
en de werknemers van de instellingen welke ressorteren onder het Paritair
Subcomité voor de privé-ziekenhuizen, nieuwe baremieke weddeschalen' genoemd.
De verwezenlijking van dit principe wordt in de volgende artikelen per
personeelsgroep vastgelegd.
Art. 5. De opsomming van de functies gerangschikt in
verschillende hierna vastgestelde categorieën, geldt als voorbeeld en is niet
beperkend.
Art. 6. De weddeschalen vermeld in deze collectieve
arbeidsovereenkomst bepalen de jaarlijkse basisbedragen per anciënniteitsjaar.
Bij de vaststelling ervan worden alle decimalen verwaarloosd, zonder enige
afronding.
Zij gelden als minimumbarema's vanaf hun respectievelijke data van
inwerkingtreding.
HOOFDSTUK III. - Verplegend, verzorgend en paramedisch
personeel
1. Loonprogrammatie
Art. 7. Aan het verplegend, verzorgend en paramedisch
personeel worden de hieronder bepaalde baremieke weddeschalen toegekend.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 8. De nieuwe baremieke weddeschalen vermeld in artikel 7
worden toegekend vanaf 1 oktober 2002.
2. Beroepsindeling - Toegekende weddeschalen
Art. 9. Het verzorgend, verplegend en paramedisch personeel
wordt in acht categorieën ingedeeld volgens de hiernavolgende algemene criteria,
waaraan volgende loonschalen worden toegekend :
1e categorie
Personeel dat niet over een brevet, een attest, een getuigschrift, diploma of
anciënniteit beschikt om aanspraak te kunnen maken op een hoger barema.
Huidige weddeschaal : 2.12 A
Nieuwe weddeschaal : 1.22
2e categorie
Personeel dat geen houder is van een brevet, attest, getuigschrift of diploma
afgeleverd door een onderwijsinstelling, zoals vermeld in de hogere categorieën,
maar dat :
- ofwel op datum van 26 mei 1992 de leeftijd bereikt had van 45 jaar en
voorzover het in de voorgaande jaren een beroepsactiviteit kan bewijzen die
tenminste gelijk is aan het equivalent van 5 jaar voltijdse tewerkstelling in
een erkend rustoord voor bejaarden, in een rust- en verzorgingstehuis of in een
ziekenhuis;
- ofwel de bijscholing heeft gevolgd zoals voorzien in het ministerieel besluit
van 5 april 1995;
- ofwel om reden van beroepservaring erkend wordt als verzorgende door elke
bevoegde overheid, ongeacht of het hier gaat over de federale, de gemeenschaps-
of de gewestoverheid.
Huidige weddeschaal : 2.12 -bis
Nieuwe weddeschaal : 1.22
3e categorie
Personeel dat een titel heeft verworven in het kader van en kwalificerende
vorming die evenwel onvoldoende is om aanspraak te kunnen maken op de schaal
2.22bis.
Een lijst met voorbeelden van de titels die aanleiding geven tot de toekenning
van de schaal die overeenstemt met de 3e categorie wordt weergegeven in bijlage
1.
Huidige weddeschaal : 2.18 bis
Nieuwe weddeschaal : 1.26
4e categorie
Personeel dat een kwalificerende titel heeft behaald op het niveau van het hoger
secundair of gelijkgesteld onderwijs.
Een lijst met voorbeelden van de titels die aanleiding geven tot de toekenning
van de schaal die overeenstemt met de 4e categorie wordt weergegeven in bijlage
2.
Huidige weddeschaal : 2.22 bis
Nieuwe weddeschaal : 1.35
5e categorie
Verplegend personeel houder van een brevet van ziekenhuisassistent.
Huidige weddeschaal : 2.40-2.57 bis
Nieuwe weddeschaal : 1.40-1.57
6e categorie
Het verplegend personeel houder van een brevet van gebrevetteerde verpleger (A2)
Huidige weddeschaal : 2.43-2.55 bis
Nieuwe weddeschaal : 1.43-1.55
7e categorie
Het personeel dat houder is van het diploma van gegradueerde (A1) in de
verpleegkunde, in de kinesitherapie, in de ergotherapie, in de diëtetiek, in de
logopedie, enz.
Huidige weddeschaal : 2.55-2.61-2.77 bis
Nieuwe weddeschaal : 1.55-1.61-1.77
8e categorie
Verplegend personeel dat houder is van het diploma van sociale verpleegkundige
of gegradueerde verpleegkundige met diploma van bijkomende specialisatie wanneer
deze diploma's vereist worden bij de aanwerving.
Huidige weddeschaal : 2.55-2.61-2.77 bis + 2 jaar
Nieuwe weddeschaal : 1.55-1.61-1.77 + 2 jaar
HOOFDSTUK IV. - Administratief personeel
1. Loonprogrammatie
Art. 10. Aan het administratief personeel worden de hieronder
bepaalde baremieke weddeschalen toegekend.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 11. § 1. De nieuwe baremieke weddeschalen vermeld in
artikel 10 worden toegekend vanaf 1 oktober 2004.
§ 2. De helft van het verschil per categorie tussen de nieuwe
en de huidige baremieke weddeschalen wordt evenwel toegekend vanaf 1 oktober
2002.
2. Beroepsindeling - Toegekende loonschalen
Art. 12. Het administratief personeel wordt in vijf categorieën ingedeeld volgens de hiernavolgende algemene criteria, waaraan volgende loonschalen worden toegekend :
1e categorie : ongeschoold : niet in het bezit van een
diploma, brevet of getuigschrift.
Huidige weddeschaal 2.10.
Nieuwe weddeschaal : 1.12
2e categorie : personeel houder van :
- getuigschrift lager secundair onderwijs of gelijkwaardig getuigschrift
afgeleverd door de centrale examencommissie;
- een diploma van een afdeling toebehorend aan de groep handel, administratie en
organisatie van een cursus lager technisch secundair niveau;
- brevet van de afdeling kantoorwerk afgeleverd door een hogere secundaire
beroepsschool;
- gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie.
Klerk, telefonist van centrale of belast met het beantwoorden van de oproepen op
eigen initiatief, bediende belast met het onthaal, typist, beginnend
stenotypist, bediende belast met elementaire boekhoudingswerkzaamheden,
codeerder.
Huidige weddeschaal : 2.22.
Nieuwe weddeschaal : 1.22
3e categorie : personeel houder van :
- eindgetuigschrift middelbaar onderwijs hogere graad of gelijkwaardig
getuigschrift uitgereikt door de centrale examencommissie;
- een diploma van een afdeling handel, administratie en organisatie van een
cursus hoger secundair technisch niveau;
- gelijkwaardig diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie.
Opsteller, bediende die nota's en facturen opmaakt, typist die berichten en
gewone briefwisseling verzorgt aan de hand van summiere aanwijzingen,
stenotypist in één enkele landstaal, bediende van de dienst "lonen en sociale
wetten" die de verschillende werkzaamheden van de dienst kan verrichten,
hulpboekhouder, kassier.
Huidige weddeschaal : 2.40 - 2.57.
Nieuwe weddeschaal : 1.50
4e categorie : personeel houder van :
- een eindgetuigschrift van het economisch hoger onderwijs van het korte type;
- gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie
Directiesecretaresse, stenotypist die in twee van de drie landstalen of in één
landstaal en in één vreemde taal kan werken, hoofdbediende van de dienst "lonen
en sociale wetten", boekhouder, hoofdbediende van het economaat.
Huidige weddeschaal : 2.43 - 2.55
Nieuwe weddeschaal : 1.43-1.55
5e categorie : personeel houder van een diploma uitgereikt
door het technisch hoger onderwijs en waarvan het bezit vereist is bij de
aanwerving.
