Overzicht recente wetteksten
BS 28.09.02
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet van 2 januari 2001, inzonderheid op artikel 59;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 juni 2001 tot uitvoering van artikel
59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere
bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en
eindeloopbaan betreft;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 juni 2001 tot uitvoering van artikel
59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere
bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en
eindeloopbaan betreft in sommige inrichtingen of diensten van de openbare
sector;
Gelet op het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het
Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op het advies, uitgebracht door het Comité van de verzekering voor
geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en
invaliditeitsverzekering, op 11 februari 2002;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 april 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 14 mei 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 31 mei 2002 over het verzoek aan
de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies nr. 33.578/1/V van de Raad van State, gegeven op 29
augustus 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het
advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° RIZIV : het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering zoals
bedoeld in artikel 10 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
2° de leidend ambtenaar : de leidend ambtenaar van de Dienst voor Geneeskundige
Verzorging van het RIZIV;
3° administratieve cel : cel in de Dienst voor Geneeskundige Verzorging onder de
leiding en de verantwoordelijkheid van de leidend ambtenaar. Deze cel heeft als
opdracht : het vaststellen van de nadere regels volgens dewelke de werkgevers
gegevens dienen over te maken, de verwerking van deze gegevens en de
vaststelling van het bedrag dat moet worden uitbetaald aan de werkgevers;
4° werkgevers : de inrichtingen die de zorgen verlenen zoals bedoeld in artikel
34, 7°, 8°, 11° en 12° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de
diensten voor thuisverpleging en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis
van België, voorzover zij vallen onder het toepassingsgebied van de collectieve
arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord, bedoeld in artikel 2;
5° personeelsleden : het verpleegkundig personeel en het verzorgend personeel
dat effectief verpleegkundige en/of verzorgende taken uitoefent, evenals het
verpleegkundig en verzorgend personeel dat hen omkadert en het gelijkgesteld
personeel; dit personeel werkt uitsluitend in loondienst en heeft de werkgever
ingelicht over zijn keuze tussen het behoud van de arbeidsduur of de
vrijstelling van arbeidsprestaties. Onder verzorgend personeel wordt verstaan,
de werknemers die een overeenkomst hebben als verzorgende en het barema genieten
dat hiermee overeenkomt, alsook degenen die vallen onder de toepassing van
artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende
de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Onder gelijkgesteld personeel
wordt verstaan, de werknemers die elke maand, en dit gedurende de
referentieperiode van 12 maanden voorafgaand aan de maand tijdens dewelke de
keuze door de werknemer is ingediend, minstens 2 verschillende van de 5
onregelmatige prestaties (zondag, zaterdag, feestdag, nachtdienst of onderbroken
diensten) verrichten waarvoor zij een bijkomende geldelijke vergoeding krijgen,
en waarbij de belangrijkste vakantiemaand en elke maand waarin de werknemer
gedurende minstens 7 ononderbroken kalenderdagen afwezig is omwille van
arbeidsonbekwaamheid, geneutraliseerd worden; indien met toepassing van deze
regel meer dan 6 maanden worden geneutraliseerd in de referentieperiode van 12
maanden, wordt de referentieperiode verlengd met evenveel maanden die nodig zijn
om te kunnen nagaan of aan de voorwaarde van de 2 van de 5 onregelmatige
prestaties gedurende een minimumperiode van 6 maanden wordt voldaan.
Voor de toepassing van dit besluit worden :
- de onregelmatige prestaties bedoeld die als dusdanig zijn vergoed;
- de nachtprestaties en onderbroken uurrooster bedoeld die als dusdanig zijn
gedefinieerd in de inrichting;
- de nachtprestaties uitgevoerd tijdens de nacht van een zaterdag of een zondag
of de prestaties uitgevoerd op een zaterdag of een zondag als nachtprestaties of
als zaterdag- of zondagprestaties gekwalificeerd en dit volgens de keuze van de
werknemer;
6° arbeidsduur : de wekelijkse arbeidsduur zoals overeengekomen in de
arbeidsovereenkomst, of zoals die van toepassing is voor het personeelslid in
een openbare dienst.
