RVT-kwaliteitsbepalingen

10. Kwaliteitsnormen

a) een rust- en verzorgingstehuis verstrekt bij het vervullen van haar opdracht een geëigende zorg- en dienstverlening aan elke bewoner. In dit kader moet het een kwaliteitsbeleid ontwikkelen dat erop gericht is op systematische wijze de kwaliteit van de zorg- en dienstverlening, alsook van haar werking te bepalen, te plannen, te evalueren en te verbeteren.
Het heeft minstens betrekking op :
- de zorg- en dienstverstrekking waarin respect voor menselijke waardigheid, de persoonlijke, levenssfeer, de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging, het klachtenrecht, de informatie aan en de inspraak van de gebruiker gewaarborgd zijn en waarbij rekening wordt gehouden met de sociale context van de gebruiker;
- de doeltreffendheid en doelmatigheid van de aangeboden zorg- en dienstverlening en werking;
- de continuïteit van de aangeboden zorg- en dienstverlening en werking.

b) Elk rust- en verzorgingstehuis moet, ten laatste twee jaar na inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen wanneer het een bestaand rust- en verzorgingstehuis betreft en ten laatste twee jaar na zijn erkenning in de andere gevallen, over een kwaliteitsprogramma beschikken. Dit is een op schrift gesteld document dat minstens de weergave bevat van het in a) bedoelde kwaliteitsbeleid, de in g) bedoelde vormingspolitiek en de wijze waarop de in h) bedoelde evaluatie geschiedt.

c) Elk rust- en verzorgingstehuis moet een functionele binding hebben met een erkende geriatriedienst (kenletter G) en/of een erkende dienst voor behandeling en revalidatie bestemd voor patiënten met psychogeriatrische aandoeningen (kenletter Sp-psychogeriatrie). Deze functionele binding moet in een schriftelijke overeenkomst worden vastgelegd, die onder meer moet stipuleren dat de G-en/of Sp-dienst-psychogeriatrie en het rust- en verzorgingstehuis minstens twee vergaderingen per jaar houden.

d) Ter ondersteuning van de verzorging van de terminale verzorgingsbehoevenden in het rust- en verzorgingstehuis zijn de door de inrichtende macht aangewezen geneesheer en de hoofdverpleegkundige belast met :
1° het invoeren van een palliatieve zorgcultuur en de sensibilisering van het personeel voor de noodzaak hieraan;
2° het formuleren van adviezen inzake palliatieve zorg ten behoeve van het verpleegkundig en paramedisch personeel, de kinesitherapeuten en het verzorgend personeel;
3° het bijwerken van de kennis van de in 2° bedoelde personeelsleden inzake palliatieve zorg.

e) Het rust- en verzorgingstehuis moet een functionele binding hebben met een Sp-dienst (palliatieve verzorging),bedoeld in rubriek IIIbis ("Specifieke normen per specialisme"), onderdeel B ("Specifieke normen voor de Sp-dienst (palliatieve verzorging)"), van de bijzondere normen toepasselijk op de gespecialiseerde dienst voor behandeling en revalidatie, kenletter Sp, gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd.

f) Het rust- en verzorgingstehuis moet meewerken aan het samenwerkingsverband inzake palliatieve zorg dat het desbetreffend geografisch gebied bestrijkt.

g) Elk rust- en verzorgingstehuis moet een vormingspolitiek instellen, aangepast voor elk type van personeel;

h) Elk rust- en verzorgingstehuis moet de kwaliteit en de efficiëntie van de verzorging van de bewoners systematisch evalueren; in dit kader moeten de ligwonden en infecties worden geregistreerd.

Door Ons kunnen, voor de door Ons aangeduide domeinen, de nodige organisatorische structuren opgericht worden, die op systematische wijze kunnen overgaan tot een externe toetsing van de medische, verpleegkundige, paramedische en farmaceutische activiteit in het rust- en verzorgingstehuis.

 

Uittreksel uit het Koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen.