Norminterpretatie
Bron: http://www.wvc.vlaanderen.be/rvt/
NORMINTERPRETATIE
ROB –RVT
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Art. 10 decreet van 18/12/91– capaciteit |
Het bouwen van een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening, of een rusthuis, het als dusdanig inrichten of in gebruik nemen van een bestaand gebouw en het wijzigen van de capaciteit, zijn onderworpen aan de voorafgaande vergunning van de regering volgens de regels die zij bepaalt. |
Interpretatie:
Rusthuizen die in de praktijk een hogere bezetting hebben dan hun erkende capaciteit zijn in overtreding met artikel 10 en vallen onder de strafbepalingen van artikel 22 van het decreet.
Een bezetting, hoger dan de erkende capaciteit, mag enkel indien de supplementaire woongelegenheden bestemd worden als kortverblijf (al of niet erkend in het kader van artikel 24 § 1 van het thuiszorgdecreet). |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Art.
3 van het KB van 2/12/82
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: art. 10 decreet-capaciteit. |
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Art. 2,6° decreet van 18/12/91 – Definitie rusthuis
|
Rusthuis : één of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen, waar, onder welke benaming ook, aan bejaarden die er op duurzame wijze verblijven, huisvesting wordt gegeven alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;
|
Interpretatie:
Begrip bejaard: Volgens artikel 2,2° van het decreet wordt bejaarden gedefinieerd als personen van 60 jaar of ouder. Verblijf van niet-bejaarde personen in het rusthuis is in overtreding met artikel 2,6° van het decreet. Het verblijf van deze personen kan enkel aanvaard worden mits een schriftelijke afwijking van de leeftijdsgrens werd verleend door het team Ouderenvoorzieningen. Bij erkende centra voor kortverblijf kan afgeweken worden van de leeftijdsgrens, mits motivering in het opnameverslag van de maatschappelijk werker.
|
Definitie rusthuis Een huis of gebouw waar bejaarden in familieverband of in een bijzonder samenlevingsverband, zoals een kloosterorde, bijeen wonen, wordt niet beschouwd als een rusthuis.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.1. – Verslag maatschappelijk werker
Bij de opneming moet aan de inrichting een verslag worden overgelegd van een maatschappelijk werker verbonden aan een openbaar bestuur of een erkende sociale voorziening, waaruit blijkt dat na met de bejaarde de verschillende mogelijkheden van hulpverlening te hebben onderzocht en besproken, de bejaarde beslist voor de opneming in de vermelde inrichting. In geval van dringende opneming moet het verslag uiterlijk acht dagen na de opneming worden overgelegd. |
|
Interpretatie:
Het advies van de maatschappelijk werker is inhoudelijk en beperkt zich niet tot het laten ondertekenen van een geijkte formule. Het komt erop aan dat de maatschappelijk werker ingevolge een persoonlijk gesprek met de gebruiker, of de persoon die voor zijn plaatsing instaat, hem of haar kan oriënteren naar de meest aangepaste oplossing (hetzij een instelling, hetzij een thuiszorgdienst).
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.10. – Dagprijs
De in de overeenkomst aangeduide dagprijs bevat alle kosten voor het verblijf, de huisvesting en verzorging, behalve voor de diensten en leveringen waarvoor in dezelfde overeenkomst uitdrukkelijk een extra vergoeding wordt voorzien.
|
Interpretatie:
· Diensten en leveringen die extra aangerekend worden: wat niet in de overeenkomst staat vermeld als aanleiding gevend tot extra betaling, kan niet extra worden aangerekend. Verzorgingsmateriaal dat conform de RIZIV-richtlijn in de forfait inbegrepen is, mag niet als supplement worden aangerekend.
· Het aanbod dat door de wetgever wordt opgelegd moet in de dagprijs begrepen zijn. Enkel gepersonaliseerde uitgaven kunnen als supplement worden aangerekend, bv. persoonlijke was, dokterskosten, medicatie, haartooi, pedicure, kledij. Toegenomen verzorgingsbehoevendheid, invaliditeit of dementie kunnen geenszins een grond vormen om bijkomende kosten aan te rekenen.
· Verdere toelichting als bijlage bij het jaarverslag 1998 van de Rusthuis-InfoFoon.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B6 – b: Overeenkomst tussen de beheerder en de bewoner
b) De in punt a)- De beheerder, vertegenwoordigd door de directeur en de bewoner of zijn vertegenwoordiger tekenen een verstaanbare en leesbare overeenkomst in tweevoud. Alle overeenkomsten zijn opgemaakt volgens een model dat ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de erkenningsdienst.- bedoelde overeenkomst moet minstens volgende punten regelen: - de algemene en bijzondere verblijfsvoorwaarden in het rust- en verzorgingstehuis; - de verblijfprijs per dag, de daarin begrepen dienstverlening, een uitvoerige opsomming en beschrijving van alle eventuele supplementen en de prijs ervan, alsook de vermelding dat supplementen die niet in de overeenkomst staan, niet mogen aangerekend worden; - het bedrag van de eventueel te betalen waarborg en de bestemming ervan: dat bedrag mag niet hoger zijn dan de maandelijkse verblijfprijs; - de modaliteiten i.v.m. de opslag van de goederen en waarden die de bewoner aan de instelling toevertrouwt, de modaliteiten voor het beheer ervan, alsook het bewijs van de aanstelling van de persoon/personen die met dat beheer worden belast; - het nummer van de aan de bewoner toegewezen kamer, met vermelding van het maximum toegestaan aantal bewoners in die kamer; - de regeling inzake de opzegging van de overeenkomst; de financiële lasten voor de bewoners in geval van afwezigheid of opname in het ziekenhuis.
|
Interpretatie:
Kine-verstrekking mag aan RVT-gerechtigden niet aangerekend worden. Speciale aandacht wordt besteed aan de bepaling dat supplementen die niet in de opname-overeenkomst staan, niet mogen aangerekend worden.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.11 – Persoonlijke steekkaart
Bij elke opneming van een bejaarde wordt een persoonlijke steekkaart ingevuld die ondermeer vermeldt: a) de volledige identiteit van de opgenomen persoon (naam, voornaam, geboorteplaats en datum, burgerlijke staat, nationaliteit) b) in voorkomend geval, naam, adres en telefoonnummer van de behandelend geneesheer c) naam, adres en eventueel telefoonnummer van de persoon die in geval van nood dient te worden verwittigd.
Zo de opgenomen persoon zulks verlangt kan de verantwoordelijke persoon van de inrichting op de steekkaart eveneens diens godsdienstige en filosofische overtuiging vermelden. |
|
Interpretatie:
· Deze steekkaart moet steeds beschikbaar zijn voor het aanwezige personeel.
· De gegevens mogen ook elektronisch bewaard worden.
· Het opslaan en beheren van deze gegevens moet gebeuren overeenkomstig de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B3-a, b: Administratief dossier
Bij de opname van iedere bewoner moet een individueel administratief dossier worden aangelegd, dat steeds toegankelijk moet zijn en in de instelling bewaard moet worden. Dat dossier bevat onder meer: - de volledige identiteit van de bewoner; - in voorkomend geval, naam, adres en telefoonnummer van de vertegenwoordiger; - de naam, het adres en het telefoonnummer van de behandelende arts, alsook de schikking die moet getroffen worden bij zijn afwezigheid. |
|
Interpretatie:
Het individueel administratief dossier komt overeen met de ROB-steekkaart.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.12. – Reglement van opname- en ontslagbeleid
De beheersinstantie van de inrichting moet een reglement van opname- en ontslagbeleid opstellen dat ter goedkeuring aan de Vlaamse regering wordt voorgelegd en waarin: geen opname- en ontslagcriteria mogen worden opgenomen die betrekking hebben op de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging; geen opname- en ontslagcriteria mogen worden opgenomen die betrekking hebben op lidmaatschap van een organisatie of groepering; geen opname- en ontslagcriteria mogen worden opgenomen die betrekking hebben op de financiële draagkracht van de bejaarden.
|
Interpretatie:
· De norm wordt ook als nageleefd beschouwd indien het reglement van opname- en ontslagbeleid geïntegreerd is in het reglement van orde.
· De opname- en ontslagcriteria mogen geen betrekking hebben op de financiële draagkracht van de gebruikers, tenzij dit zou inhouden dat de voorziening zich prioritair richt naar gebruikers met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.3. – Goedkeuring van het reglement van orde
De bepalingen van dit reglement en elke latere wijziging ervan zijn onderworpen aan de goedkeuring van de regering. Indien binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de ontvangst van het dossier geen andersluidende beslissing werd genomen, wordt de goedkeuring als verworven beschouwd.
|
|
Interpretatie:
Dit is geen vrijgeleide om elk later vastgesteld tekort van algemene aard te vergoelijken door toepassing van bovenstaande norm: elke bepaling die een inbreuk inhoudt op de algemene erkenningsnormen is nietig.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.4. – Reglement van orde: overhandiging, wijzigingen en betekening
Behalve in geval van dringende opneming moet het reglement van orde vóór de opneming aan de bejaarde worden overhandigd, die tekent voor ontvangst en akkoord.
Elke wijziging van dit reglement moet eveneens met ontvangstbewijs aan de bejaarde worden betekend. Deze wijzigingen hebben uitwerking ten vroegste dertig dagen na betekening ervan. |
|
Interpretatie:
Aanvaardbaar is ook een clausule in de opnameovereenkomst die stelt dat het reglement is overhandigd aan de gebruiker of diens vertegenwoordiger.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B4-b: huishoudelijk reglement: overhandiging, wijzigingen en betekening
Bij zijn opname in het rust- en verzorgingstehuis, ontvangt de bewoner of zijn vertegenwoordiger een door de directeur ondertekend en gedateerd exemplaar van dat reglement tegen een voor akkoord ondertekend ontvangstbewijs. |
|
Norminterpretatie:
Norminterpretatie ROB norm 1.4.- reglement van orde: overhandiging, wijzigingen en betekening.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.5. – Rusthuis voor valide bejaarden
|
Alleen de rusthuizen met minder dan 25 woongelegenheden voor bejaarden kunnen uitsluitend voor lichamelijk en /of mentaal valide bejaarden bestemd zijn. Hiervan dient uitdrukkelijk melding te worden gemaakt in het reglement van orde evenals op alle akten, brieven, facturen, bestelbiljetten en andere soortgelijke stukken die van de inrichting uitgaan. Aan de hoofdingang van de inrichting dient bovendien, op een goed zichtbare plaats duidelijk leesbaar, de vermelding “rusthuis voor valide bejaarden” te worden aangebracht.
|
Interpretatie:
Valide bejaarde zijn ouderen met score O of A volgens de Katz-schaal. Indien er in een dergelijk rusthuis residenten verblijven met een B of C- profiel heeft dit tot gevolg dat de instelling niet meer kan beschouwd worden als rusthuis voor valide bejaarden, en dat de personeelsnorm 4.1 van toepassing is i.p.v. de norm 4.2.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm A.2 – minimum aantal woongelegenheden
Ieder rust- en verzorgingstehuis moet over minstens 25 woongelegenheden beschikken. De rust- en verzorgingstehuizen die, op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen, niet voldoen aan deze norm, beschikken over een termijn van 5 jaar om hieraan te beantwoorden. |
|
Interpretatie:
Deze treedt uiterlijk in voege op 01/10/2005. Aangezien de erkende capaciteit afhankelijk is van de door de overheid verleende planningsvergunning, worden voorzieningen die niet aan de 25-beddennorm beantwoorden bij gebrek aan de nodige planningsvergunningen, hiervoor niet gesanctioneerd.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.6. – Redenen tot ontslag
De inrichting die een persoon opneemt verbindt er zich toe hem niet te ontslaan tenzij om reden van heirkracht of om redenen en volgens de procedure vermeld in het reglement van orde. Uitgezonderd in inrichtingen die alleen valide bejaarden opnemen, kan verzorgingsbehoevendheid geen reden zijn tot ontslag, behalve wanneer het personen betreft die, wegens hun gedragingen zwaar storend zijn voor hun medebewoners of voor de inrichting zelf. Indien naar het oordeel van een geneesheer de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de bewoner zodanig is dat definitieve overplaatsing naar een passende instelling is geboden, verbindt de inrichting er zich toe, in overleg met de bejaarde en met de natuurlijke of rechtspersonen die voor zijn opneming instaan, te zorgen voor een passend verblijf en de opzeggingstermijn zolang te verlengen. |
|
Interpretatie:
|
· Uitgangspunt moet zijn dat elke gebruiker in de instelling van zijn keuze moet kunnen blijven tot het overlijden. Een tijdelijk verblijf in een ziekenhuis wordt niet aanzien als een definitieve overplaatsing.
· In elk geval moet er een door de geneesheer op schrift gezette beoordeling van de gezondheidstoestand in het dossier aanwezig zijn die de definitieve overplaatsing naar een passende instelling toestaat.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.7 – Bezoekuren, vrije keuze geneesheer
Het reglement van orde dient uit te gaan van het principe dat aan de opgenomen personen de grootst mogelijke vrijheid moet verleend worden. Aan elke bejaarde moet gedurende zijn opneming een volledige filosofische, godsdienstige en politieke vrijheid gewaarborgd worden. De vrijheid van keuze van geneesheer moet worden verzekerd. Het staat de bewoner vrij bezoek te ontvangen. Beperkingen kunnen door de inrichting alleen om organisatorische redenen worden opgelegd en dienen uitdrukkelijk in het reglement van orde te worden vermeld. Behoudens zijn uitdrukkelijk akkoord of om ernstige redenen mag aan de bejaarde geen andere kamer of plaats in een meerpersoonskamer worden toegewezen dan die welke hem bij de opneming werd toegekend.
|
Interpretatie:
· Het aanstellen van een coördinerend en raadgevend arts in RVT mag niet leiden tot een feitelijke beperking van de vrije keuze van arts. · Principieel mogen de bezoekuren niet beperkt worden, behalve dan om organisatorische redenen (bv. ’s nachts deur op slot omwille van veiligheid). Onderhoud, verzorging, baden en maaltijden maken deel uit van het dagelijks leven in een RH en kunnen niet als reden voor de beperking van het bezoek worden ingeroepen. · De voorziening kan terzake wel een voorkeur uitdrukken.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B4-d – Huishoudelijk reglement
Het reglement regelt de rechten en de plichten van de bewoners en de beheerder met inachtname van de hierna vermelde regels: - Respect voor het privé leven van de bewoners; - de bewoners zo veel mogelijk vrijheid laten, op voorwaarde dat die verenigbaar is met het gemeenschapsleven; - de vrije keuze van de arts en diens toegang tot de instelling overeenkomstig de bepalingen van het huishoudelijk reglement m.b.t. de medische activiteit; - de vrije toegang van familie en vrienden, die in het bijzonder moet worden gewaarborgd in geval van stervensbegeleiding. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 1.7 – Bezoekuren, vrije keuze geneesheer
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.8. – Beheer van gelden
De bejaarde mag in geen geval bij opneming, noch nadien, verplicht worden het beheer van zijn gelden en/of goederen of het bewaren ervan aan de inrichting, een beheerder van de inrichting, de dagelijks verantwoordelijke of een personeelslid toe te vertrouwen.
Alleen indien dit schriftelijk met de bejaarde werd overeengekomen en mits toezicht van een commissie voorgezeten door een magistraat, een notaris of een bedrijfsrevisor kan het beheer van de gelden en/of goederen van de bejaarde of het bewaren ervan uitsluitend aan de dagelijks verantwoordelijke van de inrichting worden toevertrouwd, onverminderd de normen vermeld onder punt 6 van deze bijlage. De leden van deze commissie zijn tot geheimhouding verplicht. De eventuele kosten die dit toezicht meebrengt mogen onder geen enkel beding individueel ten laste worden gelegd van de bejaarde. Zij kunnen desgevallend alleen in de dagprijs worden verrekend.
Indien de inrichting kan aantonen dat de bejaarde niet in staat is een schriftelijke overeenkomst te sluiten dient zij overleg te plegen met de naaste familie.
Deze regel is niet van toepassing wanneer de bejaarde opgenomen is in een inrichting van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ten laste van dit openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. |
|
Interpretatie:
· Zakgeldbeheer is geen beheer van geld en goederen. · Bij gebruik van systeem-I (Dexia): indien het systeem enkel wordt gebruikt voor betalingen van kosten als gevolg van een verblijf in het rusthuis, gaat het niet over beheer van geld en goederen. Indien de financiële verrichtingen binnen het systeem-I de betaling van de reguliere rusthuiskosten overstijgt, gaat het wel over beheer van geld. · Deze norm kan geen afbreuk doen aan de in de organieke wet toegekende bevoegdheden aan de OCMW-ontvanger. · Zakgeld voor OCMW-gerechtigden: ocmw-gerechtigde rusthuisbewoners hebben recht op een zakgeld van minstens 75 euro per maand (ocmw wet art.98 §1, gewijzigd door de wet van 3 mei 2003, BS 16 05 03). OCMW’s bepalen autonoom welke kosten via zakgeld moeten worden vereffend. Er is wel rechtspraak in dat verband waarbij gesteld wordt dat zakgeld bestemd is voor persoonlijke behoeften en kleine aankopen en geenszins kan aangewend worden om noodzakelijke uitgaven zoals geneeskundige en farmaceutische kosten te dragen (Arb.rb. Dendermonde 12 12 1995) - ook: V&A Kamer 30 05 96 - nr 177 - Vanvaerenbergh)
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 1.9. – Opnameovereenkomst
Alvorens tot de opneming wordt overgegaan wordt tussen de inrichting en de bejaarde of in voorkomend geval een vertrouwenspersoon aangeduid door de bejaarde en niet behorend tot de instelling, een schriftelijke overeenkomst gesloten waarbij o.m. wordt bepaald: De natuurlijke of rechtspersonen die voor de betaling instaan en de wijze waarop de betaling zal gebeuren; Het bedrag van de dagprijs; De diensten en leveringen die aanleiding geven tot extra vergoeding; Het bedrag van de waarborgsom die niet hoger mag zijn dan 30 maal de dagprijs. Dit bedrag wordt op een speciale rekening geplaatst en de opbrengst komt ten goede van de bejaarde; De terugbetalingstarieven voor de niet gebruikte leveringen en diensten; De opzeggingstermijn en –vergoeding die maximaal 30 maal de dagprijs kan bedragen; Indien het beheer van gelden en/of goederen overeenkomstig punt 1.8. aan de dagelijkse beheerder wordt toevertrouwd, de wijze waarop zulks zal gebeuren; De kamer die de bejaarde bij opneming wordt toegewezen of de plaats in een meerpersoonskamer onverminderd de bepalingen van punt 1.7.;
Een afschrift van deze overeenkomst evenals van elke wijziging van één van de bepalingen ervan wordt ter beschikking gehouden van de ambtenaren die belast zijn met het toezicht. Indien de inrichting kan aantonen dat de bejaarde niet in staat is een schriftelijke overeenkomst te sluiten dient zij overleg te plegen met de naaste familie. |
|
Interpretatie:
· De opnameovereenkomst moet worden ondertekend door twee partijen.
· De terugbetalingstarieven moeten in de overeenkomst worden opgenomen: zowel de grootte van de terugbetaling als de opsomming van wat aanleiding geeft tot terugbetaling.
· Diensten en leveringen die extra aangerekend worden: wat niet in de overeenkomst staat vermeld als aanleiding gevend tot extra betaling, kan niet extra worden aangerekend.
· Een gewijzigde overeenkomst heeft, naar analogie van een voorgenomen wijziging van een huishoudelijk reglement, pas uitwerking ten vroegste 30 dagen na betekening ervan.
· Verdere toelichting als bijlage bij het jaarverslag 1998 van de Rusthuis-InfoFoon.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.1.1. – Warme maaltijd
De opgenomen personen moeten tenminste éénmaal per dag een warme maaltijd ontvangen. |
|
Interpretatie:
· Van belang is dat de maaltijd op het ogenblik van verbruik warm is. Er zal dus aandacht zijn voor elementen als duur van de bedeling, wijze van vervoer, proportionering, e.d.
· Occasioneel kan een koude schotel i.p.v. een warme maaltijd ook.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.1.2. – Maaltijden: bereiding, hoeveelheid, variatie en dieet
De maaltijden moeten bereid en verdeeld worden met inachtneming van de voorschriften inzake zindelijkheid en hygiëne. Het voedsel moet in voldoende hoeveelheid beschikbaar zijn. Het moet gezond, afwisselend en bovendien aangepast zijn aan de gezondheidstoestand van de bejaarde. De dieetvoorschriften van de behandelende geneesheer moeten in acht worden genomen. |
|
Interpretatie:
· Gezond: voldoende verse groenten en fruit, vis en zuivel; diepvriesmaaltijden slechts uitzonderlijk aanvaardbaar.
· Dieet: dieetvoeding is meer dan zout- of vetarm.
· De voorziening dient aan te kunnen tonen dat de dieetvoorschriften effectief worden gevolgd.
· De voorziening dient te beschikken over een uitbatingsvergunning voor de keuken (HACCP).
· Verzorgen van bewoners en eten bereiden kan niet op hetzelfde moment. |
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.1.3. – Spijskaart
De spijskaart wordt tenminste één dag op voorhand op een goed zichtbare plaats uitgehangen. Zij moet gedurende tenminste één maand ter inzage worden bewaard. |
|
Interpretatie:
De spijskaart moet duidelijk leesbaar zijn.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.1. – Onderhoud van het gebouw en de bestemming van de lokalen
De gebouwen moeten regelmatig onderhouden worden en beschermd tegen alle gevaar van vochtigheid en insijpeling van water. Alle lokalen moeten steeds zindelijk worden gehouden en moeten, in alle opzichten, beantwoorden aan de bestemming die eraan wordt gegeven. |
|
Interpretatie:
· Wijziging van bestemming van lokalen moet steeds worden meegedeeld.
· Het gebruik van de lokalen dient in overeenstemming te zijn met de bestemming; vb. de badkamer is geen stapelplaats.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.11. – Beddengoed
|
Het beddengoed moet steeds zindelijk gehouden worden en ten minste om de veertien dagen en telkens als zulks nodig is ververst worden. Alle passende gezondheidsmaatregelen moeten worden getroffen ten opzichte van bevuild linnen.
|
Interpretatie:
Het bewaren van bevuild linnen op de kamer moet vermeden worden.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.12. – Beschikbaarheid van drinkbaar water
Drinkbaar water moet in voldoende mate in gans het gebouw beschikbaar zijn. |
|
Interpretatie:
· Indien er geen drinkbaar water is, moet flessenwater gratis ter beschikking zijn.
· Bij gebruik van putwater als drinkwater is een attest nodig.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.13 – Badgelegenheden
Er moet tenminste één lig, zit- of stortbad per 20 personen voorhanden zijn.
Deze baden moeten gemakkelijk toegankelijk zijn.
Het stortbad moet zodanig zijn opgevat, dat de waterstraal ervan richtbaar is en niet rechtstreeks op het hoofd van de gebruiker terecht komt.
Beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat de apparaten voor watertoevoer of –afvoer ongevallen zouden veroorzaken. |
|
Interpretatie:
· Er moet per instelling minstens één gemeenschappelijke badkamer zijn met aangepaste badinfrastructuur (tillift e.d.), ook indien in elke kamer een douche of bad aanwezig is.
· Valide bewoners moeten de badinfrastructuur kunnen gebruiken zonder hulp van derden.
· Beveiligingsmaatregelen zijn onder andere thermostatische kranen en antislipvloeren, lage instap van douches of profiel verzonken in vloer.
· Een aangepaste badinfrastructuur bestaat uit een bad dat door de bewoners op een comfortabele manier kan gebruikt worden en dat aangepast is aan de ergonomische behoeften van de verzorging.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B2-f: Badgelegenheden
Ieder rust- en verzorgingstehuis moet over minstens één aangepast bad of douche beschikken per 30 bedden met ten minste één aangepast bad per instelling. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 2.2.13. - badgelegenheden
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.14 – Frequentie van en hulp bij baden
De baden en stortbaden moeten dagelijks door de bejaarden kunnen gebruikt worden. De nodige hulp moet worden verstrekt aan de personen die onbekwaam zijn om zichzelf bij hun opschik te behelpen. De directie van de inrichting moet erover waken dat de bejaarden geen hinder ondervinden van het gebrek aan zindelijkheid van één van hen. |
|
Interpretatie:
Eén bad per week is een minimumfrequentie; dagelijks bad moet mogelijk zijn.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.15 – Afzonderingskamer
Indien niet elkeen over een eigen kamer beschikt, moeten individuele kamers aanwezig zijn voor de bejaarden wier gezondheidstoestand afzondering noodzakelijk maakt. |
|
Interpretatie:
· De afzonderingskamer moet voldoen aan de erkenningsnormen voor een rusthuiswoongelegenheid zowel inzake infrastructuur (oppervlakte, raamoppervlakte, enz…) als uitrusting (meubilair).
· De afzonderingskamer moet aanduidbaar zijn (op het plan).
· De afzonderingskamer mag niet permanent worden bewoond.
· Ook indien de tweepersoonskamers van het RH alleen dienen voor de opname van echtparen of familieleden, is een afzonderingskamer verplicht.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.16 – Geneeskundig attest
Alvorens in de inrichting opgenomen te worden, moet elke bejaarde een geneeskundig attest inbegrepen de uitslag van een radiologisch onderzoek van de thorax overleggen waaruit blijkt dat er geen beletsel is tegen de opneming of het verblijf in een rusthuis. |
|
Interpretatie:
Het attest dient duidelijk te zijn: expliciete vermelding dat er geen bezwaar is tegen opname.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.17 – Besmettelijke ziekten
Alle profylactische maatregelen moeten worden getroffen tegen besmettelijke ziekten. In geval van twijfel moet de gezondheidsinspecteur worden geraadpleegd. Hij moet dadelijk in kennis worden gesteld van elk geval van overdraagbare aandoening. |
|
Interpretatie:
De bevoegde
gezondheidsinspecteur kan worden gecontacteerd bij het ministerie van de
Vlaamse Gemeenschap, afdeling "Preventieve en sociale gezondheidszorg",
Markiesstraat 1, 1000 Brussel, tel. 02-553 35 09;
|
Norminterpretatie RVT
|
Norm B10-h – Registratie ligwonden en infecties
Elk rust- een verzorgingstehuis moet de kwaliteit en de efficiëntie van de verzorging van de bewoners systematisch evalueren; in dit kader moeten de ligwonden en infecties worden geregistreerd.
Door Ons kunnen, voor de door Ons aangeduide verzorgingsdomeinen, de nodige organisatorische structuren opgericht worden, die op systematische wijze kunnen overgaan tot een externe toetsing van de medische, verpleegkundige, paramedische en farmaceutische activiteit in het rust- en verzorgingstehuis. |
|
Interpretatie:
Naast de lijst van de verplichte meldingen van infectieziekten wordt deze registratie best ook uitgebreid met MRSA-registratie.
De voorziening wordt geacht de algemene hygiënestandaarden toe te passen.
De voorziening dient de zorgstandaarden te hanteren voor de curatieve en de preventieve werking bij ligwonden. De registratie hiervan dient in het individueel verzorgingsdossier opgenomen te worden.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.18 – Mortuarium
Er moet over een passend lokaal kunnen worden beschikt voor het opbaren van de overledenen. |
|
Interpretatie:
Indien men niet zelf over een passend lokaal beschikt, volstaat een overeenkomst met een begrafenisondernemer.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.19. – Dossier medische richtlijnen
Voor ieder opgenomen persoon moet aanhoudend een dossier worden bijgehouden dat de medische richtlijnen en de uitvoering ervan vermeldt.
Dit dossier moet ter beschikking worden gehouden van de bevoegde ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Het beroepsgeheim moet worden geëerbiedigd. |
|
Interpretatie:
· Er moeten twee registraties zijn: medicatierichtlijnen en –opvolging en zorgen- en verpleegblad; minimale bepalingen voor beiden: - tijdstip klaarzetten medicatie; - tijdstip van toediening van medicatie/zorgen; - aftekenen van alle handelingen per resident door toediener van de zorg. - men streeft naar een multidisciplinair verpleegplan, waarbij alle gegevens gecentraliseerd worden; dus geen afzonderlijk dag- en nachtboek.
· Alle handelingen mbt. de medicatie dienen te gebeuren door een verpleegkundige. Dit mag niet gebeuren door een verzorgende (KB 78). |
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B3-b: Verzorgingsdossier
Naast het administratief dossier moet er voor elke bewoner, bij zijn opname, een individueel verzorgingsdossier opgesteld worden met zijn sociale, medische, paramedische en verpleegkundige gegevens. Dit dossier, dat uit verschillende onderdelen kan bestaan moet constant in de instelling aanwezig zijn. Het moet steeds toegankelijk zijn voor de daartoe bevoegde personen. |
|
Interpretatie:
Medisch dossier:
Het medisch dossier bestaat uit: - een fiche met de belangrijke medische antecedenten, - opsomming van vaccinaties en allergieën - schikkingen die moeten getroffen worden bij afwezigheid van de behandelende arts (K.B. 02/12/1982- B.3a)
Richtlijnen: - Overdracht van probleemstelling door de verpleegkundige(n) enerzijds en de voorschriften inzake behandeling door de behandelende arts anderzijds moeten schriftelijk vastgelegd worden met het oog op het verzekeren van de continuïteit van zorgverlening en om eenduidige, volledige en traceerbare zorginstructies te garanderen, met eerbiediging van ieders verantwoordelijkheid. - initialen hebben onvoldoende verantwoordingskracht. - Bij paraferen dient een overzichtslijst van de verschillende parafen aanwezig te zijn. - Ook in het elektronisch dossier moet iedere aanvulling en notitie in het dossier éénduidig identificeerbaar zijn.
Medisch register Volgende RVT-norm werd bij het K.B. van 24/06/1999 geschrapt en geldt dus niet langer als een RVT-verplichting: “Het aantal geneeskundige prestaties en de aard ervan dient voor alle verzorgingsbehoevenden centraal geregistreerd te worden”.
Verzorgingsdossier Het individueel verzorgingsdossier moet minstens volgende documenten bevatten: - Identificatiegegevens van de bewoner en de te contacteren persoon. - Sociale anamnese. - Score zorgafhankelijkheid. - Plan van verzorging, indien nodig opgesplitst in meerdere zorgmomenten, met aftekenen van dagelijkse interventies met paraaf, indien nodig per zorgmoment. - Evaluatie en opvolging van de zorg voor dag en nacht. - Minstens korte registratie van andere disciplines (revalidatie – bijstand dagelijkse handelingen). - Toevoeging van fiches bij specifieke zorg o.a. wondzorgfiche, fiche palliatieve zorg, insulinetherapie, gastronomievoeding …. - Medicatiefiche : mag voor de gebruikstermijn gegroepeerd worden, maar wordt daarna aan het moederdossier toegevoegd.
Aandachtspunt: Het verzorgingsdossier dient zo opgesteld dat het een totaalbeeld van een bewoner beschrijft, belangrijk voor een geïntegreerde, interdisciplinaire ondersteuning en zo dat belangrijke veranderingen kunnen genoteerd worden waarbij alle disciplines zich aanpassen aan de nieuwe situatie.
Multidisciplinair overleg: Dit overleg gebeurt minstens bij iedere belangrijke wijziging op sociaal, medisch, verpleegkundig of psychisch vlak, met een frequentie van minstens éénmaal per jaar per bewoner. Bij dit overleg sluiten alle disciplines aan die betrokken zijn bij de zorg van de te bespreken bewoner. Ook de huisarts als behandelende arts, en de coördinerende en raadgevende arts als coördinator van het zorgbeleid, worden hierop uitgenodigd. Het verslag wordt opgenomen in het individueel zorgendossier.
Medicatiebeleid - Medicatiedistributie moet juist, veilig en controleerbaar zijn. - Het klaarzetten (één maal per dag) en het toedienen (per toedieningsmoment) moet éénduidig identificeerbaar en verantwoord worden. - Vloeibare medicatie mag slechts net voor het toedienen klaargezet worden. - De medicatiefiche dient volgende elementen te bevatten: - start- en stopdatum per product - opdeling per toedieningsvorm, met vermelding van dosering en frequentie van toediening - paraaf voor klaargezette medicatie per 24 uur en voor controle en/of toedienen per toedieningsmoment - opname van staand orders indien nodig - handtekening van de arts op regelmatige basis - insulinetherapie te ontkoppelen aan overige inspuitingen. - Het is aan te bevelen de reservemedicatie te supprimeren. Dergelijke reserve ontstaat ongepland. Hierdoor is er geen sluitende controle op het ontstaan, de inventaris en de aanwending van deze stocks. - Het is aan te bevelen om een noodtrousse samen te stellen, in overleg met de coördinerende en raadgevende arts, voor gebruik bij urgenties, tijdens het weekend of nachtdiensten. - Het is aan te bevelen een inventaris op te stellen en iedere wijziging te verantwoorden in een logboek. - Verdovende middelen moeten daarenboven in een afzonderlijke ruimte en achter slot bewaard worden, en mogen alleen toegankelijk zijn voor bevoegden (verpleegkundigen en artsen); de toegang moet op te volgen zijn in een logboek.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.2 – Aanwezigheid van dieren
Er mogen in de inrichting of op de belendende aanhorigheden geen dieren worden gehouden die hinderlijk zijn voor de bewoners of een gevaar kunnen opleveren voor de hygiëne in of rond de inrichting. |
|
Interpretatie:
· Dieren mogen nooit in de keuken (cf. HACCP) · Als de aanwezigheid van dieren aanleiding geeft tot klachten door de resident(en) moet de voorziening de nodige maatregelen treffen en aantonen dat de dieren in kwestie niet hinderlijk of gevaarlijk zijn.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.20 – Te verstrekken zorg
Aan de opgenomen bejaarden moeten alle zorgen worden verzekerd die hun gezondheidstoestand vereist en moet de nodige hulp worden verstrekt bij de dagelijkse handelingen van het leven. |
|
Interpretatie:
·
De
organisatie van de zorg moet zo veel mogelijk worden afgestemd op de noden
en wensen van de bewoner (b.v. afdelingsgerichte werking, dagindeling, …)
·
Ochtendverzorging en avondverzorging moet op een aanvaardbaar uur worden
gestart. · De uren van de maaltijden moeten voldoende gespreid zijn over de dag.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B2-a – Bewoners
Het rust en verzorgingstehuis moet over de noodzakelijke middelen beschikken om een familiale sfeer, de verzorging, de bewaking en de vrijetijdsbezigheden van de bewoners te waarborgen |
|
Interpretatie:
· Verzorgingsproducten, onderhoudsproducten en medicatie kunnen nooit onbeheerd (achter)gelaten worden, waar dan ook.
· Indien overgegaan wordt tot het fixeren van bewoners, dient dit te gebeuren conform een uitgeschreven procedure.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.5 – Temperatuur
In alle weersomstandigheden moet een temperatuur kunnen worden bereikt van 22°C in de kamers en zitkamers en van 18°C in de andere lokalen die toegankelijk zijn voor de bejaarden. |
|
Interpretatie:
Aandachtspunt: mogelijk te hoge zomertemperaturen: bij zonnig georiënteerde ruimtes best zonnewering of schaduwrijke beplanting voorzien.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-m – Temperatuur en zonnewering
De kamers moeten zo verwarmd zijn dat de temperatuur steeds op 22° kan gebracht worden.
Alle bewoners moeten in hun kamer zittend een ongehinderd zicht hebben op de buitenwereld. Bovendien moet er een aangepaste zonnewering zijn. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 3.2.1.7. – raamoppervlakte
Zonnewering wordt als aangepast beschouwd indien verblinding door direct zonlicht vermeden wordt, het zicht op de buitenwereld niet verhinderd wordt en oververhitting van de voor bewoners toegankelijke ruimten vermeden wordt (dus ook aandacht besteden aan transparante daken en koepels).
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.6 – Sanitair voor het personeel
Voldoende en behoorlijke sanitaire installaties moeten voor de opgenomen personen en voor het personeel afzonderlijk voorhanden zijn. |
|
Interpretatie:
· Sanitair voor het personeel moet als dusdanig gesignaleerd worden.
· Sanitair bij een cafetaria, restaurant, leefruimte, zitzaal of een polyvalente ruimte kan niet uitsluitend voor personeel bestemd zijn.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 2.2.7 – Toiletten
De sanitaire installaties voor bejaarden moeten bestaan uit tenminste één toilet per 10 personen met een minimum van 1 per verdieping. Zij moeten voor de bejaarden gemakkelijk toegankelijk zijn.
Voor de rolstoelpatiënten moeten aangepaste sanitaire installaties worden voorzien.
De toiletten dienen voorzien te zijn van een goede rechtstreekse verluchting of van een degelijke ventilatie.
Elk toilet moet voorzien zijn van een aangepaste muurleuning, een klerenhaak en closetpapier met dito houder.
In elk toilet of groep toiletten moet een handenwasbak met zeep en handdoek beschikbaar zijn. |
|
Interpretatie:
· In een aangepast sanitair voor rolstoelgebruikers zijn er handgrepen en muurleuningen (bereikbaar zittend op het toilet), men kan met de rolstoel onder de lavabo rijden, de lavabo staat op aangepaste hoogte, de spiegel hangt lager dan standaard en/of zijn hoek is instelbaar.
·
Rechtstreekse verluchting = contact met de buitenlucht · Er dient te worden op toegezien dat een rolstoel in de sanitaire cel kan.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-q - Verluchting
Alle lokalen moeten adequaat worden verlucht.
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 2.2.7.- toiletten
Er moet voldoende ventilatie zijn om geurhinder in alle lokalen te vermijden
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-n – Toiletten
Er moeten voldoende sanitaire voorzieningen zijn voor de bewoners, die zich zo dicht mogelijk bij de kamers en in de onmiddellijke omgeving van de gemeenschappelijke leefruimten bevinden. Bovendien moeten voldoende voorzieningen en minstens één per in gebruik genomen verdieping ruim genoeg zijn om met een rolstoel binnen te rijden en de bewoner eventueel door een begeleider te laten bijstaan. De toiletten dienen voorzien te worden van een lavabo. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 2.2.7.- toiletten en norm 3.2.1.5 – aangepaste wastafels |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-d – Leuningen en handgrepen
De bewoners moeten in hun verplaatsingen in het gebouw geholpen worden door leuningen en handgrepen die eveneens moeten worden aangebracht in de sanitaire ruimten. In de gangen moeten er rustmogelijkheden zijn.
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 2.2.7.- toiletten
|
Norminterpretatie RVT
|
Norm B1-r – Lokalen
Het rust- en verzorgingstehuis moet ten minste beschikken over een verpleeg-, een verzorgings- en onderzoekslokaal, alsook over een lokaal voor de ontvangst van de familie van de bewoners. |
|
Norminterpretatie:
· Bij de verzorging en het onderzoek van bewoners dient de privacy gerespecteerd te worden; voor zover deze privacy gegarandeerd wordt, mag het verpleeg-, verzorgings- en onderzoekslokaal in éénzelfde lokaal ondergebracht worden. Indien deze privacy niet gegarandeerd kan worden, is een apart onderzoekslokaal noodzakelijk. Het lokaal is dermate uitgerust dat alle documenten, medicatie en verzorgingsmateriaal veilig kunnen bewaard worden.
· Aandachtspunt: bij een afdelingsgerichte werking is het decentraliseren van verpleegposten per afdeling aangewezen.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.1 – Veiligheid
De bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 15 maart 1989 houdende de specifieke veiligheidsaspecten waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de rusthuizen moeten voldoen om te worden erkend, moeten in acht worden genomen. |
|
Interpretatie:
· Het rusthuis moet bij aanvraag tot (verlenging) erkenning een recent brandveiligheidsverslag kunnen voorleggen. Dit mag niet ouder zijn dan één jaar.
· Bij elke infrastructurele wijziging (verbouwing, uitbreiding,…) moet een nieuw brandweerverslag worden voorgelegd
· Indien het brandveiligheidsverslag opmerkingen bevat, moet het aangevuld worden met een attest van de burgemeester.
· Mogelijkheden inzake brandweerverslagen: · Brandweerverslag met vermelding “gunstig” = gunstig · Brandweerverslag zonder eindconclusie met opmerkingen waarop afwijkingen zijn gegeven = gunstig · Brandweerverslag met vermelding “ongunstig” = ongunstig · Brandweerverslag zonder eindconclusie maar zonder opmerkingen = gunstig · Brandweerverslag zonder eindconclusie met opmerkingen waarop conditionele afwijkingen zijn gegeven = ongunstig, tenzij werd aangetoond dat de erin bepaalde voorwaarden worden nageleefd · Brandweerverslag zonder eindconclusie met opmerkingen waarop geen of slechts gedeeltelijk afwijkingen zijn gegeven = ongunstig · Brandweerverslag met vermelding “gunstig op voorwaarde dat er afwijkingen worden toegestaan” = ongunstig behoudens de vermelde afwijkingen effectief werden toegestaan · Brandweerverslag met vermelding “gunstig op voorwaarde dat opmerkingen worden verholpen” = ongunstig tenzij wordt aangetoond en geattesteerd door brandweer dat de opmerkingen in kwestie verholpen werden · Geen brandweerverslag · Geen brandweerverslag maar verslag van privé keuringsorganisme |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-b - Brandveiligheid
In het rust- en verzorgingstehuis moeten alle voorzorgsmaatregelen getroffen worden om brandgevaar te weren. Meer bepaald moeten de instellingen bedoeld in artikel 2, tweede lid, 1°, de reglementering inzake brandveiligheid voor rusthuizen toepassen en moeten de instellingen bedoeld in artikel 2, tweede lid, 2°, de reglementering inzake brandbeveiliging voor ziekenhuizen toepassen.
|
Interpretatie:
Wanneer de instelling verbouwingswerken uitgevoerd heeft waardoor een aantal lokalen bijgebouwd zijn of anderen van bestemming veranderd zijn, dient opnieuw een gunstig brandweerverslag te worden voorgelegd aan de afdeling verzorgingsvoorzieningen.
Enkel van toepassing voor een ziekenhuis-RVT: Als het brandweerverslag en –attest ouder is dan 1 jaar, moet er een nieuw brandweerverslag en attest van de burgemeester overgemaakt worden aan de afdeling Verzorgingsvoorzieningen.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.1 – Huiselijkheid
Het gebouw moet zo gezellig en zo huiselijk mogelijk worden ingericht. |
|
Interpretatie:
Een rusthuis is een thuisvervangend milieu: bijgevolg letten op de opsmuk (geen kale muren, geen versleten meubilair…).
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B2-a – Bewoners
Het rust en verzorgingstehuis moet over de noodzakelijke middelen beschikken om een familiale sfeer, de verzorging, de bewaking en de vrijetijdsbezigheden van de bewoners te waarborgen |
|
Interpretatie:
· Verzorgingsproducten, onderhoudsproducten en medicatie kunnen nooit onbeheerd (achter)gelaten worden, waar dan ook.
· Indien overgegaan wordt tot het fixeren van bewoners, dient dit te gebeuren conform een uitgeschreven procedure.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-c – Gemeenschappelijke ruimten
In elk rust- en verzorgingstehuis moeten de volgende gemeenschappelijke ruimten voorzien zijn:
- ten minste een eetzaal en een zitkamer, bij voorkeur van elkaar gescheiden, en zo gezellig en huiselijk mogelijk ingericht; naargelang de grootte van de instelling, moeten die lokalen in voldoende aantal aanwezig zijn zodat het leefomgevingskarakter gewaarborgd is; - naargelang de instelling in onderscheiden leefgroepen is georganiseerd, dienen de lokalen in voldoende mate aanwezig te zijn, zodat de integratie in de normale leefomgeving gewaarborgd blijft; - ten minste een uitgeruste zaal voor kinesitherapie- en ergotherapie-oefeningen en animatie in groep. |
|
Norminterpretatie ROB: norm 3.2.1.6 – meubilair dementerende bejaarden en norm 3.2.1.9 - zitkamers
Interpretatie:
· Kiné, ergo en animatie worden beschouwd als een geïntegreerd zorgaanbod van de voorziening. Eventueel kan ook de leefruimte als uitgeruste zaal worden beschouwd. · De voorziening moet over de noodzakelijke hulpmiddelen beschikken om kine-behandelingen aan RVT-bewoners mogelijk te maken. · Zowel de eetkamer(s) en/of de zitkamer(s) moeten ruim genoeg zijn zodat alle bewoners van de afdeling er gelijktijdig gebruik van kunnen maken.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.10 – Liften
Wanneer het rusthuis twee of meer verdiepingen boven de gelijkvloerse telt, moet er een aangepaste lift voorhanden zijn. |
|
Interpretatie:
· De aangepaste lift is makkelijk toegankelijk voor de residenten en voor een rolstoelgebruiker en zijn/haar begeleider.
·
Een zetel-
of traplift is niet “aangepast” maar kan wel nuttig zijn bij gebouwen met
slechts één verdieping boven het gelijkvloers. · Alle niveaus ook tussenverdiepingen, moeten met de lift kunnen bereikt worden.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-o – Liften
Het rust- en verzorgingstehuis waar de lokalen op een verdieping of verspreid over meerdere verdiepingen gelegen zijn, moet over ten minste één aangepaste lift beschikken die een bewoner samen met zijn begeleider kan vervoeren. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 3.2.1.10 – liften
Een zetel- of een traplift wordt niet beschouwd als “aangepaste lift” en is dus niet conform de RVT-normen.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.2 – Vloeroppervlakte
De kamers bestemd voor bejaarde personen moeten een netto vloeroppervlakte hebben van ten minste 8 m² per bewoner, toilet niet inbegrepen. |
|
Interpretatie:
· Deze norm is enkel van toepassing voor rusthuizen die niet onder toepassing vallen van de norm 3.2.2. voor nieuwe rusthuizen of nieuwe gedeelten van rusthuizen.
· De netto vloeroppervlakte wordt gemeten van plint tot plint onderaan de muur.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.3 – Meerpersoonskamers
Wanneer er zich twee of meer bedden in een kamer bevinden moeten deze zowel in de lengte als in de breedte minimum 1.00 m van elkaar gescheiden zijn. Elk bed moet ten minste 0,80 m van elk raam verwijderd zijn. Er mogen per kamer niet meer dan 4 bedden worden geplaatst. Een minimale intimiteit moet kunnen verzekerd worden door de plaatsing van beschotten tussen de bedden. |
|
Interpretatie:
Een beschot tussen bedden hoeft niet vast te zijn.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B2-e - Meerpersoonskamers
Het rust- en verzorgingstehuis moet beschikken over de mogelijkheid ieder bed in een meerpersoonskamer tijdens de verzorging af te schermen. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 3.2.1.3 – meerpersoonskamers.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.4. - Meubilering kamer
Het meubilair van de individuele kamer moet bestaan uit een bed, een hang- en legkast, een nachttafel, een wastafel met stromend warm en koud water, een tafel, een stoel en een leunstoel. In de kamers met twee of meer bedden moet het meubilair tenminste bestaan uit een bed, een nachttafel, een hang- en legkast, een stoel en een leunstoel per bewoner. In elke kamer moet bovendien een tafel van voldoende afmetingen staan. Deze kamers moeten voorzien zijn van tenminste één wastafel met stromend warm en koud water per twee bewoners. |
|
Interpretatie:
· Een tafel van voldoende afmetingen houdt in dat er een dienblad per persoon op moet kunnen. · Er dienen bedsponden en eettabletten te zijn waar nodig. · Aandachtspunten: - Het door de voorziening ter beschikking gestelde meubilair mag niet oud of afgeleefd zijn (huiselijk). - Eigen meubilair meebrengen moet kunnen indien dit geen problemen vormt voor de dagelijkse werking én toegelaten volgens Reglement van Orde. - Het rusthuis kan geen kosten aanrekenen voor het ter beschikking stellen van meubilair.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B2-c – Persoonlijke bezittingen
De bewoner moet in de kamer over persoonlijke bezittingen en meubilair kunnen beschikken.
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 3.2.1.1 – Huiselijkheid en norm 3.2.1.4. – meubilering kamer
Onder meubilair wordt persoonlijk meubilair verstaan.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B2-b – Inrichting kamers
De kamers moeten per bewoner ten minste beschikken over een bed, een kast om persoonlijke zaken op te bergen, een aan de verzorgingsbehoevende aangepaste zetel, een tafel en een stoel.
|
Interpretatie:
Een aan de verzorgingsbehoevende aangepaste zetel is een zetel die afgestemd is op de individuele comforteisen van de bewoner en op de vereisten van de zorgverlening.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B2-d – Aangepaste bedden
Het rust- en verzorgingstehuis moet beschikken over voldoende bedden regelbaar in de hoogte en aangepast aan de noden van de bewoners.
|
Interpretatie RVT:
Bij elke aankoop van nieuwe bedden moet er rekening gehouden worden met de noden van de bewoners en verstelbaarheid in de hoogte.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.5. – Aangepaste wastafels
Voor de rolstoelpatiënten moeten er aan hun toestand aangepaste wastafels beschikbaar zijn. |
|
Interpretatie:
Een aangepaste wastafel staat lager dan standaard, maar onder een aangepaste wastafel kan men met een rolstoel rijden.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.6. - Meubilair voor kamers van mentaal gestoorde bewoners
In de kamers waar mentaal gestoorde bejaarden verblijven moet het meubilair worden aangepast aan de staat van deze personen. De toestand van deze personen moet blijken uit een attest van de behandelende geneesheer. |
|
Interpretatie:
In dergelijke gevallen kan de voorziening een afwijking aanvragen op het voorzien van standaardmeubilair bepaald in de norm 3.2.1.4. Aandachtspunten zijn, ook in functie van dementerende residenten, o.m.: afsluitbare kasten, met sloten beveiligde ramen, codesloten die bij brand automatisch worden uitgeschakeld…
Extra beveiligings- en toezichtsmaatregelen moeten wel de individuele privacy respecteren: geen camera’s in de kamers, geen doorzichtige kamerdeuren.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.7 – Raamoppervlak
In de kamers en in de zit- en eetkamers van de bejaarden moet het raamoppervlak ten minste 1/6 bedragen van de netto vloeroppervlakte. De hoogte van de raamdorpels moet zittend een ongehinderd zicht op de buitenwereld mogelijk maken, evenwel zonder gevaar voor ongevallen. |
|
Interpretatie:
· Schuin dakraam kan in aanmerking genomen worden bij de berekening van de raamoppervlakte.
· Enkel het raamglas kan in aanmerking genomen worden voor de berekening van de raamoppervlakte.
· De glasoppervlakte – gemeten vanaf de vloer – begint op een hoogte van maximaal 85 cm.
· 1/6de -regel geldt ook in de polyvalente zaal en andere gemeenschappelijke zit- en leefruimten. Ook hier moet de hoogte van de raamdorpels een ongehinderd zicht op de buitenwereld toelaten. |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-m – Temperatuur en zonnewering
De kamers moeten zo verwarmd zijn dat de temperatuur steeds op 22° kan gebracht worden.
Alle bewoners moeten in hun kamer zittend een ongehinderd zicht hebben op de buitenwereld. Bovendien moet er een aangepaste zonnewering zijn. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 3.2.1.7 – Raamoppervlakte
Zonnewering wordt als aangepast beschouwd indien verblinding door direct zonlicht vermeden wordt, het zicht op de buitenwereld niet verhinderd wordt en oververhitting van de voor bewoners toegankelijke ruimten vermeden wordt (dus ook aandacht besteden aan transparante daken en koepels). |
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.8 – Oproepsysteem
Bij elk bed en in ieder sanitair moet een aan de toestand van de bejaarde aangepast oproepsysteem aanwezig zijn. |
|
Interpretatie:
· Het noodoproepsysteem moet bereikbaar zijn liggend in bed en zittend op sanitair.
· De ruimte waaruit noodoproep komt moet identificeerbaar zijn.
· Draagbare systemen op zich worden als minder ideaal beschouwd.
· Ook in woongelegenheden van dementerende residenten en in de afzonderingskamer moet een oproepsysteem aanwezig te zijn. Indien de voorziening van oordeel is dat het systeem door de gebruiker op dwangmatige wijze wordt misbruikt, moeten de voorgestelde oplossingen het voorwerp uitmaken van een aanvraag tot afwijking op de gestelde norm.
·
Een
geluidssignaal ’s nachts op de gang zodat iedereen gewekt wordt, kan niet
als aangepast worden beschouwd.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-p – Oproepsysteem
In alle ruimten die voor de bewoners toegankelijk zijn moet er een efficiënt en bereikbaar oproepsysteem zijn. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 3.2.1.8 - Oproepsysteem
Indien de voorziening van oordeel is dat het beschikken over een oproepsysteem niet nuttig is of een gevaar inhoudt voor de bewoner dient dit geregeld en geargumenteerd te worden in het verzorgingsdossier.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.1.9. – Zitkamers
Er moeten ten minste twee zitkamers van voldoende afmetingen, waarvan één voor niet-rokers, voorbehouden worden voor de bejaarden. |
|
Interpretatie:
·
Van
voldoende afmeting is tenminste 1,5 m² per bewoner. · Aandachtspunt: niet-rokersruimte moet worden aangeduid met pictogram.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 3.2.2. – Infrastructuur nieuwe rusthuizen
Normen toepasselijk op nieuwe rusthuizen of nieuwe gedeelten van rusthuizen.
In nieuwe rusthuizen of nieuwe gedeelten van rusthuizen: -mag de totale capaciteit van de kamers met twee of meer bedden niet hoger zijn dat 20 % van de totale opnamecapaciteit van het nieuwe rusthuis of van het nieuwe gedeelte van het rusthuis. -moet in elke kamer een toilet en per persoon een wastafel met stromend warm en koud water beschikbaar zijn; -moet elke individuele kamer een netto vloeroppervlakte hebben van minimum 12 m², toilet niet inbegrepen.
Worden niet als nieuwe rusthuizen of nieuwe gedeelten van rusthuizen beschouwd, de gebouwen waarvan, op datum van de inwerkingtreding van dit besluit, het ontwerp door de bevoegde overheid is goedgekeurd of waarvoor een bouwvergunning tot het oprichten van een rusthuis werd afgeleverd. |
|
Interpretatie:
· Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarvoor na 1985 het ontwerp werd goedgekeurd of waarvoor na 1985 een bouwvergunning werd afgeleverd, is een nieuw rusthuis of een nieuw rusthuisgedeelte.
· Indien bouwvergunning wordt vereist voor wijzigingen aan een (gedeelte van een) bestaand gebouw moet achteraf deze norm worden toegepast op het gewijzigd door de bouwvergunning.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B1-h – één- en meerpersoonskamers
In het rust- en verzorgingstehuis mogen er in geen geval meer dan vier bedden per kamer zijn. Vanaf 1 januari 2010 moet ten minste de helft van de opnamecapaciteit bestaan uit éénpersoonskamers; de overige opnamecapaciteit mag uit tweepersoonskamers bestaan. Nieuwe gebouwen dienen van bij hun ingebruikname aan deze voorwaarde te voldoen. |
|
Interpretatie:
Gelet op de basiserkenning als rusthuis geldt dat bij nieuwbouw maximum 20% van de opnamecapaciteit als meerpersoonskamers voorzien kunnen worden. (cfr. ROB-norm)
Dit impliceert dat momenteel nog 4-persoonskamers zijn toegelaten. Bij nieuwbouw mag maximum 20% van de opnamecapaciteit als meerpersoonskamer voorzien worden.
Uiterlijk vanaf 1 januari 2010 moet minstens 2/3 van de opnamecapaciteit in RVT uit éénpersoonskamers bestaan en mag een meerpersoonskamer maximum 2 bewoners herbergen.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 4.1.1. - Dagelijks verantwoordelijke
|
De inrichting die eveneens verzorgingsbehoevende bejaarden opneemt moet te allen tijde over ten minste volgend personeel beschikken: Een dagelijks verantwoordelijke in het bezit van een brevet, diploma of gelijkwaardige titel van genoten onderwijs dienstig voor de uit te oefenen functie of het bewijs van drie jaar ervaring in een gelijkaardige functie.
|
Interpretatie:
· Arbeidsduur: in principe een voltijdse betrekking per erkend rusthuis. Deze functie kan dus niet waargenomen worden voor twee of meer rusthuizen van dezelfde beheersinstantie. · Ingeval er een overkoepelend directeur is aangesteld, kan het dat deze persoon tevens dagelijks verantwoordelijke van één van de voorzieningen is, op voorwaarde dat voor alle andere voorzieningen apart er ook een dagelijkse verantwoordelijke is. · Voor rusthuizen tot 25 woongelegenheden kan worden toegelaten dat de dagelijks verantwoordelijke halftime deze functie opneemt, en halftime een andere (verpleegkundige, animator. · Cumul met andere functies: De functie is niet cumuleerbaar met andere functies binnen of buiten de instelling. Binnen de instelling: geen cumul met functie verpleging en functie hoofdverpleegkundige. · Buiten de instelling kan enkel een uitzondering op deze regel worden toegestaan
a) ofwel voor de
cumul met functie van dagelijks verantwoordelijke in een serviceflatgebouw,
op voorwaarde dat deze cumul in de praktijk haalbaar is rekening houdend met
de capaciteit en ligging van het serviceflatgebouw. · Bewijsvoering tewerkstelling: in principe geldt dat voor alle personeel dat in aanmerking wordt genomen voor de personeelsnormen, de tewerkstelling in dienstverband moet aangetoond worden (v.b. RSZ-bijdrage). Voor de dagelijks verantwoordelijke kunnen uitzonderingen op deze regel worden toegestaan (cfr. beheerder BVBA, statuut van zelfstandige, enz…). |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm artikel 1, lid 4 van 2/12/82 – Directeur
<<directeur>>: de persoon aangesteld en gemachtigd door de beheerder als verantwoordelijke voor de dagelijkse leiding van de instelling.
|
Interpretatie:
Voor ziekenhuis-RVT’s:
De functie van directeur in een rust- en verzorgingstehuis mag niet gecumuleerd worden met de functie van algemeen directeur van het ziekenhuis, de functie van verpleegkundig directeur en middenkaderfunctionarissen van het ziekenhuis, daar de drie laatst vermelde functies voorzien zijn voor het algemeen ziekenhuis zoals bepaald in de erkenningsnormen voor de ziekenhuizen en gefinancierd worden via de verpleegdagprijs. De directeur van het rust- en verzorgingstehuis is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van de voorziening (K.B. 02/12/82). De functie van “directeur”, zoals omschreven in de RVT-normen, stemt overeen met de functie van dagelijks verantwoordelijke in een rusthuis.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 4.1.2. – Verplegend en verzorgend personeel
|
De inrichting die eveneens verzorgingsbehoevende bejaarden opneemt moet te allen tijde over ten minste volgend personeel beschikken: Verplegend en verzorgend personeel in de verhouding van 2,5 voltijdse functies voor 15 opgenomen bejaarden, waarvan ten minste 1 verplegend personeelslid.
|
Interpretatie:
· Berekeningsbasis: de personeelsnorm wordt berekend op het aantal opgenomen bewoners, inclusief kortverblijf, ziekenhuisopnames en afwezigheden wegens vakantie. Indien
er geen structurele onderbezetting (vb. tweepersoonskamers die door 1
persoon worden bewoond met nieuwbouw in vooruitzicht) is, vormt een
eventuele niet-naleving van de erkenningsnorm t.a.v. de erkende capaciteit
een aandachtspunt · Kwalificatie: Komen in aanmerking voor verpleging: A1, A2, ziekenhuisassistent(e) en gelijkgestelden. Komen in aanmerking voor verzorging: cf. kwalificatievereisten betreffend verzorgend personeel, zoals bepaald in de omzendbrief van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap WEL/KWAL/02/1 van 28 mei 2002
· Cumulatie RVT-norm: Een instelling met een bijzondere RVT-erkenning moeten voor de totaliteit van de opgenomen bewoners, enerzijds aan de rustoordpersoneelsnormen voldoen en aan anderzijds de som van de RVT-personeelsnormen pro rata van het aantal RVT-bedden vermeerderd met de ROB-personeelsnormen voor het resterende rustoordgedeelte.
· Bewijsvoering: in principe geldt dat voor alle personeel dat in aanmerking wordt genomen voor de personeelsnormen, de tewerkstelling in dienstverband moet aangetoond worden (v.b. RSZ-bijdrage).
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B3-e – Personeel
De personeelsnorm moet, per 30 bewoners, bedragen: - ten minste 5 voltijds equivalenten verpleegkundigen, waaronder een hoofdverpleegkundige; - ten minste 5 voltijds equivalenten verzorgend personeel waarvan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft de vereiste minimumopleiding kan vaststellen;
Gedurende een overgangsperiode die verstrijkt op 1 oktober 2004: - mag de personeelsnorm, per 30 inwoners, ten minste 4 voltijds equivalenten verpleegkundigen bedragen voor zover de instelling kan aantonen dat ze de nodige inspanningen heeft gedaan om aan de personeelsnorm van 5 voltijds equivalenten verpleegkundigen, zoals bedoeld in het vorige lid, te voldoen; - mag in een instelling van 45 bewoners of meer een voltijds equivalent verpleegkundige, naar rata van maximum 1 voltijds equivalent per 30 inwoners, vervangen worden door een persoon met één van de volgende kwalificaties: gegradueerde verpleegkundige of gelijkgestelde, gegradueerde in de kinesitherapie, licentiaat in de kinesitherapie, gegradueerde in de logopedie, licentiaat in de logopedie, gegradueerde in de ergotherapie, gegradueerde in de orthopedagogie, licentiaat in de orthopedagogie, licencié en psychomotricité, licentiaat in de psychologie, gegradueerde maatschappelijk assistent of gelijkgestelde, gegradueerde in de gezinswetenschappen, licentiaat in de gerontologie, éducateur en gérontologie of gegradueerde in de readaptatiewetenschappen. |
|
Interpretatie:
a)Uurrooster: ten behoeve van een vlotte controle van de bestaffing dienen volgende items in het uurrooster te worden opgenomen: -voornaam en minstens de initialen van de familienaam met vermelding van de uitgeoefende functie; -dagelijkse wijzigingen (ziekte…) dienen hierop aangeduid te worden; -dienstoverbrugging dient in het uurrooster verwerkt te zijn; -begin - en einduur van elke dienst of verifiëring via legende.
b)Interimpersoneel: wordt aanvaard ter vervanging van het tijdelijk wegvallen van vast personeel (ziekte, vakantie,…) en in afwachting van een aanwerving (lopende vacature moet kunnen aangetoond worden). Interimpersoneel wordt niet aanvaard als permanente oplossing. Bij het nazicht of een voorziening voldoet aan de personeelsnormen, houdt de inspectie uitsluitend rekening met de personeelsleden die in de voorziening effectief deze titel dragen (cfr. arbeidsovereenkomst, RIZIV-staten). |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B3-e – personeel ergo, kiné/logo en animatie
De personeelsnorm moet, per 30 bewoners, bedragen: 1 voltijds equivalent kinesitherapeut en/of ergotherapeut en/of logopedist, met de garantie dat de eerste twee oriëntaties in de instelling voldoende aanwezig zijn en dat bedoeld personeel uitsluitend loontrekkend of vastbenoemd is; de aanwezigheid van logopedisten moet, afhankelijk van de behoeften van de bewoners, worden gewaarborgd. |
|
Interpretatie:
· Berekeningswijze: Op basis van het aantal aanwezige rvt-gerechtigden. Per 30 rvt-bedden moet van de verplichte VTE minstens voor 1/3 (dus 33,333%) door kiné en 1/3 door ergo ingevuld worden. Het resterende derde mag, rekening houdend met de behoeften, door de voorziening zelf ingevuld worden met kiné, ergo en/of logo.
· Ergotherapie:
De
ergotherapeut(e) is de aangewezen medewerker om te werken met zwaar
zorgafhankelijke bewoners en bewoners met het dementiesyndroom, een
leefgroepwerking te ondersteunen en een animatieve grondhouding van alle
medewerkers te stimuleren.
·
Animatie
en ergotherapie: |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B3-f - Hoofdverpleegkundige
De voormelde hoofdverpleegkundige moet de volgende taken vervullen: De dagelijkse leiding over het verpleegkundig en verzorgend personeel verzekeren; De multidisciplinaire werking van het verpleegkundig en paramedisch Personeel en de kinesitherapeuten coördineren.
|
Interpretatie:
· Bij aanwerving van nieuwe hoofdverpleegkundigen dienen deze verpleegkundigen bij voorkeur te beschikken over een diploma van gegradueerde verpleegkundige en een bijkomende kaderopleiding gevolgd te hebben inzake leiding geven aan een verzorgingsequipe.
· Het vereiste aantal hoofdverpleegkundigen wordt berekend pro rata van het aantal erkende RVT-bedden (1 hoofdverpleegkundige per 30 RVT-bedden), maar ongeacht de schaalgrootte moet ieder RVT over tenminste 1 voltijds tewerkgestelde hoofdverpleegkundige beschikken.
· De functie van hoofdverpleegkundige wordt niet langer exclusief als een voltijdse functie beschouwd, onder de volgende modaliteiten:
- De verminderde
prestaties ten gevolge van een uitgroeibaanregeling worden als gepresteerde
uren beschouwd
· Bij het nazicht of een voorziening voldoet aan de norm van één hoofdverpleegkundige per 30 RVT-bewoners, houdt de inspectie rekening met het aantal werkuren dat in de betrokken voorziening overeenstemt met een voltijdse functie, overeenkomstig de in de voorziening geldende arbeidsregeling.
Aandachtspunt: De hoofdverpleegkundige is in principe verbonden aan de 30 RVT-woongelegenheden; vanuit het standpunt dat men kwaliteitsvolle zorg wenst te verlenen is het aangewezen dat een ander personeelslid de verantwoordelijkheid over de zorg van de niet RVT-gerechtigde bewoners opneemt. |
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 4.1.3. – Onderhouds- en keukenpersoneel
|
De inrichting die eveneens verzorgingsbehoevende bejaarden opneemt moet te allen tijde over ten minste volgend personeel beschikken: Onderhouds- en keukenpersoneel in de verhouding van 1 voltijdse functie voor 15 opgenomen bejaarden.
|
Interpretatie:
·
Berekeningswijze: De personeelsnorm wordt berekend op het aantal opgenomen
bewoners, inclusief kortverblijf, ziekenhuisopnames en afwezigheden wegens
vakantie. Indien
er geen structurele onderbezetting is, vormt een eventuele niet-naleving van
de erkenningsnorm t.a.v. de erkende capaciteit een aandachtspunt · Uitbesteding : Zowel voor keuken- als onderhoudspersoneel is een volledige, dan wel een gedeeltelijke uitbesteding van taken aan externe firma’s aanvaardbaar. Voorwaarden - Het contract met de externe firma stemt in aantal arbeidsuren overeen met het verminderd aantal personeelsuren in de voorziening. - Het contract voorziet in een voldoende spreiding gedurende de dag. - De bewijslast ligt bij de voorziening.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 4.1.4. – Deskundige in animatie en activatie
|
De inrichting die eveneens verzorgingsbehoevende bejaarden opneemt moet te allen tijde over ten minste volgend personeel beschikken: Voor rusthuizen voor meer dan 25 maar minder dan 50 bewoners dient een halftijdse betrekking van deskundige in animatie en activatie te worden voorzien. Vanaf 50 bewoners en verder per groep van 50 bewoners dient een bijkomende halftijdse betrekking voorzien te worden.
|
Interpretatie:
· Berekeningswijze : Op basis van de erkende capaciteit. Tabel met berekening op volgende blad
· Kwalificatie : De norm stelt geen voorwaarde naar kwalificatie. Indien het diploma onvoldoende aansluit bij de functie is het volgen van een bijscholing een aandachtspunt.
· Combinatie met RVT-norm: De norm voor deskundige in de animatie wordt altijd op de totale erkende rusthuiscapaciteit (inclusief RVT-bedden) gerekend, en de invulling van de RVT-norm via ergo en/of kiné/logo moet steeds supplementair bovenop de norm 4.1.4. gebeuren.
· Inhoud animatie: de norm geeft op dit vlak geen enkele aanduiding. Aandachtspunten bij beoordeling: - animatie en activatie probeert zich te richten op de verschillende doelgroepen binnen het rusthuis (specifieke aandacht voor demente bewoners); - het animatieprogramma moet gediversifieerd zijn.
|
VERGELIJKING ANIMATIE OUDE NORM - NIEUWE NORM (vanaf 1/7/03) |
|||
|
|
|
|
schaalgrootte |
oude norm VTE |
nieuwe norm VTE |
aangroei |
0-25 |
0,00 |
0,50 |
0,50 |
26-30 |
0,50 |
0,50 |
0,00 |
31-49 |
0,50 |
1,00 |
0,50 |
50-60 |
1,00 |
1,00 |
0,00 |
61-90 |
1,00 |
1,50 |
0,50 |
91-99 |
1,00 |
2,00 |
1,00 |
100-120 |
1,50 |
2,00 |
0,50 |
121-149 |
1,50 |
2,25 |
0,75 |
150 |
2,00 |
2,25 |
0,25 |
151-180 |
2,00 |
2,50 |
0,50 |
181-199 |
2,00 |
2,75 |
0,75 |
200-210 |
2,50 |
2,75 |
0,25 |
211-240 |
2,50 |
3,00 |
0,50 |
241-249 |
2,50 |
3,25 |
0,75 |
250-270 |
3,00 |
3,25 |
0,25 |
271-299 |
3,00 |
3,50 |
0,50 |
300 |
3,50 |
3,50 |
0,00 |
301-330 |
3,50 |
3,75 |
0,25 |
331-349 |
3,50 |
4,00 |
0,50 |
350-360 |
4,00 |
4,00 |
0,00 |
360-390 |
4,00 |
4,25 |
0,25 |
390-399 |
4,00 |
4,50 |
0,50 |
400-420 |
4,50 |
4,50 |
0,00 |
421-449 |
4,50 |
4,75 |
0,25 |
450 |
5,00 |
5,00 |
0,00 |
451-480 |
5,00 |
5,25 |
0,25 |
480-499 |
5,00 |
5,50 |
0,50 |
|
|
|
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 4.1.5. – Permanentie
Bij dag en bij nacht moet in de inrichting voldoende en gekwalificeerd personeel aanwezig zijn om zonder verwijl elke oproep te kunnen beantwoorden. |
|
Interpretatie:
· Een slapende waak wordt enkel aanvaard in rusthuizen die uitsluitend valide bejaarden opnemen.
· Per begonnen schijf van 60 woongelegenheden moet er in de nacht minimum één wakend personeelslid zijn.
· Interimpersoneel wordt aanvaard ter vervanging van het tijdelijk wegvallen van vast personeel (ziekte, vakantie,…) en in afwachting van een aanwerving (lopende vacature moet kunnen worden aangetoond). Interimpersoneel wordt niet aanvaard als permanente oplossing. · Bij de concrete invulling van de permanentie, zowel tijdens de nacht als tijdens de dag, dient rekening te worden gehouden met de vereiste dat technisch-verpleegkundige handelingen dienen te worden uitgevoerd door een verpleegkundige - cf. K.B. nr.78. · In elk geval dient een verpleegkundige te allen tijde oproepbaar te zijn.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B3-g - Permanentie
Een verpleegkundige is zowel overdag als 's nachts aanwezig in de instelling. Voor de instellingen van minder dan 46 bewoners treedt deze bepaling in werking ten laatste op 1 oktober 2003. Wanneer het een gemengde structuur rusthuis – rust- en verzorgingstehuis betreft, worden voor de berekening van bedoeld aantal eveneens de bewoners van het rusthuis die ten minste beantwoorden aan de criteria van zorgbehoevendheid van categorie B zoals bedoeld in artikel 150 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in aanmerking genomen. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 4.1.5. - permanentie
Bij inschakeling van ziekenhuisassistenten wordt aandacht gevraagd voor de beperkingen in het kader van het K.B. nr. 78 betreffende de uitoefening van gezondheidszorgberoepen.
Indien een ziekenhuisassistente in de nachtdienst ingeschakeld wordt, dient een gekwalificeerde verpleegkundige bereikbaar te zijn.
Interimpersoneel kan niet ingeschakeld worden als eindverantwoordelijke
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 4.2. – Personeel in rusthuizen voor valide bejaarden
|
In inrichtingen die uitsluitend valide bejaarden opnemen moet het totaal aantal personen dat in de inrichting werkzaam is ten minste 1 voltijdse functie per 6 opgenomen bejaarden bedragen.
|
Interpretatie:
· Conform de norm 1.5. kunnen alleen rusthuizen met minder dan 25 woongelegenheden uitsluitend bestemd zijn voor lichamelijk en/of mentaal valide ouderen, op voorwaarde dat dit expliciet in het erkenningsbesluit vermeld wordt. · Het begrip “valide bejaarde” dient beschouwd als bejaarde met maximum O of A – score volgens de KATZ-schaal. · Indien er in de instelling bewoners verblijven met een hoger verzorgingsprofiel, dienen de personeelsnormen 4.1. te worden toegepast. · Berekeningswijze: de personeelsnorm wordt berekend op het aantal opgenomen bewoners, inclusief kortverblijf, ziekenhuisopnames en afwezigheden wegens vakantie. Indien er geen structurele onderbezetting is, vormt een eventuele niet-naleving van de erkenningsnorm t.a.v. de erkende capaciteit een aandachtspunt.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 4.3. – Bijscholing
|
Al het personeel dat in de inrichting werkzaam is, met uitzondering van het keuken-, technisch en het onderhoudspersoneel, moet ieder jaar een bijscholing volgen van minimum 8 uur. De dagelijks verantwoordelijke dient nog bijkomend 8 uren bijscholing te volgen inzake beheer van rusthuizen.
|
Interpretatie:
· Personeel: De norm geldt voor alle personeel, met uitzondering van de categorieën expliciet vermeld in de norm. Het minimum aantal te volgen uren is identiek voor voltijds als voor halftijds personeel. Het tijdens het lopende kalenderjaar aangeworven personeel moet ook 8 uur bijscholing te volgen.
· Inhoud bijscholing: De bijscholing moet aansluiten bij de eigen jobinhoud en aansluiten bij de rusthuiswerking. De bijscholing kan zowel intern als extern zijn. Brandveiligheidsoefeningen en opleidingen palliatieve zorg worden aanvaard als bijscholing.
· Bewijsvoering: Per bijscholing moeten attesten worden bijgehouden, met vermelding van de exacte inhoud, datum, duur, spreker en kwalificatie van de spreker. Om een overzicht m.b.t. de naleving van de erkenningsnorm mogelijk te maken, wordt gevraagd een individuele bijscholingsfiche per personeelslid bij te houden.
· Tegoeden opbouwen: De uren vorming in een werkjaar kunnen ook in aanmerking genomen worden voor het vervullen van de vormingsplicht het jaar daarop (cf. brief Minister Vogels 17/06/02)
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B10-g - Bijscholing
|
Elk rust- en verzorgingstehuis moet een vormingspolitiek instellen, aangepast voor elk type van personeel.
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 4.3 - bijscholing
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 4.4. – Getuigschrift van goed zedelijk gedrag
|
De dagelijks verantwoordelijke van de inrichting moet voor zichzelf en voor elke medewerker een getuigschrift van goed zedelijk gedrag kunnen overleggen. De erkenning kan worden geweigerd of ingetrokken wanneer de verantwoordelijke persoon van de inrichting of een lid van het personeel dat in de inrichting werkzaam is in België of in het buitenland door een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing werd veroordeeld wegens een misdrijf dat genoemd is in het boek II, titel VII, hoofdstuk V,VI en VII, titel VIII, hoofdstuk I, II, artikel 422bis, IV en VI en titel IX, hoofdstuk I en II van het strafwetboek.
|
Interpretatie:
· Het getuigschrift van goed zedelijk gedrag moet voorgelegd worden voor elk personeelslid. Er kan bij inspectie eveneens een getuigschrift worden gevraagd van de afgevaardigd beheerder/ voorzitter van de inrichtende macht. Bij contracten met externe firma’s (catering, schoonmaakbedrijf) moet eveneens een getuigschrift van het personeel, werkzaam in het rusthuis, worden voorgelegd. · Het getuigschrift goed zedelijk gedrag moet enkel bij aanwerving van het personeelslid worden opgevraagd. · Vermelding van één van volgende misdrijven op het getuigschrift kan de erkenning van de voorziening bezwaren: - Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting - bederf van jeugd en prostitutie - openbare schennis van de goede zeden - opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel - enkele gevallen van schuldig verzuim - aanslag op de persoonlijke vrijheid en op de onschendbaarheid van de woning, gepleegd door bijzondere personen - enige andere wanbedrijven tegen personen - diefstal en afpersing bedrog. - Deze opsomming is niet limitatief. (cf. bepaling van de norm) · Andere aandachtspunten bij personeelsdossiers: De personeelsdossiers moeten, naast het attest zedelijk gedrag, minimaal nog volgende documenten bevatten: - Bewijs van kwalificatie voor dagelijks verantwoordelijke, verplegend en verzorgend personeel, deskundige in de animatie, kiné en ergo, en eventueel keukenpersoneel. - Arbeidsovereenkomsten voor alle personeelsleden.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 5.1. – Bewonersraad
In iedere inrichting moet een bewonersraad worden opgericht die tenminste éénmaal per trimester vergadert. Deze raad is samengesteld uit bejaarden van de inrichting. De nominatieve lijst van de leden van de bewonersraad evenals elke wijziging ervan moet op een goed zichtbare plaats worden uitgehangen.
De raad kan advies uitbrengen, hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van de dagelijks verantwoordelijke van het rusthuis, over alle aangelegenheden die de algemene werking van het rusthuis betreffen. Van de vergaderingen van de raad wordt een verslag gemaakt dat ter inzage ligt van de bejaarden. Een exemplaar van dit verslag wordt overgelegd aan de dagelijks verantwoordelijke van het rusthuis. De ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap belast met het toezicht op de rusthuizen kunnen te allen tijde inzage nemen van deze verslagen. De dagelijks verantwoordelijke en het personeel kunnen uitgenodigd worden om de vergaderingen van de raad bij te wonen.
|
Interpretatie:
· Gelet op de gemiddelde zorgbehoefte van rusthuisbewoners wordt aanvaard dat de voorziening voorziet in een administratieve ondersteuning van de bewonersraad. · Enkel die vergaderingen waarvan een gedateerd verslag aan de administratie kan worden voorgelegd kunnen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de frequentie. De frequentie wordt gerekend vanaf 1 jaar voorafgaand aan de inspectie. · Verslagen liggen ter inzage van alle bewoners, dus ook van die bewoners die niet aan de raad hebben deelgenomen. · De dagelijks verantwoordelijke of de daartoe aangeduide persoon moet wensen en klachten opvolgen en de opvolging aantoonbaar te maken. · Aandachtspunten: - Correcte verslaggeving (overlopen punten vorig verslag, deelnemers, melding van problemen of vragen, datum volgende vergadering). - De bewonersraad moet niet bestaan uit vaste leden. · Familieraad: in een aantal voorzieningen functioneert er een familieraad. Dit is geen wettelijke verplichting. - De familieraad kan zich richten tot familie van dementerende bewoners of van alle bewoners. - Het lijkt logisch dat de instelling die een familieraad organiseert vragen opvolgt en wensen zo mogelijk realiseert (zie bewonersraad). |
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B5-a – Bewonersraad
In ieder rust- en verzorgingstehuis wordt een bewonersraad opgericht die minstens eens per trimester vergadert Teneinde de goede werking van deze raad te verzekeren krijgt deze de ondersteuning van het personeel werkzaam in het rust- en verzorgingstehuis.
|
Interpretatie:
Norminterpretatie
ROB: norm 5.1 – bewonersraad · De voorziening is verplicht om administratieve ondersteuning te bieden aan de bewonersraad. · Enkel die vergaderingen waarvan een gedateerd verslag aan de administratie kan worden voorgelegd kunnen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van frequentie. De frequentie wordt gerekend vanaf 1 jaar voorafgaand aan de inspectie. · Verslagen liggen ter inzage van alle bewoners, dus ook van die bewoners die niet aan de raad hebben deelgenomen. · De dagelijkse verantwoordelijke of de daartoe aangeduide persoon moet wensen en klachten opvolgen en de opvolging aantoonbaar maken. |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B5-b – Leden bewonersraad
Deze raad is samengesteld uit bewoners van het rust- en verzorgingstehuis en/of hun familieleden. De directeur of zijn vertegenwoordiger kan deelnemen aan de vergaderingen van de bewonersraad. De geactualiseerde nominatieve lijst van de leden van de bewonersraad moet op een goed zichtbare plaats worden uitgehangen.
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 1.2.5. - de wijze waarop de bewonersraad is samengesteld en norm 5.1 – bewonersraad
De bewonersraad moet niet bestaan uit vaste leden
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B5-c – verslag en advies bewonersraad
Bedoelde raad kan advies uitbrengen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de directeur, over alle aangelegenheden die de algemene werking van het rust- en verzorgingstehuis betreffen. Van de vergaderingen wordt een verslag opgemaakt dat ter inzage ligt van de bewoners, hun familieleden en vertegenwoordigers.
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 5.1 – bewonersraad
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 5.2. – Register voor suggesties, bemerkingen of klachten
Suggesties, bemerkingen of klachten kunnen door de bejaarde of door de bewonersraad in een daartoe bestemd register worden geakteerd. Aan de indieners moet het gevolg dat aan de klacht werd gegeven meegedeeld worden. Het register en de verslagen moeten op eenvoudige vraag ter inzage worden gegeven aan de bewoners van het rusthuis en van de met het toezicht op de rusthuizen belaste ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
|
Interpretatie:
·
Het
register dient op een vrij toegankelijke, voor iedereen bereikbare plaats te
liggen (niet aan de balie, bureau directeur, bureau animator, kamer
voorzitter bewonersraad,…). Het register moet als dusdanig herkenbaar zijn.
· Het rusthuis moet een klacht of suggestie opvolgen en moet deze opvolging aantoonbaar maken.
· Aandachtspunten: - Een register is niet losbladig, de bladen zijn (mogelijk door de inspecteur) genummerd. - In een aantal instellingen worden alternatieve methoden van klachtenregistratie gebruikt (vb. ideeënbus). Dit is aanvaardbaar ter aanvulling van het wettelijk verplicht register. - De affiche van de Rusthuis-Infofoon moet in de voorziening uithangen.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B5-e – Register voor suggesties, bemerkingen of klachten
Suggesties, bemerkingen of klachten kunnen door de bewoner, zijn vertegenwoordiger of zijn familie in een daartoe bestemd register worden geacteerd. Aan de indiener moet worden medegedeeld welk gevolg er aan zijn klacht werd gegeven. Bedoeld register moet één maal per drie maand, op eenvoudige aanvraag aan de bewonersraad worden voorgelegd. |
|
Interpretatie:
Norminterpretatie ROB: norm 5.2 - register voor suggesties, bemerkingen of klachten
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 6.3. - Maandelijkse rekening/factuur
Op het einde van elke maand wordt, voor iedere in het rusthuis verblijvende bejaarde, een rekening opgemaakt waarop duidelijk zijn vermeld: - de identiteit van de bejaarde; - het aantal dagen verblijf. Wanneer het verblijf minder dan een volle maand bestrijkt, de begin- en de einddatum; - de gevraagde dagprijs; - een gedetailleerde opgave van al de boven de dagprijs in rekening gebrachte extra vergoedingen (aard, aantal, bedrag); - het totaal verschuldigde nettobedrag; - het bedrag betaald door betrokkene.
Een exemplaar van die rekening wordt overhandigd aan elke natuurlijke of Rechtspersoon die geheel of gedeeltelijk voor de betaling instaat.
|
Interpretatie:
· Principe is één factuur (geen opsplitsing in verschillende facturen) met vermelding van: -aantal dagen aan normale prijs -aantal dagen aan eventueel verminderde dagprijs -gedetailleerde opgave van de boven de dagprijs in rekening gebrachte zaken: dit betekent bv. dat indien het incontinentiemateriaal extra mag worden aangerekend, de factuur het aantal en de eenheidsprijs ervan moet vermelden.
· Vanaf het ogenblik dat het rusthuis betalingsverkeer heeft met de bewoner, moet dat op de factuur staan
· De dagprijs en supplementen worden verrekend voor de voorbije maand. Het is aanvaardbaar dat er een voorschot op de dagprijs voor de komende maand wordt aangerekend.
|
NORMINTERPRETATIE ROB
|
Norm 6.4. - Rekeningkaart
Bovendien wordt, voor elke bejaarde een individuele rekening bijgehouden met de aanduiding van de gegevens vermeld in bijgevoegd model. Maandelijks kan de belanghebbende zelf of de personen of instantie die voor zijn plaatsing instaan, inzage nemen van de stand van de rekening. Desgewenst dient een uittreksel van die rekening te worden overhandigd. |
|
Interpretatie:
Dit document mag eventueel ook in elektronische vorm worden bijgehouden.
|
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B10-d – Palliatieve zorg
Ter ondersteuning van de verzorging van de terminale verzorgingsbehoevenden in het rust- en verzorgingstehuis zijn de door de inrichtende macht aangewezen geneesheer en de hoofdverpleegkundige belast met: 1° het invoeren van een palliatieve zorgcultuur en de sensibilisering van het personeel voor de noodzaak hieraan;
2° het formuleren van adviezen inzake palliatieve zorg ten behoeve van het verpleegkundig en paramedisch personeel, de kinesitherapeuten en het verzorgend personeel;
3° het bijwerken van de kennis van de in 2° bedoelde personeelsleden inzake palliatieve zorg. |
|
Interpretatie:
De erkenningsnormen bepalen dat de door de inrichtende macht aangewezen geneesheer en de hoofdverpleegkundige belast zijn met het invoeren van de palliatieve zorgcultuur. De inspectie aanvaardt dat andere personeelsleden in de voorziening als referentiepersonen worden aangeduid, mits zij over een evenwaardige kwalificatie als arts of verpleegkundige beschikken. Personeelsleden die niet aan deze kwalificatie voldoen, kunnen uiteraard wél deel uitmaken van een palliatief supportteam, maar niet optreden als referentiepersoon.
RVT/ROB kan het best samenwerken met de palliatieve netwerken voor het uitbouwen van de referentiefunctie/vorming en begeleiding van palliatieve bewoners, m.a.w. het netwerk wordt beschouwd als een expertisecentrum in palliatieve zorg. Voor advies en begeleiding kan men steeds contact opnemen met het netwerk-thuiszorgequipe. |
NORMINTERPRETATIE RVT
|
Norm B 10-b - Kwaliteitsnormen
Elk rust- en verzorgingstehuis moet, ten laatste twee jaar na inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen wanneer het een bestaand rust- en verzorgingstehuis betreft en ten laatste twee jaar na zijn erkenning in de andere gevallen, over een kwaliteitsprogramma beschikken. |
|
Interpretatie:
In overleg met de federale overheid is overeengekomen dat voorzieningen geacht worden aan deze bepalingen te voldoen, voor zover ze de gemeenschapsreglementering inzake kwaliteitszorg naleven. Ziekenhuis-RVT’s die een voorafgaande vergunning tot reconversie naar rustoord-RVT’s hebben ingediend worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met rustoord-RVT’s.
|