Sociaal assistent
Boekhoudkundig personeel houder van een :
- eindgetuigschrift van het economisch hoger onderwijs van het korte type;
- gelijkgesteld diploma behaald in avondonderwijs of sociale promotie die de
volledige verantwoordelijkheid draagt voor de boekhouding in een instelling.
Huidige weddeschaal : 2.55 - 2.61 - 2.77
Nieuwe weddeschaal : 1.55-1.61-1.77
HOOFDSTUK V. - Werklieden en technisch personeel
Art. 13. Aan het werklieden- en technisch personeel worden de
hieronder bepaalde baremieke weddeschalen toegekend.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 14. § 1. De nieuwe baremieke weddeschalen vermeld in
artikel 13 worden toegekend vanaf 1 oktober 2004.
§ 2. De helft van het verschil per categorie tussen de nieuwe
en de huidige baremieke schalen wordt evenwel toegekend vanaf 1 oktober 2002.
2. Beroepsindeling - Toegekende loonschalen
Art. 15. Het werklieden- en technisch personeel worden in
zeven categorieën ingedeeld, volgens het hiernavolgende schema, waaraan de
volgende weddeschalen worden toegekend :
1e categorie : ongeschoold : niet in het bezit van diploma,
brevet of getuigschrift.
Hulparbeider, schoonmaker, nachtwaker, huisbewaarder.
Huidige weddeschaal : 2.10.
Nieuwe weddeschaal : 1.12
2e categorie : half geschoold : werknemer met een vorming of
beroepsbekwaamheid gelijkwaardig aan het lager secundair beroepsonderwijs of
onvolledig lager secundair technisch onderwijs.
Wasvrouw, helper-tuinier, strijkster, linnennaaister, helper van geschoolde
arbeider.
Huidige weddeschaal 2.12.
Nieuwe weddeschaal : 1.12
3e categorie : geschoold : werknemer met een vorming of
beroepsbekwaamheid gelijkwaardig aan het hoger secundair beroepsonderwijs of
lager secundair technisch onderwijs.
Elektricien, tuinier, metselaar, schrijnwerker, loodgieter, schilder,
magazijnier, autobestuurder.
Huidige weddeschaal : 2.22.
Nieuwe weddeschaal : 1.22
4e categorie : geschoold : vorming of beroepsbekwaamheid
gelijkwaardig aan het hoger secundair technisch onderwijs.
Linnennaaister, tuinier, loodgieter, schrijnwerker, elektricien, kok.
Huidige weddeschaal 2.30
Nieuwe weddeschaal : 1.26
5e categorie : meer dan geschoold en ploegbaas : houder van
een diploma van hoger secundair technisch onderwijs die een bijkomende vorming
voor zijn functie heeft genoten, verantwoordelijk voor een groep werklieden en
belast met de coördinatie van hun activiteiten.
Meestergast, chef van de wasserij, chef-tuinier, chef van de keuken.
Huidige weddeschaal : 2.40
Nieuwe weddeschaal : 1.40
6e categorie : verantwoordelijke van de arbeiders : houder
van een diploma van hogere scholing en/of specialisatie.
Huidige wedde schaal : 2.55.
Nieuwe weddeschaal : 1.59
7e categorie : houder van een diploma van technisch of
industrieel ingenieur afgeleverd door het hoger technisch onderwijs van het
lange type.
Huidige weddeschaal : 2.66
Nieuwe weddeschaal : 1.80.
HOOFDSTUK VI. - Gewaarborgd minimumloon
Art. 16. § 1. Aan het verzorgend, verplegend en paramedisch
personeel van 21 jaar of ouder wordt een gewaarborgd minimumloon verzekerd vanaf
1 oktober 2002, vastgesteld op een jaarlijks basisbedrag van 12.863,77 EUR. Dit
cijfer stemt overeen met een maandbedrag van 1.071,97 EUR en met een
uurloonbedrag van 6,5099 EUR.
§ 2. Aan het administratief, werklieden- en technisch
personeel van 21 jaar of ouder wordt vanaf 1 oktober 2002 een gewaarborgd
minimumloon verzekerd dat de helft bedraagt van het verschil tussen het huidig
gewaarborgd minimumloon en het nieuwe gewaarborgd minimumloon vastgesteld op een
jaarlijks basisbedrag van 12.863,77 EUR. Dit cijfer stemt overeen met een
maandbedrag van 1.071,97 EUR en met een uurloonbedrag van 6,5099 EUR.
§ 3. Aan het administratief, werklieden- en technisch
personeel van 21 jaar of ouder wordt, vanaf 1 oktober 2004, een gewaarborgd
minimumloon verzekerd dat vastgesteld is op een jaarlijks basisbedrag van
12.863,77 EUR. Dit cijfer stemt overeen met een maandbedrag van 1.071,97 EUR en
met een uurloonbedrag 6,5099 EUR
Art. 17. Het gewaarborgd minimumloon van de personeelsleden
van minder dan 21 jaar wordt respectievelijk vastgesteld op een percentage van
voornoemd basisbedrag, namelijk :
95 pct. op 20 jaar;
90 pct. op 19 jaar :
85 pct. op 18 jaar;
80 pct. op 17 jaar;
75 pct. op 16 jaar en jonger.
Het gewaarborgd minimumloon is een recht waarop elke werknemer zich kan
beroepen, ongeacht de toekenning van premies, toelagen, vergoedingen en
toeslagen, van welke aard ook.
Voor het bediendepersoneel dat met onvolledige dienstbetrekking is
tewerkgesteld, wordt het gewaarborgd minimum maandloon berekend naar rato van de
duur van de maandelijkse arbeidsprestatie.
Het opklimmen in de loonschaal wordt slechts toegepast vanaf het ogenblik dat
het loon van de loonschaal het gewaarborgd minimum uur- of maandloon bereikt of
overschrijdt.
HOOFDSTUK VII. - Gemeenschappelijke bepalingen
1. Bevordering
Art. 18. Op het ogenblik van zijn bevordering van een
categorie naar een andere, heeft elke werknemer onmiddellijk recht op het
loonbarema van de nieuwe functie die hij uitoefent, rekening houdend met de
verworven anciënniteit.
2. Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de
consumptieprijzen
Art. 19. Het gewaarborgd minimumloon, de minimumbarema's
vermeld in bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst, evenals de
werkelijk uitbetaalde lonen en wedden, worden gekoppeld aan het indexcijfer van
de consumptieprijzen van het Rijk, overeenkomstig de modaliteiten welke zijn
vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel
waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van
de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen
waarmede rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bedragen van de
sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied
opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
worden gekoppeld.
Alle vermelde bedragen in deze collectieve arbeidsovereenkomst en deze opgenomen
in bijlage 3 aan deze cao worden beschouwd als zijnde in overeenstemming met het
spilindexcijfer 102,02 - basis 1988 (cfr. 138,01 - basis 1981), vereffening aan
100 pct.
Het geïndexeerde maandloon is gelijk aan het door twaalf
gedeelde geïndexeerde jaarloon, terwijl alle decimalen worden verwaarloosd,
zonder enige afronding.
Het geïndexeerde uurloon is gelijk aan het geïndexeerde jaarloon gedeeld door
1976 (arbeidstijdregeling van 38 uur per week, vermenigvuldigd met 52 weken).
Het geïndexeerde uurloon wordt berekend met inbegrip van de honderdsten, zonder
enige afronding.
Baremieke anciënniteit
Art. 20. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de
collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1975, gesloten in het Paritair Comité
voor de gezondheidsdiensten, tot vaststelling van de berekening van de baremieke
anciënniteit van de werknemers, wordt de baremieke anciënniteit voor elke
werknemer berekend vanaf de eerste dag van de maand tijdens dewelke de werknemer
in dienst is getreden van de instelling.
Voor de werknemers die bij hun indiensttreding niet voldoen aan de minimum
aanvangsleeftijd voorzien in hun schaal, wordt de baremieke anciënniteit
berekend vanaf de eerste dag van de maand tijdens dewelke de werknemer de
vereiste minimumleeftijd bereikt.
HOOFDSTUK VIII. - Minimumlonen
Art. 21. De loonschalen en de eraan verbonden jaarlijkse
minimumbarema's met vereffening aan 100 pct. voortvloeiend uit deze collectieve
arbeidsovereenkomst en die als basis dienen voor de berekening van de
geïndexeerde jaar-, maand- en uurbedragen, worden als bijlage III gevoegd bij
deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Bij het sluiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt de
vereffeningscoëfficiënt van 124,34 pct., die sinds 1 september 2000 van kracht
is.
HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 22. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de
collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1996, gesloten in het Paritair
Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten tot vaststelling van de
arbeids- en beloningsvoorwaarden van het personeel van de rustoorden voor
bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen vanaf het ogenblik dat de
voordelen bedongen in deze collectieve arbeidsovereenkomst effectief worden
toegekend.
Art. 23. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in
werking op 1 oktober 2002.
Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd door elk der partijen, mits een opzeggingstermijn van
drie maanden gericht bij een ter post aangetekende brief aan de Voorzitter van
het paritair comité voor de gezondheidsdiensten.
Art. 24 Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de voordelen
bedongen in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst slechts effectief aan de
werknemers zullen toegekend worden voor zover de koninklijke en ministeriële
besluiten die de financiering ervan verzekeren, zoals deze door de Regering
voorzien werden, effectief op 1 oktober 2002 in werking treden, hierbij
invoerend :
(1) voor het personeel dat niet in het kader van de RIZIV forfaits gefinancierd
wordt, een jaarlijkse financiering per VTE personeelslid ten bedrage van :
Vanaf 1 oktober 2002
- 2383.56 EUR voor een verpleegkundige A1
- 2176.58 EUR voor een verpleegkundige A2 of ZHA
- 5029.75 EUR voor een personeelslid verzorgende
- 733.87 EUR voor een paramedisch personeelslid
- 3166.64 EUR voor een administratief, werklieden- of technisch personeelslid
Vanaf 1 oktober 2003
- 3659.69 EUR voor een verpleegkundige A1
- 3366.46 EUR voor een verpleegkundige A2 of ZHA
- 6058.40 EUR voor een verzorgend personeelslid
- 1972.50 EUR voor een paramedisch personeelslid
- 4124.02 EUR voor een administratief, werklieden- of technisch personeelslid
Vanaf 1 oktober 2004
- 3711.54 EUR voor een verpleegkundige A1
- 3496.09 EUR voor een verpleegkundige A2 of ZHA
- 6588.42 EUR voor een personeelslid verzorgende
- 2128.05 EUR voor een paramedisch personeelslid
- 7550.84EUR voor een administratief, werklieden- of technisch personeelslid
waarbij het geheel van voornoemde bedragen gekoppeld wordt aan het
spilindexcijfer 103.14 in de basis 1996 = 100, aangepast overeenkomstig de
modaliteiten van het stelsel van indexering aan de consumptieprijzen en
onderworpen aan een globale budgettaire enveloppe berekend op basis van het in
de sector effectieve tewerkstellingsvolume van het jaar 2001;
(2) voor het personeel gefinancierd binnen het kader van de
RIZIV forfaits, een jaarlijkse financiering per VTE gelijk aan het bedrag
overeenstemmend met voornoemde bedragen (rekening houdend met de lasten die
reeds door de forfaits gedekt worden), vermeerderd met een bedrag
overeenstemmend met de 1 pct. baremieke verhoging toegekend op 1 oktober 2001
overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2000
betreffende de optrekking met 1% van de lonen van sommige werknemers. Aangezien
deze bedragen toegevoegd worden aan de geactualiseerde waarde van de RIZIV