Art. 2. § 1. De werkgever heeft recht op een jaarlijkse financiële
tegemoetkoming ter vergoeding van de maatregelen inzake vrijstelling van
arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, zoals dit is
voorzien in het meerjarenplan voor de gezondheidssector van 1 maart 2000 of in
het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité
voor alle Overheidsdiensten, voor zover hij onder de toepassing valt van een
collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten in het bevoegde paritair comité,
of van een protocol van akkoord dat is gesloten in het bevoegde
onderhandelingscomité dat is voorzien in de wet van 19 december 1974 tot
regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar
personeel, uiterlijk op 31 augustus 2001. De financiële tegemoetkoming is enkel
mogelijk indien in de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van
akkoord de hierna vermelde voordelen zijn voorzien en indien de betrokken
personeelsleden deze voordelen daadwerkelijk genieten :
1° vanaf 1 augustus 2001 heeft het voltijds werkend verpleegkundig en
verzorgend personeel dat effectief verpleegkundige en verzorgende taken
uitoefent, evenals het verpleegkundig en verzorgend personeel dat hen omkadert,
dat de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt, recht op 96 betaalde uren van
vrijstelling van prestaties per jaar of op een premie, gelijk aan 5,26 %
berekend op zijn voltijds loon (2 uur per week). Vanaf 1 december 2002 heeft
hetzelfde personeel dat de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, recht op 192
betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar of op een premie, gelijk
aan 10,52 % berekend op zijn voltijds loon (4 uur per week). Vanaf 1 december
2003 heeft hetzelfde personeel dat de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, recht
op 288 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar of een premie van
15,78 % berekend op zijn voltijds loon (6 uur per week). In geval van
gecombineerde opties vanaf de leeftijd van 50 jaar, wordt de tegemoetkoming
toegekend op basis van een verdeling in volledige schijven van 2 uur equivalent
voltijdse betrekking;
2° het personeelslid dat deeltijds werkt, heeft op dezelfde tijdstippen recht
op een bijkomend aantal compensatiedagen of een equivalente premie gelijk aan de
proportionele toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties of de premie;
3° voor de toepassing van dit artikel worden de gelijkgestelden gelijkgesteld
met het verpleegkundig en verzorgend personeel.
§ 2. De werkgever die niet onder de toepassing valt van de bepalingen zoals
voorzien in § 1 van onderhavig artikel maar toch gehouden is de bepalingen toe
te passen van een protocol van akkoord dat is gesloten in het bevoegde
onderhandelingscomité dat is voorzien in de wet van 19 december 1974 tot
regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar
personeel en dit ingevolge het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het
Gemeenschappelijk Comité voor alle Overheidsdiensten en dat betrekking heeft op
de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de
eindeloopbaanproblematiek, heeft daarvoor recht op een jaarlijkse financiële
tegemoetkoming. De financiële tegemoetkoming is enkel mogelijk indien het
protocol van akkoord werd gesloten uiterlijk op 31 augustus 2001 en indien de
betrokken personeelsleden de voordelen in het kader van de
eindeloopbaanproblematiek zoals voorzien in dat protocol van akkoord
daadwerkelijk genieten.
Art. 3. De leidend ambtenaar vraagt de in artikel 4 bedoelde gegevens op bij
de volgende werkgevers :
1° de rustoorden voor bejaarden, de rust- en verzorgingstehuizen, de
psychiatrische verzorgingstehuizen, de centra voor dagverzorging, de
revalidatiecentra en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België
zoals die bij het RIZIV zijn gekend;
2° de diensten voor thuisverpleging in de privé sector die zijn ingeschreven bij
de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid onder het kengetal 911 en die door deze
Dienst worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar;
3° de diensten voor thuisverpleging van de openbare sector die zijn ingeschreven
bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke
Overheidsdiensten onder de omschrijving andere activiteit van de werknemer met
waarde = 6 en die door deze Dienst worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar.
Art. 4. § 1. De werkgevers delen aan de leidend ambtenaar de volgende
gegevens mee die betrekking hebben op de inrichting of dienst, op de
personeelsleden en op de compensatie van het aantal uren vrijstelling van
arbeidsprestaties :
1° gegevens met betrekking tot de inrichting of dienst :
a) het statuut;
b) het R.S.Z. of R.S.Z.-PPO nummer;
c) de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur voor voltijdse prestaties;
2° gegevens per personeelslid; het betreft de personeelsleden die in het jaar
waarvoor de tegemoetkoming wordt bepaald minstens 44 jaar zijn geworden :
a) naam, voornaam en geboortedatum van de personeelsleden;
b) inschrijvingsnummer van de personeelsleden in het rijksregister;
c) het aantal te presteren uren per week zoals blijkt uit het arbeidscontract of
de individuele benoemingsakte, verricht in voorkomend geval in de functie die
het voordeel van de in dit besluit bedoelde maatregel verantwoordt met begin- en
einddatum waarop dit aantal uren van toepassing is;
d) indien het gaat om een nieuw personeelslid of indien een einde werd gesteld
aan de tewerkstelling : de begin- en/of einddatum;
e) per personeelslid het aantal gepresteerde dagen en voor de periode van
deeltijdse tewerkstelling het aantal gepresteerde uren;
f) per personeelslid de optie voor vrijstelling van arbeidsprestaties en/of het
behoud van de arbeidsduur met het recht op een premie als tegenwaarde en de
periode waarvoor deze optie van toepassing is;
g) per personeelslid de beroepskwalificatie en de baremieke anciënniteit;
h) voor de gelijkgestelde personeelsleden daarenboven de gegevens waaruit blijkt
dat deze personeelsleden voldoen aan de in artikel 1, 5° bepaalde voorwaarden;
i) het aantal maanden schorsing of onderbreking van de maatregel bij toepassing
van een bepaling van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of van het
toepasselijk protocolakkoord;
j) aantal kalenderdagen die niet werden vergoed door de werkgever (langdurige
ziekte, arbeidsongeval, zwangerschapsverlof,...). Hierin moeten eveneens de
dagen worden opgenomen van het personeelslid met disponibiliteit wegens ziekte
of gebrekkigheid;
3° gegevens in verband met de compensatie van vrijstelling van
arbeidsprestaties waaruit blijkt dat de vrijstelling van arbeidsprestaties werd
gecompenseerd door een nieuwe aanwerving of door een verhoging van de wekelijkse
arbeidsduur van een andere werknemer. Hierbij komen de werknemers die
aangeworven werden in uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit
van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de
tewerkstelling in de non-profitsector, alsook de gesubsidieerde contractuelen,
tewerkgesteld met toepassing van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober
1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde
contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, niet in aanmerking :
a) naam, voornaam en beroepskwalificatie van de werknemer;
b) rijksregisternummer van de werknemer;
c) het aantal uren van de nieuwe of bijkomende tewerkstelling en de ingangsdatum
en desgevallend de einddatum ervan;
d) afschrift van de arbeidsovereenkomst of afschrift van de benoemingsakte van
de inrichtende macht ingeval het om een openbare dienst gaat. Uit dit afschrift
moet blijken dat de nieuwe of bijkomende tewerkstelling, zoals vermeld in punt c)
, het gevolg is van de compensatie van de vrijstelling van arbeidsprestaties.
In de inrichting wordt een lijst bijgehouden waarin de identiteit en het aantal
uren vrijstelling van arbeidsprestaties wordt vermeld van de personeelsleden die
hebben gekozen voor vrijstelling van arbeidsprestaties, alsook de identiteit en
het aantal uren nieuwe of bijkomende tewerkstelling van de personeelsleden die
deze uren van vrijstelling van arbeidsprestaties compenseren.
§ 2. De werkgever bezorgt de gegevens zoals bedoeld in § 1 van onderhavig
artikel per jaar via elektronische drager (diskette, CD-rom of via e-mail) aan
de leidend ambtenaar. Dit dient te gebeuren ten laatste op 31 januari van het
jaar dat volgt op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben. De nadere
regels volgens dewelke deze gegevens moeten worden overgemaakt, worden
vastgelegd door de leidend ambtenaar en worden aan de betrokken werkgevers
overgemaakt vóór 31 december van het jaar waarop de gegevens betrekking hebben.
Tegelijk met het overmaken van de elektronische drager, moet de inrichting of
dienst met een aangetekend schrijven, gericht aan de leidend ambtenaar van het
RIZIV, zich verbinden om de eventueel teveel betaalde voorlopige
tegemoetkomingen, zoals die zijn voorzien in artikelen 6 en 7, terug te storten
aan het RIZIV indien blijkt dat de recuperatie ervan op geen andere wijze kan
gebeuren. In datzelfde schrijven moet de inrichting of dienst verklaren dat de
gegevens die zijn overgemaakt via elektronische drager correct en volledig zijn.
De integriteit van de overgemaakte gegevens wordt gewaarborgd door een
controlegetal dat berekend wordt bij het bewaren van het bestand op basis van de
gegevens die worden meegedeeld; dit controlegetal wordt afgedrukt op de
verklaring en wordt eveneens vermeld in het bestand dat elektronisch wordt
verstuurd. In geval het controlegetal verschilt wordt de werkgever verzocht
nieuwe gegevens over te maken.
§ 3. Voor de eerste toepassing van dit besluit en in afwijking van de
bepalingen van § 2 bezorgen de werkgevers aan de leidend ambtenaar vóór 30 juni
2001 de gegevens zoals bedoeld in § 1, 1° en 2° van onderhavig artikel en die
betrekking hebben op de situatie van 31 mei 2001. Het totaal bedrag van de
voorlopige tegemoetkomingen zoals de werkgever dit berekent voor het jaar 2001
volgens artikel 5, § 2, wordt door de werkgever per aangetekend schrijven aan de
leidend ambtenaar meegedeeld vóór 30 juni 2001. Deze gegevens worden overgemaakt
via elektronische drager (diskette, CD-rom of via E-mail). De nadere regels
volgens dewelke deze gegevens moeten worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar
worden ten laatste tegen 15 juni 2001 aan de werkgevers meegedeeld.
Art. 5. § 1. De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming per personeelslid (Tp)
wordt door de administratieve cel bepaald aan de hand van de gegevens, zoals
bedoeld in artikel 4.
De tegemoetkoming per personeelslid (Tp) wordt als volgt bepaald :
Tp = Tp1 + Tp2
Tp1 = [Y1 * ((X1/B*C1/12) + (X2/B*C2/12) + (X3/B*C3/12)) * A/B * B/38 *
(1-D/365) * (1-E/12)
Tp2 = Y2 * ((Z1/B*C1/12) + (Z2/B*C2/12) + (Z3/B*C3/12)) * A/B * B/38 * (1-E/12)
waarbij :
Tp1 = de tegemoetkoming voor een personeelslid dat heeft gekozen voor het behoud
van de arbeidsduur;
Tp2 = de tegemoetkoming voor een personeelslid dat heeft gekozen voor
vrijstelling van arbeidsprestaties; indien de vrijstelling van arbeidsprestaties
niet is gecompenseerd door een nieuwe aanwerving of door een verhoging van het
aantal arbeidsuren van een andere werknemer, bedraagt Tp2 0 BEF voor de periode
zonder compensatie;
Y1 = de jaarlijkse loonkost voor een personeelslid dat volledig of gedeeltelijk
opteert voor het behoud van de arbeidsduur :
a) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor dagverzorging
of een rust- en verzorgingstehuis :
Vanaf 1 augustus 2001 :
- voor verpleegkundigen : 44.321,72 euro
- voor verzorgenden : 31.373,13 euro
- voor gelijkgestelden : 25.916,25 euro
Vanaf 1 oktober 2001 :
- voor verpleegkundigen : 44.761,67 euro
- voor verzorgenden : 31.683,79 euro
- voor gelijkgestelden : 26.171,93 euro
b) in het geval van de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor het
bloed van het Rode Kruis van België :
Vanaf 1 augustus 2001 :
- voor verpleegkundigen : 44.003,35 euro
- voor verzorgenden : 30.714,65 euro
- voor gelijkgestelden : 25.916,25 euro
Vanaf 1 oktober 2001 :
- voor verpleegkundigen : 44.438,56 euro
- voor verzorgenden : 31.018,42 euro
- voor gelijkgestelden : 38.404,08 euro
c) in alle andere gevallen :
Vanaf 1 augustus 2001 :
- als verpleegkundige : 47.626,17 euro
- als verzorgende : 37.419,70 euro
- voor gelijkgestelden : 42.284,67 euro
Vanaf 1 oktober 2001 :
- als verpleegkundige : 48.099,95 euro
- als verzorgende : 37.790,45 euro
- voor gelijkgestelden : 43.122,14 euro
Y2 = de jaarlijkse loonkost voor een personeelslid dat de uren vrijstelling
compenseert :
a) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor
dagverzorging of een rust- en verzorgingstehuis :
Vanaf 1 augustus 2001 :
- als verpleegkundige : 36.818,06 euro
- als verzorgende : 29.410,93 euro
- als andere : 25.351,30 euro
Vanaf 1 oktober 2001 :
- als verpleegkundige : 37.166,82 euro
- als verzorgende : 29.685,65 euro
- als andere : 25.584,94 euro
b) in het geval van de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor het
bloed van het Rode Kruis van België :
Vanaf 1 augustus 2001 :
- voor verpleegkundigen : 36.632,98 euro
- voor verzorgenden : 30.280,74 euro
- als andere : 33.181,67 euro
Vanaf 1 oktober 2001 :
- voor verpleegkundigen : 36.979,80 euro
- voor verzorgenden : 30.564,03 euro
- als andere : 33.493,97 euro
c) in alle andere gevallen :
Vanaf 1 augustus 2001 :
- voor verpleegkundigen : 37.049,46 euro
- voor verzorgenden : 32.618,13 euro
- als andere : 36.235,35 euro
Vanaf 1 oktober 2001 :
- voor verpleegkundigen : 37.400,61 euro
- voor verzorgenden : 32.924,92 euro
- als andere : 36.578,33 euro
X1 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 45 jaar en
minder dan 50 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie.
In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot
het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid in de
bedoelde leeftijdsgroep;
X2 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 50 jaar en
minder dan 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie.
In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot
het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op
bedoelde leeftijdsgroep;
X3 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 55 jaar in
de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie. In geval van een
deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat
van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;
Z1 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een
personeelslid van minstens 45 jaar en minder dan 50 jaar in de in artikel 2
bedoelde periodes kiest. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit
aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds
personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;
Z2 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een
personeelslid van minstens 50 jaar en minder dan 55 jaar in de in artikel 2
bedoelde periodes kiest. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit
aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds
personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;
Z3 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een
personeelslid van minstens 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest.
In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot
het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op
bedoelde leeftijdsgroep;
A = jaargemiddelde van de arbeidsduur, zoals kan afgeleid worden uit de
individuele arbeidsovereenkomst(en) of benoemingsakte(n), beperkt tot 38 uur,
verricht in voorkomend geval in de functie die het voordeel van de in dit
besluit bedoelde maatregel verantwoordt;
B = het aantal uren van een fulltime arbeidsduur in de inrichting of dienst,
beperkt tot 38 uur;
C1 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd
van minstens 45 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het
bedoelde jaar, verminderd met C2 en C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot
het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of protocol van
akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is;
C2 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd
van minstens 50 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het
bedoelde jaar, verminderd met C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het
aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of protocol van
akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is;
C3 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd
van minstens 55 jaar tot maximum de datum van pensionering in de periode van 1
januari tot 31 december van het bedoelde jaar. Deze periode wordt evenwel
beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of
protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is;
D = aantal kalenderdagen die niet werden vergoed door de werkgever
(langdurige ziekte, arbeidsongeval, zwangerschapsverlof,...). Hierin moeten
eveneens de dagen worden opgenomen van het personeelslid met disponibiliteit
wegens ziekte of gebrekkigheid;
E = het aantal maanden schorsing of onderbreking van de maatregel bij
toepassing van een bepaling van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst
of van het toepasselijk protocolakkoord.
§ 2. De in artikel 6 bedoelde voorlopige tegemoetkoming per personeelslid wordt
door de administratieve cel bepaald aan de hand van de gegevens, zoals bedoeld
in artikel 4. Enkel de gegevens komen in aanmerking die betrekking hebben op de
situatie van 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de
voorlopige tegemoetkoming wordt berekend. Evenwel wordt de voorlopige
tegemoetkoming voor 2001 bepaald aan de hand van de gegevens op 31 mei 2001. De
voorlopige tegemoetkoming (VTp) wordt per personeelslid als volgt berekend :
VTp = Y * ((Z1/B*C1/12) + (Z2/B*C2/12) + (Z3/B*C3/12)) * A/B * B/38
waarbij
Y = De jaarlijkse loonkost voor een werknemer die in aanmerking wordt genomen
voor de berekening van de voorlopige tegemoetkoming :
a) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor dagverzorging
of een rust- en verzorgingstehuis :
Vanaf 1 augustus 2001 : 30.342,17 euro
Vanaf 1 oktober 2001 : 30.645,59 euro
Vanaf 1 januari 2002 :
- voor een verpleegkundige : 37.166,82 euro
- voor een verzorgende : 29.685,65 euro
- voor een gelijkgestelde : 25.584,94 euro
b) in het geval van een dienst voor thuisverpleging en de diensten voor het
bloed van het Rode Kruis van België :
Vanaf 1 augustus 2001 : 34.134,94 euro
Vanaf 1 oktober 2001 : 34.476,29 euro
Vanaf 1 januari 2002 :
- voor een verpleegkundige : 36.979,80 euro
- voor een verzorgende : 30.564,03 euro
- voor een gelijkgestelde : 33.493,97 euro
c) in alle andere gevallen :
Vanaf 1 augustus 2001 : 34.134,94 euro
Vanaf 1 oktober 2001 : 34.476,29 euro
Vanaf 1 januari 2002 :
- voor een verpleegkundige : 37.400,61 euro
- voor een verzorgende : 32.924,92 euro
- voor een gelijkgestelde : 36.578,33 euro
A = de arbeidsduur, zoals kan afgeleid worden uit de individuele
arbeidsovereenkomst of benoemingsakte, beperkt tot 38 uur, verricht in
voorkomend geval in de functie die het voordeel van de in dit besluit bedoelde
maatregel verantwoordt;
B = het aantal uren van een fulltime wekelijkse arbeidsduur in de inrichting of
dienst, beperkt tot 38 uur;
Z1 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een
personeelslid van minstens 45 jaar en minder dan 50 jaar in de in artikel 2
bedoelde periodes maximum recht heeft;
Z2 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een
personeelslid van minstens 50 jaar en minder dan 55 jaar in de in artikel 2
bedoelde periodes maximum recht heeft;
Z3 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een
personeelslid van minstens 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes maximum
recht heeft;
C1 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van
minstens 45 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde
jaar, verminderd met C2 en C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal
maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord
zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.
C2 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van
minstens 50 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde
jaar, verminderd met C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal
maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord
zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.
C3 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van
minstens 55 jaar tot maximum de datum van pensionering in de periode van 1
januari tot 31 december van het bedoelde jaar. Deze periode wordt evenwel
beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of
het protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.
Art. 6. Voor de inrichtingen en diensten zoals bedoeld in artikel 2, § 1,
worden de som van de voorlopige tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld
in artikel 5, § 2, hierna « voorlopige tegemoetkomingen » genoemd, en de som van
de tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 1, hierna «
tegemoetkomingen » genoemd, door het RIZIV meegedeeld aan de werkgever en
gestort op de financiële rekening die door de werkgever wordt meegedeeld aan de
leidend ambtenaar. Aan de werkgevers die de bepalingen naleven zoals deze zijn
voorzien in artikel 4, worden de voorlopige tegemoetkomingen en de
tegemoetkomingen als volgt uitbetaald :
1° voorlopige tegemoetkomingen voor het jaar 2001 :
Onder de vorm van een voorschot wordt 50 % betaald tegen uiterlijk 15 september
2001. Het tweede voorschot van 50 % wordt betaald op 31 oktober 2001;
2° tegemoetkomingen voor het jaar 2001 :
Het verschil tussen de tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, en de
voorschotten die werden betaald in toepassing van artikel 6, 1°, wordt verrekend
bij de betaling van het tweede voorschot op 30 april 2002, en desgevallend ook
bij de betaling van de volgende voorschotten.
Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de
terugvordering via de voorschotten van 2002 niet mogelijk is, wordt het saldo
door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de maand
die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen bedrag
aan de werkgever heeft meegedeeld;
3° voorlopige tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002 :
Op 31 januari van het jaar waarop de voorlopige tegemoetkomingen betrekking
hebben, wordt een eerste voorschot gestort dat gelijk is aan het voorschot dat
werd betaald op 31 oktober van het jaar dat eraan voorafgaat.
De volgende voorschotten worden als volgt betaald :
a) op 30 april : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);
b) op 31 juli : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);
c) op 31 oktober : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31
januari);
4° tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002 :
Het verschil tussen de tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, en de
voorschotten die werden betaald met toepassing van artikel 6, 3°, wordt
verrekend bij de betaling van het tweede voorschot van het jaar dat volgt op het
jaar waarop de tegemoetkomingen van toepassing zijn (30 april) en desgevallend
ook bij de betaling van de volgende voorschotten.
Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de
terugvordering via de hiervoor bedoelde voorschotten niet mogelijk is, wordt het
saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de
maand die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen
bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld.
Art. 7. § 1. Voor de inrichtingen en diensten die onder de toepassing vallen
van de bepalingen van artikel 2, § 2, bepaalt het RIZIV de volgende
coëfficiënten :
1° SC : de verhouding tussen het in het § 4 bedoelde budget van
financiële middelen dat voorzien is voor de uitvoering van een welbepaald
protocol van akkoord C en de som van de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 5,
§ 1, voor alle personeelsleden van de werkgevers die ressorteren onder de
toepassing van dat welbepaald protocol van akkoord C
SC = BC / |MsnI=1 TpCi
waarbij
SC = coëfficiënt van toepassing voor een welbepaald protocol van
akkoord C
BC = budget van financiële middelen, voorzien voor de uitvoering van
een welbepaald protocol van akkoord C zoals vastgelegd in § 4,
I = personeelslid
n = aantal personeelsleden van de werkgevers die vallen onder de toepassing van
het protocol C
TpC = tegemoetkoming per personeelslid dat valt onder de toepassing
van het protocol C
2° TC : de verhouding tussen het in § 4 bedoelde budget van
financiële middelen dat voorzien is voor de uitvoering van een welbepaald
protocol van akkoord C en de som van de voorlopige tegemoetkomingen, bedoeld in
artikel 5, § 2, voor alle personeelsleden van de werkgevers die ressorteren
onder de toepassing van dat welbepaald protocol van akkoord C
TC = BC / |MsnI=1 VTpCi
waarbij
TC = coëfficiënt, van toepassing voor een welbepaald protocol van
akkoord C
BC = budget van financiële middelen, voorzien voor de uitvoering van
een welbepaald protocol van akkoord C zoals vastgelegd in § 4,
I = personeelslid
n = aantal personeelsleden van de werkgevers die vallen onder de toepassing van
het protocol C
VTpC = voorlopige tegemoetkoming per personeelslid dat valt onder de
toepassing van het protocol C.
§ 2. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen en diensten wordt de som van de
voorlopige tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 2,
hierna « voorlopige tegemoetkomingen » genoemd, voor het jaar T bepaald door het
RIZIV. Indien de coëfficiënt TC zoals bedoeld in § 1, 2°, kleiner is
dan 1, worden de voorlopige tegemoetkomingen vermenigvuldigd met de coëfficiënt
TC.
De voorlopige tegemoetkomingen (desgevallend vermenigvuldigd met de coëfficiënt
TC) worden door het RIZIV meegedeeld aan de werkgever en gestort op
de financiële rekening die door de werkgever wordt meegedeeld aan de leidend
ambtenaar. Aan de werkgevers die de bepalingen naleven zoals deze zijn voorzien
in artikel 4, worden de voorlopige tegemoetkomingen (desgevallend
vermenigvuldigd met de coëfficiënt TC) als volgt uitbetaald :
1° voorlopige tegemoetkomingen voor het jaar 2001
Onder de vorm van een voorschot wordt 100 % betaald tegen uiterlijk 31 oktober
2001.
2° voorlopige tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002
Op 31 januari van het jaar waarop de voorlopige tegemoetkomingen betrekking
hebben, wordt een eerste voorschot gestort dat gelijk is aan het voorschot dat
werd betaald op 31 oktober van het jaar dat eraan voorafgaat. In afwijking
hiervan is het voorschot dat wordt gestort op 31 januari 2002 gelijk aan 50 %
van het voorschot dat werd betaald op 31 oktober 2001.
De volgende voorschotten worden als volgt betaald :
a) op 30 april : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);
b) op 31 juli : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);
c) op 31 oktober : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31
januari);
§ 3. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen en diensten wordt de som van de
tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 1, hierna «
tegemoetkomingen » genoemd, bepaald door het RIZIV. Indien de coëfficiënt SC
zoals bedoeld in § 1, 1°, kleiner is dan 1, worden de tegemoetkomingen
vermenigvuldigd met de coëfficiënt SC.
De tegemoetkomingen (desgevallend vermenigvuldigd met de coëfficiënt SC)
worden door het RIZIV meegedeeld aan de werkgever en gestort op de financiële
rekening die door de werkgever wordt meegedeeld aan de leidend ambtenaar. Aan de
werkgevers die de bepalingen naleven zoals deze zijn voorzien in artikel 4,
worden de tegemoetkomingen (desgevallend vermenigvuldigd met de coëfficiënt SC)
als volgt uitbetaald :
1° tegemoetkomingen voor het jaar 2001 :
Het verschil tussen de tegemoetkomingen en de voorschotten die werden betaald in
toepassing van § 2, 1°, wordt verrekend bij de betaling van het tweede voorschot
op 30 april 2002, en desgevallend ook bij de betaling van de volgende
voorschotten.
Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de
terugvordering via de voorschotten van 2002 niet mogelijk is, wordt het saldo
door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de maand
die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen bedrag
aan de werkgever heeft meegedeeld;
2° tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002 :
Het verschil tussen de tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, en de
voorschotten die werden betaald met toepassing van § 2, 2°, wordt verrekend bij
de betaling van het tweede voorschot van het jaar dat volgt op het jaar waarop
de tegemoetkomingen van toepassing zijn (30 april) en desgevallend ook bij de
betaling van de volgende voorschotten.
Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de
terugvordering via de hiervoor bedoelde voorschotten niet mogelijk is, wordt het
saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de
maand die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen
bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld.
§ 4. Per protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2, § 2, wordt een budget
van financiële middelen bepaald dat gebonden is aan het indexcijfer 107.30
(basis 1996 = 100) en wordt aangepast aan de index volgens de bepalingen van
artikel 14. In dit budget is de verhoging van 1 % die ingaat op 1 oktober 2001
reeds begrepen. Per protocol van akkoord wordt het budget per jaar als volgt
vastgelegd :
1° protocol van akkoord gesloten in het onderhandelingscomité C voor de
provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Vlaamse Gewest en
Vlaamse Gemeenschap
a) voor 2001 : 1.088.252 euro (43 900 000 BEF)
b) voor 2002 : 2.192.866 euro (88 460 000 BEF)
c) voor 2003 : 3.102.883 euro (125 170 000 BEF)
2° protocol van akkoord gesloten in het onderhandelingscomité C voor de
provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Waals Gewest en
Franse Gemeenschap
a) voor 2001 : 726.328 euro (29 300 000 BEF)
b) voor 2002 : 1.463.563 euro (59 040 000 BEF)
c) voor 2003 : 2.071.150 euro (83 550 000 BEF)
3° protocol van akkoord gesloten in het onderhandelingscomité C voor de
provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Brussels
Hoofdstedelijk Gewest
a) voor 2001 : 636.838 euro (25 690 000 BEF)
b) voor 2002 : 1.283.097 euro (51 760 000 BEF)
c) voor 2003 : 1.815.572 euro (73 240 000 BEF)
4° protocol van akkoord gesloten in het onderhandelingscomité C voor de
provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Duitstalige
Gemeenschap
a) voor 2001 : 6.693 euro (270 000 BEF)
b) voor 2002 : 13.138 euro (530 000 BEF)
c) voor 2003 : 18.840 euro (760 000 BEF)
Art. 8. De jaarlijkse loonkost Y1 en Y2 zoals bedoeld in artikel 5 wordt
aangepast op 1 oktober 2002 en op 1 oktober 2003 in functie van de collectieve
arbeidsovereenkomsten die werden afgesloten in het paritair comité voor de
gezondheidsdiensten op 7 december 2000. De bedragen Y1 en Y2 op 1 oktober 2002
en op 1 oktober 2003 worden vastgesteld door de Minister die de Sociale Zaken
onder zijn bevoegdheid heeft.
Art. 9. De Dienst voor Administratieve Controle van het RIZIV wordt belast met
de controle op de juistheid van de door de werkgevers aan de leidend ambtenaar
meegedeelde gegevens.
Art. 10. De kost van de in artikelen 6 en 7 bedoelde tegemoetkomingen wordt ten
laste gelegd van de globale begroting van financiële middelen van het RIZIV. De
verdeling van deze kost over de algemene regeling en over de regeling der
zelfstandigen gebeurt pro rata van de verdeling over deze twee regelingen van de
basisuitgaven van de sector waarop zij betrekking hebben.
Art. 11. De bedragen zoals voorzien in artikel 5 worden gekoppeld aan het
spilindexcijfer 107.30 (basis 1996 = 100) en worden aangepast overeenkomstig de
bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel
waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de
consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Art. 12. § 1. Tegen de beslissingen bedoeld in artikel 6, 1° en 3° en artikel 7,
§ 2 is er geen administratief beroep mogelijk.
§ 2. In geval van een gerechtelijk geschil over de beslissingen bedoeld in
artikel 6, 2° en 4° en in artikel 7, § 3, stort het RIZIV, in afwachting van een
uitspraak door de rechtbank, het bedrag van de tegemoetkomingen op basis van de
berekeningen van de administratieve cel.
Art. 13. Het arbeidscontract of de benoemingsakte, bedoeld in artikel 4, § 1,
3°, d) , opgemaakt vóór de datum van bekendmaking van dit besluit, en waarin
geen verwijzing wordt gemaakt naar de compensatie van vrijstelling van
arbeidsprestaties wordt geacht aan de voorwaarden van artikel 4, § 1, 3°, d) te
voldoen op voorwaarde dat aan het RIZIV een lijst wordt overgemaakt waarin de
identiteit en het aantal uren nieuwe of bijkomende tewerkstelling van deze
personeelsleden, ter compensatie van de uren vrijstelling van arbeidsprestaties,
wordt vermeld.
Art. 14. Het koninklijk besluit van 25 juni 2001 tot uitvoering van artikel 59
van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere
bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en
eindeloopbaan betreft en het koninklijk besluit van 27 juni 2001 tot uitvoering
van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en
andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties
en einde loopbaan betreft in sommige inrichtingen of diensten van de openbare
sector, worden opgeheven.
Art. 15. De werkgevers die voor de periode gedekt door de koninklijke besluiten
vermeld in artikel 14, voor die periode integraal de bepalingen respecteren
voorzien in dit besluit, hebben recht op de jaarlijkse financiële tegemoetkoming
voorzien in dit besluit en niet op de jaarlijkse financiële tegemoetkomingen
voorzien in de koninklijke besluiten vermeld in artikel 14.
Art. 16. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2002.
Art. 17. Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de
uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 september 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
F. VANDENBROUCKE