Protocolakkoord Vandenbroucke - Vogels
Protocol tussen minister Frank Vandenbroucke en minister Mieke Vogels met betrekking tot de rusthuizen
21 maart 2002
Overeengekomen is wat volgt:
1.
Situering:
De Vlaamse Gemeenschap verleent de erkenningen en is
verantwoordelijk voor de bewaking van de kwaliteit van de opvang van de
residenten in de (semi)-residentiële voorzieningen in de ouderensector.
Indien de Vlaamse Gemeenschap vaststelt dat een voorziening
zonder erkenning actief is, of niet of niet meer voldoet aan de minimale
kwaliteitsvoorwaarden, is een procedure tot sluiting voorzien. Deze verloopt via
een begeleidingscommissie met als finaliteit een volwaardige en voorbereide
alternatieve opvang.
Deze “normale” procedure en de werking van de
begeleidingscommissie heeft tot doel de gevolgen van een “mogelijke” sluiting
pro-actief op te vangen in het belang van en in samenspraak met de residenten en
hun familieleden.
Maar wanneer een rustoord failliet of kennelijk onvermogend
wordt verklaard, is er dikwijls te weinig tijd om de procedure tot een goed
einde te brengen. Daarbij komt dat een door de Rechtbank van Koophandel
uitgesproken faillissement en de daarop toepasselijke wetgeving geen rekening
houdt met het woonrecht en het zorgrecht van bewoners en dat de curator
integendeel moet optreden in het belang van de schuldeisers. Hierdoor dreigen de
bewoners van een failliet of onvermogend verklaard rustoord in grote
moeilijkheden te komen.
De Vlaamse Gemeenschap wil om die reden een
“knipperlichten”-systeem uitgebouwd zien zodat financiële moeilijkheden bij
rustoorden snel kunnen worden gedetecteerd. Dit systeem moet pro-actieve actie
mogelijk maken waardoor faillissementen of kennelijk onvermogen vermeden kunnen
worden en, indien dit niet meer kan, de begeleidingscommissie de nodige tijd
krijgt om doeltreffend te kunnen optreden in het belang van de residenten.
Twee mogelijke signalen die financiële problemen bij
rustoorden aankondigen, zijn het niet betalen van de verschuldigde RSZ-bijdragen
en wijzigingen in de Riziv-forfaits.
Op basis van artikel 12 van de wet van 27 juni 1969[1]
bestaat nu al een administratieve praktijk, waarbij ieder kwartaal aan de
Administratie van Economie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
informatie verstrekt wordt over RSZ-situatie van alle werkgevers met meer dan 50
werknemers, die een RSZ-bijdragenschuld hebben van meer dan 49578,70 euro.
De meeste kwetsbare voorzieningen hebben echter een
personeelsbestand van onder de vijftig werknemers.
2.
Overeenkomst
Om pro-actief het belang en het recht van de residenten maximaal
te garanderen, is het essentieel dat de inspectiediensten van de Vlaamse
Gemeenschap snel verwittigd worden van mogelijke financiële problemen bij
rustoorden en dat bij een dreigende sluiting tijdig de voorziene procedure kan
opstarten.
Minister Vandenbroucke verbindt er zich toe de huidige
informatiedoorstroming vanuit de R.S.Z. aan de Vlaamse Gemeenschap te
intensifiëren en beter te laten aansluiten bij de noden van haar
inspectiedienst.
Minister Vandenbroucke verbindt er zich toe dat het RIZIV
voortaan stelselmatig de overzichten van de rusthuizen en rust- en
verzorgingstehuizen met gewijzigde toegestane dagforfaits doorstuurt aan de
bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Minister Vogels verbindt er zich toe aan de RSZ en het RIZIV de
lijst van de te monitoren werkgevers uit de betrokken sector te verstrekken.
Om deze engagementen vorm te geven zullen op korte termijn
tussen de administraties van beide ministers praktische werkafspraken gemaakt
worden.
Beide ministers bevestigen hun engagement om hun visie op een toekomstig
ouderenbeleid en de regelgeving terzake op elkaar af te stemmen en om
te werken aan een
geactualiseerde programmatie van noodzakelijke woongelegenheden in de (semi)-residentiële
ouderenzorg en te voorzien in een adequate financiering gebaseerd op een
wetenschappelijke analyse van de demografische evoluties en zorgbehoeften.
Brussel, 21 maart 2002
Minister van Sociale Zaken en Pensioenen
F. Vandenbroucke
Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen
M. Vogels
[1] "Aan al wie het bij aangetekende brief vraagt en een wettig belang doet gelden, deelt de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid binnen de maand het bedrag mede van zijn schuldvordering wegens bijdragen te laste van een met name aangeduide werkgever
Vlaams Parlement 13 maart 2002
Het faillissement in Herent is bovendien te wijten aan het niet betalen van RSZ-bijdragen, waardoor de overheid medeschuldeiser en bijgevolg mede-uitdrijver is. De burgemeester en OCMW-voorzitter van Herent stelden voor om het rusthuis nog enkele weken open te houden op kosten van de gemeente en het OCMW om intussen naar een oplossing te zoeken. De curator heeft dat aanbod echter botweg afgewezen, wat vragen oproept rond de deontologie van de curatele.
Hoe denkt de minister het woonrecht te garanderen ?
Volgens ons volstaat dat niet om dergelijke drama's te voorkomen. Had minister Vogels het niet zien aankomen ? Nogal wat rusthuizen klagen over een gebrek aan financiële middelen. Daarnaast maakt de inspectie verslagen op, is er een rusthuisinfofoon en is er een financieel verslag van rusthuizen aan de inspectiediensten.
Wat zal minister Vogels doen om dergelijke situaties te voorkomen ?
Er zouden nog een twintigtal rusthuizen met financiële problemen kampen. Hoe zal minister Vogels die begeleiden ? Alle inspanningen om het imago van de rusthuizen te verbeteren, zijn door deze faillissementen teniet gedaan.
Ik heb ook vragen bij de reactie dat alle rusthuizen vzw?s moeten worden. Dat is een camouflage-oplossing aangezien veel rusthuizen momenteel veel schulden hebben.
Hoe is men in Herent opgetreden ? Er zijn voorbeelden van rusthuizen waar de burgemeester in het kader van de veiligheid de leiding van de curator overneemt zodat de mensen ter plaatse kunnen blijven.
Wat hadden we kunnen voorkomen ? Een van de erkenningsvoorwaarden voor een
RVT is dat men een eenvormige boekhouding moet voorleggen aan de bevoegde
inspectieambtenaren. Die richten zich vooral op het belang van de patiënt en
de kwaliteit van de zorg. De inspecteurs zijn niet opgeleid om
gespecialiseerde financiële audits uit te voeren. Alleen als de erkenning
verlengd moet worden of als onder meer het personeel problemen signaliseert,
bijvoorbeeld dat er nog achterstallige lonen betaald moeten worden, wordt de
financiële situatie bestudeerd. In Herent hebben noch het personeel noch de
bewoners noch de familie ooit laten blijken dat de situatie zo erg was. We
hebben het faillissement niet kunnen zien aankomen.
Dat een aantal kleinschalige rusthuizen binnenkort financiële problemen zal kennen, heeft te maken met de te krappe financieringsbasis en te trage reconversie van rustoordbedden naar RVT-bedden.
Op korte termijn zal ik afspraken maken met ministerVandenbroucke zodat de RSZ de achterstallige betalingen van private voorzieningen aan de inspecteurs van de Vlaamse Gemeenschap zal meedelen. Ook zal ik bij hem de precaire financiële toestand van een aantal rusthuizen aankaarten.
Ik heb aan de administratie de opdracht gegeven om een inventaris van de
risico-rusthuizen te maken. Die lijst is klaar en op basis daarvan zullen we
een plan opstellen om rusthuizen in problemen te helpen. Voorts heb ik
Federatie Onafhankelijke Seniorenzorg en Ferubel uitgenodigd om te onderzoeken
welke maatregelen er genomen kunnen worden om een faillissement te voorkomen.
Ik ben het evenwel niet eens met de stelling dat de overheid moet zorgen voor
een waarborgfonds voor een privaatrechtelijke uitbating.
We moeten ons tevens afvragen of het verantwoord is gesubsidieerde zorg te verlenen aan instellingen die in een privaatrechtelijk statuut werken. Die zijn immers gebonden aan een eigen wetgeving. Zo bewaakt de faillissementswetgeving de rechten van de schuldeisers. Dat kan nefaste gevolgen hebben voor het personeel. In de private sector kunnen de werknemers een beroep doen op een waarborgfonds, onder meer voor outplacement. Dat geldt evenwel niet voor de gebruikers. Het gaat dus om meer dan het woonrecht. Als het personeel weg is, kunnen de zorgbehoevende gebruikers niet blijven.
Het feit dat het probleem zowel een federale als Vlaamse bevoegdheid is, maar geen excuus zijn om niets te doen. Nieuwe onverwachte faillissementen moeten vermeden worden. Dit soort situaties is de Vlaamse samenleving onwaardig.
Ik merk op dat alle bejaarden in Herent door de curator verplicht werden om het pand te verlaten vooraleer de burgemeester op de hoogte was gebracht. Dankzij het OCMW van Leuven, dat tien mensen heeft opgenomen, is veel ellende vermeden kunnen worden.
Vooraleer alle rusthuizen om te vormen tot VZW?s, moeten de juridische consequenties bekeken worden. Misschien volstaat het om een duidelijke scheiding te maken tussen patrimonium en dagelijks beheer, zodat subsidies niet meer kunnen aangewend worden voor een uitbreiding van het patrimonium.
Ik hoop dat men onze eigen bejaarden, die onze welvaartstaat opgebouwd hebben, even belangrijk vindt als de allochtone bejaarden. (Applaus bij het VB)