forfaits van toepassing op 30 september 2000 zoals gewijzigd overeenkomstig de
tussen 30 september 2000 en 1 oktober 2002 aangepaste omkaderingsnormen, wordt
de waarde van de forfaits (waarde gekoppeld aan de spilindex 103.14 in de basis
1996 = 100) op 1 oktober 2002 op volgende bedragen vastgelegd :
- voor de rustoorden :
forfait O : 1.18EUR
forfait A : 7.99EUR
forfait B : 24.16EUR
forfait C : 34.58EUR
forfait C+ : 36.38EUR
- voor de rust- en verzorgingsinstellingen :
forfait B4 : 38.66EUR
forfait B5 : 43.25EUR
forfait C : 48.79EUR
forfait Cd : 50.49EUR
- voor de dagverzorgingscentra :
forfait : 23.57EUR
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23
oktober 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2002,
betreffende de harmonisatie van de baremieke weddeschalen van de rustoorden voor
bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen
voor het personeel van de privé-ziekenhuizen
Op de schaal 2.18bis kunnen aanspraak maken :
1. Opleiding verstrekt in de Franse Gemeenschap
1.1. De personen die houder zijn van een
kwalificatiegetuigschrift uitgereikt door een onderwijsinstelling van het lager
middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap :
- het technisch, beroeps- of buitengewoon lager middelbaar onderwijs met
volledig leerplan, van de studierichtingen "services aux personnes" of "services
sociaux et familiaux";
- het technisch of lager middelbaar beroepsonderwijs of de hogere middelbare
overgangsafdeling in het systeem van sociale promotie, vb. "auxiliaire
gériatrique".
1.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van
genoten opleiding uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het
onderwijs van de Franse Gemeenschap, voor zover deze erkend is door een
federale, communautaire of regionale voogdijminister, onder andere :
- het brevet van familiale help(st)er;
- het brevet van bejaardenhelp(st)er;
- een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokken persoon met vrucht de
vorming van "auxiliaire gériatrique" heeft gevolgd, getuigschrift uitgereikt
door :
° de FOREm te Luik;
° de V.Z.W. "C.O.B.E.F.F. » te Brussel;
° de V.Z.W. "Actions intégrées de développement - A.I.D. » te Brussel.
2. Opleiding verstrekt in de Vlaamse Gemeenschap
2.1. De personen die houder zijn van een getuigschrift
verkregen in een onderwijsinstelling met volledig leerplan of voor sociale
promotie van het lager middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door
de Vlaamse Gemeenschap :
2.1.1. het getuigschrift van ziekenhuishelp(st)er, uitgereikt
door het "Hoger Instituut voor Verpleegkunde" te Antwerpen tot en met het
schooljaar 1970-1971;
2.1.2. het kwalificatiegetuigschrift van de opleiding
personenzorg uitgereikt door het buitengewoon secundair onderwijs.
2.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van
genoten opleiding uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het
onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, voor zover deze erkend is door een
federale, communautaire of regionale voogdijminister.
2.2.1. Overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de
Vlaamse Regering van 22 juni 1988 en de wijzigende besluiten ervan tot regeling
van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp
en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelpsters :
* de personen die houd(st)er zijn van een bekwaamheidsattest van gezins- en
bejaardenhelp(st)er uitgereikt door een erkend opleidingscentrum;
* alle personen die beschikken over een inschrijvingsbewijs van gezins- en
bejaardenhelp(st)er uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap.
2.2.2. De opleiding verzorging-onderhoud en
bejaardenverzorgster georganiseerd door het "Vormingscentrum Bassevelde" tot en
met de cyclus 1993-1995.
2.2.3. De kwalificatie logistiek helper in de bejaardenzorg,
uitgereikt door de V.Z.W. "WEB", Werkervaringsbedrijven te Turnhout, voor de
opleidingscyclus 1993-1994.
2.2.4. Het getuigschrift van ziekendienster-bejaardenhulp en
ziekendienster van het O.C.M.W., voorheen C.O.O., te Hasselt, uitgereikt voor 26
mei 1992.
3. Opleiding verstrekt in de Duitse Gemeenschap
3.1. De personen die houder zijn van een getuigschrift
verkregen in een inrichting voor lager middelbaar onderwijs met volledig
leerplan of voor sociale promotie georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitse
Gemeenschap.
3.2. De personen die houder zijn van een getuigschrift van
genoten opleiding uitgereikt door een instelling die niet afhangt van het
onderwijs van de Duitse Gemeenschap, voor zover deze erkend is door een
federale, communautaire of regionale voogdijminister, onder andere :
- het getuigschrift van gezins- en bejaardenhelp(st)er, uitgereikt door de FOREm
en de "Krankenflegevereinung in der deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens -
KPVDB" V.Z.W.;
- het diploma van bejaardenhelp(st)er uitgereikt door het Nationaal Ministerie
voor Volksgezondheid en Gezin.
4. De personen die met vrucht de bijscholing voor het
personeel dat tewerkgesteld is in een rustoord (georganiseerd volgens de
richtlijnen van het ministerieel besluit van 5 april 1995, artikel 2, § 4)
hebben gevolgd.
5. De personen die houder zijn van een buitenlands diploma
dat door het onderwijs als evenwaardig wordt erkend.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 oktober 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2002,
betreffende de harmonisatie van de baremieke weddeschalen van de rustoorden voor
bejaarden en van de rust- en verzorgingstehuizen met de baremieke weddeschalen
voor het personeel van de privé-ziekenhuizen
Op de schaal 2.22bis kunnen aanspraak maken :
1. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift, diploma,
brevet of bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het
hoger middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse
Gemeenschap, in de volgende richtingen :
- technisch onderwijs met volledig leerplan, onder andere : nursingaspirante,
opvoeding, sociale technieken, "Assistant(e) en gériatrie";
- beroepsonderwijs met volledig leerplan, onder andere : familiale of sanitaire
hulp, kinderverzorging;
- middelbaar hoger onderwijs voor sociale promotie, onder andere : "auxiliaire
polyvalent(e) des services à domicile et en collectivités", opvoeder.
2. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift of
bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het hoger
middelbaar onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap
:
Technisch
2.1.1. Nursingaspirante, bijzondere jeugdzorg;
2.1.2. 7de jaar jeugdzorg, leefgroep-(en)werking- bijzondere jeugdzorg,
leefgroepwerking.
Beroeps
2.1.3. Familiale of sanitaire hulp, kinderverzorging, verzorging, nursing
hostess;
2.1.4. Logistieke helper, verzorger(ster) residentiële- en thuishulp - systeem
alternerend leren;
2.1.5. 7de jaar personenzorg;
2.1.6. Begeleider-animator voor bejaarden.
3. De personen die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift of
bekwaamheidsattest uitgereikt door een onderwijsinstelling van het hoger
middelbaar onderwijs "Familien-und Sanitätshilfe" georganiseerd of gesubsidieerd
door de Duitse Gemeenschap.
4. De personen die houder zijn van :
a) een attest waaruit blijkt dat men geslaagd is in het eerste jaar
verpleegassistente of gebrevetteerde verpleegster;
b) een attest waaruit blijkt dat men geslaagd is in :
- het eerste jaar graduaat verpleegkunde;
- het tweede jaar graduaat logopedie, kinesitherapie, ergotherapie,
orthopedagogie, arbeidstherapie;
- het tweede jaar licentiaat kinesitherapie of logopedie.
5. De personen die houder zijn van een buitenlands diploma dat door het
onderwijs als evenwaardig wordt erkend.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 oktober 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 oktober 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX